Evaluatierapport Rathenau Instituut 2017-2022
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2024
Brief regering
Nummer: 2023D47628, datum: 2023-11-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36410-VIII-29).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Evaluatie Rathenau Instituut 2017-2022
- Zelfevaluatie Rathenau Instituut 2017-2022
- Beslisnota bij evaluatierapport Rathenau Instituut 2017-2022
- Bestuurlijke reactie evaluatierapport Rathenau Instituut
Onderdeel van kamerstukdossier 36410 VIII-29 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2024.
Onderdeel van zaak 2023Z19561:
- Indiener: R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2023-12-13 15:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-12-21 10:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2024-10-03 10:00: Onderzoeks- en wetenschapsbeleid (Commissiedebat), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2024-10-10 13:10: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
36 410 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2024
Nr. 29 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 november 2023
Met deze brief ontvangt uw Kamer mijn reactie op het evaluatierapport Rathenau Instituut 2017–2022 van de Commissie Buitendijk. Ik heb uw Kamer eerder geïnformeerd over de geplande evaluatie en aanbieding hiervan dit najaar.1 Het evaluatierapport en de zelfevaluatie en bestuurlijke reactie van het Rathenau Instituut zoals die aan mij zijn aangeboden, treft u bijgevoegd aan.
Het Rathenau Instituut
Het Rathenau Instituut heeft als taak bij te dragen aan het maatschappelijke debat en de politieke oordeelsvorming over vraagstukken die samenhangen met, of het gevolg zijn van, wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen. Daarnaast heeft het Rathenau Instituut als taak het inzicht te vergroten in de werking van het wetenschapssysteem. Deze taken voert het Rathenau Instituut uit als onafhankelijke publieke kennisorganisatie. Elke twee jaar stelt het Rathenau Instituut een werkprogramma op, dat tevens aan uw Kamer wordt gezonden.2
De evaluatieopdracht
Het Rathenau Instituut wordt volgens het instellingsbesluit elke vijf jaar beoordeeld door een onafhankelijke evaluatiecommissie op in ieder geval haar effectiviteit en doelmatigheid. De evaluatiecommissie bestond deze keer uit: prof.dr. S.E. Buitendijk (voorzitter), dr. K.M. Buitenweg, dr. P.A. van der Duin, prof.dr. T.E. Swierstra, en dr. U. Wehn. De commissie werd ondersteund door Berenschot.
Naar aanleiding van de vorige evaluatie heeft het Rathenau Instituut op mijn verzoek een eigen evaluatieprotocol opgesteld.3 Met het oog daarop heb ik de commissie gevraagd om voor de jaren 2017 tot en met 2022 te evalueren 1) welke impact het werk van het Rathenau Instituut heeft gehad, 2) wat de wetenschappelijke, maatschappelijke en beleidsmatige kwaliteit van het werk van het Rathenau Instituut was, 3) wat de vitaliteit van het instituut is, en 4) in hoeverre de impact van het Rathenau Instituut op een doelmatige manier is bereikt.
Positief oordeel
De evaluatiecommissie oordeelt zeer positief over het werk van het Rathenau instituut. Zij beschrijft het Rathenau Instituut in haar rapport als «een unieke en zeer relevante organisatie die goede kwaliteit levert en significante impact heeft op politiek, wetenschap en samenleving.» Ik ben verheugd met deze uitkomst. De aanbevelingen van de commissie zien op het verder versterken van de ingeslagen weg en moedigen het Rathenau Instituut aan om zich volgens een lerende aanpak verder te ontwikkelen. Hieronder geef ik weer wat de aanbevelingen van de evaluatiecommissie waren en mijn reflectie hierop.
Aanbevelingen
1. De impact verder versterken
De commissie concludeert dat het Rathenau Instituut er goed in slaagt om impact te genereren, zowel maatschappelijk, politiek als beleidsmatig. De commissie adviseert het Rathenau Instituut om de impact van het eigen werk op een meer kwalitatieve wijze vast te stellen en deze zowel tijdens als na afronding van projecten expliciet te maken. Het Rathenau Instituut geeft in zijn reactie aan deze aanbeveling over te nemen door naast kwantitatieve indicatoren ook in te gaan zetten op meer kwalitatieve metingen van impact.
Ik onderschrijf deze aanbeveling. Het past bij de ontwikkeling om activiteiten binnen de wetenschap niet alleen cijfermatig te onderbouwen, maar ook op kwalitatieve wijze te beschouwen. Zo kan de impact van de activiteiten van het Rathenau Instituut in de volle breedte gewaardeerd worden.
2. De publieke waarden prominent positioneren
De commissie merkt op dat publieke waarden in de samenleving centraal staan in de missie van het Rathenau Instituut. Om dit nog systematischer en prominenter door te voeren, beveelt de commissie aan het begrip publieke waarden verder uit te werken. Vervolgens kan het instituut technologische ontwikkelingen relateren aan de publieke waarden. Ook hiermee kan het instituut haar impact vergroten. Het Rathenau Instituut omarmt deze aanbeveling. Zij heeft al een concreet plan om in dit kader binnenkort een instituutsbreed programma over publieke waarden te starten.
Het Rathenau Instituut speelt een belangrijke rol in het inzichtelijk maken van de invloed van wetenschap, technologie en innovatie op publieke waarden en belangen. Dit voedt de maatschappelijke dialoog. Het Rathenau Instituut kan deze rol nog beter vervullen wanneer de publieke waarden duidelijker gedefinieerd en geïntegreerd zijn in de werkzaamheden. Ik ben dan ook blij te horen dat het Rathenau Instituut dit middels een instituutsbreed programma zal gaan doen.
3. De zichtbaarheid in het debat vergroten
De commissie constateert dat het Rathenau Instituut vanwege de onafhankelijkheid en neutraliteit terughoudend is om zich te mengen in het publieke debat. De commissie is echter van mening dat het Rathenau Instituut voldoende kennis en expertise in huis heeft om meer op de voorgrond te treden. Zij beveelt het Rathenau Instituut dan ook aan om nadrukkelijker op te treden als onafhankelijke «duider» in het publieke debat en de media. Het Rathenau Instituut geeft in zijn reactie aan gerichter bestaande kennis in het actuele debat in te zullen brengen, onder andere door medewerkers op te laten treden als expert.
De afgelopen periode heb ik gezien hoeveel het Rathenau Instituut te bieden heeft. Haar rapporten zijn een mooie illustratie van de kennis en expertise van het Rathenau Instituut. Tegelijkertijd kan het Rathenau Instituut met haar kennis en expertise ook op andere manieren bijdragen aan het publieke debat. Ik ben het dus met de commissie eens. Ik ben verheugd dat het Rathenau Instituut zich heeft voorgenomen om meer op de voorgrond te treden. Daarnaast is het bemoedigend om te lezen dat de commissie concludeert dat het Rathenau Instituut zich ten opzichte van de vorige evaluatieperiode succesvol heeft ingezet om de zichtbaarheid bij het brede publiek en het parlement te vergroten.
4. Het accent verleggen naar overstijgend meta-onderzoek
De commissie ziet in het Rathenau Instituut de meerwaarde dat het boven individuele onderzoeken uit kan stijgen en daarmee trends kan identificeren en overzicht kan scheppen. Aanvullend eigen onderzoek door het Rathenau Instituut kan zich richten op het bestuderen van attitudes en standpunten van verschillende groepen binnen de samenleving over technologie en wetenschap. Het Rathenau Instituut stelt in zijn reactie dat het analyseren van al beschikbare kennis en het interviewen van verschillende experts een belangrijke plek inneemt in zijn werk. Ook geeft het Rathenau Instituut aan het belangrijk te vinden dat er ruimte blijft voor eigen kennisontwikkeling en onderzoek.
Uit de conclusies van de commissie en mijn eigen ervaringen maak ik op dat het Rathenau Instituut goed in staat is bestaande kennis en perspectieven te verbinden met nieuwe kennis en trends te signaleren. Tegelijkertijd zie ik dat het Rathenau Instituut tevens belangwekkend eigen onderzoek verricht om het inzicht in het wetenschapssysteem te vergroten. De balans tussen enerzijds het duiden van bestaand onderzoek en het identificeren van trends en anderzijds het doen van aanvullend eigen onderzoek blijft een terugkerend gespreksonderwerp tussen mij en het instituut.
5. Meer aandacht voor Open Science en Citizen Science
De commissie moedigt het Rathenau Instituut aan om zich te blijven inspannen voor Open Science, waarvan Citizen Science een integraal onderdeel is. Dat doet het instituut door burgers bij zijn eigen onderzoek te betrekken en door de ontwikkelingen rond de praktijk van Open Science te monitoren en beoordelen. De commissie adviseert het instituut om vooral het tweede aspect sterker voor het voetlicht te brengen. Het Rathenau Instituut ziet deze aanbeveling als een aansporing om breed te blijven investeren in opkomende thema’s die raken aan veranderingen in de wetenschap.
De vrije toegang tot de resultaten van onderzoek en wetenschap, die wordt verbeterd door Open Science, is cruciaal voor het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. Ik ben daarom blij met de constatering van de commissie dat het Rathenau Instituut Open Science en Citizen Science heeft omarmd. Ik herken de belangrijke rol die het Rathenau Instituut heeft om dergelijke grote ontwikkelingen binnen de wetenschap te volgen.
6. Verheldering van een aantal rollen in de governance
De commissie merkt op dat het Rathenau Instituut de rolverdeling in de interne governance structuur kan verduidelijken en formaliseren om de vitaliteit van de organisatie te vergroten. Het Rathenau Instituut is het hiermee eens en geeft aan al begonnen te zijn met het verhelderen van interne rollen en verantwoordelijkheden.
Ik constateer dat het Rathenau Instituut voortvarend werkt aan het versterken van de interne organisatie. Het is goed om op te merken dat deze aanbeveling niet gaat over de verhouding met de KNAW, die sinds de vorige evaluatie verduidelijkt is en naar tevredenheid functioneert, zoals de commissie aangeeft.
7. Stroomlijning van het evaluatieproces
De commissie ziet mogelijkheden om het evaluatieproces verder te verbeteren Een mogelijkheid daarvoor is volgens de commissie om de cyclus van het werkprogramma gelijk te trekken met de externe evaluatiecyclus. Het Rathenau Instituut onderschrijft dit in zijn reactie. Het instituut ziet het als een waardevolle suggestie om de looptijd van het werkprogramma te verlengen.
Naar aanleiding van de vorige evaluatie heeft het Rathenau Instituut veel aandacht geschonken aan het ontwikkelen van een eigen evaluatieprotocol.4 Als volgende stap zal ik bezien of ik dit protocol samen met het Rathenau Instituut verder kan optimaliseren tot een eenduidig document. Ik zie geen bezwaar tegen het verlengen van de looptijd van het werkprogramma. Wel wil ik bezien hoe ik op de hoogte gehouden wordt van de kortetermijnplanning en -strategie van het instituut en de wijze waarop het instituut inspeelt op de actualiteit. Ik ga in gesprek met het Rathenau Instituut over deze aanbevelingen.
Het Rathenau Instituut is voor mij een belangrijk instituut. Het is van grote waarde om beleid te kunnen vormgeven met behulp van relevante inzichten in wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen. Het Rathenau Instituut draagt daar in belangrijke mate aan bij en is daarmee een schoolvoorbeeld hoe het bijdraagt aan Science for Policy. Ik wens het Rathenau Instituut veel succes in de opvolging van de aanbevelingen en de vervulling van haar taken. Tot slot wil ik mijn waardering uitspreken over de manier waarop het instituut zich heeft ingespannen voor de voorbereidingen van de evaluatie door de commissie.
Gelijktijdig stuur ik deze reactie aan de voorzitter van de Eerste Kamer.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf