[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden; Straatsburg, 5 november 1992

Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden; Straatsburg, 5 november 1992

Brief regering

Nummer: 2023D46856, datum: 2023-11-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36467-1).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36467 -1 Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden; Straatsburg, 5 november 1992.

Onderdeel van zaak 2023Z19364:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Staten-Generaal 1/2
Vergaderjaar 2023-2024

36 467 Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden; Straatsburg, 5 november 1992

A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 november 2023

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en derde lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 5 november 1992 te Straatsburg tot stand gekomen Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden (Trb. 1993, nr. 1).

Een toelichtende nota bij dit Europees Handvest treft u eveneens hierbij aan.

Het Handvest is goedgekeurd voor het Europese deel van Nederland op 26 januari 1996. De goedkeuring wordt voor het Caribische deel van Nederland gevraagd. De goedkeuring wordt niet gevraagd voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten, maar het Handvest raakt Aruba, Curaçao en Sint Maarten wel anderszins in de zin van artikel 2, derde lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen.

Aan de Gouverneurs van Aruba, Curaçao en van Sint Maarten is verzocht hogergenoemde stukken op 23 november 2023 over te leggen aan de Staten van Aruba, Curaçao en van Sint Maarten.

De Gevolmachtigde Ministers van Aruba, Curaçao en van Sint Maarten zijn van deze overlegging in kennis gesteld.

De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.G.J. Bruins Slot

TOELICHTENDE NOTA

1. Inleiding

Op 5 november 1992 kwam in Straatsburg in het kader van de Raad van Europa tot stand het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden (Trb. 1993, nr. 1) (hierna: het Handvest). Het verdrag heeft als doel deze talen te beschermen en te bevorderen. Door verdragspartij te worden, kan een staat één of meerdere in zijn gebied gebruikte regionale talen of minderheidstalen onder de erkenning van het Handvest brengen. Als gevolg van die erkenning ontstaan verplichtingen, zoals het behouden van een taal middels regelgeving of maatregelen.

Bij de goedkeuringswet van 26 januari 1996 is het Handvest voor Nederland goedgekeurd (Stb. 1996, nr. 136, artikel 1).1 Het Handvest dat in 1998 in werking is getreden, geldt thans voor het Europese deel van Nederland.2 Met inachtneming van deze gelding is onder het Handvest erkend: het Fries, het Jiddisch, het Limburgs, het Nedersaksisch en het Romanes.

Met de onderhavige overlegging wordt aan de Staten-Generaal gevraagd het Handvest goed te keuren voor het Caribische deel van Nederland. Er wordt met de parlementaire goedkeuring voorzien in een uitbreiding van de gelding van het Handvest naar het Caribische deel van Nederland, teneinde het Papiaments, dat op Bonaire wordt gesproken, onder de toepassing van het Handvest te brengen en onder deel III van het Handvest te erkennen.

Het Handvest verwijst in de tweede alinea van de preambule naar de bescherming van de regionale talen of talen van minderheden binnen Europa. Toch biedt de systematiek van het Handvest ruimte voor een toepassing op specifieke gebieden buiten Europa die deel uitmaken van het grondgebied van de verdragsstaten, en waar regionale talen of talen van minderheden worden gebruikt. Het Handvest bevat immers geen bepaling waarmee de toepassing wordt beperkt tot Europa. Daarnaast voorziet artikel 20, eerste lid, van het Handvest in de mogelijkheid voor staten die geen lid zijn van de Raad van Europa en buiten Europa liggen, om partij te worden van het Handvest. De regering is dan ook van mening dat een regionale taal, zoals het Papiaments, die buiten het geografische grondgebied van Europa wordt gebruikt, maar binnen het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden wordt gesproken, eveneens onder de toepassing van dit Handvest kan vallen.

In het uitbreidings- en erkenningstraject voor het Papiaments op Bonaire is samengewerkt met het openbaar lichaam Bonaire. Voor de openbare lichamen Sint Eustatius en Saba geldt dat zij geïnformeerd zijn over dit traject. In Saba en Sint Eustatius wordt het Papiaments niet breed gesproken, maar wordt – naast het Nederlands – veel gebruik gemaakt van het Engels. Vanuit deze openbare lichamen zijn geen erkenningsvragen bekend met betrekking tot een regionale taal.

Gelet op het Papiaments dat in het Caribische deel van het Koninkrijk wordt gesproken, zijn ook Aruba, Curaçao en Sint Maarten geïnformeerd over het voornemen om, in verband met het Papiaments op Bonaire, de gelding van het Handvest uit te breiden tot het Caribische deel van Nederland. Het Handvest zal niet medegelden voor Aruba en Curaçao omdat het Papiaments in die Landen een officiële taal is3 en het Handvest ingevolge artikel 1, onderdeel a ii, uitsluitend kan worden toegepast op regionale talen en talen die verschillen van officiële talen. Daarnaast ligt er voor de talen die naast het Papiaments en Nederlands eveneens worden gesproken in Aruba en Curaçao geen vraag om erkenning op basis van het Handvest. Ook voor Sint Maarten is medegelding van het Handvest niet opportuun, omdat dat Land het Engels als een officiële taal heeft en er geen andere talen op Sint Maarten zijn die onder de toepassing van het Handvest zouden kunnen of moeten vallen (zie hierna paragraaf 6, «Koninkrijkspositie»).

Volledigheidshalve, het is de bedoeling om het Papiaments, dat in het Europese deel van Nederland eveneens wordt gesproken, als niet-territoriale taal onder deel II van het Handvest te erkennen. Aangezien het Handvest reeds geldt voor het Europese deel van Nederland kan hiervoor worden volstaan met een besluit van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties waarover de Staten-Generaal geïnformeerd zal worden en dat in de Staatscourant wordt geplaatst (zie laatstelijk het Besluit van 20 februari 1997 inzake Erkenning Limburgs onder deel II Europees Handvest; Stcrt. 1997, nr. 57). Het besluit over de erkenning van het Papiaments in het Europese deel van Nederland onder deel II van het Handvest zal worden vastgesteld na de afronding van de parlementaire goedkeuringsprocedure ten aanzien van de uitbreiding van gelding van het Handvest tot het Caribische deel van Nederland in Bonaire (onder deel III van het Handvest).

2. Erkenning onder het Handvest

Het Handvest voorziet in een erkenning van een regionale taal of een taal van minderheden op grond van deel II of deel III van het Handvest. Een deel II-erkenning is een algemene erkenning van een taal. Een staat verplicht zich ertoe geen belemmeringen voor het gebruik van de taal in wet- of regelgeving op te nemen. Met een deel III-erkenning verplicht een staat zich om ten minste 35 leden of letters uit dit deel van het Handvest toe te passen. Deze bepalingen liggen op het terrein van onderwijs, cultuur, media, bestuurlijk verkeer, rechtspraak, sociaaleconomisch leven en grensoverschrijdende samenwerking. Sinds het Handvest in 1998 voor het Europese deel van Nederland geldt, worden het Nedersaksisch, Limburgs, Jiddisch en Romanes erkend onder deel II en het Fries onder deel III van het Handvest. Voor deze erkenning wordt verwezen naar de verklaringen die destijds bij de Raad van Europa waren afgegeven (zie Trb. 1998, nr. 20, blz. 4).

In maart 2021 werd de «Bestuursafspraak Papiaments op Bonaire» gesloten tussen het openbaar lichaam Bonaire, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Minister voor Basis- en Voorgezet Onderwijs en Media en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (zie Stcrt. 2021, nr. 14681). In deze afspraak is opgenomen dat het Papiaments op Bonaire onder toenemende druk staat van andere talen en dat dit op den duur tot een ongewenste verzwakking van de taal kan leiden. Een erkenning verstevigt de positie en status van de taal. Dit is van belang voor het voortbestaan van de taal in de toekomst. Door het Handvest toe te passen op het Papiaments wordt de waarde van de taal voor de identiteit en culturele beleving van de sprekers van de taal erkend. Dit past in recente maatschappelijke ontwikkelingen waarbij steeds meer groepen in de samenleving op zoek zijn naar een manier om uiting te geven aan de eigen identiteit en deze een plek te geven binnen onze samenleving.

Voorts is in de Bestuursafspraak opgenomen dat partijen een traject voor mogelijke uitbreiding van de reikwijdte van het Handvest en de erkenning van het Papiaments onder deel III van het Handvest onderzoeken. Daarnaast is met belangenorganisaties voor het Papiaments in het Europese deel van Nederland afgesproken in dit traject een erkenning van het Papiaments in het Europese deel van Nederland onder deel II van het Handvest mee te nemen.

De erkenning van het Papiaments op Bonaire onder deel III van het Handvest leidt niet tot wijziging van bestaande Nederlandse wet- en regelgeving. De positie van het Papiaments in dit openbaar lichaam is immers al op verschillende plekken in de wet- en regelgeving vastgelegd, bijvoorbeeld het gebruik in het bestuurlijk verkeer, het onderwijs, en bij het Hof en het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. De bestaande wet- en regelgeving is voldoende om het vereiste aantal leden of letters uit deel III van het Handvest toe te passen. Ook de erkenning van het Papiaments in het Europese deel van Nederland onder deel II van het Handvest heeft geen gevolgen voor de bestaande wet- en regelgeving.

De erkenning van het Papiaments onder de delen II en III heeft niet uitsluitend het doel tot handhaving van de wet- en regelgeving, maar ook het doel om de positie en status van die taal structureel te verstevigen en te beschermen tegen ongewenste verzwakking van de taal, zoals op Bonaire door de toenemende druk van andere talen.

3. Inhoud van het Handvest

In het kader van de Raad van Europa is destijds door de opstellers van het Handvest een toelichtend rapport opgesteld in de Engelse taal. Dit rapport, met een algemene artikelsgewijze toelichting, is gepubliceerd op de website van de Raad van Europa.4

Het Handvest is tot stand gekomen ter bescherming van (historische) regionale talen of talen van minderheden in een bepaald gebied van een staat. Een erkenning onder het Handvest waarborgt behoud en ontwikkeling van culturele tradities en erfgoed. Het respecteert het recht om een regionale taal of minderheidstaal te gebruiken in zowel privé als publiek leven.

Het Handvest bestaat uit vijf delen.

Deel I – ALGEMENE BEPALINGEN

In deel I worden enkele algemene onderwerpen, zoals definities en de relatie tot andere verdragen, geregeld. Het bevat de artikelen 1 tot en met 6 met betrekking tot de toepassing van het Handvest, verplichtingen, regelingen en informatievoorziening aan betrokken autoriteiten, organisaties en personen. In artikel 1 wordt het begrip «regionale talen of talen van minderheden» omschreven. Hierbij is aangegeven dat het Handvest niet van toepassing is op (dialecten van) de officiële taal en talen van immigranten. Artikel 3 geeft een staat de gelegenheid aan te geven dat zij de bepalingen van artikel 1 zal toepassen op andere regionale talen of talen van minderheden op haar gehele grondgebied of deel daarvan. Binnen het Koninkrijk der Nederlanden behoort Bonaire tot het Nederlands grondgebied.

Deel II – OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 2, EERSTE LID, NAGESTREEFDE DOELSTELLINGEN EN BEGINSELEN

Erkenning van het Handvest onder deel II vindt plaats op basis van artikel 7. Dit artikel zet de doelen en principes uiteen die de Partijen bij het Handvest toepassen op alle regionale talen of talen gesproken in hun grondgebied: (1) respect voor het geografisch gebied waar de taal gesproken wordt, (2) de noodzaak voor promotie en (3) het toestaan of aanmoedigen van het gebruik van regionale of minderheidstalen in gesproken en geschreven woord, in publiek en privéleven.

Deel III – MAATREGELEN TER BEVORDERING VAN HET GEBRUIK VAN REGIONALE TALEN OF TALEN VAN MINDERHEDEN IN HET OPENBARE LEVEN IN OVEREENSTEMMING MET DE INGEVOLGE ARTIKEL 2, TWEEDE LID, AANGEGANE VERPLICHTINGEN

Dit deel van het Handvest omvat een set specifieke maatregelen voor de promotie van regionale of minderheidstalen in het publieke leven. Deze maatregelen omvatten de volgende domeinen: onderwijs (artikel 8), rechtspraak (artikel 9), administratieve autoriteiten en publieke diensten (artikelen 10, 11 en 12), economisch en sociaal leven (artikel 13) en grensoverschrijdende uitwisseling (artikel 14).

In de praktijk betekenen deze maatregelen voor Bonaire dat het primair onderwijs in het Nederlands en in het Papiaments wordt gegeven en dat in het voortgezet onderwijs leerlingen kunnen kiezen voor het vak Papiaments. In het rechtsverkeer zijn uitspraken in het Papiaments toegestaan, bij strafzaken is er standaard een tolk aanwezig en rechters kunnen, op verzoek van één van de partijen, de procedure in het Papiaments voeren. In de communicatie met het openbaar lichaam Bonaire, de Rijksvertegenwoordiger en de Rijksdienst Caribisch Nederland kan naast het Nederlands het Papiaments worden gebruikt. In het beleidskader internationaal cultuurbeleid 2021–2024 is één van de uitgangspunten het recht op ruimte voor culturele expressie, als onderdeel van de vrijheid van meningsuiting.

Elke Partij verplicht zich ertoe om uit de bepalingen van deel III ten minste 35 leden of letters daarvan van toepassing te verklaren op de betreffende taal. De gekozen leden of letters van deel III gelden alleen voor de op grond van artikel 3, eerste lid, expliciet door de Partijen als zodanig aangewezen streektalen of talen van minderheden. Elke Partij geeft bij de ratificatie per taal in een verklaring aan de Raad van Europa aan welke leden of letters uit deel III van toepassing zijn op de taal.

Deel IV – TOEPASSING VAN HET HANDVEST

Deel IV bevat bepalingen over de toepassing van het Handvest: de periodieke verslagen van de Partijen (artikel 15), bestudering van de verslagen (artikel 16) en de commissie van deskundigen (artikel 17). Dit deel omvat enkele bepalingen die de Raad van Europa, de commissie van deskundigen en andere geïnteresseerden inzicht verschaffen in de uitvoering van de verdragsverplichtingen door de Partijen. Deze Partijen zijn namelijk verplicht om elke drie jaar een rapport over de uitvoering van het Handvest op te stellen en openbaar te maken. Vervolgens is voorzien in een uitvoerige procedure om dergelijke rapporten te beoordelen en – zo nodig – passende aanbevelingen te doen aan de betrokken staat. Aldus is een instrument gecreëerd om de uitvoering van dit Handvest door de Partijen te waarborgen. Naleving van het Handvest wordt ingevolge artikel 16 uitgevoerd door een comité van experts dat periodiek de rapporten evalueert ingediend door de Partijen bij het Handvest.

Deel V – SLOTBEPALINGEN

Dit deel tenslotte omvat enkele algemene slotbepalingen. Ingevolge artikel 21 kan een staat die partij wordt bij het Handvest, bij de ratificatie een of meer voorbehouden maken ten aanzien van het tweede tot en met het vijfde lid van artikel 7 van dit Handvest. Aangezien het Koninkrijk bij de aanvaarding van het Handvest voor het Europese deel van Nederland geen voorbehoud heeft gemaakt, zal dit eveneens het geval zijn bij de aanvaarding voor het Caribische deel van Nederland.

4. De erkenning van het Papiaments op Bonaire onder het Handvest

Deze paragraaf bevat in verband met de erkenning een opsomming van de leden en de letters uit deel III van het Handvest die van toepassing worden op het Papiaments op Bonaire na parlementaire goedkeuring.

4.1 Algemeen

Voor de betreffende erkenning onder deel III van het Handvest heeft er inventarisatie plaatsgevonden van de bestaande wettelijke regelingen en de toepassing van die regelingen in de praktijk, en is er gekeken welke leden en letters uit deel III van het Handvest hierbij zijn toe te passen. De bijlage bij deze toelichtende nota bevat een uitgeschreven overzicht van de betreffende bepalingen uit deel III met een verwijzing naar relevante Nederlandse wet- en regelgeving en het huidige beleid.

Deze wettelijke regelingen en daaraan gekoppeld de ter zake van toepassing zijnde maatregelen uit deel III van het Handvest hebben tot doel de positie en status van het Papiaments structureel te verstevigen en te beschermen tegen ongewenste verzwakking van de taal, zoals op Bonaire, door de toenemende druk van andere talen. Met de opgevoerde wettelijke regelingen is een volledige bescherming van het Papiaments gerealiseerd. Het aantal leden en letters uit deel III van het Handvest dat in paragraaf 4.2 wordt opgesomd, is voldoende voor een erkenning van het Papiaments op Bonaire onder dit deel. In paragraaf 4.3 wordt bij de artikelen uit deel III van het Handvest de toepasselijke leden en letters nader toegelicht.

Evenals destijds bij het Fries zal voor het Papiaments op Bonaire een verklaring worden afgelegd bij de Raad van Europa. Er zal verklaard worden dat het Koninkrijk der Nederlanden het Handvest overeenkomstig artikel 2, tweede lid, en artikel 3, eerste lid, zal toepassen op het Papiaments op Bonaire onder de ondergenoemde leden en letters van deel III van het Handvest.

4.2 De toepasselijke artikelen, leden en letters uit deel III

Om het Papiaments te erkennen onder het genoemde deel III is een verdragspartij op grond van artikel 2, tweede lid, van dat Handvest verplicht:

• minimaal 35 leden of onderdelen daarvan toe te passen, gekozen uit de bepalingen van deel III van het Handvest;

• waaronder ten minste telkens drie uit artikel 8 en artikel 12; en

• telkens één of meerdere uit artikel 9, artikel 10, artikel 11 en artikel 13.

Overeenkomstig deze verplichting is onderstaande keuze van bepalingen uit deel III van het Handvest gemaakt.

Artikel 8 – Onderwijs

• Artikel 8, eerste lid, onderdeel b, onder i

• Artikel 8, eerste lid, onderdeel c, onder iii

• Artikel 8, eerste lid, onderdeel e, onder iii

• Artikel 8, eerste lid, onderdeel g

Artikel 9 – Rechterlijke autoriteiten

• Artikel 9, eerste lid, onderdeel a, onder i

• Artikel 9, eerste lid, onderdeel a, onder ii

• Artikel 9, eerste lid, onderdeel a, onder iv

• Artikel 9, eerste lid, onderdeel b, onder i

• Artikel 9, eerste lid, onderdeel c, onder i

• Artikel 9, eerste lid, onderdeel c, onder ii

• Artikel 9, eerste lid, onderdeel c, onder iii

Artikel 10 – Bestuurlijke autoriteiten en openbare diensten

• Artikel 10, eerste lid, onderdeel a, onder iv

• Artikel 10, tweede lid, onderdeel a

• Artikel 10, tweede lid, onderdeel b

• Artikel 10, tweede lid, onderdeel d

• Artikel 10, tweede lid, onderdeel f

• Artikel 10, tweede lid, onderdeel g

• Artikel 10, vierde lid, onderdeel a

• Artikel 10, vierde lid, onderdeel b

• Artikel 10, vijfde lid

Artikel 11 – Media

• Artikel 11, eerste lid, onderdeel a, onder ii

• Artikel 11, eerste lid, onderdeel d

• Artikel 11, eerste lid, onderdeel e, onder i

• Artikel 11, tweede lid

Artikel 12 – Culturele activiteiten en voorzieningen

• Artikel 12, eerste lid, onderdeel a

• Artikel 12, eerste lid, onderdeel b

• Artikel 12, eerste lid, onderdeel d

• Artikel 12, eerste lid, onderdeel e

• Artikel 12, eerste lid, onderdeel f

• Artikel 12, tweede lid

• Artikel 12, derde lid

Artikel 13 – Economisch en sociaal leven

• Artikel 13, eerste lid, onderdeel a

• Artikel 13, eerste lid, onderdeel c

• Artikel 13, eerste lid, onderdeel d

• Artikel 13, tweede lid, onderdeel b

• Artikel 13, tweede lid, onderdeel e

4.3 Nadere toelichting op de toepasselijke bepalingen

Artikel 8 – Onderwijs

Ten aanzien van artikel 8, eerste lid, onderdeel b, onder i, geldt dat het primair onderwijs op Bonaire in het Nederlands en in het Papiaments wordt gegeven. In het primair onderwijs wordt ook hierbij o.a. ook aandacht besteed aan de geschiedenis van de taal, maatschappelijke verhoudingen (waaronder staatsinrichting) en de geestelijke stromingen. Daarnaast is er reflectie op het taalgebruik. Bij taalbeschouwing wordt aandacht besteed aan begrijpend lezen, woordenschat, spelling en zinsbouw.

Voor wat eerste lid, onderdeel c, onder iii, betreft, binnen het voortgezet onderwijs worden het onderwijs en de examens afgenomen in het Nederlands. Echter, het Papiaments wordt als vak aangeboden. Vanuit de Wet voorgezet Onderwijs 2020 is er ruimte voor een onderwijsinstelling om het Papiaments te gebruiken. Op de Universiteit van Curaçao wordt de mogelijkheid geboden om een opleiding tot leraar Papiaments (tweedegraads en Masters) te volgen. Verder kan bij het vo in zowel theoretische leerwegen als gemengde leerwegen in het vrije deel Papiaments worden aangeboden. In de eerste 3 jaar havo en vwo kan Papiaments verplichte vakken Spaans en Frans vervangen. In de profielen is Papiaments één van de moderne vreemde talen waaruit kan worden gekozen indien de school het aanbiedt.

Ten aanzien van eerste lid, onderdeel e voldoet subonderdeel iii, omdat op de Universiteit van Curaçao de mogelijkheid bestaat tot het volgen van een opleiding Papiaments. De Nederlandse overheid en het openbaar lichaam Bonaire vinden het van belang dat deze opleiding bestaat.

Eerste lid, onderdeel g schrijft een regeling voor om het onderwijs in de geschiedenis en cultuur van het Papiaments te waarborgen. Met het Besluit kerndoelen Wet primair onderwijs BES is deze regeling getroffen. Er is aandacht voor de taal als systeem en er is reflectie op het taalgebruik. De taalbeschouwing is geen op zichzelf staand onderdeel, maar wordt geïntegreerd met (onderdelen uit) de overige domeinen, genoemd hierboven in paragraaf 3, bij de toelichting op deel III van het Handvest.

Artikel 9 – Rechterlijke autoriteiten

Onderdeel a van het eerste lid gaat in op het Papiaments bij strafrechtelijke procedures. Gedaagden hebben het recht het Papiaments te gebruiken. Voor Bonaire geldt momenteel de praktijk dat voor straf- en bestuurszaken er bijstand van de andere eilanden komt. Dat zijn vaak uitgezonden rechters. Dit betekent dat de meeste zaken worden behandeld in het Nederlands met bijstand van een tolk. In strafzaken is er standaard een tolk aanwezig, dus de verdachte en andere partijen hoeven hier niet om te vragen.

Onderdeel b van het eerste lid gaat in op het Papiaments bij civiele procedures. Voor Bonaire geldt momenteel de praktijk dat de vaste rechter een uitgezonden rechter is. Deze rechter behandelt de civiele zaken en zaken van het kabinet rechters-commissarissen. Eisers als gedaagden hebben het recht om de rechter te verzoeken de procedure in het Papiaments te voeren. Daarnaast geldt dat bij familiezaken (echtscheidingen, voogdij-, ondertoezichtstelling-, en alimentatiezaken) het gerecht zorgt voor de aanwezigheid en bekostiging van een tolk op de zitting. In overige civiele zaken, bijvoorbeeld een comparitie of getuigenverhoor, zorgen de advocaten zelf voor een tolk en zorgen zij dus ook voor betaling.

Bij procedures voor de administratieve rechter, eerste lid, onderdeel c, geldt ook dat eisers en gedaagden het recht hebben om de rechter te verzoeken de procedure in het Papiaments te voeren. Het Papiaments kan door een procederende partij worden gesproken, zonder dat daarvoor extra kosten gemaakt hoeven te worden. Ook kunnen stukken en bewijs worden overlegd in het Papiaments.

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie blijft streven om in het kader van de zogenaamde «Caribisering» meer lokale rechters aan te trekken. In de praktijk blijkt dat niet (altijd) realiseerbaar. Uitgezonden rechters volgen cursussen Papiaments, al betekent dat niet dat het lukt om dan een zitting in het Papiaments te doen. In dat opzicht moet worden teruggevallen op artikel 9 van de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof, waarin wordt gesteld dat de voertalen van het Hof Nederlands, Engels en Papiaments zijn.

Artikel 10 – Bestuurlijke autoriteiten en openbare diensten

Zoals in onderdeel a van het eerste lid wordt aangegeven, kan een ieder, in de mondelinge en schriftelijke communicatie met het openbaar lichaam Bonaire, de Rijksvertegenwoordiger en de Rijksdienst Caribisch Nederland, naast het Nederlands het Papiaments gebruiken.

Conform het tweede lid, onderdeel a, kan een ieder in het mondelinge verkeer met de organen van het openbaar lichaam Bonaire het Papiaments gebruiken. Aanvragen kunnen, naast mondeling, ook schriftelijk worden ingediend, zoals tweede lid onderdeel b voorschrijft.

Daarnaast kan het openbaar lichaam Bonaire, in lijn van onderdeel d van het tweede lid, officiële documenten in het Papiaments publiceren.

Verder kan een ieder in vergaderingen van de eilandsraad van het openbaar lichaam Bonaire het Papiaments gebruiken, zoals onderdeel f van het tweede lid beoogt.

Er is sprake van gebruik van de traditionele en juiste vormen van toponiemen in het Papiaments, zie onderdeel g van het tweede lid. Straatnamen en dergelijk zijn de facto in het Papiaments, dit is een bevoegdheid van het openbaar lichaam Bonaire.

Wat het vierde lid betreft, voor de bovengenoemde onderdelen onder artikel 10 geldt dat er vertaal- of tolkdiensten worden ingezet waar nodig. Zo kan de belastinginspecteur toestaan dat de belastingplichtige zich door een tolk laat bijstaan. Verder zijn ambtenaren die belast zijn met een functie op Bonaire verplicht binnen een jaar het Papiaments te verstaan.

Zoals het vijfde lid voorschrijft, is wettelijk vastgesteld dat de geslachtsnaam op verzoek kan worden gewijzigd.

Artikel 11 – Media

Een openbare dienst onder het eerste lid, onderdeel a, is een tv- of radiozender die in zijn algemeen bijdraagt aan de samenleving. Dit kan een publieke omroep zijn of een commerciële zender. Op Bonaire is er media-aanbod in het Papiaments. De Mediawet BES legt geen beperkingen op aan uitzendingen in het Papiaments.

In lijn met onderdeel d van het eerste lid biedt het Commissariaat voor de Media de informatie over hoe toestemming kan worden verkregen voor een omroepdienst, ook aan in het Papiaments5.

Er zijn verder ook Papiamentstalige kranten en tv-zenders op Bonaire, zie onderdeel e van het eerste lid. Het aanbod hierbij is (van oudsher) ook overlappend met Curaçao. Daarnaast regelt Artikel 7 van de Grondwet de persvrijheid in het Koninkrijk der Nederlanden.

Ten aanzien van het tweede lid worden Aruba en Curaçao gezien als buurlanden waar ook het Papiaments wordt gesproken. Uit wet- en regelgeving komen geen belemmeringen voort die de rechtstreekse ontvangst van radio en televisie-uitzendingen uit Aruba en Curaçao tegenhouden.

Artikel 12 – Culturele activiteiten en voorzieningen

Het eerste lid, onderdeel a, wordt toegepast door het uitgangspunt van het cultuurbeleid. De focus van dit beleid ligt op het scheppen van voorwaarden voor het in stand houden, ontwikkelen, sociaal en geografisch spreiden of anderszins verspreiden van cultuuruitingen. De bevordering gebeurt via bijdragen vanuit Rijkscultuurfondsen of via de Basis infrastructuur. Binnen deze mogelijkheden is er zowel ruimte voor individuele kunstenaars als voor culturele organisaties.

In de bibliotheek van Bonaire zijn er boeken voor handen in het Papiaments en kun je ook wegwijs worden gemaakt in het Papiaments. Daarnaast worden cursussen in diverse talen aangeboden, waaronder ook het Papiaments. Momenteel wordt door OCW het gesprek gestart met het Letterenfonds, zodat meer werken kunnen worden vertaald naar het Papiaments en/of auteurs kunnen worden gestimuleerd publicaties uit te brengen in het Papiaments.

Conform onderdeel b van het eerste lid verkent het Ministerie van OCW de mogelijkheden om de toegang tot uitingen en initiatieven die eigen zijn aan het Papiaments verder te vergroten via het Letterenfonds, bijvoorbeeld via een subsidiekader. Daarnaast zijn er zoals aangegeven al boeken in het Papiaments in de bibliotheek op Bonaire te vinden. Met de Koninklijke Bibliotheek (KB) wordt gesproken hoe Papiamentstalige boeken kunnen worden toegevoegd aan de online bibliotheek. De KB gaat samen met o.a. Bonaire aan de slag om de collectie te updaten, zodat het aansluit op de behoeften van de lokale bibliotheek. Hiervoor is vanuit OCW een budget aan de KB beschikbaar gesteld.

Een voorbeeld van de toepassing van onderdeel d van het eerste lid is dat in de bibliotheek op Bonaire de informatie beschikbaar is in het Papiaments en er ook boeken beschikbaar zijn in deze taal. In de bibliotheek op Bonaire is informatie beschikbaar in het Papiaments en zijn er ook boeken beschikbaar in deze taal. Met de bibliotheek wordt gesproken over ondersteuning voor het uitbreiden van de collectie. Dit betekent uitbreiding van de collectie zowel in de Nederlandse taal als in het Papiaments. Met de KB en het Letterenfonds zal worden gesproken over het uitbreiden van ondersteuning voor het ontwikkelen van Papiamentstalige uitgaven van boeken en het stimuleren van schrijvers om te schrijven in de eigen taal. Verder ontwikkelt en organiseert de bibliotheek verschillende activiteiten (o.a. computercursus) die ook in het Papiaments worden aangeboden.

Bij de werving van nieuwe medewerkers wordt dan ook gevraagd om de beheersing van beide talen, dit is overeenkomstig onderdeel e van het eerste lid. Bij de werving van nieuwe medewerkers wordt gevraagd om de beheersing van Nederlands en Papiaments. In de bibliotheek op Bonaire is reeds personeel werkzaam dat het Papiaments beheerst en wordt er ook in het Papiaments gecommuniceerd, niet alleen tussen het personeel onderling maar ook met bezoekers van de bibliotheek. Ook de facebookpagina van de bibliotheek is in het Papiaments en daar worden in het Papiaments activiteiten aangekondigd.

Ter invulling van onderdeel f van het eerste lid wordt opgemerkt dat het Nederlands cultuurbeleid is gericht op een divers cultuurbeleid, van en voor iedereen.

Het tweede lid gaat over het aanmoedigen en aanbieden van passende culturele activiteiten en voorziening die passen bij het eerste lid. Diverse Nederlandse regelingen staan open voor aanvragen om passende culturele activiteiten op te zetten. Het cultuurbeleid is van en voor iedereen en zal niet gehinderd worden door de overheid. De Rijkscultuurfondsen worden aangemoedigd in te zetten op een divers cultuurbeleid van en voor iedereen.

Op Bonaire beginnen cultuurorganisaties de weg naar de Rijkscultuurfondsen te vinden. Met ondersteuning van de Rijkscultuurfondsen worden activiteiten opgezet waar aandacht is voor muziek en zang b.v. in het Papiaments.

Er is een vraag vanuit de organisaties op Bonaire om deze aansluiting te verbeteren. De Rijkscultuurfondsen zijn hiermee bezig.

Conform het derde lid is in het beleidskader internationaal cultuurbeleid 2021–2024 één van de uitgangspunten: recht op ruimte voor culturele expressie, als onderdeel van de vrijheid van meningsuiting. De rol van de overheid is het stimuleren van internationale culturele samenwerking, het scheppen van voorwaarden (kennis en netwerk) en het verstrekken van subsidies. Financiële ondersteuning verloopt via de Rijkscultuurfondsen. De Creative Europe Desk en Dutch Culture kunnen ondersteuning bieden. In de zomer van 2022 hebben zij informatiesessies op o.a. Bonaire gehouden. Bonairiaanse organisaties oriënteren zich op internationale samenwerking.

Artikel 13 – Economisch en sociaal leven

In lijn met het eerste lid, onderdeel a, zijn in wetgeving geen bepalingen opgenomen dat in het economische en sociale leven het gebruik van het Papiaments verbiedt of beperkt.

Het openbaar lichaam Bonaire zet zich in tegen praktijken die gericht zijn op ontmoediging van het gebruik van het Papiaments voor handelsverkeer en handelsactiviteiten, dit is overeenkomstig onderdeel c van het eerste lid.

Ter invulling van onderdeel d van het eerste lid wordt het gebruik van het Papiaments ook geborgd bij een reglement dat door een werkgever wordt vastgesteld. In het Burgerlijk Wetboek BES, Boek 7a, artikel 1613i, is hierover vastgelegd dat dit reglement in Bonaire in het Papiaments moet zijn opgesteld.

Ter invulling van het tweede lid, onderdeel b worden door het openbaar lichaam Bonaire activiteiten georganiseerd ter bevordering van het gebruik van het Papiaments voor onder hun toezicht staande economische en sociale sectoren.

Conform onderdeel e van het tweede lid wordt informatie van overheidsorganen op Bonaire die betrekking heeft op de rechten van consumenten in het Papiaments beschikbaar gesteld.

5. Eenieder verbindende bepalingen

Naar het oordeel van de regering bevat het Handvest geen eenieder verbindende bepalingen in de zin van de artikelen 93 en 94 Grondwet, die aan rechtssubjecten rechtstreeks rechten toekennen of plichten opleggen. Het Handvest heeft geen directe werking en kent geen individuele of collectieve rechten toe aan personen die gebruik maken van een regionale taal of een taal van een minderheid, maar verplicht de Partijen bij het Handvest om door middel van regelgeving of andere maatregelen de positie van deze talen te waarborgen en te verbeteren. Ook gelet op het globale karakter van veel bepalingen is er dus verankering in formele wetgeving nodig.

6. Koninkrijkspositie

Zoals in paragraaf 1 van deze toelichtende nota is aangegeven, zal het Handvest, dat reeds geldt voor het Europese deel van Nederland, ook gelden voor het Caribische deel van Nederland, zodat het Papiaments op Bonaire onder de werking van het verdrag kan worden gebracht. De talen die op Sint Eustatius en Saba worden gebruikt, worden niet onder de werking van het verdrag gebracht. Er ligt voor deze talen momenteel geen erkenningsverzoek.

Eveneens in paragraaf 1 is aangegeven dat het Handvest niet mede zal gelden voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Omdat de uitbreiding van het Handvest tot het Caribische deel van Nederland betrekking heeft op het Papiaments op Bonaire en er dus sprake is een regionale taal in het Caribische deel van het Koninkrijk, zijn de regeringen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten van mening dat het Handvest hun Landen anderszins raakt in de zin van artikel 11, derde lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden. Het Handvest en deze toelichtende nota zijn dan ook gelijk met de overlegging aan de Staten-Generaal, overgelegd aan de Staten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge

De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.G.J. Bruins Slot

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,
M.L.J. Paul

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A.C. van Huffelen

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
G. Uslu


  1. Voor de parlementaire goedkeuringsprocedure zie Kamerstukken II 1994/95, 24 092.↩︎

  2. Bij de staatkundige hervorming op 10 oktober 2010 werd de toepassing van het Handvest niet uitgebreid tot het Caribische deel van Nederland (de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba).↩︎

  3. Voor Aruba, zie artikel 2 van de Arubaanse Landsverordening van 21 mei 2003 houdende enige regels inzake het Papiamento en het Nederlands als officiële taal; voor Curaçao, zie artikel 2 van de Curaçaose Landsverordening van 28 maart 2007 houdende vaststelling van de officiële talen.↩︎

  4. https://www.coe.int/en/web/european-charter-regional-or-minority-languages/text-of-the-charter en vervolgens Explanatory Report.↩︎

  5. https://www.cvdm.nl/regelgeving/wetgeving/mediawet-bes.↩︎