Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 15 november 2023 (Kamerstuk 21501-02-2778)
Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2023D46154, datum: 2023-11-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-02-2783).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.J. (Rudmer) Heerema, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: E. Hoedemaker, adjunct-griffier
- Beslisnota bij Kamerbrief Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 15 november 2023 (Kamerstuk 21501-02-2778)
- Aanbiedingsbrief
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 02-2783 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken .
Onderdeel van zaak 2023Z19119:
- Indiener: H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- 2023-12-06 13:50: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-12-21 11:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Europese Zaken
- 2024-01-18 15:20: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 2783 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 16 november 2023
De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brieven van de 3 november 2023 inzake de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 15 november 2023 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2778), van 31 oktober 2023 inzake het verslag van de Raad Algemene Zaken van 24 oktober 2023 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2775) en van 6 oktober 2023 inzake Fiche: wijziging verordening Europese statistiek (Kamerstuk 22 112, nr. 3797).
De vragen en opmerkingen zijn op 8 november 2023 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 14 november 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Rudmer Heerema
Adjunct-griffier van de commissie,
Hoedemaker
Inhoudsopgave
I | Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon | 2 |
– Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie | 2 | |
– Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie | 6 | |
– Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie | 11 | |
– Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie | 13 | |
– Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie | 17 | |
– Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie | 20 | |
– Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie | 21 |
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de raad algemene zaken van 15 november 2023. Zij hebben hierover nog enkele vragen.
Deze leden lezen in de geannoteerde agenda dat de Europese Commissie binnenkort zal komen met voortgangsrapportages van kandidaat-lidstaten voor EU-uitbreiding. Deze zijn op dit moment nog niet bekend. Wel zien voornoemde leden dat de Voorzitter van de Europese Commissie, Von der Leyen, nu bezig is met het oriënteren hoe kandidaat-lidstaten lid kunnen worden van de Europese Unie. Als onderdeel van deze oriëntatie heeft zij recentelijk een 6 miljard euro EU-groeipakket toegezegd voor de economische groei van zes Balkanlanden (Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kosovo, Montenegro, Noord-Macedonië en Servië) om toekomstig EU-lidmaatschap te bevorderen. Onderdeel van dit groeipakket is dat Von der Leyen het voorstel heeft gedaan de interne EU-markt op zeven sectoren open te zetten voor deze Westelijke Balkanlanden in ruil voor hervormingen op onder andere corruptie en de rechtsstaat. Wat is het oordeel van het kabinet over het openstellen van de EU-markt op zeven sectoren voor deze landen? Zal dit (negatieve) consequenties hebben voor de Nederlandse markt?
1. Antwoord van het kabinet
Het aangekondigde Groeiplan voor de Westelijke Balkan werd op 8 november jl. door de Commissie gepubliceerd. Het kabinet bestudeert momenteel het voorstel, waarbij ook de consequenties worden gewogen en bijzondere aandacht wordt besteed aan de hervormingsvoorwaarden die aan eventuele financiële steun voor de Westelijke Balkanlanden worden verbonden. Uw Kamer ontvangt een appreciatie van het Commissievoorstel in de Kamerbrief met de kabinetsappreciatie van het uitbreidingspakket voorafgaand aan de Raad Algemene Zaken van 12 december.
Ook zijn de aan het woord zijnde leden benieuwd hoe het voorgestelde «groeiplan» gefinancierd zal worden. Kan de Minister dit toelichten?
2. Antwoord van het kabinet
De Commissie stelt voor om extra budget (2 miljard euro) beschikbaar te stellen voor landen op de Westelijke Balkan in het kader van de voorgestelde tussentijdse herziening van het meerjarig financieel kader (MFK). Daarnaast stelt de Commissie voor om 4 miljard euro aan concessionele leningen beschikbaar te stellen. De Commissie stelt voor om uitbetaling van middelen te koppelen aan voorwaarden, waaronder rechtsstaathervormingen en regionale economische integratie. Uw Kamer ontvangt een appreciatie van het Commissie voorstel in de Kamerbrief met de kabinetsappreciatie van het uitbreidingspakket.
De leden van de VVD-fractie hebben reeds hun zorgen geuit over de diplomatieke koers van Servië. Gezien het land zich onder andere niet conformeert aan het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) van de EU vragen deze leden of toegang tot de interne EU-markt voor Servië wel wenselijk is en of dit geen verkeerd signaal is naar Servië en andere kandidaat-lidstaten.
3. Antwoord van het kabinet
Het kabinet bestudeert momenteel het Commissievoorstel, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan de voorwaarden die aan eventuele financiële steun voor de Westelijke Balkan regio gekoppeld zijn. Bij de beoordeling door de Commissie van voortgang van (potentiële) kandidaat-lidstaten wordt, zeker sinds de Russische agressie tegen Oekraïne, ook extra aandacht besteed aan de mate van aansluiting bij het EU gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB). Uw Kamer ontvangt een appreciatie van het Commissie voorstel in de Kamerbrief met de kabinetsappreciatie van het uitbreidingspakket.
De leden van de VVD-fractie vragen of tijdens de discussie over de toekomst van de EU en absorptiecapaciteit ook aandacht zal zijn voor naleving van het GBVB door kandidaat-lidstaten als voorwaarde voor vooruitgang in het toetredingsproces. Kan de Minister de Nederlandse inzet hierop toelichten? Kan de Minister ook de noodzaak van betere naleving van het GBVB door kandidaat-lidstaten agenderen?
4. Antwoord van het kabinet
Van iedere kandidaat-lidstaat wordt verwacht dat deze zich aansluit bij het Europese Gemeenschappelijk Buitenland en Veiligheidsbeleid (GBVB). Conform de motie van het lid Van Wijngaarden c.s. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2565) heeft het kabinet het afgelopen jaar bijzonder de aandacht gevestigd op aansluiting door kandidaat-lidstaten bij het GBVB. Het kabinet heeft in gesprekken met de Commissie en andere EU-lidstaten gepleit voor een belangrijkere rol voor GBVB-aansluiting in het uitbreidingsproces. Er bleek onvoldoende steun in de Raad om hiervoor de methodologie en de geldende onderhandelingsraamwerken aan te passen. Evenwel heeft de Commissie gedurende het jaar, en in de mededeling over het uitbreidingspakket, meermaals benadrukt dat sinds de Russische agressie tegen Oekraïne het belang van GBVB-aansluiting in het kader van het uitbreidingsproces is toegenomen. Ook bleef het kabinet in gesprek met landen, waaronder Servië en Georgië, waar GBVB-aansluiting een punt van zorg is. Het kabinet zal dit blijven doen.
Voornoemde leden lezen dat de voorgestelde herziening van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) en een nieuw steunpakket voor Oekraïne wederom ter discussie zullen staan. Deze leden hebben recentelijk meermaals vragen ingediend over steun aan Oekraïne, maar zijn benieuwd naar de Nederlandse inzet tijdens de Raad Algemene Zaken hierop. Wat zal de Nederlandse inzet zijn tijdens de Raad Algemene Zaken voor het spoedig vormgeven van een nieuw steunpakket voor Oekraïne? Wat staat op dit moment het nieuwe steunpakket voor Oekraïne nog in de weg? Handhaaft het kabinet haar positie dat de Europese Commissie fondsen moet vinden met behulp van herprioritering? Vormen voortdurende MFK-onderhandelingen een risico voor het finaliseren van het steunpakket voor Oekraïne?
5. Antwoord van het kabinet
Het kabinet staat positief tegenover het structureler vormgeven van de financiële EU-steun aan Oekraïne, in lijn met de inzet van het kabinet voor blijvende solidariteit met Oekraïne. Het uitgangspunt voor het kabinet ten aanzien van het Commissievoorstel voor een tussentijdse herziening is dat uitdagingen en verplichtingen in principe opgevangen dienen te worden binnen de kaders van het MFK en de daarbij overeengekomen speciale instrumenten, door optimaal gebruik van bestaande middelen en waar nodig herprioritering en flexibilisering.1 Enkel onvoorziene omstandigheden die niet binnen het plafond kunnen worden opgevangen dienen in overweging te worden genomen. Dit is het geval wat betreft de gevolgen van de Russische agressieoorlog in Oekraïne. De Raad Algemene Zaken (RAZ) en Europese Raad (ER) zullen in december de discussie over deze voorstellen voortzetten teneinde over een integraal pakket overeenstemming te bereiken. Het kabinet is van mening dat steun aan Oekraïne geen vertraging op mag lopen door de pakketbenadering voor de MFK-herziening en maakt zich sterk voor tijdige besluitvorming over de Oekraïne-faciliteit.
De aan het woord zijnde leden hebben met belangstelling het nieuwsbericht gelezen dat Oekraïne en Moldavië «groen licht» krijgen van de Europese Commissie voor het starten van onderhandelingen over EU-toetreding. Deze leden stellen dat het goed is dat Oekraïne perspectief heeft om volgens het principe «strikt en fair» toe te werken richting EU-toetreding. Oekraïne en Moldavië hebben nog veel stappen te zetten op onder andere het gebied van democratie en rechtsstaat voordat EU-toetreding mogelijk is. Wat is de Nederlandse inzet tijdens de Raad Algemene Zaken op het gebied van voortgang in het toetredingsproces voor Oekraïne en Moldavië? Welke principes en kaders zet Nederland hierin voorop? Welke overwegingen neemt de Minister hierin mee?
6. Antwoord van het kabinet
Tijdens de RAZ van 15 november is geen besluitvorming voorzien met betrekking tot het toetredingsproces van Oekraïne en Moldavië. Het kabinet bestudeert momenteel de voortgangsrapportages en aanbevelingen van de Commissie voor Oekraïne en Moldavië. Uw Kamer ontvangt hierover een kabinetsappreciatie voorafgaand aan de RAZ van 12 december. Het al dan niet openen van toetredingsonderhandelingen met Oekraïne en Moldavië zal voornamelijk afhangen van de voortgang op rechtsstaathervormingen, waarbij de voortgang op de gestelde hervormingsprioriteiten leidend zal zijn. Besluitvorming hierover vindt plaats tijdens de ER in december en ligt bij de lidstaten, niet bij de Commissie.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de artikel 7-procedures tegen Hongarije en Polen geagendeerd zijn. Deze leden maken zich ernstige zorgen over beide lidstaten. De Poolse verkiezingsuitslag is reden tot hoop, maar Hongarije blijft in gebreke. Hoe oordeelt het kabinet over het rapport van het Helsinki Comité waarin wordt gesteld dat Hongarije slechts aan een van de 27 supermijlpalen heeft voldaan? Hoe verhoudt dit zich tot de Hongaarse bewering dat het nu aan vier supermijlpalen voldoet? Zou het kabinet zich kunnen inzetten voor verdere stappen tegen Hongarije, zeker nu het Europees krachtenveld verschuift naar aanleiding van de Poolse verkiezingsuitslag?
7. Antwoord van het kabinet
Het kabinet heeft kennis genomen van het rapport van het Helsinki Comité. Het is aan de Commissie om te beoordelen of er sprake is van voldoende verwezenlijking van de mijlpalen en doelen opgenomen in het Hongaarse Herstel- en Veerkrachtplan (HVP). Op het moment dat Hongarije een verzoek tot uitbetaling doet uit de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit (HVF), zal de Commissie binnen twee maanden beoordelen of Hongarije de overeengekomen mijlpalen en doelen daadwerkelijk heeft gerealiseerd. Nederland zal erop toezien dat de Commissie dit zorgvuldig doet. Met betrekking tot het nemen van verdere stappen tegen Hongarije wordt verwezen naar de reactie op de motie van het lid Van Wijngaarden in de Kamerbrief van 8 september jl. en het Verslag van het Schriftelijk Overleg Rechtsstatelijke Ontwikkelingen in de Unie van 26 oktober jl.2 Het is te vroeg om conclusies te trekken over de vraag wat de uitslag van de Poolse verkiezingen betekent voor belangrijke Europese thema’s als de rechtsstaat, aangezien de coalitieonderhandelingen in Polen nog gaande zijn.
Ten slotte zijn de leden van de VVD-fractie benieuwd naar wat het afronden van de onderhandelingen tussen de Raad en het Europees Parlement over het Asiel- en Migratiepact nog in de weg staat. Op welke onderdelen verwacht de Minister nog voor de verkiezingen van het Europees Parlement een akkoord? Kan de Minister bevestigen dat een compromis tussen de Raad en het Europees Parlement niet ten koste mag gaan van de essentiële prioriteiten voor Nederland (rondom grenscontroles, buitengrensprocedures voor kansarme asielaanvragen, het tegengaan van secundaire migratie, de ruimte om migratieafspraken te maken met derde landen etc.)?
8. Antwoord van het kabinet
De trilogen tussen het Europees Parlement (EP) en de Raad zijn op de verschillende wetsvoorstellen van het Asiel- en Migratiepact in volle gang, zowel op technisch als politiek niveau. Omdat het een omvangrijk wetgevingspakket betreft, vergen deze onderhandelingen tijd. Zowel het EP als de Raad streven naar een akkoord voor de aankomende verkiezingen van het EP. Voor Nederland zullen de afspraken over verplichte screening, asielgrensprocedures voor kansarme asielverzoeken, effectieve Dublin-afspraken, evenals een gebalanceerd solidariteitsmechanisme, belangrijke uitgangspunten zijn voor een eindakkoord. Nederland brengt deze aandachtspunten dan ook voortdurend onder de aandacht van het Voorzitterschap, overige lidstaten, en de Commissie.
Hoe kijkt de Minister naar de ontwikkelingen in Duitsland, waar het tegengaan van irreguliere migratie meer prioriteit lijkt te krijgen? En hoe kijkt de Minister naar de hogere instroom via de Canarische eilanden? In hoeverre vergroot dit de urgentie en mogelijkheden om spoedig tot een akkoord te komen op openstaande onderdelen van het Asiel- en Migratiepact?
9. Antwoord van het kabinet
De Raad en het EP zijn zich reeds bewust van de urgentie om spoedig tot een akkoord te komen op het Asiel- en Migratiepact. Het kabinet volgt de door de VVD-fractie genoemde ontwikkelingen nauwgezet.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 15 november en willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.
Deze leden hechten grote waarde aan een zorgvuldig toetredingsproces. Hiervoor hebben voornoemde leden een voorstel gepresenteerd bij het plenaire debat op 24 oktober 2023 over de Europese Raad van 26 en 27 oktober 2023 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1976). Kan de Minister hier snel een reactie op geven zoals verzocht in de Kamervragen van het lid Sjoerdsma over het D66-plan «Toekomst van toetreding» (2023Z18865)?
10. Antwoord van het kabinet
Het kabinet heeft met belangstelling kennisgenomen van het voorstel van de leden van de D66-fractie. In het voorstel van D66 ziet het kabinet een interessante bijdrage aan de discussie over het invullen van het concept van graduele integratie, wat door denktanks en experts wordt genoemd in relatie tot de toekomst van de EU en de nodige voorbereidingen op een toekomstige uitbreiding. Het kabinet onderschrijft de huidige uitbreidingsmethodologie, die in 2020 is herzien en waarin eigen merites, conditionaliteit en omkeerbaarheid centraal staan (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1511). Iedere kandidaat-lidstaat bepaalt de snelheid van het eigen toetredingsproces door het doorvoeren van de benodigde hervormingen en wordt op basis van de eigen merites beoordeeld. De methodologie biedt ruimte voor een dynamischer proces, onder andere door middel van versnelde integratie en «phasing in». Zo zijn er in het kader van het screening proces voor Noord-Macedonië en Albanië concrete voorstellen gedaan voor versnelde integratie. Het kabinet zet in op verdere concretisering en operationalisering van dit onderdeel van de methodologie. Hierbij blijft het kabinet open staan voor ideeën, zoals ook naar voren gebracht door de D66-fractie, en blijft met de Commissie in gesprek over concrete stappen voor de invulling van dit concept.
De leden van de D66-fractie ontvangen graag zo snel mogelijk een kabinetsappreciatie op het uitbreidingsrapport van de Europese Commissie dat 8 november 2023 verschijnt. Er zijn al een aantal zaken uit het rapport gelekt, onder andere dat de Europese Commissie aanbeveelt om de onderhandelingen te openen met Oekraïne en Moldavië. Ook Georgië en Bosnië en Herzegovina krijgen naar alle verwachtingen groen licht om de onderhandelingen te starten. Kan de Minister in dit schriftelijk overleg al een korte appreciatie geven per genoemde lidstaat? Kan zij daarbij ook ingaan op welke verbeteringen de lidstaten nu hebben doorgevoerd die hen in staat stelt om die goedkeuring van de Commissie te krijgen?
11. Antwoord van het kabinet
Het kabinet bestudeert momenteel de voortgangsrapportages en aanbevelingen voor de tien (potentiële) kandidaat-lidstaten die door de Commissie op 8 november jl. zijn gepresenteerd. Uw Kamer ontvangt hierover een kabinetsappreciatie voorafgaand aan de RAZ van 12 december. Het al dan niet zetten van een stap in het toetredingsproces van individuele landen zal afhangen van voortgang op de gestelde hervormingsprioriteiten.
De aan het woord zijnde leden staan positief tegenover het uitbreiden van de Europese Unie, specifiek met het oog op de geopolitieke instabiliteit in de regio die anders over zal waaien naar de EU. Deze leden zijn van mening dat als aan alle Kopenhagen-criteria zijn voldaan, dat landen dan moeten kunnen toetreden. De uitbreiding van de EU zal echter ook om interne hervormingen van de Europese Unie vragen. Daarover wordt nu in de EU uitgebreid gesproken. Op verzoek van Duitsland en Frankijk heeft een aantal experts een paper geschreven over een Europa van meerdere snelheden, van meerdere cirkels als het ware. Kan de Minister in dit schriftelijke overleg daar een appreciatie op geven?
12. Antwoord van het kabinet
Het rapport «Sailing on High Seas: Reforming and Enlarging the EU for the 21st Century» is geschreven door een groep van twaalf onafhankelijke experts, op initiatief van Frankrijk en Duitsland. Het rapport bevat meerdere voorstellen voor hervormingen als het gaat om de rechtsstaat en EU instellingen. Ook schetst het rapport een aantal vergezichten voor verdere verbreding en verdieping van de Unie, waaronder een Europa van meerdere snelheden.
Het kabinet verwelkomt de centrale plek van de rechtsstaat in het rapport. De huidige vorm van EU samenwerking op alle terreinen is immers alleen mogelijk indien alle lidstaten de rechtsstaatwaarde, zoals verankerd in artikel 2 VEU (en de concrete uitwerking daarvan in EU-rechtelijke verplichtingen zoals rechterlijke onafhankelijkheid), binnen de EU naleven. Uitbreiding mag de EU en het handelingsvermogen niet verzwakken. Het is dan ook voor het kabinet van het grootste belang dat kandidaat-lidstaten volledig moeten voldoen aan de genoemde rechtsstaatsconditionaliteiten. Verder verwelkomt het kabinet de aandacht die het rapport heeft voor het versterken van de effectiviteit en de democratische legitimiteit van de EU, bijvoorbeeld door het uitbreiden van gekwalificeerde meerderheidsstemming binnen de Raad. Het kabinet is voorstander van een overstap naar gekwalificeerde meerderheidsstemming op een aantal terreinen binnen het Gemeenschappelijk Buitenland- en Veiligheidsbeleid (o.a. sancties, mensenrechtenverklaringen in multilaterale fora, civiele missies). Conform het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) staat het kabinet in brede zin open voor een Europa met kopgroepen bijvoorbeeld op het gebied van klimaat of migratie. Daarbij moet worden aangemerkt dat een EU met kopgroepen niet gelijk staat aan het model met concentrische cirkels zoals voorgesteld in het rapport. Zodra voorstellen uit dit (en andere) rapport(en) hun weg vinden naar de onderhandelingstafel, zal het kabinet een meer detailleerde appreciatie delen.
Verder zijn de leden van de D66-fractie benieuwd naar de hervormingen die de Minister zelf voorstaat. Zij lezen dat Nederland op dit moment nog niet thuis lijkt te geven in de discussie over hervormingen. Wat deze leden betreft is dat een gemiste kans. Nu er over hervorming wordt gesproken, is het zaak om een constructieve gesprekspartner te zijn als we invloed willen uitoefenen op de toekomst van de Europese Unie. Kan de Minister separaat, maar voor de Europese Raad van 14 en 15 december 2023, een brief aan de Kamer doen toekomen waarin zij uiteenzet op welke beleidsterreinen de EU, naar haar inzien, hervormd zou moeten worden om uitbreiding succesvol te maken, en welke voorstellen zij hierop zal gaan doen of welke voorstellen hier al door andere lidstaten op gedaan zijn? De leden van de D66-fractie zouden in die brief in elk geval een inzet willen zien op zaken als het besluitvormingsproces in de EU, de financiële organisatie van de EU en het macro-economisch beleid van de EU.
13. Antwoord van het kabinet
Toekomstige uitbreiding vraagt om gedegen voorbereiding, zowel aan de kant van kandidaat-lidstaten alsook aan de kant van de EU. De EU zal in kaart moeten brengen wat de gevolgen zijn van uitbreiding op beleidsmatig, budgettair en institutioneel terrein. Het kabinet zet zich ervoor in dat het inhoudelijk voorbereidende werk van de EU zich richt op in ieder geval zes nauw met elkaar samenhangende aspecten: (1) rechtsstaat, democratie en grondrechten; (2) geopolitiek en veiligheid; (3) financiën; (4) interne markt; (5) migratie; (6) institutionele architectuur. Als de impact van uitbreiding op deze terreinen in kaart is gebracht kan worden bezien of, en zo ja, welke hervormingen nodig zouden zijn om te zorgen dat een uitgebreide EU een sterke, effectieve en legitieme actor blijft, met de rechtsstaat als fundament en met goed functionerende instellingen. De Kamer wordt via de geannoteerde agenda’s voor en verslagen van de RAZ en de ER geïnformeerd over de laatste stand van zaken, inclusief de Nederlandse inzet.3 Wanneer ontwikkelingen daartoe nopen zal het kabinet uw Kamer hierover informeren.
De Minister heeft eerder toegezegd de toegang tot delegates portal te bespreken en er zorg voor te dragen dat nationale parlementen die toegang behouden. De leden van de D66-fractie vragen hoe het met deze gesprekken staat. Waar en wanneer heeft ze het besproken? Kan zij ook in deze Raad Algemene Zaken opbrengen dat het wat Nederland betreft zeer onwenselijk is als nationale parlementen de volle toegang tot deze Europese documentenstroom te verliezen? Wat deze leden betreft mag de Minister hier zich ferm over uitspreken.
14. Antwoord van het kabinet
Naar aanleiding van het voornemen van het Raadssecretariaat om voor Delegates Portal alleen nog accounts van ministeries en Permanente Vertegenwoordigingen van lidstaten te accepteren, en niet (meer) van de nationale parlementen, heeft Nederland direct aangedrongen op besprekingen hierover. Naar aanleiding hiervan is het onderwerp op hoogambtelijk niveau in Brussel besproken. Vervolgens is het Raadssecretariaat technische besprekingen gestart met Nederland en een aantal andere lidstaten. Deze technische besprekingen zijn momenteel nog gaande. Het kabinet vindt het van groot belang dat EU-informatie (waaronder Limité-documenten) toegankelijk is voor nationale parlementen en zal zich hiervoor blijven inzetten. Relevante ontwikkelingen in de besprekingen zullen met de Kamer worden gedeeld, conform de toezegging zoals gedaan door de Minister van Buitenlandse Zaken tijdens het commissiedebat informele RAZ van 26 september jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2716)
De aan het woord zijnde leden vinden het goed om te lezen dat de Minister voorstander is van het zo snel mogelijk inzetten van artikel 7 tegen Hongarije. Zij wijzen de Minister erop dat het zeer zorgelijk is dat zelfs artikel 7.1 nog niet in werking is getreden, aangezien die in theorie bedoeld is als «preventieve» maatregel. De leden van de D66-fractie zien ook dat er nog een lange weg te gaan is tot een daadwerkelijke inperking van de rechten van in ieder geval Hongarije, maar zij zijn wel van mening dat het tijd wordt dat de Europese Unie daar concrete stappen op gaat zetten. Met een hopelijk snel gevormde nieuwe regering in Polen ligt het krachtenveld er wel degelijk anders voor. De Visegrad 4, die gezamenlijk elkaar het hand boven het hoofd hebben gehouden, lijkt uit elkaar te vallen op deze manier, en dan heeft Hongarije niet meer de blokkerende minderheid waar het lang op geleund heeft. Deze leden zouden graag zien dat de Minister actief het gesprek aangaat in Brussel over het doorzetten van artikel 7.1, zodat de eerste stappen genomen kunnen worden richting het ontnemen van het stemrecht van Hongarije.
Voornoemde leden zijn van mening dat de noodzaak van het ontnemen van dat stemrecht met de dag groeit. De premier van Hongarije, Orbán, ontpopt zich steeds meer tot de spreekbuis van het Kremlin in Europa. Doordat de EU daar geen adequate acties tegen kan nemen, wordt de EU daardoor gegijzeld. Al sinds het begin van de Russische invasie in Oekraïne bemoeilijkt premier Orbán het snel en effectief handelen van de Europese Unie door elk sanctie pakket te vertragen en te dreigen met veto’s, door het voorgestelde Oekraïne fonds te vetoën en nu ook door, nog voordat het rapport over kandidaatlidmaatschap van Oekraïne is uitgekomen, al te dreigen met een veto over het openen van de onderhandelingen. De leden van de D66-fractie zien graag dat de motie van het lid Sjoerdsma c.s. over het zo snel mogelijk de artikel 7-procedure tegen Hongarije verder brengen en Hongarije het stemrecht in de EU ontnemen (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2767) consequent wordt doorgevoerd en dat iedere mogelijkheid om dichterbij het ontnemen van het stemrecht van Hongarije te komen wordt benut.
15. Antwoord van het kabinet
Uw Kamer is in de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 15 november as. geïnformeerd over de opvolging van motie van het lid Sjoerdsma c.s.4 Zoals ook in de geannoteerde agenda is vermeld, zet het kabinet in op een zo effectief mogelijke voortzetting van de Artikel 7-procedure tegen Hongarije. Dit is een belangrijk rechtsstaatinstrument om de ernstige rechtsstatelijke problemen in Hongarije op politiek niveau te bespreken. Het kabinet houdt het krachtenveld nauwlettend in de gaten. De vereiste viervijfde meerderheid om als Raad te constateren dat er ten aanzien van Hongarije een duidelijk gevaar bestaat voor ernstige schending van de waarden van de EU is nog niet in zicht. Om daadwerkelijk over te kunnen gaan tot het opleggen van sancties in de vorm van schorsing van bepaalde Verdragsrechten is een unaniem besluit van de Raad nodig (minus de lidstaat in kwestie), en goedkeuring van het Europees Parlement, dat er sprake is van een «ernstige en voortdurende schending» (artikel 7(2) VEU). Pas daarna kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid besluiten om sancties in de vorm van schorsing van bepaalde Verdragsrechten op te leggen (artikel 7(3) VEU). Ook dit is nog niet aan de orde. Mochten wijzigingen in het Europese krachtenveld aanleiding geven om te veronderstellen dat het nemen van de bovengenoemde stap(pen) in de Artikel 7-procedure tegen Hongarije in beeld zou(den) kunnen komen, dan wordt uw Kamer daarover geïnformeerd.
Tot slot vragen deze leden of de Minister een toelichting kan geven op de uitvoering van de motie van het lid Sjoerdsma c.s. over het zo snel mogelijk vrijgeven van Europese middelen zodra een nieuwe Poolse regering de vereiste rechtsstaathervormingen heeft doorgevoerd (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2766). Wat voornoemde leden betreft gaan deze en de eerder genoemde motie hand in hand. Deze leden zijn van mening dat wanneer een land consequent de rechtsstaat blijft ondermijnen en afdrijft van de Europese gezamenlijke waarden, de Europese Unie daar hard tegen moet optreden. Tegelijk zijn de aan het woord zijnde leden van mening dat zodra er verbetering zichtbaar is, dit ook beloond moet worden. Het geld dat gereserveerd is voor Polen moet zo snel mogelijk bij het Poolse volk terecht komen, zodat zij ook voelen dat de keuze voor een pro-Europese en rechtsstatelijke regering loont.
16. Antwoord van het kabinet
In reactie op motie van het lid Sjoerdsma c.s.5, en zoals ook beschreven in het Verslag van het Schriftelijk Overleg Rechtsstatelijke Ontwikkelingen van de Unie van 26 oktober jl., is het te vroeg om conclusies te trekken over wat de uitslag van de Poolse verkiezingen betekent voor belangrijke Europese thema’s als de rechtsstaat, aangezien de coalitieonderhandelingen in Polen nog gaande zijn. Polen kan een verzoek doen tot uitbetaling uit de HVF op het moment dat het van mening is ssdat de overeengekomen «supermijlpalen» op het gebied van de rechtsstaat uit het Poolse HVF volledig zijn gerealiseerd.6 Op het moment dat Polen een verzoek tot uitbetaling doet, is het aan de Commissie om te toetsen of een lidstaat daadwerkelijk de mijlpalen heeft gerealiseerd, en op grond daarvan recht heeft op uitbetaling. Het blijft voor Nederland van belang dat de Commissie dit zorgvuldig doet. Op dit moment heeft Polen nog geen betaalverzoek ingediend. Polen heeft tot eind 2026 om het HVP volledig uit te voeren. Het kabinet blijft zich bilateraal, zowel politiek als financieel, inzetten voor ondersteuning van het maatschappelijk middenveld in landen waar zorgen bestaan over de rechtsstaat.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken. Zij hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen bij.
Deze leden lezen dat het kabinet de voortgangsrapportages van de (potentiële) kandidaat-lidstaten voorziet van een kabinetsappreciatie en deze met de Kamer zal delen. Wanneer kan de Kamer deze verwachten? Gaat het kabinet in de appreciatie in op de vraag of het voorstander is van het openen van toetredingsonderhandelingen?
17. Antwoord van het kabinet
Het kabinet bestudeert momenteel de voortgangsrapportages en aanbevelingen voor de tien (potentiële) kandidaat-lidstaten die door de Commissie op 8 november jl. zijn gepresenteerd. Uw Kamer ontvangt hierover een kabinetsappreciatie voorafgaand aan de RAZ van 12 december. Het al dan niet zetten van een stap in het toetredingsproces van individuele landen zal afhangen van voortgang op de gestelde hervormingsprioriteiten. Besluitvorming hierover vindt plaats tijdens de ER in december.
Voornoemde leden lezen dat het kabinet waarde hecht aan een gedegen voorbereiding van EU-uitbreiding en dat het kabinet geen voorstander is van het noemen van data voor het toetreden van kandidaat-lidstaten. Deze leden zijn het eens dat er een zorgvuldig proces moet plaatsvinden. Deelt de Minister de mening dat het bieden van perspectief een motivator kan zijn om stappen te zetten om hervormingen voortvarend door te voeren? Op welke manier wil de Minister wél perspectief bieden op toetreding?
18. Antwoord van het kabinet
Het kabinet steunt het EU-perspectief van alle (potentiële) kandidaat-lidstaten. Een reëel vooruitzicht op EU-lidmaatschap is voor veel landen een belangrijke drijfveer om hervormingen op het gebied van democratie en de rechtsstaat door te voeren. Het kabinet blijft de (potentiële) kandidaat-lidstaten hierin steunen, zowel in Europees verband als via het Nederlandse MATRA-programma. Evenwel ligt de verantwoordelijkheid voor deze hervormingen bij de kandidaat-lidstaten zelf.
Verder lezen deze leden dat de Minister zes aspecten noemt waar de EU zich op moet richten in de voorbereiding om de uitbreiding tot een succes te maken. Op welke manier moet de EU volgens de Minister actief bijdragen aan ontwikkelingen op deze aspecten?
19. Antwoord van het kabinet
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 13 zal de EU in kaart moeten brengen wat de gevolgen zijn van uitbreiding op beleidsmatig, budgettair en institutioneel terrein om in staat te zijn weloverwogen keuzes te maken en eventuele risico’s te mitigeren. Het kabinet zet zich ervoor in dat het inhoudelijk voorbereidende werk van de EU zich richt op in ieder geval zes nauw met elkaar samenhangende aspecten: (1) rechtsstaat, democratie en grondrechten; (2) geopolitiek en veiligheid; (3) financiën; (4) interne markt; (5) migratie; (6) institutionele architectuur. Het kabinet zet zich ervoor in dat de EU-lidstaten dit proces blijven aansturen, ook zodat alle lidstaten over hetzelfde kennisniveau beschikken. Dit blijven zij doen in nauw contact met de instellingen. Zo heeft de Commissie aangekondigd in het voorjaar 2024 met een drietal «pre-enlargement policy reviews» te komen.
Migratie wordt als een van de aspecten genoemd. Wat zijn volgens de Minister aspecten die de EU omtrent migratie moet meenemen in de voorbereiding? Deelt de Minister de mening dat migratie geen vast onderdeel is van de Kopenhagencriteria? Zo nee, waarom is dit volgens de Minister wel een onderdeel? Zo ja, wat is de reden dat migratie is opgenomen in de aspecten aangemerkt door het kabinet?
20. Antwoord van het kabinet
Het kabinet stelt dat onder andere dat aangezien uitbreiding van de EU resulteert in nieuwe buitengrenzen, effectief grensmanagement en toezicht op de implementatie van het volledige acquis inzake asiel en migratie belangrijke aspecten zijn die de EU omtrent migratie moet meenemen bij de eigen voorbereidingen op toekomstige EU-uitbreiding. Parallel hieraan is het voor het kabinet van groot belang dat kandidaat-lidstaten voorafgaand aan toetreding voldoen aan het volledige acquis inzake asiel en migratie, conform de huidige toetredingsmethodologie.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie maken zich zorgen over de voortgang van de onderhandelingen over de herziening van het Meerjarig Financieel Kader en het dreigement van een veto door Hongarije. Voor de gezondheid van de rechtsstaat in Hongarije en de EU in bredere zin én voor de toekomst van rechtsstaatmechanismen is het cruciaal om niet te bezwijken onder de druk van premier Orbán. Het Hongaarse Helsinki Committee is bijzonder kritisch op de voortgang van Hongarije op de noodzakelijke rechtsstatelijke hervormingen.7 Kan de Minister een appreciatie geven van de analyse van het rapport van het Hongaarse Helsinki Committee?
21. Antwoord van het kabinet
Het kabinet heeft kennis genomen van het rapport van het Helsinki Comité. Het rapport geeft een analyse van de hervormingen waarmee Hongarije beoogt de tekortkomingen op het terrein van rechterlijke onafhankelijkheid te adresseren. Dit om te kunnen voldoen aan de voorwaarden voor betaling van EU-middelen uit de HVF, alsook de voorwaarden voor betaling van EU-middelen uit fondsen die vallen onder de Common Provisions Regulation (CPR). Het is voor beide instrumenten aan de Commissie om te beoordelen of Hongarije aan de gestelde voorwaarden voldoet. Uw Kamer ontving in een Kamerbrief op 13 juni jl., in het verslag van de RAZ van 19 september jl.,8 en in het Verslag van het Schriftelijk Overleg Rechtsstatelijke Ontwikkelingen in de EU van 26 oktober jl.9 een overzicht van de laatste stand van zaken hierover.
Het kabinet blijft het belang van een zorgvuldige toets bij de Commissie benadrukken. Samen met andere EU-lidstaten blijft het kabinet het belang van een sterke rechtsstaat en, ook in het kader van de tussentijdse herziening van het MFK, gezamenlijke EU-steun aan Oekraïne onderstrepen, zowel in EU-verband als in bilaterale gesprekken met EU-lidstaten.
Mocht Hongarije toch doorzetten met het gebruik van het vetorecht, welke stappen neemt het kabinet dan om alsnog te garanderen dat Oekraïne de steun krijgt die het land verdient?
22. Antwoord van het kabinet
Het kabinet zet ten aanzien van de voortdurende Russische oorlog tegen Oekraïne in op het zoveel mogelijk steunen van Oekraïne enerzijds en anderzijds het vergroten van druk op Rusland om zijn agressie te beëindigen. Deze inzet wordt op verschillende wijzen gerealiseerd, zowel bilateraal als multilateraal. De inzet van het kabinet omvat ook blijvende solidariteit waarbij Nederland en de EU-lidstaten hun fair share bijdragen aan de liquiditeitssteun voor Oekraïne en aan de herstel- en wederopbouwopgave. Het kabinet blijft het belang van gezamenlijke EU-steun aan Oekraïne onderstrepen en maakt zich sterk voor tijdige besluitvorming over een nieuw steunpakket voor Oekraine.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 15 november en hebben in dat kader nog de volgende vragen en opmerkingen.
Het verheugt deze leden dat de bespreking van het Meerjarig Financieel Kader voor nu van de agenda is gehaald. In dat kader doen voornoemde leden toch het verzoek aan de Minister om onder geen beding toezeggingen te doen, stappen te zetten in de richting van een verhoging van de huidige MFK-uitgavenplafonds. Kan de Minister dit garanderen/toezeggen, mocht onverhoopt het onderwerp toch besproken worden, al dan niet en marge van de Raad Algemene Zaken?
23. Antwoord van het kabinet
Het uitgangspunt voor het kabinet ten aanzien van het Commissievoorstel voor een tussentijdse herziening van het MFK is dat uitdagingen en verplichtingen in principe opgevangen dienen te worden binnen de kaders van het MFK en de daarbij overeengekomen speciale instrumenten, door optimaal gebruik van bestaande middelen en waar nodig herprioritering en flexibilisering. Enkel onvoorziene omstandigheden die niet binnen het plafond kunnen worden opgevangen dienen in overweging te worden genomen. Dit is het geval wat betreft de gevolgen van de Russische agressieoorlog in Oekraïne. Het kabinet staat positief tegenover het structureler vormgeven van de financiële EU-steun aan Oekraïne, in lijn met de inzet van het kabinet voor blijvende solidariteit met Oekraïne.10
De leden van de PVV-fractie zijn bezorgd over de toenemende bemoeienis van de EU op het gebied van hoe Nederland haar nationale verkiezingen voor het Europees Parlement organiseert. Voor een EU-voorstel voor een verbod op exitpolls lijkt zich geen meerderheid af te tekenen. Het verbaast deze leden echter enorm dat het kabinet positief staat tegenover een voorstel om vrijwillig alsnog afspraken te maken over het verbieden van exitpolls op de verkiezingsdag. Kan de Minister de Nederlandse steun voor dit onzalige voorstel snel intrekken en dit haast orwelliaanse voorstel naar de prullenbak verwijzen?
24. Antwoord van het kabinet
Een van de elementen in het initiatiefvoorstel van het EP omtrent een nieuwe Europese Kiesakte ziet toe op het invoeren van een periode van 48 uur voor de verkiezingsdag waarin het niet is toegestaan kiezers te vragen naar hun stemvoorkeur. Het kabinet is geen voorstander van dit voorgestelde verbod. Wel ziet het kabinet mogelijkheden om afspraken te maken met peilingsbureaus om geen opiniepeilingen te publiceren op de verkiezingsdag tot de sluiting van stembureaus. Het publiceren van opiniepeilingen op de dag van de stemming kan namelijk leiden tot strategisch stemmen, waarbij kiezers hun echte voorkeur laten vervallen, om op een andere partij te stemmen. Dit kan zorgen voor een verkiezingsuitslag die niet de werkelijke voorkeuren van de kiezers weerspiegelt. Hierdoor is het kabinet voorstander van het maken van afspraken met peilingbureaus om geen exitpolls te publiceren op de verkiezingsdag voor negen uur ’s avonds. Dit standpunt is in lijn met eerdere uitspraken van de Minister van BZK richting uw Kamer.11
Voorts bepaalt de Nederlandse kieswet hoe de Nederlandse kiezers hun vertegenwoordiging kiezen. Dit geldt ook voor de verkiezingen van het Europees Parlement. Vindt de Minister het ook onacceptabel dat er vanuit de EU wordt gepoogd landen voor te schrijven hoe zij nationale verkiezingen houden, zeker gezien dit uitsluitend een nationale bevoegdheid is?
25. Antwoord van het kabinet
Het initiatiefvoorstel beoogt de democratische dimensie en de betrokkenheid van de kiezers bij de Europees Parlementsverkiezingen te versterken. Het kabinet acht het van belang de democratische legitimiteit van de EU en het draagvlak voor Europese besluitvorming te vergroten. Het kabinet steunt dan ook in beginsel de doelstelling van het voorstel. Tegelijkertijd heeft het kabinet in de huidige vorm meerdere bezwaren tegen het voorstel.12
Is de Minister bereid namens Nederland duidelijk aan te geven niet akkoord te gaan met transnationale lijsten, afwijkende verkiezingsdagen dan die in Nederland gebruikelijk zijn en het wijzigen van de minimumleeftijd voor het stemmen naar 16 jaar?
26. Antwoord van het kabinet
Zoals aangegeven in antwoord 24, heeft het kabinet meerdere bezwaren tegen het voorstel. Het kabinet zal blijven uitdragen geen voorstander te zijn van transnationale lijsten, vaste verkiezingsdagen en de verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd bij EP-verkiezingen tot 16 jaar.
De aan het woord zijnde leden vinden de EU een ondemocratisch en onbestuurbaar moloch en zijn ervan overtuigd dat dat met een toekomstige uitbreiding er niet beter op wordt. De Voorzitter van de Europese Raad, Charles Michel, heeft al aangegeven dat de toetreding van nieuwe lidstaten betekent dat alle nieuwe lidstaten netto-ontvangers zullen worden. Voornoemde leden willen van de Minister de garantie dat koste wat kost wordt voorkomen dat de EU verder uitdijt. Nederland als een van de grootste nettobetalers per hoofd van de bevolking kan deze dure eurofiele hobby niet meer betalen. Het geld is keihard nodig in ons eigen land.
Voorts zijn de leden van de PVV-fractie van mening dat er onder geen beding toetredingsonderhandelingen dienen te worden gestart met Oekraïne. Het Nederlandse volk heeft al in een referendum in grote meerderheid aangegeven dat zij geen voorstander is van de toetreding van Oekraïne tot de EU en met de oorlog met Rusland mag het niet zo zijn dat de EU verder een oorlog in wordt gerommeld die niet de onze is. In dat kader ook de volgende vragen aan de Minister.
In de krant valt te lezen dat tijdens de volgende Europese Raad in december een voorstel zal worden besproken over het starten van de toetredingsonderhandelingen met Oekraïne. Kan de Minister het tijdpad van het hele proces van de mogelijke toetreding van Oekraïne uiteenzetten, met alle deadlines die daarbij horen?
27. Antwoord van het kabinet
Oekraïne heeft in februari 2022 EU-lidmaatschap aangevraagd en kreeg in juni 2022 de status van kandidaat-lidstaat. Het kabinet bestudeert momenteel het voortgangsrapport over Oekraïne die de Europese Commissie op 8 november heeft gepresenteerd. Uw Kamer ontvangt hierover een kabinetsappreciatie voorafgaand aan de RAZ van 12 december. Het al dan niet openen van toetredingsonderhandelingen met Oekraïne zal voornamelijk afhangen van de voortgang op rechtsstaathervormingen, waarbij de voortgang op de gestelde hervormingsprioriteiten leidend zal zijn. Politieke besluitvorming hierover vindt plaats tijdens de ER in december. Wanneer de toetredingsonderhandelingen geopend worden, begint een lang en complex proces waarbij de Kopenhagencriteria, zoals de overname, implementatie en handhaving van het EU-acquis, als uitgangspunt gelden voor de beoordeling van de voortgang van (potentiële) kandidaat-lidstaten. In 2020 is de uitbreidingsmethodologie herzien om het toetredingsproces te verstevigen (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1511). Dit proces kan jaren duren. De Raad beslist met unanimiteit over alle tussenstappen in het toetredingsproces.
Hoe beoordeelt de Minister het unilaterale besluit van Von der Leyen om de lidstaten voor het blok te zetten dat Oekraïne zo goed als klaar is voor toetreding tot de EU. Is er vooraf met de Minister of vertegenwoordigers van de lidstaten gesproken over een dergelijk voorstel?
28. Antwoord van het kabinet
De Commissie heeft op 8 november haar voortgangsrapportage over Oekraïne gepresenteerd, als onderdeel van het jaarlijkse uitbreidingspakket. Hierin gaat de Commissie in op de in juni 2022 gestelde hervormingsprioriteiten voor Oekraïne. Dat voorstel is de basis voor verdere besluitvorming. Het kabinet bestudeert momenteel deze voortgangsrapportage, inclusief de aanbeveling voor het openen van de toetredingsonderhandelingen. Uw Kamer ontvangt hierover een kabinetsappreciatie voorafgaand aan de Raad Algemene Zaken van 12 december. Het al dan niet openen van toetredingsonderhandelingen zal voornamelijk afhangen van de voortgang op rechtsstaathervormingen, waarbij de voortgang op de gestelde hervormingsprioriteiten leidend zal zijn. Politieke besluitvorming hierover vindt plaats tijdens de ER in december en ligt bij de lidstaten, niet bij de Commissie.
Zie ook het antwoord op vraag 6.
Heeft het kabinet al uitgewerkt wat de toetreding van Oekraïne tot de EU zal betekenen voor de Nederlandse afdracht, het aantal (arbeids-)migranten dat straks visumvrij naar Nederland kan komen zonder dat Nederland dit mag beperken van de EU, en wat de gevolgen zijn voor de huizenmarkt, arbeidsmarkt, sociale cohesie, Nederlandse taal en andere terreinen die negatief kunnen worden beïnvloed door het toelaten van een land in oorlog?
29. Antwoord van het kabinet
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 13 zal de EU in kaart moeten brengen wat de gevolgen zijn van uitbreiding op beleidsmatig, budgettair en institutioneel terrein, ook met het oog op het mitigeren van eventuele risico’s. Het kabinet zet zich ervoor in dat het inhoudelijk voorbereidende werk van de EU zich richt op in ieder geval zes nauw met elkaar samenhangende aspecten: (1) rechtsstaat, democratie en grondrechten; (2) geopolitiek en veiligheid; (3) financiën; (4) interne markt; (5) migratie; (6) institutionele architectuur.
Ook zijn de leden van de PVV-fractie geen voorstander van het openen van toetredingsonderhandelingen met landen die niet in oorlog verkeren om het simpele feit dat de rekening van de toetreding altijd bij het Nederlandse volk wordt neergelegd. Nederland is als een van de grootste nettobetalers de melkkoe van de EU om armere landen te spekken. Kan de Minister toezeggen dat zij niet akkoord zal gaan met de uitbreiding van de EU als dit betekent dat de Nederlandse afdracht aan de EU (binnen en buiten het Meerjarig Financieel Kader) daarmee toeneemt? Zo nee, waarom niet? Is zij het met deze leden eens dat ongeacht de toetreding van landen, het tijd is voor Nederland om eens een keer netto-ontvanger te worden van EU-geld in plaats van maar iedere keer te betalen voor de bevolking van andere landen?
30. Antwoord van het kabinet
Het kabinet stelt het feit dat Nederland een netto-betaler is aan de EU-begroting niet ter discussie. Het is redelijk dat Nederland als een van de meeste welvarende EU-lidstaten meer bijdraagt aan de EU-begroting dan dat het daaruit ontvangt. Het is ook in het belang van Nederland, als een land met een open economie en een sterk internationaal georiënteerd bedrijfsleven, dat minder welvarende lidstaten met steun van EU-fondsen kunnen convergeren naar een hoger welvaartsniveau.
De Duitse Minister van Buitenlandse Zaken, mevrouw Annalena Baerbock, heeft afgelopen week tijdens een bijeenkomst waar ook een Nederlandse EU-topambtenaar bij aanwezig was het volgende gezegd over de oorlog in Oekraïne en de toetreding van dat land tot de EU: «Dit is een eenmalige kans, die zich nu aanbiedt.» Wat de Duitse Minister hiermee zegt, ligt in een lange traditie van de EU om elke crisis, of het nu de eurocrisis was, de migratiecrisis, of nu een oorlog, te zien als een kans en daar munt uit te slaan om de EU en haar macht uit te breiden. Wat vindt de Minister daar nou van? Is dit niet enorm tragisch om in de verschrikkingen van een oorlog te zinspelen op kansen voor de EU?
31. Antwoord van het kabinet
De Europese Unie en Europese samenwerking stellen ons in staat problemen op te lossen die individuele lidstaten niet alleen kunnen oplossen. Daarbij beoordeelt het kabinet ieder nieuw voorstel van de Europese Commissie kritisch op proportionaliteit en subsidiariteit zodat het hieruit voortvloeiende beleid niet verdergaat dan noodzakelijk om het probleem op te lossen, en dat dit gebeurt op het niveau dat het meest passend is (gemeentelijk, provinciaal, nationaal of Europees).
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben de volgende opmerkingen en vragen.
Wat betreft de situatie in Israël en Palestina vragen deze leden een reactie op de uitspraak van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, Guterres, die stelt dat Gaza «een begraafplaats wordt voor kinderen.» Inmiddels zijn 10.000 Palestijnen gedood. Deze leden zijn zeer verontwaardigd over de opstelling van de Nederlandse regering. Wanneer wordt dit genadeloze geweld door het Israëlische leger veroordeeld? Wanneer stopt de regering met het hanteren van een dubbele standaard als het gaat om schendingen van het internationaal recht?
32. Antwoord van het kabinet
Het kabinet verwijst naar de beantwoording van het schriftelijk overleg over Israël/Gaza dat uw Kamer zo spoedig mogelijk toe zal komen.
Met betrekking tot de oorlog in Oekraïne veroordelen de aan het woord zijnde leden de illegale aanval van Poetin ten zeerste. Na dik anderhalf jaar zien zij echter dat de oorlog zich in een patstelling bevindt. Hoe het staat met diplomatieke inspanningen om hieruit te komen?
33. Antwoord van het kabinet
Anderhalf jaar na het begin van de Russische agressie tegen Oekraïne zijn er geen indicaties dat Rusland terugkeert naar de beginselen van het internationaal recht. Moskou toont geen bereidwilligheid tot serieuze onderhandelingen. Het is aan Oekraïne om te bepalen wanneer en onder welke voorwaarden onderhandelingen zouden kunnen worden gehouden.
Tegen die achtergrond blijft voortzetten van onze steun aan Oekraïne cruciaal. Het land vecht voor zijn voortbestaan. Het kabinet zal Oekraïne steunen voor zolang als nodig is. Dat gebeurt door het voortzetten van militaire, humanitaire en financiële steun, maar ook door het vormgeven van veiligheidsarrangementen voor Oekraïne conform de G7 verklaring die Nederland hierover ondertekende.13
Ten aanzien van diplomatieke inspanningen steunt Nederland de vredesformule van president Zelensky, die de basis vormt voor een vooralsnog enige serieuze aanzet tot een vredesproces, vooral omdat deze formule het VN Handvest als uitgangspunt neemt. Nederland is actief betrokken bij de National Security Advisors-bijeenkomsten (zoals in Jeddah (5 augustus jl.) en op Malta (28-29 oktober jl.) om op basis van de vredesformule een weg te plaveien naar een uiteindelijk vredesproces, inclusief met landen van buiten de EU en NAVO. Het is hoopgevend dat nu al zesenzestig landen uit verschillende delen van de wereld betrokken zijn bij dit proces en samenwerken met een gemeenschappelijk doel: een rechtvaardige en duurzame vrede voor Oekraïne.
Voornoemde leden vragen een reactie op het uitgelekte rapport van de Europese Commissie waarin zou staan dat Oekraïne en Moldavië dit jaar al kunnen beginnen met toetredingsonderhandelingen.14 Hoe is dit mogelijk, gelet op het feit dat andere kandidaat-lidstaten jarenlang in de wachtkamer zitten? Hoe voorkomt het kabinet scheve gezichten?
34. Antwoord van het kabinet
Het kabinet bestudeert momenteel de voortgangsrapporten over Oekraïne en Moldavië die de Europese Commissie op 8 november heeft gepresenteerd, inclusief de aanbeveling voor het openen van de toetredingsonderhandelingen met deze twee landen. Uw Kamer ontvangt hierover een kabinetsappreciatie voorafgaand aan de RAZ van 12 december, waar naar verwachting het uitbreidingspakket zal worden besproken. Daarnaast komt EU-uitbreiding aan de orde tijdens de ER van 14 en 15 december. Wanneer de toetredingsonderhandelingen geopend worden, begint een lang en complex proces, waarbij hervormingen – in het bijzonder op het gebied van de rechtsstaat – leidend en in grote mate bepalend zijn voor de snelheid waarmee landen het proces doorlopen. Iedere kandidaat-lidstaat bepaalt de snelheid van het eigen toetredingsproces door het doorvoeren van de benodigde hervormingen en wordt op basis van de eigen merites beoordeeld. Het kabinet steunt alle (potentiële) kandidaat-lidstaten bij het doorvoeren van deze hervormingen, onder andere in Europees verband en via het MATRA-programma.
Is het eerder voorgekomen dat een land in oorlog begint met toetredingsonderhandelingen? Zo nee, is dit conform het Europees Verdrag? Acht de Minister het mogelijk dat een land in oorlog toetreedt tot de EU?
35. Antwoord van het kabinet
Het al dan niet openen van toetredingsonderhandelingen met Oekraïne zal voornamelijk afhangen van de voortgang op rechtsstaathervormingen, waarbij de voortgang op de gestelde hervormingsprioriteiten leidend zal zijn. Uw Kamer ontvangt hierover zoals gebruikelijk een kabinetsappreciatie voorafgaand aan de Raad Algemene Zaken van 12 december. Er zijn in het verleden geen toetredingsonderhandelingen begonnen met een land dat geconfronteerd is met een lopend gewapend conflict van dezelfde omvang als Oekraïne. De EU-verdragen verzetten zich niet tegen het openen van toetredingsonderhandelingen met een land dat zich in een gewapend conflict bevindt. Voor toetreding dient wel te worden voldaan aan de toetredingscriteria die opgenomen zijn in artikel 49 VEU en de Kopenhagen-criteria. De veiligheid, stabiliteit en externe betrekkingen van de kandidaat-lidstaat zijn onderdeel van de toetredingsonderhandelingen. In het geval van Kosovo en Servië is de normalisatie van hun betrekkingen stevig verankerd als voorwaarde op hun pad richting EU-lidmaatschap. Het kabinet acht een dergelijke voorwaarde niet opportuun in het geval van Oekraïne, aangezien het hier om een conflict gaat met een land dat geen toetredingsperspectief heeft. Oekraïne bevindt zich op dit moment aan het begin van het EU-toetredingsproces en van toetreding is op dit moment geen sprake. De inzet van het kabinet blijft onverminderd gericht op het zoveel mogelijk steunen van Oekraïne, inclusief bij het EU-toetredingsproces en in het herstel van diens soevereiniteit en territorialiteit.
Hoe wenselijk is het om te spreken over nieuwe lidstaten, gelet op de huidige onbestuurbaarheid van de EU? Welke gevolgen heeft toetreding van Oekraïne voor de Europese subsidies? Is het niet veel beter om te kijken naar andere vormen van Europese samenwerking? Staat de Minister open voor een Europa van verschillende snelheden?
36. Antwoord van het kabinet
Toekomstige uitbreiding vraagt om gedegen voorbereiding, zowel aan de kant van kandidaat-lidstaten alsook aan de kant van de EU. De EU zal in kaart moeten brengen wat de gevolgen zijn van uitbreiding op beleidsmatig, budgettair en institutioneel terrein. Het kabinet zet zich ervoor in dat het inhoudelijk voorbereidende werk van de EU zich richt op in ieder geval zes nauw met elkaar samenhangende aspecten: (1) rechtsstaat, democratie en grondrechten; (2) geopolitiek en veiligheid; (3) financiën; (4) interne markt; (5) migratie; (6) institutionele architectuur. Als de impact van uitbreiding op deze terreinen in kaart is gebracht kan worden bezien of, en zo ja, welke hervormingen nodig zouden zijn om te zorgen dat een uitgebreide EU een sterke, effectieve en legitieme actor blijft, met de rechtsstaat als fundament en met goed functionerende instellingen.
Parallel aan het uitbreidingsproces zijn er andere vormen van Europese samenwerking met de landen die willen toetreden tot de EU, zoals de Europese Politieke Gemeenschap. Het kabinet acht dit geen alternatief voor het uitbreidingsproces. Conform het coalitieakkoord staat het kabinet in brede zin open voor een Europa met kopgroepen bijvoorbeeld op het gebied van klimaat of migratie. Zodra dergelijke voorstellen hun weg vinden naar de onderhandelingstafel, zal het kabinet een meer detailleerde appreciatie delen.
Hoe verloopt de besluitvorming rond de toetredingsonderhandelingen? Wanneer kan de Tweede Kamer hierover stemmen? Is het juist dat Hongarije met een veto dreigt? Is het besluit dan helemaal van de baan?
37. Antwoord van het kabinet
Het kabinet bestudeert momenteel de voortgangsrapportages over de tien (potentiële) kandidaat-lidstaten die de Europese Commissie op 8 november heeft gepresenteerd. Het al dan niet openen van toetredingsonderhandelingen zal voornamelijk afhangen van de voortgang op rechtsstaathervormingen. Uw Kamer ontvangt hierover een kabinetsappreciatie voorafgaand aan de RAZ van 12 december. Het kabinet acht het van belang niet vooruit te lopen op politieke besluitvorming hierover, die plaatsvindt tijdens de ER in december.
De leden van de SP-fractie zijn tegen de voorgestelde verhoging van het Meerjarig Financieel Kader. Deze leden steunen civiele hulp aan Oekraïne, maar zijn niet overtuigd van de noodzaak van extra Europese geldstromen en honderden nieuwe Europese ambtenaren. Steun aan Oekraïne kan heel goed door de lidstaten zelf worden gedaan.
Voornoemde leden zorgen over de «versterking van de Europese Defensie-Industrie». Wat hen betreft is defensie primair een nationale aangelegenheid en is de ontwikkeling van een Europees militair-industrieel complex onwenselijk. Deelt de Minister de mening dat zeggenschap over defensie allereerst aan lidstaten is en dus niet naar Brussel moet worden overgeheveld?
38. Antwoord van het kabinet
Defensiebeleid is inderdaad primair een beleidsaangelegenheid van de lidstaten zelf, zeker als het gaat om het uitzenden van militairen. Daarnaast acht het kabinet Europese samenwerking op defensiegebied van groot belang om het handelingsvermogen van Europa te vergroten. Dat geldt ook voor het versterken van de Europese defensie-industrie, inclusief initiatieven vanuit de EU om defensie-industrie te ondersteunen bij het opschalen van productiecapaciteit.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 15 november 2023. Zij hebben daarover een aantal vragen en opmerkingen.
In de media viel te lezen dat Oekraïne van de Europese Commissie groen licht heeft gekregen voor EU-toetreding. De volgende stap is en blijft bij de Europese lidstaten. Te lezen is dat «in de Brusselse wandelgangen valt te horen dat Oekraïne en Moldavië in december inderdaad op groen licht kunnen rekenen, ook van Nederland.»15 Deelt de Minister de mening dat het onwenselijk is dat Nederland in Brussel al in de wandelgangen «groen licht» toezegt, terwijl er éérst nog verkiezingen komen en daarna een nieuwe Kamer zich buigt over het vraagstuk van Oekraïens EU-lidmaatschap?
39. Antwoord van het kabinet
Het kabinet bestudeert momenteel de voortgangsrapportages en aanbevelingen voor de tien (potentiële) kandidaat-lidstaten die door de Commissie op 8 november jl. zijn gepresenteerd. Uw Kamer ontvangt hierover een kabinetsappreciatie voorafgaand aan de RAZ van 12 december. Het al dan niet zetten van een stap in het toetredingsproces van individuele landen zal voornamelijk afhangen van voortgang op de gestelde hervormingsprioriteiten. Het kabinet acht het van belang niet vooruit te lopen op politieke besluitvorming hierover, die plaatsvindt tijdens de ER in december.
Gezien het feit dat het kabinet eerder heeft geschreven eerst optimaal het huidige EU-budget te benutten, is het kabinet bereid om tegen het ophogen van het Meerjarig Financieel Kader te stemmen binnen de Raad Algemene Zaken en binnen de Europese Raad?
40. Antwoord van het kabinet
Het kabinet vindt het in deze fase te vroeg om vooruit te lopen op een stellingname over mogelijk eindresultaten van de onderhandelingen. Uitgangspunt van het kabinet is dat uitdagingen en verplichtingen in principe opgevangen dienen te worden binnen de kaders van het MFK en de daarbij overeengekomen speciale instrumenten, door optimaal gebruik van bestaande middelen en waar nodig herprioritering en flexibilisering. Enkel onvoorziene omstandigheden die niet binnen het plafond kunnen worden opgevangen dienen in overweging te worden genomen. Dit is het geval wat betreft de gevolgen van de Russische agressieoorlog in Oekraïne. Het kabinet staat positief tegenover het structureler vormgeven van de financiële EU-steun aan Oekraïne, in lijn met de inzet van het kabinet voor blijvende solidariteit met Oekraïne.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben de stukken ten behoeve van de Raad Algemene Zaken d.d. 15 november met belangstelling gelezen, en hebben een aantal volgende vragen.
Wanneer de situatie in het Midden-Oosten besproken wordt, wil de Minister er dan voor zorgen dat in ieder geval de vrijlating van gegijzelde Israëli’s en het effectief bestrijden van Hamas en haar financiers wordt besproken?
41. Antwoord van het kabinet
Deze zaken zijn al besproken tijdens de Raad Buitenlandse Zaken op 13 november jl. en zullen in EU-gremia geagendeerd blijven.16
Welke verbeteringen hoopt het kabinet aan te brengen in de brede migratiepartnerschappen, nu de afspraken met Tunesië nog niet optimaal hebben uitgepakt?
42. Antwoord van het kabinet
Het kabinet is het met de SGP-fractie eens dat de brede afspraken met Tunesië nog niet optimaal hebben uitgepakt. Het uitwerken van de afspraken van het MoU dat Tunesië en de EU sloten op 16 juli vindt nog plaats. Daar zijn de Commissie en Tunesië over in gesprek. Nederland steunt de EU in de brede partnerschapsaanpak en benadrukt de noodzaak tot effectief en duurzaam resultaat, in lijn met internationaal rechterlijk kader en met aandacht voor bescherming van mensenrechten. Brede partnerschappen zetten in op het versterken van de bilaterale relatie, zoals politiek en mensenrechten (gender), handel en investeringen (o.m. water, landbouw en duurzame energie), onderwijs, onderzoek en ontwikkeling, als ook samenwerking op migratie. Het tegengaan van irreguliere migratie, bescherming van migranten en bevorderen van terugkeer, zoals bij Tunesië, zijn daarbij steeds een belangrijk uitgangspunt voor het kabinet. Daarnaast is het belangrijk dat elk partnerschap een op maat gemaakte en gelijkwaardige aanpak beoogt, en dat dat ze beogen om zowel op de korte als de lange termijn effectief te zijn en dat de afspraken die gemaakt worden voldoende duidelijkheid scheppen voor de betrokken partijen.
De leden van de SGP-fractie zijn blij dat de motie van het lid Bisschop over niet instemmen met een voorstel waarin een vaste dag voor de Europese verkiezingen is opgenomen (Kamerstuk 36 104, nr. 4) en de motie van het lid Strolenberg c.s. over het afwijzen van transnationale kieslijsten voor het Europees Parlement (Kamerstuk 36 104-6) worden betrokken inzake de Europese Kiesakte. Deze leden vragen of de hierin vervatte aspecten in de kiesakte staan of niet?
43. Antwoord van het kabinet
Uw Kamer is in de Kamerbrief van 17 juni 2022 geïnformeerd over de inhoud van het EP-initiatiefvoorstel omtrent een nieuwe Europese Kiesakte en het kabinetsstandpunt.17 Het voorstel pleit onder andere voor de invoering van transnationale kieslijsten en de instelling van een vaste verkiezingsdag voor EP-verkiezingen. Het kabinet zal blijven uitdragen van beide voorstellen geen voorstander te zijn.
Rond de informele lunch over de toekomst van Europa is ook gesproken over verdere uitbreiding van de EU. Hoe denkt de Minister over de optie van een roadmap? Schuilt hierin niet de aanname van lineaire vooruitgang en is dit niet te veel een blauwdruk voor alle gevallen zonder recht te doen aan individuele kenmerken en routes? Beaamt de Minister dat met verdere EU-uitbreiding het gevaar groot is van import van instabiliteit?
44. Antwoord van het kabinet
Het kabinet is geen voorstander van het noemen van jaartallen voor toetreding van kandidaat-lidstaten tot de EU. Wanneer de toetredingsonderhandelingen met een kandidaat-lidstaat geopend worden, begint een lang en complex proces, waarbij hervormingen – in het bijzonder op het gebied van de rechtsstaat – leidend en in grote mate bepalend zijn voor de snelheid waarmee landen het proces doorlopen. Dit proces is niet lineair en stappen in het toetredingsproces, zoals het sluiten van onderhandelingshoofdstukken, zijn omkeerbaar. Landen kunnen pas toetreden tot de Unie wanneer aan de voorwaarden voldaan is. EU-uitbreiding heeft in het verleden bijgedragen aan vrede, veiligheid en stabiliteit in de buurlanden en in de relatie met de EU. Voor het kabinet staat voorop dat een toekomstige uitbreiding van de Unie zowel de nieuwe lidstaten als de Unie moet versterken.
Het kabinet gaf het EU-voorzitterschap mee dat de EU een sterke en legitieme actor moet blijven. Hoe hoopt de Minister dat bij uitbreiding te bereiken, zeker gegeven het reeds bestaande democratisch tekort? Kan de Europese Unie daadwerkelijk uitbreiding aan met behoud van handelingsvermogen en legitimiteit of ziet de Minister op zijn minst een interne spanning op dit punt?
45. Antwoord van het kabinet
Toekomstige uitbreiding vraagt om gedegen voorbereiding, zowel door kandidaat-lidstaten als aan de kant van de EU.
Wanneer de toetredingsonderhandelingen met een kandidaat-lidstaat geopend worden, begint een lang en complex proces, waarbij hervormingen – in het bijzonder op het gebied van de rechtsstaat – leidend en in grote mate bepalend zijn voor de snelheid waarmee landen het proces doorlopen. Een reëel vooruitzicht op EU-lidmaatschap is voor veel landen een belangrijke drijfveer om hervormingen op het gebied van democratie en de rechtsstaat door te voeren. Iedere kandidaat-lidstaat bepaalt de snelheid van het eigen toetredingsproces door het doorvoeren van de benodigde hervormingen en wordt op basis van de eigen merites beoordeeld.
Parallel hieraan, zal de EU in kaart moeten brengen wat de gevolgen zijn van uitbreiding op beleidsmatig, budgettair en institutioneel terrein. Het kabinet zet zich ervoor in dat het inhoudelijk voorbereidende werk van de EU zich richt op in ieder geval zes aspecten: (1) rechtsstaat, democratie en grondrechten; (2) geopolitiek en veiligheid; (3) financiën; (4) interne markt; (5) migratie; (6) institutionele architectuur. Als de impact van uitbreiding op deze terreinen in kaart is gebracht kan worden bezien of, en zo ja, welke hervormingen nodig zouden zijn om te zorgen dat een uitgebreide EU een sterke, effectieve en legitieme actor blijft, met de rechtsstaat als fundament en met goed functionerende instellingen.
De leden van de SGP-fractie vragen of de Minister kan schetsen welke lidstaten kritisch zijn inzake de uitvoerbaarheid van het voorstel om de Europese verordening statistiek te wijzigen.
46. Antwoord van het kabinet
De onderhandelingen over het voorstel zijn gaande en de positie van lidstaten zijn nog in beweging. Een brede groep lidstaten was kritisch op het voorstel van de Commissie.
Kan de Minister toezeggen tegenstand te bieden indien er onwerkbare voorstellen vastgesteld worden of wanneer er te onzorgvuldig met privacy van burgers wordt omgegaan?
47. Antwoord van het kabinet
Het kabinet vindt het borgen van privacy en gegevensbescherming cruciaal en steunt de voorstellen van de Commissie dat bij iedere gegevensverstrekking de essentiële waarborgen van een hoog niveau van veiligheid, vertrouwelijkheid en privacy moeten worden gegarandeerd. De voorstellen moeten uiteraard voldoen aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
Deze leden vragen ook hoe de Minister zich gaat inzetten om de verzwaring van de lastendruk en verhoging van de uitvoeringskosten te voorkomen, die gepaard kunnen gaan met de nieuwe verordening statistiek en de daarmee deels overlappende dataverordening.
48. Antwoord van het kabinet
Zoals vastgesteld in het BNC-fiche, zal het kabinet zich in de onderhandelingen ervoor inzetten dat deze onderdelen van het voorstel met mogelijke dubbelingen ten opzichte van de Dataverordening worden aangepast. Hierbij acht het kabinet het van belang dat de bestaande bepalingen en de nieuwe voorstellen met overeenkomende doelstellingen maximaal op elkaar zijn afgestemd ter voorkoming van conflicterende en overlappende EU-wetgeving. Voor het kabinet is het van essentieel belang dat inzichtelijk wordt gemaakt wat er niet mogelijk is in de Dataverordening en wat in deze verordening wel zou moeten worden opgenomen, en zal hierop inzetten in de onderhandelingen.
Kamerstukken 22 112, nr. 3757 en 3758.↩︎
Kamerstukken 21 501-02, nrs. 2772 en 2773.↩︎
Kamerstukken 21 501-02, nrs. 2665 en 2689.↩︎
Zie de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 15 november van d.d. 3 november 2023.↩︎
Zie Kamerstuk 21 501-02, nr. 2766.↩︎
Zie Kamerstuk 21 501-02, nr. 1861.↩︎
Zie https://helsinki.hu/en/fundamental-deficiencies/ voor het rapport.↩︎
Kamerstuk 21 501-02, nr. 2713.↩︎
Kamerstuk 21 501-02, nr. 2773.↩︎
Kamerstuk 22 112 nr. 3757 en 3758.↩︎
Kamerstuk 35 165, nr. 47; Kamerstuk 35 165, nr. 44; Kamerstuk 35 165, nr. 30.↩︎
Kamerstuk 36 104, nr. 2.↩︎
Zie https://www.consilium.europa.eu/en/press/press-releases/2023/07/12/g7-joint-declaration-of-support-for-ukraine/.↩︎
Zie https://nos.nl/artikel/2496966-hongarije-dreigt-met-veto-tegen-eu-perspectief-van-oekraine.↩︎
Zie https://nos.nl/artikel/2496966-hongarije-dreigt-met-veto-tegen-eu-perspectief-van-oekraine.↩︎
Zie Kamerstuk 21 501-02, nr. 2778.↩︎
Zie Kamerstuk 36 104, nr. 2.↩︎