Reactie op verzoek commissie op de brief van G. en G. te U inzake verschillen in belastingdruktussen werkenden en niet-werkenden met een IVA-uitkering
Arbeidsmarktbeleid
Brief regering
Nummer: 2023D47232, datum: 2023-11-27, bijgewerkt: 2024-04-25 11:16, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29544-1225).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit CDA kamerlid)
- Afschrift brief GR en GL te U
- Beslisnota bij brief Reactie op verzoek commissie op de brief G en G te U inzake verschillen in belastingdruk tussen werkenden en niet-werkenden met een IVA-uitkering
Onderdeel van kamerstukdossier 29544 -1225 Arbeidsmarktbeleid.
Onderdeel van zaak 2023Z19458:
- Indiener: C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2023-12-12 15:40: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-12-19 16:30: Procedures en brieven commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2024-04-24 13:00: Arbeidsongeschiktheid (Commissiedebat), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2024-04-25 14:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
29 544 Arbeidsmarktbeleid
Nr. 1225 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 november 2023
Op 6 april 2023 heeft uw vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 aan mij gevraagd te reageren op een toegezonden brief van G.L. en G.R. te U. Deze briefschrijvers uiten hun zorgen over de verschillen in belastingdruk tussen werkenden en niet-werkenden die een IVA-uitkering ontvangen. Omdat dit onderwerp ziet op loon- en inkomensheffing beantwoord ik dit verzoek mede namens de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst. Dit antwoord heeft langer op zich laten wachten omdat wij eerst een door de Kamer verzochte Kabinetsreactie2 op de uitspraak van het gerechtshof Den Haag met betrekking tot een WGA-uitkering en de grondslag van de arbeidskorting wilden versturen. Het onderwerp van die brief ligt namelijk in het verlengde van het onderwerp dat de briefschrijvers aanhalen. Deze Kabinetsreactie is op 19 september jl. aan uw Kamer gestuurd.
Allereerst wil ik briefschrijvers via dit schrijven bedanken voor hun brief en het zichtbaar maken van de belastingdruk die zij ervaren met inkomsten uit een IVA-uitkering (Inkomensvoorziening Volledig duurzaam Arbeidsongeschikten) ten opzichte van mensen die werken. Zoals de briefschrijvers aangeven, komt dit door een verschil in verschuldigde loonheffing (loonbelasting en premie volksverzekeringen). Kortgezegd vinden zij het onrechtvaardig dat zij netto minder overhouden dan werkenden. Zij vinden dat zij op eenzelfde wijze moeten worden belast als iemand die werkt.
Het verschil in belastingdruk dat wordt beschreven, wordt met name veroorzaakt door de arbeidskorting. Deze heffingskorting is de afgelopen jaren sterk verhoogd, waardoor dit verschil zichtbaar groter is geworden. De arbeidskorting wordt in beginsel enkel toegekend over inkomen uit tegenwoordige arbeid. Een socialezekerheidsuitkering, zoals de IVA-uitkering, wordt niet beschouwd als inkomen uit tegenwoordige arbeid. De arbeidskorting kan daarop dan ook niet worden toegepast. Belastingplichtigen met een socialezekerheidsuitkering betalen daardoor onder aan de streep meer belasting dan belastingplichtigen met inkomen uit tegenwoordige arbeid. Zoals ook vermeld in de Kabinetsreactie van 19 september jl.3, is het feit dat de arbeidskorting op uitkeringen niet kan worden toegepast, in lijn met de voornaamste doelen van de arbeidskorting, namelijk het bevorderen van de arbeidsparticipatie en (meer) werken lonender te maken.
Het demissionaire kabinet vindt het belangrijk dat werken loont en dat de belastingdruk op arbeid niet te hoog is. Op een krappe arbeidsmarkt is het extra belangrijk om te stimuleren dat zoveel mogelijk mensen (meer) gaan werken. Het kabinet hecht eraan dat wie de stap maakt om aan het werk te gaan of meer uren te werken, daar financieel voordeel van heeft. In het coalitieakkoord (bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) zijn verschillende maatregelen opgenomen om dit te bevorderen, waaronder de verhoging van de arbeidskorting. De arbeidskorting is immers een gerichte maatregel om (meer) werken lonender te maken. Het demissionaire kabinet hecht er ook aan om belasting te heffen naar draagkracht. De heffingskortingen in de inkomensbelasting, zoals de arbeidskorting die alleen op inkomen uit arbeid kan worden toegepast, helpen om werken meer lonend te maken, maar betekenen ook dat het verschil in belastingdruk tussen werkenden en mensen met socialezekerheidsuitkering groter wordt.
Er is bij mensen die een socialezekerheidsuitkering ontvangen, zoals een IVA-uitkering, met name de laatste jaren een steeds groter wordend, voelbaar verschil in belastingdruk ontstaan ten opzichte van werkenden. Dat verschil is voorstelbaar frustrerend voor mensen die wel willen werken maar dat niet kunnen. Het is echter wel in lijn met de huidige vormgeving van de inkomensbelasting en de nagestreefde doelen van onder meer de arbeidskorting.
Het verschil in belastingdruk wordt gemonitord en we onderzoeken wat we hieraan kunnen doen. De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst neemt dit mee in de verdere (beleids)ontwikkeling van de inkomstenbelasting, waar vereenvoudiging van het belastingstelsel centraal staat.
Momenteel worden de heffingskortingen, waaronder de arbeidskorting, in de inkomstenbelasting ook geëvalueerd. Daarnaast wordt door het Ministerie van Financiën gewerkt aan de Bouwstenen voor een beter belastingstelsel, waarin ook aandacht wordt besteed aan de doelen en vormgeving van ons belastingstelsel. Deze onderzoeken kunnen voor een nieuw kabinet aanknopingspunten bieden voor het bezien van de verhouding van het netto-inkomen tussen mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering en werkenden.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip