De voorgenomen gebiedssluiting voor de visserij in de Voordelta
Schriftelijke vragen
Nummer: 2023D46823, datum: 2023-11-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiƫle HTML versie (kv-tk-2023Z19351).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R. Bisschop, Tweede Kamerlid (Ooit SGP kamerlid)
Onderdeel van zaak 2023Z19351:
- Gericht aan: Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
- Gericht aan: P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Indiener: R. Bisschop, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (š origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 | Vragen gesteld door de leden der Kamer |
2023Z19351
Vragen van het lid Bisschop (SGP) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en voor Natuur en Stikstof over de voorgenomen gebiedssluiting voor de visserij in de Voordelta (ingezonden 22Ā november 2023).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat visserijbedrijven zich in een wurgtang voelen zitten in het overleg over mogelijke gebiedssluiting in de Voordelta1?
Vraag 2
Deelt u de analyse dat het sluiten van belangrijke visgebieden voor zuidwestelijke visserijbedrijven grote gevolgen zal hebben voor het voortbestaan van deze bedrijven, zoals ook aangegeven door verschillende gemeenten en de provincie Zeeland?
Vraag 3
Klopt de weergegeven gang van zaken waarbij de vissers min of meer gedwongen worden akkoord te gaan met 70 procent gebiedssluiting, omdat anders de compensatie zou worden verlaagd?
Vraag 4
Acht u dit een redelijke werkwijze, mede in het licht van het feit dat visserijbedrijven part noch deel hebben aan de aanleg van de Tweede Maasvlakte?
Vraag 5
Is de veronderstelling juist dat eventuele nadeelcompensatie moet worden verdeeld over alle Nederlandse visserijbedrijven met een vergunning om in de Voordelta te vissen, terwijl een deel van deze bedrijven amper in de Voordelta komt en dit ten koste gaat van de zuidwestelijke visserijbedrijven die juist vaak in de Voordelta vissen?
Vraag 6
Waarom bent u juridisch gezien nog steeds aansprakelijk voor de natuurcompensatieopgave van het Havenbedrijf Rotterdam, terwijl de afgesproken inspanningsverplichting al is gerealiseerd?
Vraag 7
Wat gaat u doen om recht te doen aan de wens van de Kamer (motie Van der Plas, Kamerstuknummer 21Ā 501-32, nr.Ā 1572) om het verbod op bodemberoerende visserij in de Voordelta uit te stellen totdat uit metingen is gebleken dat de maatregel daadwerkelijk bijdraagt aan herstel van de natuurwaarden?
Vraag 8
Deelt u de mening dat als sprake is van natuurcompensatie voor economische ontwikkeling van het Havenbedrijf Rotterdam, er tenminste sprake moet zijn van ruimhartige nadeelcompensatie?
Vraag 9
Komen de kosten voor de nadeelcompensatie voor rekening van het Havenbedrijf Rotterdam?
Vraag 10
Hoe kan een eventueel besluit gebaseerd worden op artikelĀ 2.5, eerste lid, van de Wet natuurbescherming ā waarmee het ingezet wordt als instandhoudingsmaatregel (artikelĀ 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn) ā en tegelijkertijd dienen als compenserende maatregel (artikelĀ 6, vierde lid, van de Habitatrichtlijn), terwijl de Europese kaders het verbieden om maatregelen zowel als instandhoudingsmaatregel en als compenserende maatregel in te zetten? Klopt het dat de verplichte compensatie voor de havenaanleg dus moet voortvloeien uit de vergunning (artikelĀ 2.8, zevende lid, Wet natuurbescherming) en niet gebaseerd kan worden op artikelĀ 2.5, eerste lid, van de Wet natuurbescherming?
Vraag 11
Is de veronderstelling juist dat EU richtsnoeren aangeven dat de doeltreffendheid van compenserende maatregelen op wetenschappelijke basis aangetoond moet worden?
Vraag 12
Hoe kan de doeltreffendheid van gebiedssluiting de Voordelta worden aangetoond als in het eerdere ontwerpbesluit juist wordt aangegeven dat de Voordelta een heel dynamisch gebied is met jaar op jaar wisselende populaties flora en fauna, waarbij het zeer moeilijk wetenschappelijk vast te stellen is of een kwaliteitsverbetering van tien procent wordt gerealiseerd, gerelateerd aan de situatie voor 2008? Hoe groot is het risico dat over een aantal jaar opnieuw blijkt dat het effect van genomen maatregelen onvoldoende duidelijk is en nieuwe maatregelen worden afgedwongen?
Vraag 13
Is de veronderstelling juist dat gebiedssluiting voor bodemberoerende visserij niet nodig is voor het realiseren van de behoudsdoelstelling voor habitattype H1110?
Vraag 14
Welke alternatieven voorstellen hebben op tafel gelegen of liggen op tafel? Hoe kijkt u tegen deze alternatieve voorstellen aan?
Vraag 15
Gaat u tenminste de mesheftenvisserij uitzonderen van het bodembeschermingsgebied, aangezien de effecten van deze visserij minimaal zijn, zoals aangegeven in het Natura2000-beheerplan Noordzeekustzone?
Vraag 16
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat zo min mogelijk gebieden worden gesloten voor de visserij en dat het voortbestaan van zuidwestelijke visserijbedrijven wordt niet bedreigd?
Reformatorisch Dagblad, 21Ā november 2023, Ā«Onrust garnalenvissers zuidwesten laait op.Ā».ā©ļø