[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op de moties ingediend tijdens de begrotingsbehandeling Economische Zaken en Klimaat op 10 en 12 oktober 2023

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2024

Brief regering

Nummer: 2023D45115, datum: 2023-10-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36410-XIII-87).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36410 XIII-87 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2024.

Onderdeel van zaak 2023Z18791:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

36 410 XIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2024

Nr. 87 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT EN VOOR KLIMAAT EN ENERGIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 oktober 2023

De begroting van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat is door uw Kamer behandeld op 10 en 12 oktober 2023 (Handelingen II 2023/24, nrs. 10 en 12). Met deze brief voldoen wij, de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister voor Klimaat en Energie, aan de verzoeken van de leden Graus, Erkens en Eppink om een schriftelijke reactie op hoe wij enkele aangenomen moties gaan uitvoeren. Aan de twee verzoeken voor een reactie met betrekking tot de moties over ontheffing voor kleine mkb’ers bij nieuwe zero-emissiezones (motie van het lid Erkens c.s., Kamerstuk 36 410 XIII, nr. 41) en over het afschaffen van de plastictaks (motie van het lid Dijk, Kamerstuk 36 410 XIII, nr. 50) zal worden voldaan door de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat. Over de aangehouden motie van het lid Van der Graaf (Kamerstuk 36 410 XIII, nr. 66) bent u reeds op 19 oktober jl. geïnformeerd (Kamerstuk 36 410 XIII, nr. 80).

(1) Motie van de leden Graus, Stoffer en Eerdmans1

Als Minister van Economische Zaken en Klimaat heb ik ACM verzocht te onderzoeken of het gebruik van de ROZ Modellen (Huurovereenkomst Winkelruimte, Huurovereenkomst Kantoorruimte en de daarbij behorende Algemene Bepalingen) de concurrentie beperkt. De ACM onderzoekt of dit het geval is. U zult over de bevindingen van ACM worden geïnformeerd in de nieuwe agenda en samenwerkingsafspraken Retailagenda voor de periode 2024–2026 die in Q4 gereed zal zijn.

(2) Motie van de leden Graus, Stoffer, Eerdmans en Van Haga2

Deze motie zal worden uitgevoerd maar wel in lijn met de oorspronkelijke bedoeling en opzet van de MKB-toets. De MKB-toets is bedoeld als consultatie van individuele ondernemers over een specifieke – nieuwe – wet. Het uitbreiden van de werkingssfeer van de toets naar bestaande wetgeving was reeds onderdeel van de kabinetsplannen. Dat moet nog vaster vorm krijgen en ik zal mij daar als Minister voor Economische Zaken en Klimaat nadrukkelijk voor inzetten. Het blijft wel de bedoeling om dit instrument in te zetten voor specifieke wetten en niet voor de bestaande wetgeving als geheel. Dan zou het namelijk een onnodige doublure gaan vormen met andere instrumenten die we gebruiken om knelpunten in bestaande wetgeving op te sporen en die naar hun aard breder zijn, zoals de life-eventsaanpak en het mkb-indicatorbedrijvenonderzoek.

(3) Gewijzigde motie van de leden Graus, Van Strien, Stoffer, Eerdmans, Van Haga3

De sectoragenda maritieme maakindustrie geeft invulling aan onder meer de door uw Kamer breed gesteunde motie die oproept tot het strategisch benutten van overheidsaanbestedingen voor de Nederlandse maritieme maakindustrie. Deze sectoragenda is onlangs met uw Kamer worden gedeeld.

(4) Motie van de leden Graus, Van Strien, Eerdmans, Van Haga, Stoffer4

Deze motie is in deze formulering, zeker op korte termijn, niet uitvoerbaar. Op basis van de rapportages van ATR en onze eigen monitoring is er weliswaar zicht op de toename van de regeldrukkosten maar er is zelfs bij benadering geen zicht op de hoogte van de totale regeldruk, zodat er ook geen inzicht bestaat in de aard en de omvang van een reductie met 25%. De mate waarin dit ingrijpt in de bestaande wettelijke verplichtingen en de daarmee samenhangende politieke afwegingen kan ik niet overzien. Gelet op de demissionaire status van het kabinet kan een dermate vergaande motie niet zo maar worden uitgevoerd. Daar komt bij dat we op basis van ervaringen met eerdere generieke kwantitatieve doelstellingen hebben moeten constateren dat hiermee maar nauwelijks merkbare regeldrukvermindering werd gerealiseerd. Verder is – zoals eerder aan de Kamer gemeld – het overgrote deel van de stijging van de regeldrukkosten in de afgelopen jaren terug te voeren op Europese wetgeving. We zijn daarom ook blij met het Europese initiatief om administratieve lasten te beperken. Wij zijn als lidstaat nauw betrokken bij de inspanningen van de Commissie en werken daaraan mee. Dat initiatief beperkt zich echter tot rapportageverplichtingen van bedrijven/overheden. Als Nederland kijken we altijd naar regeldruk in de brede zin.

(5) Motie van de leden Erkens, Boswijk, Grinwis, Stoffer en Eppink5

Deze motie roept op tot een hardheidsclausule voor de nationale marginale CO2-heffing gericht op vermijdbare uitstoot. Deze motie heeft de Minister voor Klimaat en Energie ontraden.De heffing biedt bedrijven namelijk al flexibiliteit ten aanzien van de handel, een dispensatierecht en een carry-backsysteem waarbij ze belasting tot vijf jaar geleden kunnen terugkrijgen. Desalniettemin begrijpt het kabinet de zorgen over het op tijd realiseren van alle randvoorwaarden, zoals netcongestie. Daar zetten we natuurlijk vol op in. In een situatie zonder handelingsperspectief om te kunnen verduurzamen, zullen we er echter scherp op moeten toezien of het huidige instrumentarium nog steeds passend is. Daarbij spelen bij een hardheidsclausule verschillende knelpunten, waaronder een grote complexiteit in de uitvoering en risico’s op het uitstellen van investeringsbeslissingen.

Gelet op de wens van uw Kamer zal ik in kaart brengen hoe een hardheidclause kan worden opgenomen in de CO2-heffing, gegeven bovengenoemde uitdagingen. Een dergelijk overzicht kan ik in het tweede kwartaal 2024 met uw Kamer delen.

(6) Motie van het lid Eppink6

Op verzoek van uw Kamer (motie van de leden Hermans en Pieter Heerma, Kamerstuk 36 200, nr. 18 en motie van het lid Erkens c.s., Kamerstuk 36 200 XIII, nr. 35) heb ik eerder versneld in het traject van de nieuw te bouwen kerncentrales, met als doel de doorlooptijd te verkorten zonder in te boeten op zorgvuldigheid. Ik heb destijds Boston Consulting Group (BCG) gevraagd te helpen bij deze vraag tot versnelling en zij hunnen daarvoor een planningsanalyse opgeleverd. Mede op basis van het advies van BCG worden op dit moment verschillende trajecten parallel aan elkaar uitgevoerd (Kamerstuk 32 645, nr. 116). De belangrijkste les uit het buitenland is echter dat veel van de tijd- en budgetoverschrijdingen zijn ontstaan door te veel druk in de voorfase met als gevolg dat de participatie en de vergunningverlening niet goed zijn gegaan. Het overslaan of gehaast doorlopen van stappen in eerdere fases kan tot ergere vertraging in een latere fase leiden. Er is ook reeds sprake van een ambitieuze planning. Verder versnellen is op dit moment niet mogelijk omdat prioriteit geven aan het belangrijke proces van besluitvorming ook vraagt om zorgvuldigheid. Versnelling op specifieke onderdelen draagt bovendien niet bij aan een snellere bouw van de centrales: daarvoor moeten meerdere trajecten worden afgerond in de komende periode. Dat is ook de reden dat op dit moment al een technische haalbaarheidsstudie en marktconsultatie worden uitgevoerd en een m.e.r.-procedure in voorbereiding is.

(7) Motie van het lid Eppink7

De heer Eppink (BBB) vraagt in zijn motie om een overzicht te verschaffen van de omvang van de middelen uit het Klimaatfonds die bestemd zijn voor het verduurzamen van het mkb, het klein-mkb en huishoudens en daarbij een inschatting te geven van of deze middelen in verhouding staan tot de eisen. Van alle middelen uit het Klimaatfonds wordt in het Meerjarenprogramma (MJP) een overzicht gegeven. In het MJP 2024, dat met Prinsjesdag naar uw Kamer is verzonden, wordt per perceel van het Klimaatfonds zo goed mogelijk inzicht gegeven in waar de middelen neerslaan. Het perceel «Verduurzaming industrie en innovatie mkb» is specifiek bedoeld om de verduurzaming van (mkb-)bedrijven te ondersteunen. Het perceel «Verduurzaming Gebouwde Omgeving» is ook bedoeld om huishoudens en waar van toepassing (mkb-)bedrijven te ondersteunen bij hun verduurzaming van huizen en bedrijfsgebouwen. In het MJP vindt u bij beide percelen een analyse van de neerslag van de middelen en de budgettaire totalen van de relevante regelingen. Ik zal in het volgende MJP een nauwkeurigere analyse hiervan opnemen.

Overigens is het zo dat er ook naast het Klimaatfonds diverse andere regelingen bestaan die mkb’ers en huishoudens ondersteunen bij de verduurzaming. Het totale beleidspakket aan regelingen en programma’s voor deze doelgroepen is dus veel breder dan alleen het Klimaatfonds.

Bij de vormgeving van regelingen voor het mkb en huishoudens, zowel binnen het Klimaatfonds als daarbuiten, heeft het kabinet oog voor de toegankelijkheid en de eenvoud van regelingen. Daarover vindt per regeling overleg plaats met de uitvoeringsinstantie(s), bijvoorbeeld de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Ook worden subsidieregelingen periodiek geëvalueerd. Mogelijkheden tot verbetering en versimpeling van een regeling worden dan overwogen. Ten aanzien van de relatie tot de subsidievraag, is het zo dat de budgetten van regelingen doorgaans tot stand komen binnen een bredere afweging. Daarbij zijn potentie en vraag vanuit de markt een belangrijke factor zijn, maar ook budgettaire beschikbaarheid speelt een rol. Het kabinet neemt de (onder-)uitputting van regelingen ook mee in periodieke evaluaties en informeert uw Kamer hier doorgaans na afloop van subsidierondes over. Naar aanleiding daarvan kan door zowel het kabinet als de Kamer worden bijgestuurd. Daarnaast zijn wij, zoals aangekondigd in de Kamerbrief verduurzaming mkb van 6 april 2023 (Kamerstukken 32 637 en 32 813, nr. 562), een interdepartementale werkwijze gestart om het geheel van regelingen voor ondernemers overzichtelijker te maken. Bij deze Kamerbrief van 6 april 2023 vindt u ook een overzicht van alle regelingen die in 2023 beschikbaar zijn voor het mkb.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens

De Minister voor Klimaat en Energie,
R.A.A. Jetten


  1. Kamerstuk 36 410 XIII, nr. 33: «verzoekt de regering marktmachtsmisbruik te voorkomen door de Autoriteit Consument & Markt (ACM) te laten onderzoeken of er sprake is van een eerlijk speelveld in de huurmarkt voor winkelvastgoed».↩︎

  2. Kamerstuk 36 410 XIII, nr. 35: «verzoekt de regering de mkb-toets als periodieke check in te zetten om te zien waar regeldruk onbetaalbaar en onuitvoerbaar is, ook ten behoeve van bestaande wet- en regelgeving».↩︎

  3. Kamerstuk 36 410 XIII, nr. 76: «verzoekt de regering, gezien de valse concurrentie vanuit Azië en in het kader van het strategisch belang voor de Nationale veiligheid ter bescherming van onder andere onze kust en vitale infrastructuur op zee, om overheidsaanbestedingen strategisch te benutten voor onze eigen Nationale trots, de Nederlandse maritieme maakindustrie».↩︎

  4. Kamerstuk 36 410 XIII, nr. 37: «verzoekt de regering om een concrete reductiedoelstelling van 25% en deze in te zetten als voorbeeldbeleid richting andere departementen».↩︎

  5. Kamerstuk 36 410 XIII, nr. 40: «verzoekt de regering een stringente hardheidsclausule voor de nationale marginale CO2-heffing gericht op vermijdbare uitstoot uit te werken en te implementeren uiterlijk op 1 januari 2025».↩︎

  6. Kamerstuk 36 410 XIII, nr. 70: «verzoekt de regering om te kijken hoe het kernenergietraject en de stappen die nodig zijn om uiteindelijk centrales te kunnen bouwen, versneld kunnen worden».↩︎

  7. Kamerstuk 36 410 XIII, nr. 71: «verzoekt de regering om deze regelingen simpeler en meer toegankelijk te maken».↩︎