Verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Verordening contant geld als wettig betaalmiddel (Kamerstuk 22112-3765)
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2023D49530, datum: 2023-12-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-22112-3851).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën (VVD)
- Mede ondertekenaar: A.H.M. Weeber, griffier
- Beslisnota bij het verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Verordening contant geld als wettig betaalmiddel (Kamerstuk 22112-3765)
- Aanbiedingsbrief
Onderdeel van kamerstukdossier 22112 -3851 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie.
Onderdeel van zaak 2023Z20286:
- Indiener: S.A.M. Kaag, minister van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2023-12-21 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2024-01-16 15:30: Regeling van Werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-01-18 15:20: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3851 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 20 december 2023
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Financiën over de brief van 1 september 2023 over het Fiche: Verordening contant geld als wettig betaalmiddel (Kamerstuk 22 112, nr. 3765).
De vragen en opmerkingen zijn op 6 oktober 2023 aan de Minister van Financiën voorgelegd. Bij brief van 15 december 2023 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie,
Tielen
De griffier van de commissie,
Weeber
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het fiche. Zij herkennen de trend van digitalisering van het betalingsverkeer in Nederland en zijn daarom positief over de wetgeving die is aangekondigd om contant geld bereikbaar, beschikbaar en betaalbaar te houden. Kan het kabinet aangeven op welke termijn er een wetsvoorstel hiervoor in consultatie zal gaan?
De leden van de D66-fractie herkennen ook het belang van contant geld als terugvaloptie als er een storing is rond pinnen. Daarbij vragen deze leden naar alternatieven om pintbetalingen als nog voort te zetten of andere vormen van digitale betalingen. Op welke manier kunnen pin-only-toonbankinstellingen blijven functioneren bij een dergelijke storing en wat doet de overheid om de continuïteit te borgen?
Uit het verleden kennen de leden D66-fractie vergoedingen om te pinnen, al dan niet alleen bij kleine bedragen. Omdat deze leden begrijpen dat er geen bijkomende vergoedingen gevraagd mogen worden voor het betalen met contant geld, vragen deze leden naar de mogelijkheid voor aanvullende vergoedingen bij andere vormen van betalen (die door een winkel worden geaccepteerd). Immers, als het duurder is om op een innovatieve manier te betalen zal het gebruik van die betalingsmethode minder snel kunnen toenemen. Hoe kijkt het kabinet hiernaar?
De leden van de D66-fractie herkennen zich in de voorbeelden die het kabinet beschrijft van activiteiten waar een permanente uitzondering op de acceptatieplicht passend zou kunnen zijn. Daarom vragen deze leden naar het politieke krachtenveld in Europa rond deze inzet van het kabinet.
De leden van de D66-fractie lezen over het risico dat het kabinet ziet rond gegevensverzameling van het gebruik van contant geld als gevolg van verplichtingen uit deze verordening, maar vragen daarbij naar het verschil met de huidige gegevensverzameling voor het Convenant Contant Geld. Welke aanvullende gegevens zouden verzameld moeten worden volgens dit voorstel?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het fiche met betrekking tot de «Verordening contant geld als wettig betaalmiddel». Het is een positieve ontwikkeling dat er aandacht wordt besteed aan het gebruik van contant geld als wettig betaalmiddel. Dit gelet op het gegeven dat het aantal contante betalingen en het aantal geldautomaten in de afgelopen jaren zijn afgenomen en voor één op de zeven Nederlanders uitsluiting dreigt als gevolg van de opmars van pin-only.
Naar aanleiding hiervan hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de PVV-fractie lezen allereerst dat de Europese Commissie een acceptatieplicht van contant geld voorstelt. Deze leden willen weten wat de reikwijdte hiervan is. Gaat de acceptatieplicht bijvoorbeeld ook gelden voor retailbranches, waar momenteel contante betalingen vaak niet mogelijk zijn, zoals bioscopen, parkeerplaatsen en apotheken? Geldt de acceptatieplicht ook voor betalingen (van schulden) aan overheden?
Voorts merken de leden van de PVV-fractie op dat er twee uitzonderingen zullen gelden op de acceptatieplicht van contant geld. Zo mag contant geld worden geweigerd wanneer dit gebaseerd is op legitieme en tijdelijke gronden in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. Daarnaast mag contante betaling worden geweigerd als vooraf aan de betaling de begunstigde partij een ander betaalmiddel is overeengekomen met de betaler. Deze leden willen weten wat hier allemaal onder zal vallen en of de acceptatieplicht niet makkelijk te omzeilen is, omdat de uitzonderingsgronden relatief vaag zijn gedefinieerd.
Verder lezen de leden van de PVV-fractie dat de Europese Commissie een plicht voor lidstaten voorstelt om te zorgen voor een voldoende en doeltreffende toegang tot contant geld. Hoe zal de Minister dit vorm geven, gelet op het gegeven dat veel bankkantoren en geldautomaten de afgelopen jaren in Nederland juist zijn gesloten?
Daarnaast vragen deze leden of de Minister van mening is dat de toegang tot contant geld in Nederland op dit moment voldoende is en of er voldaan wordt aan de vijfkilometernorm. Zo niet, welke maatregelen is de Minister bereid te treffen om ervoor te zorgen dat er wel voldoende toegang komt tot contant geld?
Voorts lezen de leden van de PVV-fractie dat het kabinet het van belang vindt de voorgestelde acceptatieplicht proportioneel en uitvoerbaar is voor toonbankinstellingen. Het kabinet stelt van mening te zijn dat dit niet geval is. Kan de Minister nader toe lichten waarom het voorstel volgens het kabinet nog onvoldoende proportioneel en uitvoerbaar is voor toonbankinstellingen?
De leden van de PVV-fractie constateren dat het kabinet het van belang vindt dat er ruimte blijft voor beperkingen van grote contante betalingen. Het Nederlandse wetsvoorstel Plan van aanpak witwassen bevat in dat kader een verbod op contante betalingen voor goederen vanaf 3.000 euro. Dit wetsvoorstel is echter controversieel verklaard. Betekent dit dat de Minister dit wetsvoorstel dan ook niet zal meenemen in de onderhandelingen?
Tenslotte vragen de leden van de PVV-fractie naar de financiële gevolgen van dit voortel. Kan de Minister hierbij verschillende scenario’s uitwerken (betalingen aan de kassa, overheden en schulden aan de overheden)?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende fiche. Zij zijn groot voorstander van een acceptatieplicht van contact geld. Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie vragen, met betrekking tot de paragraaf in het fiche over de essentie van het Nederlands beleid, naar de stand van zaken rond de nationale wetgeving om het aanbod van chartale dienstverlening te waarborgen. Wordt hierin ook een acceptatieplicht van contant geld meegenomen? Is de Minister het in het algemeen eens dat er (een vorm van) een acceptatieplicht voor contant geld ingevoerd moet worden?
De leden van de SGP-fractie lezen over de beoordeling en de inzet van het kabinet dat het kabinet vragen heeft over de uitzonderingen op de verplichte acceptatie. Welke uitzonderingen wenst de Minister? Is de Minister het ermee eens dat uitzonderingen zoveel als mogelijk voorkomen moeten worden, en alleen ingevoerd moeten worden als het echt noodzakelijk is, bijvoorbeeld in het belang van veiligheid?
Daarnaast stellen de leden van de SGP-fractie vast dat het kabinet groot voorstander is van ruime uitzonderingen. Waarom kiest de Minister daarvoor? Ontstaan hierdoor niet allerlei manieren om onder de acceptatieplicht uit te komen? Hoe wordt geborgd dat de acceptatieplicht in de praktijk daadwerkelijk effect heeft, als er gelijktijdig ruime uitzonderingen ingevoerd worden?
De leden van de SGP-fractie onderschrijven, naar aanleiding van paragraaf 4 onder a van het fiche, de wens van het kabinet dat lidstaten zelf ruime bevoegdheid houden over de invulling van de acceptatieplicht. Lidstaten zijn hier wat betreft deze leden vooral zelf voor verantwoordelijk. Wordt deze opvatting breed gedeeld door andere lidstaten? Hoe zorgt de Minister ervoor dat Nederland zelf regie houdt over de invulling van dit voorstel?
II Reactie van de Minister
Ik heb met belangstelling kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van D66, PVV en SGP inzake het BNC-fiche Verordening contant geld als wettig betaalmiddel. Bij de volgorde van de beantwoording is de volgorde van de inbreng van het schriftelijk overleg aangehouden, waarbij indien gepast vragen gezamenlijk zijn beantwoord.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het fiche. Zij herkennen de trend van digitalisering van het betalingsverkeer in Nederland en zijn daarom positief over de wetgeving die is aangekondigd om contant geld bereikbaar, beschikbaar en betaalbaar te houden. Kan het kabinet aangeven op welke termijn er een wetsvoorstel hiervoor in consultatie zal gaan?
In verband met de demissionaire status van het kabinet is het aan de ministerraad om te besluiten over het ter consultatie publiceren van voorgenomen wet- en regelgeving. Het is mijn streven om het wetsvoorstel in januari 2024 in openbare consultatie te brengen, maar dit is dus ook afhankelijk van het besluit van de ministerraad hierover.
De leden van de D66-fractie herkennen ook het belang van contant geld als terugvaloptie als er een storing is rond pinnen. Daarbij vragen deze leden naar alternatieven om pinbetalingen als nog voort te zetten of andere vormen van digitale betalingen. Op welke manier kunnen pin-only-toonbankinstellingen blijven functioneren bij een dergelijke storing en wat doet de overheid om de continuïteit te borgen?
Uit het onderzoek «De toekomst van de chartale infrastructuur in Nederland»1 dat in 2021 in opdracht van de Nederlandsche Bank (DNB) is uitgevoerd, kwam naar voren dat digitale oplossingen, zoals betaalverzoeken of QR-codes waarmee een «instantbetaling» kan worden geïnitieerd, weliswaar technisch ontwikkeld zijn maar nog onvoldoende breed beschikbaar zijn om als volwaardige terugvaloptie te dienen bij een pinstoring. Contant geld is nog steeds de belangrijkste terugvaloptie bij pinstoringen. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft de Betaalvereniging Nederland in de zomer van 2022 een enquête gedaan onder 450 toonbankinstellingen om meer inzicht te krijgen in de mate waarin toonbankinstellingen te maken hebben met pinstoringen en welke maatregelen zij nemen wanneer een pinstoring zich voordoet. De resultaten hiervan zijn te raadplegen op de website van de Betaalvereniging2. De uitkomsten van deze verkenning bevestigen de conclusies uit het eerdergenoemde onderzoek in opdracht van DNB, namelijk dat contant geld nog steeds de belangrijkste terugvaloptie is bij pinstoringen (gemiddeld 74%). Andere opties die al worden toegepast zijn onder meer het versturen van een betaalverzoek (gemiddeld 21%) of het vragen om het geld over te maken via een girale overboeking (gemiddeld 21%).
Vanuit de overheid is het betalingsverkeer aangemerkt als vitale infrastructuur. Dit betekent dat het ministerie en de toezichthouders extra inzetten op het goed in kaart brengen van fysieke, economische en digitale risico’s voor de betaalinfrastructuur. Ook zijn er verschillende rechten en plichten voor de instellingen binnen het betalingsverkeer die als vitaal zijn aangemerkt. Zo moeten zij hun (cyber)veiligheid op orde hebben en krijgen ze ondersteuning van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid en van het Nationaal Cyber Security Centrum in het geval van crisis. Dit draagt bij aan de borging van de continuïteit van het betalingsverkeer in geval van grote verstoringen.
Uit het verleden kennen de leden D66-fractie vergoedingen om te pinnen, al dan niet alleen bij kleine bedragen. Omdat deze leden begrijpen dat er geen bijkomende vergoedingen gevraagd mogen worden voor het betalen met contant geld, vragen deze leden naar de mogelijkheid voor aanvullende vergoedingen bij andere vormen van betalen (die door een winkel worden geaccepteerd). Immers, als het duurder is om op een innovatieve manier te betalen zal het gebruik van die betalingsmethode minder snel kunnen toenemen. Hoe kijkt het kabinet hiernaar?
De herziene richtlijn betaaldiensten (PSD2) staat niet toe dat winkeliers een vergoeding in rekening brengen aan consumenten (het zogenoemde «surcharging») voor het gebruik van bepaalde betaalinstrumenten, zoals debitkaarten (pinpassen), de meeste creditcards, overschrijvingen en automatische incasso’s. Dit creëert een gelijk speelveld voor verschillende betaalinstrumenten en beschermt consumenten. Voor bepaalde instrumenten blijft een aanvullende vergoeding mogelijk, maar geldt dat die niet hoger mag zijn dan de daadwerkelijk gemaakte kosten. Hierbij moet wel de kanttekening gemaakt worden dat winkeliers de kosten die zij maken kunnen doorberekenen in de prijs van hun producten.
De leden van de D66-fractie herkennen zich in de voorbeelden die het kabinet beschrijft van activiteiten waar een permanente uitzondering op de acceptatieplicht passend zou kunnen zijn. Daarom vragen deze leden naar het politieke krachtenveld in Europa rond deze inzet van het kabinet.
De bespreking van het wetsvoorstel van de Europese Commissie in de Raad is net gestart. Op basis van de eerste raadsvergaderingen lijkt een deel van de landen voorstander te zijn voor additionele nationale weigeringsgronden, bijvoorbeeld om veiligheidsredenen. Een minderheid is voorstander van zo veel mogelijk uniformiteit, en wil daarmee alleen Europese uitzonderingen op een acceptatieplicht. Lidstaten lijken het overwegend eens te zijn over het uitgangspunt dat uitzonderingen op de acceptatieplicht mogelijk moeten zijn, maar dat deze uitzonderingen geen afbreuk mogen doen aan de brede acceptatie van contant geld.
De leden van de D66-fractie lezen over het risico dat het kabinet ziet rond gegevensverzameling van het gebruik van contant geld als gevolg van verplichtingen uit deze verordening, maar vragen daarbij naar het verschil met de huidige gegevensverzameling voor het Convenant Contant Geld. Welke aanvullende gegevens zouden verzameld moeten worden volgens dit voorstel?
Het voorstel voorziet erin dat lidstaten zelf de acceptatie van en de toegang tot contant geld monitoren en hierover rapporteren aan de Europese Commissie. Voorgesteld wordt dat de Commissie in uitvoeringshandelingen gemeenschappelijke indicatoren vaststelt die de lidstaten daarvoor gebruiken. In overwegingen 6 en 7 worden enkele voorbeelden genoemd van indicatoren. Voor de acceptatie van contant geld wordt de mate van «eenzijdige uitsluitingen vooraf van contante betalingen» (zoals pin-onlybeleid) afgezet tegen regio’s en stedelijke en niet-stedelijke gebieden genoemd. Voor de toegang tot contant geld noemt het voorstel onder meer de dichtheid van geldautomaten afgezet tegen de bevolkingsomvang, de voorwaarden en tarieven van opname- en storttransacties, en ervaren problemen voor bepaalde bevolkingsgroepen.
In het Convenant contant geld worden nu alleen enkele specifieke rapportageverplichtingen genoemd.3Het kan daarom zijn dat de verplichtingen verder gaan dan de monitoring onder het Convenant contant geld. Dat is echter afhankelijk van de uiteindelijke vormgeving van het voorstel en eventuele gemeenschappelijke indicatoren, waardoor ik deze vraag nu niet preciezer kan beantwoorden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het fiche met betrekking tot de «Verordening contant geld als wettig betaalmiddel». Het is een positieve ontwikkeling dat er aandacht wordt besteed aan het gebruik van contant geld als wettig betaalmiddel. Dit gelet op het gegeven dat het aantal contante betalingen en het aantal geldautomaten in de afgelopen jaren zijn afgenomen en voor één op de zeven Nederlanders uitsluiting dreigt als gevolg van de opmars van pin-only.
Naar aanleiding hiervan hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de PVV-fractie lezen allereerst dat de Europese Commissie een acceptatieplicht van contant geld voorstelt. Deze leden willen weten wat de reikwijdte hiervan is. Gaat de acceptatieplicht bijvoorbeeld ook gelden voor retailbranches, waar momenteel contante betalingen vaak niet mogelijk zijn, zoals bioscopen, parkeerplaatsen en apotheken? Geldt de acceptatieplicht ook voor betalingen (van schulden) aan overheden?
Zoals ook aangegeven in het fiche is het kabinet van mening dat de reikwijdte van het voorstel onvoldoende duidelijk is. De bepalingen lijken van toepassing op betalingen aan de (fysieke) kassa, maar het is onduidelijk of de acceptatieplicht ook ziet op andere betalingsverplichtingen, in het bijzonder (maar niet uitsluitend) betalingsverplichtingen van of aan overheden. Het kabinet ziet voornamelijk meerwaarde van verplichte acceptatie van contant geld bij betalingen aan de toonbank (point-of-sale). De inzet in de onderhandelingen is er daarom op gericht dat de verordening die reikwijdte krijgt.
Voorts merken de leden van de PVV-fractie op dat er twee uitzonderingen zullen gelden op de acceptatieplicht van contant geld. Zo mag contant geld worden geweigerd wanneer dit gebaseerd is op legitieme en tijdelijke gronden in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. Daarnaast mag contante betaling worden geweigerd als vooraf aan de betaling de begunstigde partij een ander betaalmiddel is overeengekomen met de betaler. Deze leden willen weten wat hier allemaal onder zal vallen en of de acceptatieplicht niet makkelijk te omzeilen is, omdat de uitzonderingsgronden relatief vaag zijn gedefinieerd.
Het kabinet is van mening dat het voorstel van de Europese Commissie ook op het gebied van de uitzonderingsgronden onvoldoende duidelijk is. Zo is het onduidelijk wanneer er precies sprake is van een overeenkomst tussen betaler en begunstigde over een ander betaalmiddel, en of het binnenstappen bij een winkel met een pin-only bordje hier bijvoorbeeld ook onder valt. Ook is niet gespecificeerd wanneer er sprake is van legitieme en tijdelijke gronden in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. Het kabinet zet zich tijdens de onderhandelingen in om hier meer duidelijkheid over te krijgen. Daarbij hecht het kabinet eraan dat de acceptatieplicht niet gemakkelijk te omzeilen moet zijn. Ook zet het kabinet in op voldoende ruimte voor lidstaten om nationale uitzonderingsgronden vast te stellen.
Verder lezen de leden van de PVV-fractie dat de Europese Commissie een plicht voor lidstaten voorstelt om te zorgen voor een voldoende en doeltreffende toegang tot contant geld. Hoe zal de Minister dit vorm geven, gelet op het gegeven dat veel bankkantoren en geldautomaten de afgelopen jaren in Nederland juist zijn gesloten?
De precieze vormgeving zal afhangen van hoe de verplichting voor lidstaten om te zorgen voor een voldoende en doeltreffende toegang tot contant geld uiteindelijk komt te luiden in de verordening. Los daarvan vind ik het belangrijk dat contant geld bereikbaar, beschikbaar, betaalbaar en bruikbaar blijft. Daarom heb ik dit voorjaar aangekondigd te werken aan een nationaal wetsvoorstel om banken te verplichten een adequaat dienstverleningsniveau van contant geld aan te bieden.4 Zoals hiervoor aangegeven streef ik ernaar dit wetsvoorstel begin 2024 openbaar te consulteren.
Daarnaast vragen deze leden of de Minister van mening is dat de toegang tot contant geld in Nederland op dit moment voldoende is en of er voldaan wordt aan de vijfkilometernorm. Zo niet, welke maatregelen is de Minister bereid te treffen om ervoor te zorgen dat er wel voldoende toegang komt tot contant geld?
Ik vind het belangrijk dat contant geld bereikbaar, beschikbaar, betaalbaar en bruikbaar blijft. Dit betekent onder andere dat er voldoende geldautomaten zijn om contant geld op te nemen en af te storten. Om ervoor te zorgen dat er sprake is van een goede toegang tot contant geld zijn er binnen het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB), een overleg waar zowel aanbieders als afnemers van het betalingsverkeer vertegenwoordigd zijn, afspraken gemaakt. Deze afspraken zijn vastgelegd in het Convenant Contant Geld5. Ten aanzien van de toegang tot contant geld zijn er een minimumaantal geldautomaten en bereikbaarheidseisen vastgelegd. In de MOB-jaarrapportage 20226 staat dat Geldmaat in de loop van 2022 de normen voor de aantallen en bereikbaarheid van de bankbiljetautomaten, zoals die sinds het ondertekenen van het Convenant gelden, haalde. Zoals ik uw Kamer in mei 2023 liet weten, zal daarnaast het wetsvoorstel dat ik in voorbereiding heb, de verplichting voor banken bevatten om opname- en stortfaciliteiten aan te bieden aan hun rekeninghouders.7
Voorts lezen de leden van de PVV-fractie dat het kabinet het van belang vindt de voorgestelde acceptatieplicht proportioneel en uitvoerbaar is voor toonbankinstellingen. Het kabinet stelt van mening te zijn dat dit niet geval is. Kan de Minister nader toe lichten waarom het voorstel volgens het kabinet nog onvoldoende proportioneel en uitvoerbaar is voor toonbankinstellingen?
Zoals ook aangegeven in het fiche over dit Europese voorstel, is een aantal belangrijke aspecten uit het voorstel onvoldoende duidelijk. Het betreft onder andere de reikwijdte van de acceptatieplicht, de definitie van een overeenkomst tussen betaler en begunstigde over een ander betaalmiddel, en de mogelijkheid om nationale uitzonderingsgronden vast te leggen. Voor de naleving van de acceptatieplicht door toonbankinstellingen is duidelijkheid op deze punten van belang. Aangezien dit nog niet het geval is, is het kabinet van mening dat het voorstel zoals de Commissie heeft gedaan onvoldoende proportioneel en uitvoerbaar is voor toonbankinstellingen.
De leden van de PVV-fractie constateren dat het kabinet het van belang vindt dat er ruimte blijft voor beperkingen van grote contante betalingen. Het Nederlandse wetsvoorstel Plan van aanpak witwassen bevat in dat kader een verbod op contante betalingen voor goederen vanaf 3.000 euro. Dit wetsvoorstel is echter controversieel verklaard. Betekent dit dat de Minister dit wetsvoorstel dan ook niet zal meenemen in de onderhandelingen?
In het fiche gaf het kabinet aan dat het kabinet het belangrijk vindt dat er ruimte blijft voor permanente nationale weigeringsgronden, bijvoorbeeld voor grote contante betalingen. Ook nu het wetsvoorstel plan van aanpak witwassen controversieel is verklaard, vind ik het belangrijk dat deze ruimte er is. Dit kan voor het beperken van grote contante betalingen zijn, maar bijvoorbeeld ook vanwege veiligheidsredenen. Bovendien heeft de Europese Commissie in 2021 een Europees verbod op grote contante betalingen voorgesteld in de zesde anti-witwasrichtlijn. De verhouding tussen deze voorstellen is ook onderwerp van de onderhandelingen.
Tenslotte vragen de leden van de PVV-fractie naar de financiële gevolgen van dit voorstel. Kan de Minister hierbij verschillende scenario's uitwerken (betalingen aan de kassa, overheden en schulden aan de overheden)?
De kosten hangen af van hoe de verordening uiteindelijk komt te luiden, waaronder de toelaatbaarheid van uitzonderingsgronden. Een goede inschatting hiervan, aan de hand van scenario’s, kan op dit moment nog niet goed worden gemaakt. In algemene zin kan ik, onder verwijzing naar paragraaf 5c van het BNC-fiche, aangeven dat toonbankinstellingen, waaronder (semi-)overheidsinstellingen, die op dit moment geen contant geld accepteren, mogelijk extra kosten moeten maken voor onder andere het storten van ontvangsten, opnemen van wisselgeld, aanpassen van kassasystemen en nemen van veiligheidsmaatregelen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende fiche. Zij zijn groot voorstander van een acceptatieplicht van contact geld. Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie vragen, met betrekking tot de paragraaf in het fiche over de essentie van het Nederlands beleid, naar de stand van zaken rond de nationale wetgeving om het aanbod van chartale dienstverlening te waarborgen. Wordt hierin ook een acceptatieplicht van contant geld meegenomen? Is de Minister het in het algemeen eens dat er (een vorm van) een acceptatieplicht voor contant geld ingevoerd moet worden?
In het algemeen vindt het kabinet, zoals in het BNC-fiche is aangegeven, dat contant geld goed beschikbaar moet zijn en algemeen geaccepteerd moet blijven. De belangrijkste redenen daarvoor zijn dat mensen in een kwetsbare positie van contant geld afhankelijk zijn om zelfstandig te kunnen betalen, en omdat contant geld een terugvaloptie is bij pinstoringen. Een vorm van een acceptatieplicht kan onder voorwaarden bijdragen aan die doelen, maar is geen doel op zich.
Het nationale wetsvoorstel dat ik in voorbereiding heb, voorziet niet in een acceptatieplicht. Deze keuze is gemaakt om te voorkomen dat nationale beleidsvoornemens niet in lijn zijn met voorziene EU-wetgeving waarvoor de Commissie inmiddels ook een concreet voorstel heeft gedaan.
De leden van de SGP-fractie lezen over de beoordeling en de inzet van het kabinet dat het kabinet vragen heeft over de uitzonderingen op de verplichte acceptatie. Welke uitzonderingen wenst de Minister? Is de Minister het ermee eens dat uitzonderingen zoveel als mogelijk voorkomen moeten worden, en alleen ingevoerd moeten worden als het echt noodzakelijk is, bijvoorbeeld in het belang van veiligheid?
Daarnaast stellen de leden van de SGP-fractie vast dat het kabinet groot voorstander is van ruime uitzonderingen. Waarom kiest de Minister daarvoor? Ontstaan hierdoor niet allerlei manieren om onder de acceptatieplicht uit te komen? Hoe wordt geborgd dat de acceptatieplicht in de praktijk daadwerkelijk effect heeft, als er gelijktijdig ruime uitzonderingen ingevoerd worden?
Voor de goede werking van contant geld is het belangrijk dat je kunt betalen met contant geld en er brede acceptatie is van contant geld. Daarom vind ik het belangrijk dat toonbankinstellingen over het algemeen contant geld accepteren en het uitgangspunt van de voorgestelde Europese wetgeving acceptatie van contant geld is. Tegelijkertijd erken ik dat er goede redenen kunnen zijn om contant geld te weigeren, zoals reële en concrete veiligheidsrisico’s. Er moet in de wetgeving ook ruimte zijn voor dergelijke specifieke situaties. Daarnaast zet het kabinet in op de mogelijkheid om ook nationale uitzonderingsgronden en permanente uitzonderingsgronden vast te stellen. Op die manier kan er ingespeeld worden op specifieke situaties. Hierbij geldt naar het oordeel van het kabinet wel dat deze uitzonderingsgronden enkel toegepast zouden mogen worden wanneer dit noodzakelijk is. Ik zoek naar een vormgeving van de acceptatieplicht die enerzijds zorgt voor brede acceptatie van contant geld en die niet eenvoudig omzeild kan worden, maar anderzijds ruimte biedt voor specifieke en legitieme uitzonderingen.
De leden van de SGP-fractie onderschrijven, naar aanleiding van paragraaf 4 onder a van het fiche, de wens van het kabinet dat lidstaten zelf ruime bevoegdheid houden over de invulling van de acceptatieplicht. Lidstaten zijn hier wat betreft deze leden vooral zelf voor verantwoordelijk. Wordt deze opvatting breed gedeeld door andere lidstaten? Hoe zorgt de Minister ervoor dat Nederland zelf regie houdt over de invulling van dit voorstel?
Op basis van de Raadswerkgroepen die tot nu toe hebben plaatsgevonden lijkt een ruime meerderheid van de lidstaten van oordeel dat de bevoegdheden van de Europese Commissie op grond van het Commissievoorstel te ruim geformuleerd zijn en dat lidstaten betrokken moeten zijn bij het bepalen van additionele uitzonderingsgronden. Een minderheid van de lidstaten is van mening dat er zoveel mogelijk uniformiteit moet zijn en zo min mogelijk uitzonderingsgronden op nationaal niveau.
Kamerstukken II 2020/21, 27 863, nr. 94.↩︎
Te raadplegen via: Eindrapportage-Gebruik-van-digitale-terugvalopties.pdf (betaalvereniging.nl)↩︎
Artikel 9, Kamerstukken II 2021/22, 27 863, nr. 100.↩︎
Kamerstukken II 2022/23, 27 863, nr. 137.↩︎
Zie bijlage bij Kamerstukken II 2021/22, 27 863, nr. 100.↩︎
Jaarrapportage Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer 2022, DNB, juni 2023.↩︎
Kamerstukken II 2022/23, 27 863, nr. 137.↩︎