Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over Fiche: Speelgoedverordening (Kamerstuk 22112-3795)
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2023D45928, datum: 2023-11-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2023D45928).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: H.W. Krijger, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2023Z16872:
- Indiener: H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2023-10-12 13:55: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-10-25 10:15: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2023-11-08 14:00: BNC-fiche: Speelgoedverordening (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2024-03-13 10:15: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Preview document (🔗 origineel)
2023D45928 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan het kabinet over de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken betreffende het BNC-Fiche: Speelgoedverordening d.d. 6 oktober 2023 (Kamerstuk 22 112, nr. 3795).
De voorzitter van de commissie,
Smals
Adjunct-griffier van de commissie,
Krijger
Inhoudsopgave
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
VVD-fractie
D66-fractie
II. Reactie van het kabinet
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben geïnteresseerd kennisgenomen van het BNC-fiche Speelgoedverordening. Zij steunen lijn en inzet van het kabinet, maar hebben nog enkele vragen.
De speelgoedverordening heeft tot doel om de gezondheids- en veiligheidseisen voor speelgoed in alle EU-landen te garanderen op het hoogste niveau en deze te harmoniseren. Daarnaast maakt de verordening de «vrije circulatie» van speelgoed in de EU mogelijk. Tevens lezen genoemde leden dat met dit voorstel het aantal niet-conform speelgoed aanzienlijk zal verminderen. Dit roept de vraag op hoeveel speelgoed nu in Nederland geweerd wordt van import of verkoop omdat het niet voldoet aan de geldende regelingen. Hoeveel speelgoed voldoet nu wel aan EU-, maar niet aan Nederlandse regelgeving? Hoeveel speelgoed lijkt tussen de regels door te glippen en is daarmee alsnog een gezondheidsrisico voor gebruikers? Deze leden krijgen graag een wat concreter beeld bij de omvang en reikwijdte van het voorliggende voorstel.
De leden van de VVD-fractie ondersteunen een volledig verbod op bisfenol A in speelgoed en ondersteunen ook de inzet van het kabinet om het gebruik van nitrosamines en nitroseerbare stoffen breder te trekken. Genoemde leden vragen tevens naar het type producten dat het kabinet daarbij voor ogen heeft, waar deze stoffen in voorkomen en of er voldoende alternatieve bestanddelen voor beschikbaar zijn.
De leden van de VVD-fractie zijn blij met de verwachte verbetering van het gelijk speelveld en het vereenvoudigen van de administratieve lasten. Deze leden begrijpen echter nog niet goed wat de gevolgen zijn van deze beoogde verordening op de e-commerce zendingen. Zij vragen meer in het bijzonder wat de effecten zijn op het kopen van speelgoed via internet en de benodigde aangiftes voor kopers. Wordt dit proces verder bemoeilijkt? Dit lijkt wel zo te zijn. Wat is de reden daarvan en hoe kan dit alsnog worden vereenvoudigd?
Tot slot willen de leden van de VVD-fractie weten op welke termijn de verordening van kracht zal worden en wat dit in praktijk betekent voor de voorraden en de productie van speelgoed in de overgangsperiode. Hoe worden bedrijven geïnformeerd en gebeurt dit in een voor producenten en handelaren uitvoerbaar tijdspad?
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de stukken omtrent het BNC-fiche Speelgoedverordening. Zij achten het ook van groot belang dat kinderen veilig kunnen spelen, en hebben hierbij nog enkele vragen.
Genoemde leden vragen op welke manier de implementatie van dit EU-voorstel gevolgen zal hebben voor de efficiëntie en de arbeidsbelasting van markttoezichthouders en de douaneautoriteiten? Hebben zij voldoende capaciteit om deze strengere normen effectief te handhaven?
De leden van de D66-fractie vragen voorts naar de visie van het kabinet inzake de implementatie van de verordening bij de online verkoop van speelgoed door een e-commerce bedrijf als de producten afkomstig zijn van een derde partij. Op welke manier worden webshops verantwoordelijk gesteld voor het verkopen van onveilig speelgoed? Is het kabinet het met deze leden eens dat hier een belangrijke verantwoordelijkheid ligt voor de webshops?
De leden van de D66-fractie vragen voorts of het kabinet het met hen en de European consumer voice in standardisation (ANEC) eens is dat het productpaspoort ook inzichtelijk moet worden voor consumenten. Zo niet, waarom niet? Zo ja, op welke manier gaat het kabinet dit onder de aandacht brengen?
De leden van de D66-fractie constateren dat naast aanpassing van de verboden op chemische stoffen, de verordening de mogelijkheid kent tot een aantal afwijkingen op deze algemene verboden en dat in een beperkt aantal omstandigheden, indien het gebruik van deze stoffen geen risico voor kinderen vormt en er geen alternatieven zijn, afwijkingen mogelijk zijn. Wat betekent dit voor de handhaafbaarheid van een verbod op bepaalde chemische stoffen? Is het kabinet het met genoemde leden eens dat een verbod zonder uitzonderingen beter handhaafbaar zou zijn en duidelijker voor zowel producent als consument? Is het kabinet bereid om in Europees verband te pleiten tegen deze afwijkingen?
Ten slotte vragen de leden van de D66-fractie of het kabinet het met deze leden eens is dat 30 maanden een zeer lange transitieperiode betreft. Ziet het kabinet mogelijkheden om de transitieperiode te verkorten?