[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda OJCS-Raad van 23 en 24 november 2023 (Kamerstuk 21501-34-410)

Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2023D46846, datum: 2023-11-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-34-411).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 34-411 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport .

Onderdeel van zaak 2023Z19361:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Nr. 411 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 24 november 2023

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de:

– brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 8 november 2023, inzake Geannoteerde agenda OJCS-Raad van 23 en 24 november 2023 (Kamerstuk 21 501-34, nr. 410);

– brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport van 2 november 2023, inzake Geannoteerde Agenda Sportraad 24 november 2023 (Kamerstuk 21 501-34, nr. 407);

– brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 2 november 2023, inzake Geannoteerde Agenda OJCS Raad (onderdeel Jeugd), 23 november 2023 (Kamerstuk 21 501-34, nr. 408);

– brief van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 5 september 2023, inzake Geannoteerde Agenda Informele Raad Cultuur in Cáceres, Spanje, 26 september 2023 (Kamerstuk 21 501-34, nr. 403).

De vragen en opmerkingen zijn op 14 november 2023 aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 22 november 2023 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,
Michon-Derkzen

Adjunct-griffier van de commissie,
Bosnjakovic

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de OJCS-Raad en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse gelezen dat de onderhandelingen met de Raad rondom de definitieve versie van de Media Freedom Act van start zijn gegaan en hopen tot een voorspoedige afronding van deze onderhandelingen waarbij de eerder geuite zorgen en vragen voldoende geadresseerd worden. Op welke termijn zal het kabinet de Kamer over de voortgang op deze punten informeren?

De leden van de VVD-fractie lezen, voor wat betreft de Nederlandse inzet tijdens het beleidsdebat over het verbeteren van de arbeidsomstandigheden van kunstenaars en andere culturele professionals, dat Nederland een platform voorstelt om goede voorbeelden van arbeidsmarktomstandigheden te delen. Deze leden vragen welke voorbeelden het kabinet zal aandragen voor dit platform.

Daarnaast hebben de leden van de VVD-fractie enkele vragen over de geagendeerde onderwerpen op het dossier onderwijs. Wat gaat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in Nederland doen om de privacy in het onderwijs te verbeteren?

Op welke manier gaat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap invulling geven aan de raadsaanbeveling over het meer aandacht besteden aan het professionaliseren van onderwijspersoneel en het vergroten van de capaciteiten van onderwijsinstellingen? Hoe verwacht de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van een Europese aanpak omtrent de sekseverschillen in de STEAM1-disciplines?

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken ten behoeve van de OJCS-Raad van 23 en 24 november 2023. Zij hebben daarover nog de volgende vragen. Waarom laat de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zich ambtelijk vertegenwoordigen bij het onderdeel Jeugd van de OJCS-Raad en hoe weegt hij dat tegen het belang van de geagendeerde onderwerpen?

Jeugd

De leden van de D66-fractie ondersteunen de aandacht die uitgaat naar de impact van geestelijke gezondheidsproblemen op Europese jongeren. Het is goed om te lezen dat de voorgestelde raadsconclusies lidstaten en de Europese Commissie uitnodigen om aandacht te besteden aan de mentale gezondheid en het versterken van de geestelijke weerbaarheid van jongeren. Kan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangeven op welke manier het kabinet opvolging zal geven aan deze oproep? Verder merken deze leden op dat de Europese Commissie wordt verzocht om onderzoek naar de mentale gezondheid van jongeren te bevorderen en te verspreiden, en goede praktijkvoorbeelden van de lidstaten te verzamelen en te verspreiden. Kan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voorbeelden geven van best practices uit andere lidstaten waar Nederland eventueel bij zou kunnen aansluiten?

De leden van de D66-fractie merken op dat het kabinet belang hecht aan het onderwerp van mentale weerbaarheid onder jongeren, maar dat Nederland er ook voor pleit dat de Raadsconclusies rekening houden met diversiteit in bevoegdheden binnen lidstaten en het subsidiariteitsbeginsel. Is dat op dit moment voldoende volgens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport of stelt Nederland specifieke aanpassingen voor? En zo ja, welke?

De leden van de D66-fractie merken op dat één van de uitkomsten van het Europees Jaar van de Jeugd (2022) en de Conferentie over de toekomst van de EU2 het verkennen van de mogelijkheid van een EU-jeugdtest was. Het kabinet stelt daarbij dat ze geen bezwaar heeft tegen het ontwikkelen van zo’n jeugdtest, maar deze niet op nationaal niveau te hebben. Waarom is Nederland geen proactieve aanjager van zo’n jeugdtest op Europees en nationaal niveau? Vindt de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport het niet belangrijk dat de belangen van jongeren en toekomstige generaties goed meegenomen worden in beleidskeuzes? Hoe verhoudt deze stellingname zich tot de aangenomen motie van de leden Segers en Jetten3 over het instellen van een generatietoets? Wat is het verschil volgens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport tussen een jeugdtoets en een generatietoets vanuit de positie van jongeren?

Sport

De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang van een veilige sport voor iedereen, waar een beleidsdebat over plaatsvindt. Voornoemde leden maken zich zorgen over de toename van meldingen van grensoverschrijdend gedrag in de afgelopen jaren. Is deze toename te zien in meerdere landen? Hoe wordt er invulling gegeven aan het Europese Sportmodel uit november 2021 in concreet beleid om de sport veiliger te maken voor iedereen? Kan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport daar voorbeelden van geven? De voornoemde leden onderschrijven de oproep van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport dat we van elkaar moeten leren in Europees verband. Kan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport enkele voorbeelden geven van beleid in andere Europese landen waar Nederland een voorbeeld aan kan nemen om de sport veiliger te maken? Hoe verhoudt deze discussie zich tot de vraag of de organisatie van grote sporttoernooien kan plaatsvinden in landen die onveilig zijn voor (vrouwelijke of lhbti4-)sporters en zal Nederland dat punt inbrengen in de discussie?

Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Ik wil de leden van de VVD-fractie bedanken voor hun inbreng.

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse gelezen dat de onderhandelingen met de Raad rondom de definitieve versie van de Media Freedom Act van start zijn gegaan en hopen tot een voorspoedige afronding van deze onderhandelingen waarbij de eerder geuite zorgen en vragen voldoende geadresseerd worden. Op welke termijn zal het kabinet de Kamer over de voortgang op deze punten informeren?

Het kabinet zal u in elk geval voor het einde van het jaar een stand van zaken sturen. Afhankelijk van de snelheid van het Brusselse onderhandelingsproces zal het kabinet proberen om deze brief te sturen voorafgaand aan het bereiken van overeenstemming over de tekst van de verordening in het Comité van permanente vertegenwoordigers.

De leden van de VVD-fractie lezen, voor wat betreft de Nederlandse inzet tijdens het beleidsdebat over het verbeteren van de arbeidsomstandigheden van kunstenaars en andere culturele professionals, dat Nederland een platform voorstelt om goede voorbeelden van arbeidsmarktomstandigheden te delen. Deze leden vragen welke voorbeelden het kabinet zal aandragen voor dit platform.

Het culturele veld heeft recent het platform «This Is How We Work» opgericht. Dit platform heeft tot doel om informatie over de culturele en creatieve sector in verschillende lidstaten overzichtelijk te publiceren. Deze informatie wordt door met name experts en veldpartijen aangedragen. Het CULT-comité en het EMPL-comité van het Europees Parlement hebben daarnaast de Europese Commissie via een initiatiefrapport uit oktober jl. over de arbeidsmarktomstandigheden van culturele en creatieve professionals ook aanbevolen om eenzelfde soort platform op te richten. Dat zou als doel hebben om goede voorbeelden tussen lidstaten uit te wisselen. Het is op dit moment niet zeker of dit laatste platform ook opgericht zal worden. In het geval dat de Europese Commissie hier het initiatief toe neemt, zou Nederland o.a. de gedragscodes binnen de Nederlandse culturele sector, zoals de Fair Practice Code, de Code Inclusie en Diversiteit en de Governance Code Cultuur, kunnen aandragen. Daarnaast zou Nederland het werktuig Permanente Professionele Ontwikkeling van het Platform ACCT en de leer- en ontwikkelfaciliteiten die beschikbaar worden gesteld via Cultuur + Ondernemen kunnen aandragen. Een eventuele Nederlandse inbreng zou in samenwerking met relevante partijen, zoals de organisaties die betrokken zijn bij de voorbeelden alsmede sociale partners, tot stand komen.

Wat gaat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in Nederland doen om de privacy in het onderwijs te verbeteren?

Zoals eerder aan uw Kamer gemeld in de kamerbrief Aandachtig digitaliseren in het funderend onderwijs5 van 6 juli 2023 worden er in het funderend onderwijs een aantal activiteiten ondernomen om de privacy in het onderwijs te verbeteren. Met name in deze sector bestaat meer behoefte aan ondersteuning op dit gebied. Vanuit het programma Digitaal Veilig Onderwijs wordt door SIVON, samen met SURF gewerkt aan het uitvoeren van Data Protection Impact Assesments (DPIA's) op producten die in het onderwijs gebruikt worden, zoals via Microsoft 365 en Google Workspace. Het collectief uitvoeren van DPIA's neemt individuele scholen veel werk uit handen. DPIA's leiden tot goede privacy-afspraken met leveranciers en OCW ziet erop toe dat hiermee wordt doorgegaan.

Op dit moment wordt er een analyse uitgevoerd naar internationale gegevensdoorgifte (Data Transfer Impact Assessment – DTIA) van Google Workspace. Zoals gemeld in de Kamerbrief Resultaten DPIA op Google Workspace for Education en Chromebooks (ChromeOS) van 5 juli 20236 is de verwachting dat u voor het einde van dit kalenderjaar over de uitkomsten daarvan geïnformeerd wordt. Ook wordt uitvoering gegeven aan de aankondiging in deze brief om in Europees verband de resultaten van deze DPIA onder de aandacht te brengen, onder meer door het inbrengen van dit agendapunt in deze OJCS-Raad, maar daarnaast door het initiatief vanuit Nederland en Vlaanderen om met experts uit een aantal andere geïnteresseerde Europese landen informatie uit te wisselen. Daarnaast is dit jaar een normenkader informatiebeveiliging en privacy voor scholen gelanceerd. Voor elke school moet duidelijk zijn waar ze aan moeten voldoen om veilig digitaal onderwijs te verzorgen. Het normenkader IBP FO helpt daarbij en is in april 2023 gepubliceerd. Scholen kunnen hiermee aan de slag om, aanvullend op wat ze al doen, hun digitale veiligheid en weerbaarheid te verhogen. Op dit moment worden aanvullende handreikingen ontwikkeld voor scholen om verder aan de slag te gaan met dit normenkader. Om zicht te houden op de voortgang op privacygebied, worden schoolbesturen verplicht om in hun jaarverslag vanaf het verslagjaar over 2024 expliciet aandacht te besteden aan informatiebeveiliging en privacy.

Op welke manier gaat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap invulling geven aan de raadsaanbeveling over het meer aandacht besteden aan het professionaliseren van onderwijspersoneel en het vergroten van de capaciteiten van onderwijsinstellingen?

Zoals het kabinet destijds heeft aangegeven over de oorspronkelijke Commissievoorstellen sloten veel van de aanbevelingen daarin al aan op bestaand Nederlands beleid, al waren er ook elementen die inspiratie zouden kunnen geven voor mogelijk nieuw beleid. In Nederland dragen ook verschillende programma’s die vanuit het Nationaal Groeifondsprogramma (NGF) zijn gestart bij aan modernisering en kwaliteitsverhoging van digitaal onderwijs en professionalisering van docenten. In het mbo en hoger onderwijs wordt geïnvesteerd in de professionalisering van docenten. Zo wordt met het programma Npuls ingezet op Centers for Teaching and Learning (CTL). Deze CTL hebben onder meer als doel om de ontwikkeling en professionalisering van docenten te bevorderen. Npuls zet daarnaast ook in op het bevorderen van de kennisinfrastructuur. Hierbinnen werken instellingen aan het opbouwen van nieuwe kennis, alsook aan het ontsluiten en benutten van de kennis die er al is. Een concreet doel hiervan is dat er over twee jaar een sterk, actief landelijk netwerk is van onderwijskundige ict-professionals in het mbo, hbo en wo die zich direct of indirect bezighouden met het faciliteren en professionaliseren van (teams van) docenten op het gebied van onderwijs(innovatie) met ict.

In de visiebrief Aandachtig digitaliseren7 is uiteengezet hoe we de leraar kunnen helpen het beste uit zijn of haar leerlingen te halen met behulp van digitale technologie, en ook waar nodig, het gebruik van digitale technologie aan banden te leggen. Daarvoor is het nodig dat de leraar de ruimte krijgt om te leren en innoveren en kan begrenzen waar nodig; kan vertrouwen op eigen digitale vaardigheden; beschikt over een rijk aanbod van kwalitatief goede en betaalbare (digitale) leer- en hulpmiddelen; en kan rekenen op een goede, veilige en toekomstbestendige infrastructuur. Concretisering van deze elementen van de digitaliseringsvisie voor het funderend onderwijs heeft onze volle aandacht. In het funderend onderwijs werken leraren, schoolleiders en ander onderwijspersoneel in het Nationaal Onderwijslab AI (NOLAI), dat eveneens wordt ondersteund vanuit het NGF, samen met wetenschappers en mensen uit het bedrijfsleven om de kwaliteit van basis- en voortgezet (speciaal) onderwijs te verbeteren met AI. Het Ministerie van OCW zet ook in op het stimuleren van open lesmateriaal op scholen via het NGF-programma Impuls Open Leermateriaal, waar veel partijen samenwerken en investeren in het ondersteunen van docenten in het gebruik hiervan. Samen met Vlaanderen verkennen wij momenteel ook de mogelijkheid van Europese ondersteuning voor het versterken van innovatieve docentprofessionalisering.

Daarnaast is het ook van belang dat over een aantal strategische onderwerpen intensievere uitwisseling tussen lidstaten gaat plaatsvinden. Zoals ook in de geannoteerde agenda is aangegeven gaat het bijvoorbeeld om digitale leermiddelen en de integratie van AI in het onderwijs. In dit kader zal Nederland ook informatie uitwisselen over de bovengenoemde nationale initiatieven om afstemming te bevorderen en bij te dragen aan beleidsinitiatieven elders. Zoals ook in de raadsaanbeveling is aangekondigd, zal de Europese Commissie ook Europees vergelijkbare data over digitaal onderwijs verzamelen, waarvan het Nederlandse beleid kan profiteren.

Hoe verwacht de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van een Europese aanpak omtrent de sekseverschillen in de STEAM8-disciplines?

Het bevorderen van gendergelijkheid is een belangrijk onderwerp voor Nederland. Het bevorderen van gendergelijkheid in het onderwijs is daar onderdeel van. Specifiek op het gebied van sekseverschillen in de STEM-disciplines is de Nederlandse inzet in de Europese Unie primair gericht op het delen van kennis en ervaring. Zoals beschreven in de geannoteerde agenda zal Nederland tijdens het beleidsdebat over het aantrekken van meer vrouwen voor STEM-disciplines ingaan op nationale ervaringen die zijn opgedaan. Het kabinet acht het daarbij van belang dat iedereen studie- en beroepskeuzes kan maken, los van genderstereotype normen en verwachtingspatronen, om het eigen potentieel ten volle te benutten en te worden wie men wil zijn. Het kabinet wijst hier ook regelmatig op in EU-verband en onderstreept de inzet van de Europese Commissie middels de Campagne End Gender Stereotypes9. Daarnaast dringt Nederland binnen de EU aan op het beter uitvoeren en verlengen van de Gendergelijkheidsstrategie 2020–202510 en de lhbtiq gelijkheidstrategie 2020–202511.

Reactie van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Waarom laat de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zich ambtelijk vertegenwoordigen bij het onderdeel Jeugd van de OJCS-Raad en hoe weegt hij dat tegen het belang van de geagendeerde onderwerpen?

Vanwege agendatechnische redenen zal Nederland vertegenwoordigd worden door de Plaatsvervangend Permanent Vertegenwoordiger. Dit zal geen invloed hebben op de inzet en strategische doelen van Nederland op de geagendeerde onderwerpen.

De leden van de D66-fractie ondersteunen de aandacht die uitgaat naar de impact van geestelijke gezondheidsproblemen op Europese jongeren. Het is goed om te lezen dat de voorgestelde raadsconclusies lidstaten en de Europese Commissie uitnodigen om aandacht te besteden aan de mentale gezondheid en het versterken van de geestelijke weerbaarheid van jongeren. Kan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangeven op welke manier het kabinet opvolging zal geven aan deze oproep?

Het kabinet deelt de zorgen van de Europese Commissie over de mentale gezondheid van jongeren en zet zich hier dan ook voor in.

Daarom ben ik in 2022 de kabinetsbrede aanpak en beweging «Mentale Gezondheid: van ons allemaal» gestart om de veerkracht van inwoners (en in het bijzonder van jongeren) te versterken, mentale gezondheid bespreekbaar te maken en handvatten te bieden voor zowel jongeren als opvoeders. Voorbeelden van initiatieven binnen de aanpak zijn het versterken van laagdrempelige inloopvoorzieningen, het opschalen van het programma Welbevinden op School en het BZK-initiatief van het opstarten van een Expertisecentrum Digitalisering en Gezondheid.

Ook vragen we met de «Hey, het is oké» campagne aandacht voor het bespreekbaar maken van mentale problematiek bij jongeren.

De beweging naar een mentaal gezonde samenleving en mentaal veerkrachtige jongeren is ook met het oog op de toekomst zeer belangrijk. Dit vergt een lange termijnaanpak van landelijke en lokale overheden en maatschappelijke partijen en vraagt om een (structurele) lange termijn aanpak.

Kan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voorbeelden geven van best practices uit andere lidstaten waar Nederland eventueel bij zou kunnen aansluiten?

De resultaten van de oproep hiertoe (call for best practices) die door de Europese Commissie werd uitgezet, zijn nog niet gepubliceerd. De inschrijvingen worden momenteel beoordeeld door de Europese Commissie. Ik kijk uit naar deze resultaten. Naast de informatie die uit deze oproep zal gaan komen, kijkt Nederland al naar andere landen, zowel voor internationaal vergelijkend onderzoek als voor goede voorbeelden. Een voorbeeld is het HBSC-onderzoek. Ook is naar IJslands voorbeeld de aanpak Opgroeien in een Kansrijke Omgeving – gericht op middelengebruik maar ook mentaal welbevinden – geïmplementeerd op gemeentelijk niveau in Nederland. Via het RIVM zijn we bijvoorbeeld betrokken bij het SHE netwerk (Schools for Health in Europe), waarin ook goede voorbeelden uitgewisseld worden.

De leden van de D66-fractie merken op dat het kabinet belang hecht aan het onderwerp van mentale weerbaarheid onder jongeren, maar dat Nederland er ook voor pleit dat de Raadsconclusies rekening houden met diversiteit in bevoegdheden binnen lidstaten en het subsidiariteitsbeginsel. Is dat op dit moment voldoende volgens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport of stelt Nederland specifieke aanpassingen voor? En zo ja, welke?

Er wordt op dit moment voldoende rekening gehouden met de diversiteit in bevoegdheden in de lidstaten en het subsidiariteitsbeginsel. Daarom worden er geen specifieke aanpassingen voorgesteld. Het delen van kennis en ervaringen met andere lidstaten vind ik belangrijk en kan de aanpak versterken.

Waarom is Nederland geen proactieve aanjager van zo’n jeugdtest op Europees en nationaal niveau? Vindt de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport het niet belangrijk dat de belangen van jongeren en toekomstige generaties goed meegenomen worden in beleidskeuzes? Hoe verhoudt deze stellingname zich tot de aangenomen motie van de leden Segers en Jetten over het instellen van een generatietoets? Wat is het verschil volgens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport tussen een jeugdtoets en een generatietoets vanuit de positie van jongeren?

Ik vind het van belang dat jongeren en toekomstige generaties worden betrokken bij beleidskeuzes. Ik voer met de NJR verkennende gesprekken over het ontwikkelen van een nationale jeugdstrategie.

Ook bij de Hervormingsagenda is aandacht voor het perspectief van jongeren. Zo wordt een leefwereldtoets ontwikkeld, samen met jongeren, ouders en naasten. Met deze leefwereldtoets worden ervaringen van jongeren en ouders opgehaald en wordt getoetst of de maatregelen uit de Hervormingsagenda leiden tot zichtbare verbeteringen in hun leefwereld.

Conform de motie van de leden Segers en Jetten is een generatietoetsmethodiek ontwikkeld die beleidsambtenaren en wetgevingsjuristen inzicht geeft in de (kwantitatieve en kwalitatieve) effecten van nieuw beleid en nieuwe wetgeving op verschillende generatiegroepen aan de hand van negen thema’s, vijf leeftijdsgroepen en twee meetmomenten. Bij de ontwikkeling van een generatietoets worden ook jongerenorganisaties betrokken. Deze generatietoets is toegepast in het kader van het Nationaal Groeifonds; het Wetsvoorstel Herinvoering Basisbeurs Hoger Onderwijs; en het Klimaatbeleid. In het kader van Brede Welvaart en de SDG’s wordt gewerkt aan een analysekader en indicatoren, waarmee de generatietoets in de toekomst kan worden uitgebreid en versterkt.

In Nederland doen we eerste ervaringen op met de hierboven genoemde voorbeelden. Over de vorm van een eventuele jeugdtest op EU niveau is nog niet besloten. Het verschil is derhalve nog niet goed te duiden, behalve dat de generatietoets naar de impact op verschillende generaties kijkt en daarmee dus breder van opzet lijkt. Daarom wacht ik eerst de verdere uitwerking af.

De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang van een veilige sport voor iedereen, waar een beleidsdebat over plaatsvindt. Voornoemde leden maken zich zorgen over de toename van meldingen van grensoverschrijdend gedrag in de afgelopen jaren. Is deze toename te zien in meerdere landen?

Ja, er lijkt een tendens te zijn in meer landen. Net als in Nederland zijn ook andere landen bezig met het proces om het gemakkelijker te maken om grensoverschrijdend gedrag in de sport te kunnen melden.

Hoe wordt er invulling gegeven aan het Europese Sportmodel uit november 2021 in concreet beleid om de sport veiliger te maken voor iedereen? Kan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport daar voorbeelden van geven?

Het Europese Sportmodel omvat meerdere kernwaarden, waaronder het belang van een veilige sportomgeving en respect voor fundamentele rechten. Nederland zet zich hier op verschillende manieren voor in, zoals het opzetten van een onafhankelijk integriteitscentrum, in het Sportakkoord zijn afspraken gemaakt over het s thema sociaal veilige sport, en in het Nationaal Actieprogramma tegen seksueel en grensoverschrijdend gedrag is ook aandacht voor sport. Een concreet voorbeeld is het keurmerk van de vechtsportautoriteit, dat is ingesteld om de vechtsport veiliger te maken.

De voornoemde leden onderschrijven de oproep van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport dat we van elkaar moeten leren in Europees verband. Kan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport enkele voorbeelden geven van beleid in andere Europese landen waar Nederland een voorbeeld aan kan nemen om de sport veiliger te maken?

Meerdere landen zijn bezig met de ontwikkeling van een integriteitscentrum of hebben er al een operationeel. Zo ben ik eerder dit jaar op bezoek geweest in Finland om te leren van hun aanpak. Ik kijk ernaar uit om tijdens de raad meer voorbeelden te horen van andere landen.

Hoe verhoudt deze discussie zich tot de vraag of de organisatie van grote sporttoernooien kan plaatsvinden in landen die onveilig zijn voor (vrouwelijke of lhbti12-)sporters en zal Nederland dat punt inbrengen in de discussie?

Atleten moeten altijd veilig hun sport kunnen uitoefenen, dat staat voorop. Met betrekking tot de discussie rondom de toewijzing van internationale sportevenementen heb ik u, naar aanleiding van de motie van het lid van der Laan op 28 maart geïnformeerd over de strategie internationale topsportevenementen13.

Allereerst zou Nederland in lijn met het Europese Sportmodel graag een Europese standaard zien voor de organisatie van internationale sportevenementen in Europa. Hieronder valt het stellen van minimale eisen met betrekking tot de sportieve omstandigheden, veiligheid, duurzaamheid, inclusie en toegankelijkheid, acceptabele kosten en gezondheidspromotie. Maar ook zeker op het gebied van een aantal morele uitgangspunten. Gesprekken hierover zijn al langer gaande, en we hopen dat hier in de toekomst een concrete uitkomst op zal komen.

Daarnaast is onderdeel van deze strategie het maatschappelijk verantwoord deelnemen. Daar waar we maar zeer beperkt tot geen zeggenschap hebben over de toewijzing van internationale sportevenementen, hebben we wel invloed op wat voor manier we deelnemen aan deze evenementen, waar dan ook in de wereld. Dit gaat niet alleen over mensenrechten, maar ook over thema’s als duurzaamheid, inclusie en veiligheid. Samen met de KNVB en NOC*NSF werken we dit onderdeel nader uit.


  1. STEAM: Science, Technology, Engineering, Art en Mathematics↩︎

  2. EU: Europese Unie↩︎

  3. Kamerstuk 35 300, nr. 24↩︎

  4. lhbti: lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen, transgender- en intersekse personen↩︎

  5. Aandachtig digitaliseren in het funderend onderwijs: kwaliteit voor iedere leerling met menselijkheid als kompas. 6 juli 2023, 36 200-VIII-251.↩︎

  6. Resultaten DPIA op Google Workspace for Education en Chromebooks (ChromeOS). 5 juli 2023.↩︎

  7. Kamerstukken II, vergaderjaar 2022–2023, 36 200 VIII, nr. 251.↩︎

  8. STEAM: Science, Technology, Engineering, Art en Mathematics.↩︎

  9. End Gender Stereotypes [87435474] (Europa.eu).↩︎

  10. Gendergelijkheidsstrategie 2020–2025 | Rapport | rijksoverheid.nl.↩︎

  11. kst-22112–3002.pdf (officielebekendmakingen.nl)↩︎

  12. lhbti: lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen, transgender- en intersekse personen↩︎

  13. TK 2022–2023, Kamerstuk 30 234, nr. 340.↩︎