[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Regels inzake de coördinatie ten aanzien van terrorismebestrijding en de bescherming van de nationale veiligheid ten behoeve van het verhogen van de weerbaarheid tegen dreigingen en risico’s (Wet coördinatie terrorismebestrijding en nationale veiligheid)

Eindtekst

Nummer: 2023D44904, datum: 2023-10-27, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2021Z19831:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

26 oktober 2023



	Regels inzake de coördinatie ten aanzien van terrorismebestrijding en
de bescherming van de nationale veiligheid ten behoeve van het verhogen
van de weerbaarheid tegen dreigingen en risico’s (Wet coördinatie
terrorismebestrijding en nationale veiligheid)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een
wettelijke grondslag te bieden voor de coördinatie ten aanzien van
terrorismebestrijding en de bescherming van de nationale veiligheid ten
behoeve van het verhogen van de weerbaarheid tegen dreigingen en
risico’s en daarbij de nodige waarborgen op te nemen voor de
bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1. Definities

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

- Onze Minister: Onze Minister van Justitie en Veiligheid;

- Visumcode: verordening 810/2009/EG van het Europees Parlement en de
Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke
visumcode (PbEU 2009, L 243).

Artikel 2. Coördinatietaak

1. Onverminderd de taken en bevoegdheden van betrokken
overheidsorganisaties op grond van de op hen toepasselijke wetgeving,
coördineert Onze Minister de samenhang en effectiviteit van het beleid
en de door overheidsorganisaties te nemen maatregelen in het kader van
terrorismebestrijding en de bescherming van de nationale veiligheid, met
het oog op het verhogen van de weerbaarheid tegen dreigingen en
risico’s, het beschermen van de nationale veiligheidsbelangen en het
voorkomen van maatschappelijke ontwrichting.

2. De in het eerste lid bedoelde taak ziet op:

a. het bevorderen van de samenwerking tussen betrokken
overheidsorganisaties en maatschappelijke organisaties;

b. het bevorderen van de informatiedeling tussen betrokken
overheidsorganisaties voor zover dit noodzakelijk is met het oog op het
treffen van maatregelen naar aanleiding van een concrete gebeurtenis;

c. het bevorderen van de samenhang en effectiviteit van het in het
eerste lid bedoelde beleid en het evalueren van dit beleid, met name
naar aanleiding van de concrete toepassing van het beleid en genomen
maatregelen in de praktijk en, indien de evaluatie daartoe aanleiding
geeft, het op basis daarvan in samenwerking met betrokken
overheidsorganisaties ontwikkelen van voorstellen voor verbetering.

3. In verband met de taak, bedoeld in het eerste lid, kan Onze Minister
trends en fenomenen signaleren, analyseren en duiden. In dat kader wordt
geen onderzoek gedaan gericht op personen, of organisaties. 

Artikel 3. Gegevensverwerking

1. Onze Minister kan, voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering
van de in artikel 2 bedoelde taak, gegevens, waaronder persoonsgegevens,
verwerken:

a. afkomstig uit publiek toegankelijke bronnen; 

b. ontvangen op grond van artikel 6.

2. Bij het gebruik van de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde
bronnen wordt, indien dit onlinebronnen zijn, geen gebruik gemaakt van
technische hulpmiddelen die op basis van profilering persoonsgegevens
verzamelen, analyseren en combineren.

3. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met
betrekking tot te nemen technische, personele en organisatorische
maatregelen, waaronder regels over functiescheiding, autorisatie voor
het gebruik van bepaalde systemen, opslag en beveiliging.

4. Persoonsgegevens afkomstig uit publiek toegankelijke onlinebronnen,
met uitzondering van bronnen die onder het toepassingsbereik van artikel
85 van de Algemene verordening gegevensbescherming en artikel 43 van de
Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming vallen, worden
binnen een jaar na opslaan vernietigd, met dien verstande dat
uitsluitend met het oog op de afhandeling van een inzageverzoek of een
procedure in rechte deze gegevens langer bewaard kunnen worden, voor
zover dat voor deze doeleinden noodzakelijk is.

5. In afwijking van het vierde lid kan de bewaartermijn van
persoonsgegevens na advies van de in artikel 4 bedoelde functionaris
voor gegevensbescherming telkens met zes maanden worden verlengd, indien
deze verlenging noodzakelijk is voor het signaleren, analyseren en
duiden van een trend of fenomeen als bedoeld in artikel 2, derde lid en
deze verlenging geringe gevolgen heeft voor de bescherming van de
persoonlijke levenssfeer van betrokkene.  

6. Persoonsgegevens die voorkomen in gegevens verwerkt op grond van het
eerste lid, onderdeel b, worden vernietigd zodra zij niet langer
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de in artikel 2 bedoelde taak,
doch uiterlijk een jaar na de laatste verwerking. 

7. Onze Minister is de verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking
van persoonsgegevens op grond van deze wet. 

Artikel 4. Functionaris gegevensbescherming

Onze Minister benoemt een functionaris voor gegevensbescherming die in
het bijzonder is belast met de taken, bedoeld in artikel 37 van de
Algemene verordening gegevensbescherming, ten aanzien van de verwerking
van persoonsgegevens op grond van deze wet.

Artikel 5. Gegevensbeschermingsaudit

1. Onze Minister draagt zorg voor het periodiek doen verrichten van
gegevensbeschermingsaudits ten aanzien van het gebruik van de in artikel
3, eerste lid, onderdeel a, bedoelde bronnen, voor zover dit online
bronnen zijn.

2. Indien uit de controleresultaten blijkt dat niet wordt voldaan aan
het bij of krachtens deze wet bepaalde, laat Onze Minister binnen een
jaar een hercontrole uitvoeren op die onderdelen die niet voldeden aan
de gestelde voorwaarden. 

3. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld
betreffende de inhoud en wijze van uitvoering van de controles bedoeld
in het eerste en tweede lid.

Artikel 5a. Toetsing en rapportage

Onze Minister laat de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan zijn in
artikel 2 bedoelde taak toetsen. Een rapportage van de resultaten van
deze toetsing wordt aan de Staten-Generaal gezonden.

Artikel 6. Gegevensverstrekking door overheidsorganisaties

Voor zover dit noodzakelijk is met het oog op de in artikel 2 bedoelde
taak, kunnen de verwerkingsverantwoordelijken voor de gegevens die
worden verwerkt in verband met de onderstaande taken en bevoegdheden,
deze gegevens, waaronder persoonsgegevens, verstrekken aan Onze
Minister: 

a. de taken en bevoegdheden van Onze Minister van Buitenlandse Zaken:

- op grond van artikel 2, punten 2 tot en met 5 van de Visumcode en
artikel 2, tweede lid, van de Rijksvisumwet, indien er sprake is van een
mogelijk risico voor de openbare orde en binnenlandse veiligheid als
bedoeld in de Visumcode;

- ten aanzien van het verrichten van consulaire bijstand;

- op grond van de bij of krachtens de Sanctiewet 1977 gestelde regels;

b. de taken en bevoegdheden van de burgemeester op het terrein van de
handhaving van de openbare orde op grond van de Gemeentewet;

c. de taken en bevoegdheden die de raad voor de kinderbescherming
uitoefent namens Onze Minister op grond van artikel 238 van Boek 1 van
het Burgerlijk Wetboek;

d, de taken en bevoegdheden bij of krachtens de wet toegekend aan
reclasseringsinstellingen;

e. de taken en bevoegdheden van Onze Minister op grond van:

- artikel 37ab van de Luchtvaartwet;

- artikel 23 en 23b van de Paspoortwet;

- artikel 14 van de Rijkswet op het Nederlanderschap;

- de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding;

- de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen;

f. andere taken en bevoegdheden indien de betreffende wetgeving in de
verstrekking voorziet met inachtneming van die wetgeving. 

Artikel 7. Gegevensverstrekking door Onze Minister

1. Onze Minister kan ten behoeve van de in artikel 2 bedoelde taak,
gegevens, waaronder persoonsgegevens, verstrekken aan:

a. de in artikel 6, aanhef en onderdelen a tot en met e, bedoelde
verwerkingsverantwoordelijken;

b. de politie in verband met haar taken op grond van artikel 3 van de
Politiewet 2012;

c. de Koninklijke Marechaussee in verband met haar taken op grond van
artikel 4 van de Politiewet 2012;

d. het openbaar ministerie in verband met zijn taken op grond van
artikel 124 van de Wet op de rechterlijke organisatie;

e. de diensten, genoemd in artikel 1, onderdeel a, van de Wet op de
inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017, in verband met de uitvoering
van de taken op grond van die wet;

f. Onze Minister die het aangaat, voor zover de verstrekking
noodzakelijk is in verband met de bij of krachtens de wet aan hem
opgedragen taken.

2. Onze Minister verstrekt persoonsgegevens gepseudonimiseerd, tenzij
dit vanwege de doeleinden van de verwerking niet mogelijk is.
Persoonsgegevens worden voor openbaarmaking geanonimiseerd, tenzij dit
vanwege de doeleinden van de verwerking niet mogelijk is.

3. Onverminderd artikel 2, derde lid, ziet een verstrekking als bedoeld
in het eerste lid niet op een duiding van de uitingen van een persoon
waardoor die persoon in verband wordt gebracht met een trend of
fenomeen. 

Artikel 8. Bijzondere persoonsgegevens en persoonsgegevens van
strafrechtelijke aard

1. Gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel g, van de Algemene
verordening gegevensbescherming, is het verbod om gegevens waaruit ras
of etnische afkomst, politieke, religieuze of levensbeschouwelijke
overtuigingen blijken en verwerking van gegevens over gezondheid niet
van toepassing, indien de verwerking geschiedt door Onze Minister, voor
zover de verwerking van deze gegevens noodzakelijk is voor de
uitoefening van zijn taak op grond van deze wet.

2. Gelet op artikel 10 van de Algemene verordening gegevensbescherming
kan Onze Minister persoonsgegevens van strafrechtelijke aard verwerken,
indien de verwerking noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn taak
op grond van deze wet.

Artikel 9. Rechten van betrokkenen

1. Onze Minister kan de verplichtingen en rechten als bedoeld in artikel
23, eerste lid, van de Algemene verordening gegevensbescherming,
beperken indien dit noodzakelijk en evenredig is ter waarborging van de
in artikel 23, eerste lid, onderdelen a, c, d of i van die verordening
genoemde belangen. 

2. Indien Onze Minister gebruikt maakt van de in het eerste lid bedoelde
bevoegdheid, deelt hij dit voorzien van een dragende onderbouwing
schriftelijk mee aan de betrokkene wiens rechten worden beperkt. 

3. In afwijking van het tweede lid, wordt geen mededeling gedaan aan de
betrokkene indien dit afbreuk doet aan het doel van de beperking.

Artikel 10. Parlementaire betrokkenheid

	Het ontwerp van een krachtens de artikelen 3, derde lid, of 5, derde
lid, vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt aan de beide
Kamers der Staten-Generaal overgelegd. De voordracht voor de vast te
stellen algemene maatregel van bestuur kan worden gedaan nadat vier
weken na de overlegging zijn verstreken, tenzij binnen die termijn door
of namens een der Kamers of door ten minste een vijfde van het
grondwettelijk aantal leden van een der Kamers de wens te kennen wordt
gegeven dat het onderwerp van de algemene maatregel van bestuur bij wet
wordt geregeld. In dat geval wordt een daartoe strekkend voorstel van
wet zo spoedig mogelijk ingediend.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 12. Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Wet coördinatie terrorismebestrijding en
nationale veiligheid.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie en Veiligheid,

De Minister van Justitie en Veiligheid,

 

 

 PAGE    

 PAGE   2