Antwoord op vragen van het lid Van der Woude over het wetsvoorstel Screening kennisveiligheid, naar aanleiding van de brief van de Minister 'Sectorbeeld kennisveiligheid universiteiten'
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2023D47990, datum: 2023-12-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20232024-538).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Mede namens: D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid (VVD)
Onderdeel van zaak 2023Z18149:
- Gericht aan: R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Indiener: H.H. van der Woude, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
538
Vragen van het lid Van der Woude (VVD) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het wetsvoorstel Screening kennisveiligheid, naar aanleiding van de brief van de Minister «Sectorbeeld kennisveiligheid universiteiten» (ingezonden 24 oktober 2023).
Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid (ontvangen 6 december 2023).
Vraag 1
Waarom heeft u besloten de Wet screening kennisveiligheid uit te stellen en bent u het ermee eens dat dit risico’s voor de kennisveiligheid met zich meebrengt?1
Antwoord 1
Zoals ik in mijn brief van 16 oktober jl. over het Sectorbeeld kennisveiligheid bij universiteiten heb aangegeven, heb ik besloten tot aanpassing van het eerder genoemde tijdpad omdat een zorgvuldige uitwerking van het wetsvoorstel meer tijd vraagt dan eerder was voorzien.2 Zorgvuldigheid is cruciaal voor het vinden van een juiste balans tussen het beschermen van de nationale veiligheid en het behoud van de open wetenschapsbeoefening.
Tijdens de uitwerking in de afgelopen maanden heb ik op verschillende onderdelen feedback ontvangen, onder andere vanuit het kennisveld. De feedback ziet onder meer op punten die bepalend zijn voor het ontwerp van het wetsvoorstel, te weten de uitvoerbaarheid van de screening en het toepassingsbereik van de wet. Deze feedback neem ik serieus, te meer gelet op de effecten en gevolgen van de wet op individuen en kennisinstellingen.
Uitvoering is voor het kabinet een belangrijk aandachtspunt voor de kwaliteit van wetgeving.3 Het is derhalve van belang de resultaten af te wachten van het vooronderzoek dat screeningsautoriteit Justis van het Ministerie van Justitie en Veiligheid momenteel uitvoert. Voor het toepassingsbereik zijn de doelgroepkeuze en de afbakening van sensitieve technologieën bepalend. De kennisinstellingen hebben via een vertrouwelijk proces de mogelijkheid gekregen om op een eerste inhoudelijke afbakening te reageren. Hierop is uitgebreide feedback gekomen die ik bespreek met deskundigen en die nodig is voor de afbakening. Over de afbakening van de doelgroep van de wet wil ik mij eveneens laten adviseren door deskundigen, omdat ook hierover zorgen zijn geuit in mijn overleggen met het kennisveld.4
Ik begrijp de zorgen van uw Kamer over kennisveiligheidsrisico’s en die deel ik. Het blijft zaak het wetsvoorstel screening kennisveiligheid zo zorgvuldig en snel als mogelijk te realiseren.
Vraag 2
Deelt u de mening dat juist ook een internetconsultatie bedoeld is om de mening van derden te betrekken en te verwerken en waarom wordt dit als reden gegeven om de wet nu uit te stellen?
Antwoord 2
Ik deel de mening dat een internetconsultatie is bedoeld om de inbreng van derden te betrekken. Tegelijkertijd is er bij een internetconsultatie duidelijkheid nodig over de hoofdelementen van een wet zodat derden op een compleet wetsvoorstel kunnen reageren. Dat geldt zeker ook in dit geval. Dit gelet op het belang van het betrekken van de uitvoering en op de uitvoerbaarheid. Maar ook gelet op een zorgvuldige afbakening van de sensitieve technologieën (en risicovakgebieden) en van de doelgroep. En op de effecten en gevolgen van de wet voor individuen en kennisinstellingen, zoals ik ook in mijn antwoord op vraag 1 heb benadrukt.
Vraag 3
Bent u het ermee eens dat juist duidelijk kennisveiligheidsbeleid dat voorschrijft wat wel en niet kan, een gelijk speelveld voor de instellingen creëert, waar we dat nu niet hebben, zodat statelijke actoren via andere partijen kunnen «winkelen» bij de instellingen?
Antwoord 3
Kennisveiligheid is een gezamenlijke opgave voor de overheid en kennisinstellingen. Naast de gezamenlijke ontwikkeling van een Nationale Leidraad Kennisveiligheid en de afspraak dat deze geïmplementeerd wordt, zijn ook landelijke bestuurlijke afspraken gemaakt over de verder benodigde aanpak. Al deze afspraken vormen de basis van het kennisveiligheidsbeleid en scheppen een duidelijk kader waarbinnen instellingen hun eigen beleid kunnen vormgeven en uitvoeren. Daarbinnen is overigens ook ruimte nodig voor context gebonden risico-afwegingen. Om dat goed te doen kunnen instellingen ook gebruikmaken van landelijke ondersteunende faciliteiten, zoals het Loket Kennisveiligheid5 en de producten die de NCTV en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten uitgeven over dreigingen. Het wetsvoorstel screening kennisveiligheid complementeert de inzet, door daar waar de risico’s voor de nationale veiligheid het grootst zijn, een risico-inschatting op persoonsniveau mogelijk te maken.
Vraag 4
Bent u het ermee eens dat duidelijkheid ook interne spanningen binnen de instellingen weghaalt, met name bij het duiden van wat dual use is en wat niet, of met welke partijen samenwerking aangegaan kan worden?
Antwoord 4
Ik ben het ermee eens dat duidelijkheid kennisinstellingen helpt om goede risico-inschattingen te maken. Als Rijksoverheid ondersteunen we instellingen daarbij via het Loket Kennisveiligheid, het Ondernemersloket Economische Veiligheid, of via de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer van de Douane als het om de duiding van mogelijke dual-use gaat. Tegelijkertijd ben ik ook van mening dat elke casus een zorgvuldige en op zichzelf staande afweging vraagt waarbij een kennisinstelling moet inschatten op basis van de combinatie van factoren of een samenwerking kan worden aangegaan. Op het punt van de persoonsgerichte risico-inschatting zet ik mij er voor in om de wet screening kennisveiligheid zo zorgvuldig en snel als mogelijk te realiseren.
Vraag 5
Bent u zich ervan bewust dat een deel van het kennisveld zelf tot spoed heeft gemaand voor nieuwe wetgeving, met name omdat hier nu een te grote uitvoeringsverantwoordelijkheid ligt bij de instellingen die juist de Rijksoverheid op zich zou moeten nemen?
Antwoord 5
Ik ben mij bewust van de wens om spoedig met kaders te komen en dat is ook de sterke wens van het kabinet. Allereerst met het oog op de noodzakelijke en gewenste uniformiteit: we willen in gelijke gevallen gelijk handelen. Daarnaast heeft alleen de Rijksoverheid toegang tot alle relevante informatie om tot een eenduidige en goede risico-inschatting te kunnen komen. Om als overheid die verantwoordelijkheid op het punt van centrale en persoonsgerichte screening te kunnen nemen, is echter een zorgvuldige uitwerking noodzakelijk.
Vraag 6
Welk element in de position paper van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) bracht u ertoe deze belangrijke wet uit te stellen en was dit iets dat niet voorzien had kunnen worden?6
Antwoord 6
Op de redenen voor aanpassing van het aanvankelijk genoemde tijdpad voor de wet ben ik reeds ingegaan in mijn antwoord op vraag 1. Graag voeg ik daar aan toe dat omwille van de gevoelde urgentie van meet af aan is ingezet op een ambitieus tijdpad. Al mijn inspanningen waren erop gericht om dat te halen. Maar het gaat hier om een complexe opgave waarvoor betrokkenheid van en goede samenwerking met de sector essentieel is om te komen tot een gerichte en effectieve screening.
Vraag 7
Kunt u bevestigen dat de conceptwet niet gericht is op het «stelselmatig screenen van grote groepen inkomende onderzoekers», maar juist op het screenen van individuele onderzoekers uit onvrije regimes in een beperkt aantal hoog-risicogebieden? Bent u het ermee eens dat dit alleszins uitvoerbaar is, als de overheid hier zijn verantwoordelijkheid pakt en rekening houdt met verschillende niveaus van screening (van licht tot diepgaand)?
Antwoord 7
Het wetsvoorstel zal gericht zijn op het screenen van individuele (master)studenten en onderzoekers met de nationaliteit van derde landen die naar Nederland willen komen om te studeren of werken op risicovakgebieden bij Nederlandse kennisinstellingen. Deze afbakening lijkt doelmatig en proportioneel gelet op actuele dreigingsanalyses, en toekomstbestendig. Om strijdigheid met het discriminatieverbod te voorkomen, richt de screening zich niet enkel op individuen uit landen met onvrije regimes. In lijn met genoemde dreigingsanalyses is vervolgens bewust gekozen voor een generieke aanpak die kan worden toegepast op ieder land van buiten de EU, zodat we voorbereid zijn op ontwikkelingen in het dreigingsbeeld. Zoals blijkt uit mijn antwoord op vraag 1 zijn er ook zorgen geuit over de doelgroepkeuze, om die reden laat ik mij adviseren door deskundigen over de afbakening van de doelgroep van de wet.
Of zal worden gewerkt met verschillende niveaus van screening kan ik op dit moment nog niet zeggen. Het wetsvoorstel wordt momenteel uitgewerkt. Op de precieze uitwerking kan ik niet vooruitlopen.
Vraag 8
Welke definitie van screening hanteert u in deze conceptwet?
Antwoord 8
In mijn brief van 5 april jl.7 heb ik aangegeven dat het proces van screening raadpleging behelst van informatie vanuit verschillende bronnen om tot een deugdelijke inschatting van risico’s voor de nationale veiligheid te komen. Daarbij moet ook de informatie die door de aanvrager wordt aangeleverd worden beoordeeld. Hiermee valt de risicobeoordeling die met deze wet wordt beoogd binnen de definitie van screening van de Autoriteit Persoonsgegevens. Het is een hulpmiddel om kennisveiligheidsrisico’s te beperken en het betreft een screening van natuurlijke personen.
Vraag 9
Kunt u bevestigen dat de conceptwet doorlopend expertise betrekt bij het definiëren van de risicogebieden en er ook op ziet dat die lijst steeds wordt bijgesteld?
Antwoord 9
Ik kan bevestigen dat deskundigen meermaals zijn geraadpleegd en ook in de komende tijd nog actief zullen worden betrokken bij de afbakening van de technologieën die met de wet als sensitief zullen worden aangewezen. Ook werk ik met deze deskundigen aan een goed proces voor periodieke actualisering van de lijst, dit is van belang voor een effectieve screening.
Vraag 10
Deelt u de mening dat juist samenwerkingsverbanden en financieringsstromen onderdeel moeten zijn van intensiever toezicht, zoals Minister van Engelshoven al betoogde?
Antwoord 10
In de brief van 27 november 2020 heeft mijn ambtsvoorganger inderdaad aangegeven dat het kabinet van plan is in samenwerking met de kennisinstellingen te bezien welke elementen van samenwerkingsovereenkomsten een risico vormen.8 Het is belangrijk dat universiteiten en andere kennisinstellingen beter inzicht krijgen in de internationale samenwerkingsverbanden en financieringsstromen die momenteel lopen en hier waar nodig intensiever op toezien. De Nationale Leidraad Kennisveiligheid geeft hiervoor ook aanwijzingen. Universiteiten zullen zich de komende periode inzetten om het inzicht in meerjarige institutionele samenwerkingsverbanden te verbeteren, zo heeft koepelorganisatie UNL mij laten weten. Ik ga daarom de komende tijd met de universiteiten in gesprek over hoe zij dit verder gaan organiseren.
Vraag 11
Op welke datum voor de inwerkingtreding van de wet stuurt u aan en kunt u het tijdpad voor de wetsbehandeling schetsen dat hiervoor nodig is?
Antwoord 11
Graag benadruk ik nogmaals de ambitie van het kabinet om het wetsvoorstel met inachtneming van de vereiste zorgvuldigheid zo snel als mogelijk in consultatie te brengen. Over het bijgestelde tijdpad van de wet en het moment van inwerkingtreding zal ik uw Kamer in de volgende voortgangsbrief aanpak kennisveiligheid informeren. Ik verwacht de volgende voortgangsbrief begin 2024 te kunnen versturen.
Kamerstuk 31 288, nr. 1077.↩︎
Kamerstukken II 2023/24 31 288, nr. 1077.↩︎
Kamerstukken II 2021/21 35 570 VI, nr. 115.↩︎
De beoogde doelgroep bestaat uit personen met de nationaliteit van derde landen, van buiten de EU, die naar Nederland willen komen voor onderzoek of studie. Waar in de beantwoording van de vragen wordt gesproken over de EU worden tevens de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) – IJsland, Liechtenstein en Noorwegen – bedoeld, alsook Zwitserland. Samen met de EU vormen de drie EVA-lidstaten de Europese Economische Ruimte (EER).↩︎
Het Loket Kennisveiligheid is ondergebracht bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).↩︎
Website KNAW, oktober 2023, «Kennisveiligheid – KNAW position paper», https://www.knaw.nl/nl/publicaties/kennisveiligheid-knaw-position-paper.↩︎
Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 213↩︎
Kamerstuk 31 288, nr. 894↩︎