Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Raad Buitenlandse Zaken Defensie 14 november 2023 (Kamerstuk 21501-28-259)
Defensieraad
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2023D46152, datum: 2023-11-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-28-260).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R. de Roon, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie (PVV)
- Mede ondertekenaar: N.E. Manten, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 28-260 Defensieraad.
Onderdeel van zaak 2023Z19118:
- Indiener: K.H. Ollongren, minister van Defensie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Defensie
- 2023-12-06 13:50: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-12-21 10:45: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Defensie
- 2024-01-18 15:20: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
21 501-28 Defensieraad
Nr. 260 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 20 november 2023
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Defensie over de brief van 31 oktober 2023 inzake de geannoteerde agenda Raad Buitenlandse Zaken Defensie 14 november 2023 (Kamerstuk 21 501-28, nr. 259).
De vragen en opmerkingen zijn op 3 november 2023 aan de Minister van Defensie voorgelegd. Bij brief van 13 november 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
De Roon
Adjunct-griffier van de commissie,
Manten
Vragen en antwoorden
Vraag 1
Momenteel blokkeert Hongarije financiële steun aan Oekraïne. De leden van de VVD-fractie ontvangen graag een toelichting op de vraag wat de huidige stand van zaken is in de onderhandelingen over de EVF-fondsen en het door de Hoge Vertegenwoordiger Borrell voorgestelde «Ukraine Assistance Fund»? Aanvullend horen zij graag hoe de Minister de kansen voor het vrijgeven van deze fondsen ziet en wanneer de Minister een besluit hierover voorziet. Daarnaast zien we dat de nieuwe premier van Slowakije, Robert Fico, heeft aangekondigd te gaan stoppen met de militaire steun aan Oekraïne. Welke gevolgen verwacht de Minister dat dit zal hebben voor zowel de onderhandelingen over de zojuist genoemde fondsen als de militaire EU-steun aan Oekraïne in zijn algemeen?
Antwoord
Hongarije heeft tot dusver nog geen akkoord gegeven op de uitbetaling van de achtste tranche ten behoeve van Oekraïne in het kader van de Europese Vredesfaciliteit. Het kabinet betreurt dit standpunt en benadrukt de noodzaak van het aannemen van deze tranche om te stimuleren dat EU-lidstaten militaire steun aan Oekraïne blijven voortzetten. Hierover bestaat, op Hongarije na, consensus. De Hoge Vertegenwoordiger (HV), de Europese Dienst voor Extern Optreden en de lidstaten zijn hierover in gesprek. Nederland zal dit punt wederom maken tijdens de aankomende Raad Buitenlandse Zaken van 13 november en tijdens de RBZ Defensie van 14 november.
Premier Fico heeft tijdens de Europese Raad verklaard dat Slowakije humanitaire steun aan Oekraïne zal blijven verlenen, maar dat bilaterale militaire steun aan Oekraïne zal worden stopgezet. Dat is een teleurstellend bericht in een tijd dat de EU haar solidariteit met Oekraïne juist moeten onderstrepen. Premier Fico heeft zich niet specifiek uitgelaten over de Europese Vredesfaciliteit. Het is daarom te vroeg om te speculeren over de Slowaakse positie ten aanzien hiervan.
Het kabinet zal zich via diplomatieke wegen inspannen om EU-lidstaten te overtuigen van het belang van voortzetting van militaire steun aan Oekraïne. Ook zonder additionele bilaterale militaire steun van Hongarije en Slowakije, blijven de EU en de EU-lidstaten een zeer belangrijke donor van militaire steun aan Oekraïne en blijft er breed draagvlak in de EU voor het steunen van Oekraïne zo lang als nodig is. Het leeuwendeel van de EU-lidstaten is voorstander van het creëren van een aparte Ukraine Assistance Fund binnen de EPF. De afgelopen periode is, zowel tijdens de Raad Buitenlandse Zaken als in de relevante Raadswerkgroepen, gesproken over de modaliteiten van dit fonds. Tijdens de RBZ van 23 oktober jl. benadrukte de HV de urgentie om spoedig tot overeenstemming te komen. De komende periode zullen onderhandelingen worden voortgezet. Het kabinet onderstreept hierbij het belang de steun aan Oekraïne voort te zetten, conform de motie van het lid Sjoerdsma c.s.1
Vraag 2
De leden van de VVD maken zich voorts ernstige zorgen over de voortgang bij het plan om tussen maart 2023 en maart 2024 1 miljoen artilleriegranaten aan Oekraïne te leveren. Niet alleen berichtten internationale media op basis van betrokken functionarissen over problemen om het doel te halen, maar ook de Litouwse president sprak hierover op 31 oktober. Kan de Minister aangeven in hoeverre de leveringen nu op koers liggen, of er duidelijke ijkpunten zijn om de voortgang te meten, en zo ja, of en wanneer er eventueel wordt bijgestuurd?
Antwoord
De EU heeft tijdens de RBZ van 20 maart jl. zich ten doel gesteld om tot en met maart 2024 1 miljoen artilleriegranaten aan Oekraïne te leveren. Dit is een grote uitdaging vanwege wereldwijde munitietekorten en doordat het opschalen van de productiecapaciteit van de Europese defensie-industrie tijd kost. Desondanks is de genoemde doelstelling en het gezamenlijk door Europese landen plaatsen van bestellingen bij de defensie-industrie een belangrijke aanjager geweest om de productiecapaciteit van de Europese defensie-industrie op te schalen. De Act in Support of Ammunition Production (ASAP), het nieuwe EU-instrument dat op 25 juli jl. in werking is getreden, zal de komende periode ook bijdragen aan de opschaling van de productiecapaciteit. Nederland doet via twee sporen mee aan de gezamenlijke aanschaf van munitie voor Oekraïne: met 130 mln. euro aan het EDA-inkoopproject en met 130 mln. euro aan het door Duitsland geleide inkoopproject. Ik verwacht dat tijdens de RBZ Defensie op 14 november een update zal worden gegeven over de stand van zaken met betrekking tot de doelstelling van levering van 1 miljoen artilleriegranaten aan Oekraïne tot en met maart 2024. Ik zal uw Kamer daarover informeren in het verslag.
De leden van de VVD begrijpen dat om Rusland niet wijzer te maken dan nodig er geen exacte leverschema’s openlijk besproken kunnen worden, maar zij vragen wel om een meer gedetailleerd antwoord dan een overzichtsopsomming van bestaande plannen en instrumenten. Zij brengen in herinnering dat bij het akkoord over het plan in het voorjaar van 2023 er verdeeldheid was tussen landen zoals Frankrijk, die voorop stelden dat de munitie in Europa zelf geproduceerd en gekocht zou worden (ook al zorgde dat voor vertragingen in leveringen), en landen die desnoods buiten de EU aankopen wilden doen als dit de snelheid ten goede kwam. Er is toen besloten om alleen binnen de EU te kopen, omdat de voorstanders daarvan verzekerden dat de capaciteit voor productie en levering hiervoor aanwezig was.
Vraag 3
Is de Minister bereid om aan te dringen op een check of dit nog steeds het geval is, en indien er gerede twijfels zijn zich ervoor in te zetten om alsnog buiten de EU aankopen van munitie te doen?
Antwoord
Het staat lidstaten altijd vrij buiten de EU munitie voor Oekraïne aan te schaffen en Nederland doet dit ook. Tijdens de RBZ van 20 maart jl. heeft de EU besloten geld uit het EPF beschikbaar te stellen om de levering van met name artilleriemunitie aan Oekraïne te vergroten en te versnellen. Er is 1 miljard euro uit het EPF beschikbaar gesteld voor vergoedingen van leveringen van artilleriemunitie en rakketten uit eigen voorraad of lopende bestellingen. Daarbij is het toegestaan om materiaal te leveren dat buiten de EU is aangekocht. Daarnaast is via het EPF eveneens 1 miljard euro uit het EPF beschikbaar gesteld voor de gezamenlijke aankoop van munitie. Hierbij is het ook toegestaan dat industrie van buiten de EU onderdeel is van de toeleveringsketen.
Vraag 4
Daarnaast wensen de leden van de VVD te weten wat de plannen zijn om de levering van 1 miljoen artilleriegranaten door te kunnen zetten na maart 2024? Hoe wordt hier nu al aan gewerkt? Indien dit niet gebeurt, hoe kan Nederland zich hiervoor inzetten?
Antwoord
Het kabinet verwacht dat de inspanningen van de EU ten aanzien van het leveren van munitie aan Oekraïne ook voortgezet zullen moeten worden na maart 2024 en zal zich daar voor inspannen.
Vraag 5
De leden van de VVD merken ook op dat een aankoop op korte termijn van munitie buiten de EU niet hoeft te botsen met EU-investeringen in de Europese productiecapaciteit omdat er ook na maart 2024 een grote behoefte aan munitie zal zijn. Deelt de Minister deze analyse, en hoe is zij bereid zich hiervoor in te zetten?
Antwoord
Ja, ik deel die analyse. Het kabinet zet zich op alle mogelijke manieren in om Oekraïne te voorzien in haar munitiebehoefte, door zowel bij de Europese defensie-industrie als buiten de EU munitie aan te kopen voor Oekraïne. De wereldwijde tekorten aan munitie onderstrepen het belang van een EDTIB die in staat is te voorzien in de toegenomen munitiebehoefte van de lidstaten.
Vraag 6
De leden van de VVD vragen de Minister in dat kader ook om een appreciatie van de bijdrage die het defensiebedrijf Nammo heeft geleverd tijdens de hoorzitting over de defensiebegroting 2024 in het Noorse parlement. Deelt zij de analyse dat de productiecapaciteit in Europa op dit moment niet meer is dan een half miljoen 155mmgranaten per jaar? Zo nee, hoe hoog is de productiecapaciteit en waarom zit Nammo ernaast? Zo ja, betekent dit niet dat er, naast een forse ophoging van de productiecapaciteit op korte termijn, ook overgeschakeld moet worden op aankopen van munitie buiten de EU om 1 miljoen artilleriegranaten tot maart 2024 te leveren en daarna geen haperingen in het leverschema te laten ontstaan?
Antwoord
Zie antwoord 3 en 5.
Vraag 7
Recentelijk heeft Europarlementariër Bart Groothuis opgeroepen om, naar Amerikaans voorbeeld, geconfisqueerd militair materieel aan Oekraïne te doneren2. Hierin heeft hij steun gevonden van meerdere leden van het Europees Parlement. Is de Minister het met deze leden eens dat binnen EU-missies of door EU-landen geconfisqueerde militaire goederen en munitie geschonken dienen te worden aan Oekraïne?
Antwoord
Ja, indien het materieel daarvoor ook geschikt is en dit mogelijk is binnen de kaders van de betreffende EU operaties.
Vraag 8
Nederland werkt samen met partners aan de training van F-16 vliegers. De leden van de VVD-fractie vragen wat de meest actuele stand van zaken is aangaande deze trainingen. Wanneer verwacht de Minister dat de Oekraïense jachtvliegers gereed zullen zijn om de F-16’s in gebruik te nemen?
Antwoord
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld zijn de eerste F-16 trainingen voor Oekraïense piloten en grondpersoneel gestart in Denemarken3. Ook in de Verenigde Staten worden inmiddels Oekraïense vliegers getraind. In het Verenigd Koninkrijk krijgen piloten een basistraining. Het European F-16 Training Center (EFTC) dat Nederland samen met Roemenië heeft opgezet, is op 13 november officieel geopend. Initieel worden daar Roemeense piloten getraind; er wordt hard gewerkt om zo snel mogelijk ook Oekraïense piloten op te leiden op het centrum. Daarvoor dienen echter nog aanvullende afspraken te worden gemaakt met zowel Roemenië, Lockheed Martin en Oekraïne. Er wordt gewerkt aan een planning wanneer Oekraïense jachtvliegers gereed zullen zijn om F-16’s in gebruik te nemen, op dit moment kan hier nog geen mededeling over worden gedaan. Naast voldoende opgeleide piloten en jachtvliegtuigen moet Oekraïne ook beschikken over voldoende getraind grondpersoneel, reserveonderdelen en de noodzakelijke infrastructuur. Daarna kan pas worden overgegaan tot levering van F-16’s.
Vraag 9
De Minister geeft aan dat Nederland de mogelijkheden onderzoekt om de F-16 trainingsmodules onder te brengen bij de EUMAM-missie. De leden vragen de Minister wat de huidige stand van zaken is in de onderzoeken van deze mogelijkheid. Ook vragen zij van de Minister een toelichting van de mogelijke voor- en nadelen van het bij de EUMAM-missie onderbrengen van de F-16 trainingsmodules.
Antwoord
Momenteel wordt geïnventariseerd onder welke voorwaarden de Nederlandse F-16 trainingsinzet onder de EU Military Assistance Mission kan worden geplaatst. Omdat het EFTC een uniek samenwerkingsverband tussen Nederland, Roemenië en een commerciële partner is, neemt deze inventarisatie meer tijd in beslag. Voordat concreet gesproken kan worden over het onderbrengen van de EFTC-trainingen t.b.v. Oekraïense piloten onder EUMAM-vlag, dienen aanvullende afspraken te worden gemaakt. Naast Nederland heeft ook Denemarken aangekondigd de F-16 trainingsinzet onder EUMAM-vlag te willen scharen. Beide voornemens worden nauwgezet gecoördineerd en waar mogelijk gesynchroniseerd. Door de F16 trainingsinzet onder Europese vlag te scharen, geven de EU en de Europese lidstaten een krachtig signaal van politieke eenheid en solidariteit af en is er de mogelijkheid om bepaalde kosten via EUMAM te financieren.
Vraag 10
Daarnaast hebben de leden van de VVD nog enkele vragen over de Westerse veiligheidseisen bij het geven van trainingen aan Oekraïense militairen, en in het bijzonder het probleem dat Westerse veiligheidseisen dusdanig strikt zijn dat er te weinig realistisch wordt geoefend. In antwoord op schriftelijke vragen van de leden Brekelmans en Valstar schreef de Minister op 5 oktober 2023 dat deze trainingen worden georganiseerd «binnen de gestelde veiligheidseisen, voortkomend uit wet- en (interne)regelgeving». Klopt het dat zij hier doelt op wet- en regelgeving die geldt in vredestijd voor Nederlandse militairen op trainingslocaties?
Antwoord
Ja, de trainingen aan de Oekraïense militairen worden gegeven binnen wet- en (interne)regelgeving die geldt voor Nederlandse militairen op trainingslocaties. Tijdens trainingen worden militairen voorbereid op hun uiteindelijke operationele taken. Zoals aangegeven in de beantwoording van schriftelijke vragen waarnaar verwezen wordt, is het tijdens deze trainingen van belang om binnen de gestelde veiligheidseisen te werken.
Daarbij voeren de eenheden, zoals eerder toegelicht, een risicoanalyse uit om de restrisico’s in kaart te brengen die resteren na het treffen van (aanvullende) beheersmaatregelen. Deze restrisico’s moeten, afhankelijk van de ernst, door de Commandant der Strijdkrachten worden geaccepteerd.
Vraag 11
De leden van de VVD vragen ook in hoeverre deze wet- en regelgeving ook geldt tijdens het geven van training aan lokale militairen in een missiegebied? Kan de Minister per casus aangeven of de «gestelde veiligheidseisen, voortkomend uit wet- en (interne)regelgeving», waar zij aan refereert, ook dusdanig strikt golden tijdens (1) de activiteiten van Operational Mentoring and Liaison Teams in Urzugan, (2) de begeleiding van Afghaanse special forces in Mazar-e-Sharif als onderdeel van Resolute Support, (3) de training aan Peshmerga en Iraakse militairen sinds 2014, of dat er bij deze activiteiten een ander (soepeler) regime werd gehanteerd?
Antwoord
Voor zowel wetgeving als (interne) regelgeving geldt dat Defensie zich hier te allen tijde aan moet conformeren. Het antwoord op vraag 10 is dan ook onverminderd van toepassing op de situaties zoals gesteld in vraag 11.
Ten aanzien van de activiteiten die worden benoemd door de steller is het van belang erop te wijzen dat de stand van de wet- en regelgeving constant in ontwikkeling is. Daarbij geldt zeker voor interne regelgeving met betrekking tot veiligheid dat dit de afgelopen jaren verder is ontwikkeld naar aanleiding van verschillende noodlottige ongevallen. De huidige wet- en regelgeving is dus niet helemaal gelijk aan de wet- en regelgeving ten tijde van de door vraagsteller genoemde situaties.
Vraag 12
Indien er bij deze trainingsactiviteiten een soepeler regime werd gehanteerd (bijvoorbeeld omdat het officieel om een missie in een operatiegebied ging) is de Minister dan bereid de mogelijkheden te onderzoeken voor een constructie waarbij dergelijk maatwerk ook wordt geleverd voor de training aan Oekraïners?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 10 en vraag 11.
Vraag 13
Daarnaast hebben de leden nog een vraag over de bewering uit de eerdergenoemde beantwoording op 5 oktober dat het is «ook in het belang van de Oekraïense militairen om te trainen binnen de gestelde veiligheidseisen. Immers, trainen onder onveilige omstandigheden kan onacceptabele of beperkende gevolgen hebben voor de capaciteiten en inzetbaarheid van de Oekraïense militairen.» De leden van de VVD vinden dat het al dan niet accepteren van eventuele risico’s voor Oekraïners, die kleven aan training onder zo realistisch mogelijke omstandigheden, primair aan de Oekraïners zelf is, en niet aan Nederland. Is de Minister het hiermee eens. Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat zij zich inzetten om te zorgen dat de Oekraïners in Europa risicovoller en realistischer trainingen kunnen uitvoeren als zij dat willen?
Antwoord
De training aan de Oekraïense militairen wordt gegeven door Nederland. Hiermee draagt Nederland niet alleen de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de Oekraïense militairen, maar ook voor de Nederlandse instructeurs. Ik acht het van belang dat zij zo realistisch mogelijk hun werk kunnen uitvoeren, maar daarbij geen onnodige risico’s lopen.
Vraag 14
De leden van de VVD vragen in dat kader ook aan de Minister of zij bekend is met de woorden van Valerii Zaluzhnyi, de commandant van de Oekraïense strijdkrachten, die op 1 november in een artikel voor The Economist het volgende schreef. «We have limited capabilities to train reserves on our own territory, since the enemy has the ability to launch missile and air strikes on training centres and training grounds.» De leden van de VVD zijn er mede op basis van deze woorden van overtuigd dat het voor de Oekraïners veiliger is om risicovolle oefeningen in Europa te houden, dan dat zij deze hier niet mogen houden en later alsnog in eigen land moeten inhalen. Dan lopen zij bovenop het gevaar van de oefening ook nog eens het risico getroffen te worden door een Russische raket. Hoe kijkt de Minister hier tegen aan en welke rol speelt dat bij een mogelijke heroverweging van veiligheidseisen bij oefeningen door Oekraïners?
Antwoord
De gestelde leerdoelen voor de trainingen die worden verzorgd door de Nederlandse militairen worden behaald door de Oekraïense militairen. Er is dan ook geen sprake van het later alsnog oefenen op deze leerdoelen in eigen land.
Israël en Palestijnse Gebieden
De leden van de VVD-fractie veroordelen de terroristische aanslag van Hamas op Israël en steunen het recht van Israël op zelfverdediging.
Vraag 15
Kan de Minister aangeven wat de meest actuele stand van zaken is met betrekking tot de 200 Nederlandse militairen in Cyprus en de Defensieteam in Libanon en welke ontwikkelingen zij hier voorziet.
Antwoord
Defensie heeft sinds 18 oktober jl. een team van ongeveer 200 militairen en twee C-130 Hercules transportvliegtuigen op Cyprus gestationeerd. Eén van de C-130 transportvliegtuigen en het daarbij horende personeel is recent naar Nederland teruggekeerd. In Nederland staan het toestel en het personeel op een korte notice to move gereed. Eén C-130 transportvliegtuig en een contingent mariniers blijven gereedstaan op Cyprus. In de huidige planning blijven deze capaciteiten tot eind 2023 daar beschikbaar. Ook is er een team in Libanon aanwezig ter ondersteuning van de Nederlandse ambassade in Beiroet. De militairen op Cyprus en in Libanon houden zich bezig met het voorbereiden van eventuele evacuaties, voor het geval dat de situatie in Israël, de Palestijnse Gebieden en/of Libanon verslechtert. Verder heeft het Kabinet besloten Zr.Ms. Holland richting het oosten van de Middellandse Zee te sturen. Dit voor ondersteuning van taken in het kader van een mogelijke evacuatie of het eventueel bieden van humanitaire hulp via een maritieme corridor. Momenteel worden de operationele details voor verschillende opties, inclusief via de lucht, voor het sturen van humanitaire steun naar Gaza nader uitgewerkt, in samenwerking met bondgenoten. Deze humanitaire hulp aan Gaza vindt plaats indachtig het toepasselijk raamwerk zoals de Oslo Guidelines.4
Vraag 16
Voorts vragen deze leden in te gaan op berichtgeving in de Financial Times dat Nederland zou over wegen een maritieme bevoorradingscapaciteit naar Gaza te sturen. Los van de vraag over de wenselijkheid, verzoeken deze leden ook in te gaan op de beschikbare capaciteit, daar de Zr.Ms. Karel Doorman en Zr.Ms. Rotterdam niet beschikbaar zijn wegens onderhoud en de Zr.Ms. Johan de Witt net uit onderhoud is en vaarproeven en een intensief opwerktraject voor de bemanning dient te ondergaan.
Antwoord
Het Kabinet heeft gezien de acute noodzaak en de zich snel ontwikkelende situatie besloten Zr.Ms. Holland richting het oosten van de Middellandse Zee te sturen. Dit voor ondersteuning van taken in het kader van een mogelijke evacuatie of het eventueel bieden van humanitaire hulp via een maritieme corridor. Deze humanitaire hulp aan Gaza vindt plaats indachtig het toepasselijk raamwerk zoals de Oslo Guidelines. Zr.Ms. Holland, een Ocean Going Patrol Vessel (OPV), zal medio november 2023 uit Nederland vertrekken om anderhalve week later in het operatiegebied aan te komen. Hoe lang Zr.Ms. Holland in het gebied blijft wordt bezien in het licht van de actuele ontwikkelingen.5
Sahel en West-Afrikaanse Kuststaten
In de geannoteerde agenda wordt aangegeven dat Nederlandse bijdrage aan EUCAP Sahel Mali gecontinueerd wordt zolang de veiligheidssituatie het toelaat en het mandaat van de missie uitvoerbaar blijft.
Vraag 17
Kan de Minister aangeven wat de meest actuele stand van zaken is met betrekking tot de veiligheidssituatie en de uitvoerbaarheid van het mandaat?
Antwoord
De veiligheidssituatie in Mali is, met name in het centrum en noorden zeer fragiel en recent verder verslechterd. Het kabinet monitort de veiligheidssituatie in Mali zorgvuldig en houdt nauw contact met de experts ter plekke. EUCAP Sahel Mali is op dit moment in staat, gegeven de weerbarstige context in het land, om uitvoering te geven aan het mandaat. De missie heeft een mandaat om met advies en ondersteuning de capaciteitsopbouw van en hervormingen in de Malinese civiele veiligheidssector te bevorderen, en activiteiten vinden veelal plaats in Bamako. De Nederlandse experts verblijven ook in Bamako. In EU-verband wordt nog gesproken over de toekomst van de EU-missies in Mali. Op dit moment is geen wijziging in de Nederlandse bijdrage aan EUCAP Sahel Mali voorzien.
Operationalisering van de Rapid Deployment Capacity (RDC)
De Minister geeft aan dat Nederland de doelstelling om de RDC in 2025 gereed te hebben steunt en de daartoe benodigde stappen wil zetten. Tijdens de vorige Raad Buitenlandse Zaken Defensie diende er nog belangrijke stappen gezet te worden om de RDC operationeel te krijgen.
Vraag 18
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister een actuele stand van zaken te geven. Deelname aan de RDC, in combinatie met onze huidige verplichtingen en het zwaarder beroep dat de NAVO op Nederland zal doen, vragen veel van onze capaciteiten. Hoe kijkt de Minister hier tegenaan en acht zij Nederland in staat overal aan bij te dragen?
Antwoord
Nederland zal in 2025 een bijdrage leveren aan de Rapid Deployment Capacity van de EU met ongeveer 150 militairen. Het betreft een compagnie van de luchtmobiele brigade uitgerust met lichte terreinvoertuigen die wordt ingebed in een eenheid die onder leiding van Duitsland staat. Daarnaast zal Nederland een role 1 medische faciliteit bijdragen. Nederland kan aan deze verplichting voldoen zonder dat dit conflicteert met NAVO-verplichtingen. Gesprekken over de afstemming tussen de RDC en vergelijkbare NAVO-initiatieven lopen nog, waarbij onderzocht wordt of het mogelijk is om eenheden vanaf 2026 tegelijkertijd binnen zowel NAVO- als EU-verband aan te bieden.
Ministeriële Bestuursraad Europees Defensieagentschap
In de geannoteerde agenda wordt ook de deelname van de Minister aan de ministeriële bestuursraad van het Europees Defensieagentschap (EDA) aangekondigd. Er wordt daarbij aangegeven dat er om de Europese Defensie Technologische en Industriële basis (EDTIB) te kunnen ondersteunen en Europese defensie te versterken, voldoende toegang tot zowel publieke als private financiering van belang is en de Ministers private en publieke financiële instellingen oproepen hun beleid aan te passen om deze investeringen mogelijk te maken.
Vraag 19
In hoeverre spelen het Ministerie van Defensie dan wel het Ministerie van Economische Zaken hierin een actieve rol buiten het louter «oproepen»? Is de Minister het met deze leden eens dat het kabinet een actievere industriepolitiek dient na te streven en Nederlandse bedrijven waar nodig en mogelijk dient te ondersteunen?
Antwoord
Het kabinet acht het van belang dat bedrijven in de defensie-industrie voldoende toegang hebben tot financiering en zet zich hier actief voor in. Daarom zijn in Nederland gesprekken gevoerd met de defensie-industrie over de belemmeringen die zij ervaren met financiële dienstverlening, vervolgens is er met banken gesproken over deze belemmeringen. De zorgen vanuit de defensie-industrie richten zich onder meer op het verkrijgen van een bankrekening en financiering. Uit de gesprekken met banken bleek dat het anti-witwasbeleid niet leidt tot problemen met het verkrijgen van een bankrekening voor defensiebedrijven. Ook bleek dat banken geen specifieke richtlijnen hanteren voor de defensie-industrie bij het verlenen van financiële diensten, waaronder financiering.
Er zijn echter nog steeds zorgen bij de defensie-industrie over de toegang tot financiële dienstverlening, met name inzake financiering. Het kabinet blijft in gesprek gaan met de defensie-industrie en de relevante vertegenwoordigers van de financiële sector. Hierbij zullen we ons specifiek richten op mogelijke belemmeringen omtrent financiering.
De gezamenlijke verklaring van de Ministers van defensie die naar verwachting zal worden aangenomen tijdens de Bestuursraad van het Europees Defensie Agentschap (EDA) op 14 november is een belangrijk politiek signaal aan de financiële instellingen om hun investeringsbeleid aan te passen en oog te hebben voor het maatschappelijk belang van de defensie-industrie. Ook heeft de Minister van Economische Zaken en Klimaat samen met de Staatssecretaris van Defensie tijdens het commissiedebat Defensie Industrie Strategie van 1 februari 2023 toegezegd om te onderzoeken of het haalbaar en opportuun is om een fonds op te richten voor de defensie-industrie en daarover te rapporteren aan de Tweede Kamer aan het einde van dit jaar.
Vraag 20
Voorts verzoeken deze leden de Minister in te gaan op berichtgeving «Nederland lonkt naar Belgische wapenfabriek in strijd tegen munitietekort» in de Telegraaf van 21 oktober jl. Klopt het dat er Nederlandse interesse is getoond? Indien ja, in welk stadium bevindt die interesse zich? Zijn er al contracten of MoU’s ondertekend?
Antwoord
Defensie is met Europese munitie producerende partners, waaronder België, Duitsland, Noorwegen en Tsjechië in gesprek over de mogelijkheden voor het opschalen van productiecapaciteit voor militaire goederen in het algemeen en munitie in het bijzonder. Nederland heeft de afgelopen periode voor zowel het aanvullen van de eigen voorraden als het ondersteunen van Oekraïne verschillende soorten munitie aangeschaft.
Vraag 21
Deze leden vragen de Minister ook in te gaan op de vraag of er ook aan Nederlandse ondernemers is gedacht en de mogelijkheden munitie(componenten) in Nederland te produceren. Indien dit niet het geval is vragen deze leden de Minister te reflecteren op de gevolgen voor Nederlandse ondernemers die plannen hebben zelf munitie(componenten) in Nederland te produceren en in hoeverre een dergelijke order c.q. samenwerking met FN in Hershal hen niet ernstig in de weg zit.
Antwoord
Defensie is met Europese munitie producerende partners, waaronder België, Duitsland, Noorwegen en Tsjechië, de Nederlandse Industrie voor Defensie en Veiligheid (NIDV) en ondernemers in gesprek over mogelijkheden voor het opschalen van productiecapaciteit voor militaire goederen en munitie in de Europese context. Daarbij wordt rekening gehouden met de capaciteiten van de Nederlandse industrie in Europese context, relevante factoren zoals de snelheid om te kunnen leveren, en de aansluiting bij de behoeften in het kader van teruglopende voorraden in Oekraïne.
Vraag 22
Tot slot hebben de leden van de VVD nog enkele vragen over de additionele Nederlandse bijdrage aan het Military Planning and Conduct Capability van de Europese Unie. Kan de Minister aangeven om hoeveel geld dit gaat en uit welk artikel van de begroting wordt dit gedekt? Komt dit uit het Budget Internationale Veiligheid of uit de reguliere defensiebegroting? Is de Nederlandse financiële bijdrage aan de MPCC vergelijkbaar met wat andere landen bijdragen, of levert Nederland nu een grotere financiële inspanning dan andere landen?
Antwoord
Nederland beschouwt de operationalisering en versterking van het MPCC als essentieel, zodat deze vanaf 2025 ook de RDC kan aansturen. Nederland zal in dat verband een eenmalige financiële bijdrage leveren aan het MPCC, zodat op korte termijn apparatuur kan worden aangeschaft die nodig is voor beveiligde communicatie met de RDC in het operatiegebied. Dit wordt gefinancierd vanuit de reguliere defensiebegroting.
De leden van de SP-fractie hebben de geannoteerde agenda met belangstelling bestudeerd. De agenda spreekt van een bestendiging van het beleid van steun aan Oekraïne op basis van een gezamenlijke verklaring van de NAVO en EU als ook op basis van de motie van het lid Sjoerdsma c.s. (Kamerstuk 36 045, nr. 140) waarin onder andere gesproken wordt van «onderhandelingen met Moskou ingaan op basis van een positie van kracht».
Vraag 23
Nu de regering van Slowakije heeft aangekondigd geen wapens meer aan Oekraïne te geven, vragen de leden van de SP-fractie op welke manier de gezamenlijke verklaring gestand kan worden gedaan. Hoe ziet het kabinet de kansen op een gezamenlijke positie? In dezelfde lijn ligt de opstelling van Hongarije. Op welke wijze denkt de Minister Hongarije te overtuigen om de blokkade voor financiële en militaire steun aan Oekraïne op te geven?
Antwoord
Zie antwoord op vraag 1.
Vraag 24
Is het reëel te verwachten, in het licht van deze rafelende eenheid onder EU-lidstaten, dat het Ukraine Assistance Fund daadwerkelijk op korte termijn tot stand komt? De behandeling van het voorstel is immers al twee maal uitgesteld. Heeft de EU of de Minister een overzicht van wat nodig is om tot een gewenste positie te komen? Deelt de Minister de indruk dat inmiddels een complexe militaire situatie is ontstaan die reden geeft tot herbezinning op de gestelde doelen? Wat is naar het oordeel van het kabinet «een positie van kracht» om onderhandelingen te kunnen voorstellen? Kan de Minister deze voorwaarde verder uitwerken? Deelt het kabinet de opvatting dat ook de EU onderdeel van dergelijke afwegingen moet zijn?
Antwoord
Het leeuwendeel van de EU-lidstaten is voorstander van het creëren van een apart Ukraine Assistance Fund binnen de EPF. De afgelopen periode is, zowel tijdens de Raad Buitenlandse Zaken als in de relevante Raadswerkgroepen, gesproken over de modaliteiten van dit fonds. Tijdens de RBZ van 23 oktober jl. benadrukte de HV de urgentie om spoedig tot overeenstemming te komen. De komende periode zullen onderhandelingen worden voortgezet. Het kabinet onderstreept hierbij het belang de steun aan Oekraïne voort te zetten, conform de motie van het lid Sjoerdsma c.s.
Voor wat betreft de gesuggereerde herbezinning op de gestelde doelen en de positie van kracht, stelt het kabinet voorop dat de Russische Federatie de oorlog op elk moment kan beëindigen door zich geheel terug te trekken uit Oekraïens grondgebied. Oekraïne heeft het recht zichzelf te verdedigen tegen de illegale voortdurende Russische agressie, volgens art. 51 van het VN-Handvest. Nederland en de EU voorzien Oekraïne van militaire, financiële en diplomatieke steun om zichzelf rechtmatig te verdedigen. Nederland ondersteunt Oekraïne in het Vredesplan van President Zelensky. Oekraïne heeft op 28 en 29 oktober jl. een derde vredesconferentie georganiseerd, waar Nederland en 65 andere landen spraken over vrede in Oekraïne. Het is aan Oekraïne om te bepalen wanneer er sprake kan zijn van onderhandelingen en op basis van welke voorwaarden.
Vraag 25
Afgelopen week meldde Minister-President Rutte dat Nederlandse F-16’s naar het internationale trainingscentrum in Roemenië worden overgebracht ter training van Oekraïense piloten. Om hoeveel toestellen gaat het en wanneer verwacht de Minister dat de Oekraïense piloten de toestellen kunnen bedienen?
Antwoord
De eerste vijf F-16s zijn op 7 november naar Roemenië gevlogen. De intentie is om in de komende maanden tot 18 vliegtuigen te stationeren in Roemenië ten behoeve van het European F16 Training Centre (EFTC). Voor beantwoording van de vraag over wanneer de Oekraïense piloten over de toestellen kunnen beschikken verwijs ik u naar het antwoord op vraag 8.
Vraag 26
Deelt de Minister de opvattingen dat als gevolg van recente aanmaningen, zoals die van generaal Eichelsheim in Buitenhof op 22 oktober 2023, het urgenter wordt te weten hoe en zelfs óf die positie van kracht kan worden bereikt? Kan de Minister aangeven hoe lang het naar verwachting duurt voordat het effect van een verhoogde munitieproductie kan worden gezien?
Antwoord
De inzet van het kabinet ten aanzien van de voortdurende Russische agressieoorlog tegen Oekraïne blijft onverminderd gericht op enerzijds het zoveel mogelijk steunen van Oekraïne en anderzijds het vergroten van de druk op Rusland om zijn agressie te beëindigen. Het kabinet is de officiële consultaties over bilaterale veiligheidsarrangementen met Oekraïne gestart, om de Nederlandse inzet van meerjarige, lange-termijn-steun aan Oekraïne te bevestigen. Zowel nationaal, als in EU-verband wordt ingezet op versteviging van de defensie-industrie, met als doel de materiele gereedheid van de Europese defensie structureel te kunnen versterken en waar nodig Oekraïne langdurig te kunnen ondersteunen. Het opschalen van de productiecapaciteit kost echter tijd.
Zoals ook bij andere, schriftelijke en mondelinge, overleggen aangegeven, dringen de leden van de SP-fractie er op aan om onmiddellijk een staakt-het-vuren te bereiken in de oorlog van Israël in Gaza. Naar het oordeel van de leden van de SP-fractie is het grootschalig bombarderen van burgerdoelen en het weigeren van humanitaire hulp onacceptabel.
Vraag 27
Wat zijn de langetermijngevolgen voor de EU als de EU zo verdeeld blijft als nu en niet ingrijpt tegen de massale bombardementen, waarbij op moment van schrijven al meer dan 8000 mensen om het leven zijn gekomen? Deelt de Minister de mening dat niet adequaat optreden een politiek fiasco betekent voor het gezamenlijke EU-beleid en het failliet van zogeheten beleid van waarden? Indien nee, waarom niet? Deelt de Minister de mening dat dat Nederland en de EU tot in lengte van jaren ongeloofwaardig zullen blijven en dus onproductief zullen zijn in diplomatieke contacten?
Antwoord
Het kabinet verwijst naar de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken op 13 november 2023.6 Nederland benadrukt in EU-verband consistent het belang van EU-eenheid, onder andere om effectief op te kunnen treden t.a.v. de actuele ontwikkelingen in het Midden-Oosten, en zal dit blijven doen. Zoals ook aan uw Kamer meegedeeld in het verslag van de Europese Raad (ER) van 26–27 oktober jl.7 heeft de EU reeds een gezamenlijke positie ingenomen over het belang van snelle, veilige en ongehinderde humanitaire toegang en hulp, alsook over het Israëlische recht op zelfverdediging, dat moet voldoen aan de eisen van noodzakelijkheid en proportionaliteit. De ER heeft daarnaast gezamenlijke doelen gesteld, zoals inspanningen om EU-burgers te helpen om Gaza te verlaten, om voedsel, water, medicijnen, brandstof en onderdak Gaza binnen te brengen, en om een politiek proces op basis van de tweestatenoplossing nieuw leven in te blazen, waaronder door een internationale vredesconferentie.
Voorts verwijst het kabinet naar de beantwoording van het schriftelijk overleg over Israël/Gaza dat uw Kamer zo spoedig mogelijk toe zal komen.
De leden van de SGP-fractie hebben de geannoteerde agenda en het verslag van de RBZ met Defensieministers met belangstelling gelezen en hebben de volgende vragen.
Vraag 28
Het kabinet noemt de aangekondigde Act in Support of Ammunition Production (ASAP) van de EU. Als er munitieproductie op Europees niveau gaat plaatsvinden, hoe beoogt het kabinet dan voldoende deelname van de Nederlandse industrie te bewerkstelligen? Verwacht het kabinet dat de centrale munitieproductie effectief en efficiënt zal zijn, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
Antwoord
Het kabinet heeft zich in het kader van ASAP, een instrument om Europese bedrijven te ondersteunen bij opschaling van de munitieproductiecapaciteit, met succes ingezet voor een goede positionering van de Nederlandse defensie-industrie, bijvoorbeeld doordat de middelen op basis van competitie worden toegekend en grensoverschrijdende industriële samenwerking een belangrijk toekenningscriterium is. Ook zijn Nederlandse bedrijven actief geïnformeerd over de kansen die ASAP kan bieden. ASAP zal met daartoe bedoeld EU-budget maatregelen financieren die bijdragen aan een verhoging van de productiecapaciteit van munitie in de EU.
Vraag 29
De leden van de SGP-fractie vragen ook: kan het kabinet meer aan de Kamer laten weten over wat haar houding in de consultatiefase voor de European Defence Investment Program (EDIP) en de Europese Defensie Industrie Strategie (EDIS) zal zijn?
Antwoord
Het kabinet is voorstander van EU-initiatieven die leiden tot meer Europese defensiesamenwerking en vergroting van de productiecapaciteit van de defensie-industrie. Dit is op korte termijn hard nodig om de militaire steun aan Oekraïne te kunnen voortzetten en de eigen voorraden te kunnen aanvullen. Ook op langere termijn is versterking van de EDTIB nodig zodat de EU meer verantwoordelijkheid voor haar eigen veiligheid kan nemen. Daarom zet het kabinet zich in voor maatregelen die verdere opschaling van de productiecapaciteit van de Europese defensie-industrie vergroten en die gezamenlijke aanschaf van capaciteiten stimuleren. Daarbij is het stimuleren van grensoverschrijdende samenwerking en deelname van MKB-bedrijven essentieel om het potentieel van de gehele Unie te benutten. Ook acht het kabinet het van belang dat er maatregelen worden genomen om toeleveringsketens voor defensieproducten weerbaarder te maken door ongewenste afhankelijkheden van buiten de EU af te bouwen. Daarnaast acht het kabinet het van belang dat deze initiatieven de complementariteit vergroten van de EU-inzet op veiligheid en defensie met de NAVO.
Vraag 30
De leden van de SGP-fractie vragen graag hoe de EU inzet op de gevechtspauze en hoort ook graag, mogelijk in het verslag achteraf, of dit ook door Israël gedragen en geaccepteerd wordt. Hoe ziet deze gevechtspauze eruit qua tijd en ruimte, en wat is het waar Israël mee kan leven? Wordt bij de gevechtspauze dit ook verlangd van Hezbollah en Hamas, en acht het kabinet het waarschijnlijk dat deze actoren zich aan gemaakte afspraken zullen houden?
Antwoord
Het kabinet verwijst naar de beantwoording van het schriftelijk overleg over Israël/Gaza dat uw Kamer zo spoedig mogelijk toe zal komen.
Vraag 31
De leden van de SGP-fractie lezen met verbazing de intentie van het kabinet om 150 militairen beschikbaar te stellen voor de Rapid Deployment Capacity van de EU en vraagt het kabinet of aan deze verplichting en de NAVO-verplichting voor snelle inzetcapaciteit voldaan kan worden. Kan eenzelfde eenheid beide functies vervullen zonder conflicterende planning of zijn dit dubbele eenheden die dan paraat staan, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 18.
Vraag 32
De leden van de SGP-fractie lezen over de potentiele negatieve impact van ESG-criteria voor Defensie-investeringen. Zijn er al signalen dat dit mogelijk zal hinderen? Betreffen deze criteria voor de sector Defensie-industrie normen of hardere afspraken? Is het kabinet het eens dat het verdedigen van eigen en bondgenootschappelijk grondgebied dermate belangrijk is dat de Defensie-industrie gedeeltelijk ontzien moet worden van ESG-criteria, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
Antwoord
Financiële instellingen hebben de vrijheid zelf te besluiten of zij een klantrelatie aan gaan met individuele bedrijven en in welke bedrijven zij investeren. Bij de keuze om wel of niet te investeren wordt gekeken naar rendement en risico, maar steeds vaker zijn ook ESG-factoren van belang. In algemene zin is het positief dat financiële instellingen ook ESG-factoren meewegen in besluitvorming omtrent financiële dienstverlening. Vanwege de aard van de defensie-industrie kunnen bedrijven uit die industrie niet altijd voldoen aan alle ESG-criteria. Dit kan tot gevolg hebben dat investeerders om die reden de keuze maken niet in de defensie-industrie te investeren. De defensie-industrie levert een belangrijke maatschappelijke bijdrage aan onze veiligheid. Het is daarom van belang dat investeerders die met hun beleggingen een maatschappelijke impact willen hebben, niet de defensie-industrie uitsluiten
Vraag 33
De leden van de SGP-fractie merken een knelpunt rond financiële steun aan Oekraïne vanuit de Europese Vredesfaciliteit die Hongaarse goedkeuring behoeft en juist tegengehouden wordt. Kan het kabinet schetsen hoe aan het knelpunt gewerkt wordt om dit op te heffen? Hoe ziet het kabinet het speelveld rondom steun voor Oekraïne zich ontwikkelen in de toekomst, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 1.
Vraag 34
De leden van de SGP-fractie zijn geïnteresseerd in de F16-training voor Oekraïense piloten en vraagt het kabinet graag welke voordelen het onderbrengen bij de EU Military Assistance Mission (EUMAM) zal brengen ten opzichte van bilaterale regelingen nu. Kan het kabinet de voor- en nadelen kort schetsen?
Antwoord
Zie het antwoord opvraag 9.
Kamerstuk 36 045, nr. 140↩︎
https://www.europarl.europa.eu/doceo/document/E-9-2023-002980_NL.html↩︎
zie Kamerstuk 2023Z14168↩︎
Kamerbrief militaire inzet ten behoeve van steun Gaza en de regio, d.d. 8 november 2023, rijksoverheid.nl.↩︎
Idem.↩︎
Geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken van 13 november 2023, d.d. 3 november 2023, Kamerstuknummer 21 501-02, nr. 2777.↩︎
Verslag van de Europese Raad en de Eurozonetop van 26 en 27 oktober 2023, d.d. 6 november 2023, Kamerstuknummer 21 501-20, nr. 1976.↩︎