[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Besluitvorming over nadere samenwerking tussen Frankrijk en Algerije op het terrein van het familierecht

Personen- en familierecht

Brief regering

Nummer: 2023D48687, datum: 2023-12-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 5

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-33836-C).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 33836 -87 Personen- en familierecht.

Onderdeel van zaak 2023Z19933:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Staten-Generaal 1/2
Vergaderjaar 2023-2024

33 836 Personen- en familierecht

C/ Nr. 87 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 december 2023

De Europese Commissie bereidt besluitvorming voor over een machtiging tot nadere samenwerking tussen Frankrijk en Algerije op het terrein van het familierecht. Een dergelijk besluit vergt de instemming van beide Kamers der Staten-Generaal op grond van artikel 3 van de Goedkeuringswet Verdrag van Lissabon. Deze brief bevat een daartoe strekkend verzoek.

Frankrijk wenst bilaterale samenwerkingsverbanden aan te gaan met Algerije, onder andere op het terrein van familierecht, meer specifiek de wederzijdse erkenning van de echtscheiding, scheiding van tafel en bed en nietigverklaring van het huwelijk, de ouderlijke verantwoordelijkheid, kinderontvoering, onderhoudsverplichtingen, huwelijksvermogensrecht en geregistreerde partnerschappen. Van bijzonder belang voor Frankrijk is de erkenning van echtscheiding met wederzijdse instemming.

Wederzijdse samenwerking op deze terreinen vindt over het algemeen plaats binnen het kader van de verdragen van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht, waar Nederland gastland van is. De bestaande Europese instrumenten op het terrein van het familierecht sluiten ook aan op deze verdragen.

Algerije heeft niet de wens toe te treden tot de verdragen van de Haagse Conferentie die de in de tweede alinea genoemde materie multilateraal regelen. De Unie werkt evenmin aan een afzonderlijke bilaterale overeenkomst tussen Algerije en de Unie. Voor Frankrijk heeft een bilaterale samenwerking evenwel wel grote waarde, gelet op de uitzonderlijke economische, culturele, historische, sociale en politieke banden tussen Frankrijk en Algerije en de daarmee samenhangende grote groep van Algerijnse burgers woonachtig in Frankrijk.

Daarom concludeert de Europese Commissie dat een ad-hoc-machtiging voor Frankrijk op grond van artikel 2, lid 1, VWEU kan worden voorgesteld. Frankrijk zal daarmee worden gemachtigd te onderhandelen over een bilaterale overeenkomst met Algerije (en deze in een later stadium te sluiten) over aangelegenheden die onder de exclusieve externe bevoegdheid van de Unie vallen, mits die overeenkomst geen belemmering vormt voor de ontwikkeling en de uitvoering van het beleid van de Unie.

De Europese Commissie gaat er daarbij van uit dat multilateralisme een hoeksteen blijft van het EU-beleid ten aanzien van derde landen op het gebied van justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken en dat de machtiging om te onderhandelen, indien deze door de Raad wordt verleend, als uitzonderlijk en in geen geval als precedent moet worden beschouwd. De loutere weigering van een derde land om toe te treden tot de verdragen van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht mag niet worden beschouwd als de enige voorwaarde voor het verlenen van een dergelijke machtiging, aldus de Commissie. Onder die voorwaarden is een dergelijke machtiging ook naar mijn oordeel acceptabel.

Op 11 december jl. is hiertoe een ontwerpbesluit gepubliceerd, dat voor uw Kamer via het EU-portaal beschikbaar is.1 Er kunnen nog minimale wijzigingen in dit besluit worden aangebracht op basis van juridisch taalkundige revisies. Overeenkomstig de Goedkeuringswet Verdrag van Lissabon vraag ik uw instemming om medewerking te verlenen aan de totstandkoming van dit besluit. Stilzwijgende instemming is verleend indien niet binnen vijftien dagen na overlegging van het ontwerpbesluit door een der Kamers de wens te kennen is gegeven dat het ontwerpbesluit uitdrukkelijke instemming behoeft.

De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind


  1. Document ST 15124/23. Gelet op de samenloop van de geplande besluitvorming in Brussel met het reces van uw Kamer is het onmogelijk om een reeds openbaar exemplaar van het ontwerpbesluit mee te sturen als bijlage bij deze brief.↩︎