[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over het Witboek zwembaden voor gemeenten van de FNV

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2023D50319, datum: 2023-12-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20232024-656).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2023Z16931:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

656

Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport over het Witboek zwembaden voor gemeenten van de FNV (ingezonden 9 oktober 2023).

Antwoord van Minister Helder (Langdurige Zorg en Sport) (ontvangen 19 december 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 330.

Vraag 1

Wat is uw reactie op hetWitboek zwembaden voor gemeenten van de FNV?1

Antwoord 1

Met het Witboek zwembaden voor gemeenten heeft de FNV op verhelderende en passende wijze de problematiek van de branche in beeld gebracht. Daarnaast worden bovendien oplossingen aangereikt aan gemeenten.

VWS draagt actief bij aan enkele van de gesuggereerde handelingsperspectieven voor gemeenten. Zo is het mogelijk om via lokale sportakkoorden uitvoering te geven aan aanbeveling 9 («kies voor verbinding») of via regelingen de verduurzaming van de accommodatie te ondersteunen (aanbeveling 6: «kies voor besparing op energiekosten»). Ook aanbeveling 7 («kies voor extra inkomsten voor zwembaden») gaat in op de mogelijkheden om de middelen van sport- en beweegstimulering bij het zwembad te laten landen.

Natuurlijk is het witboek in eerste instantie gericht aan gemeenten, maar het is goed als de aard van de problematiek breed bekend is. Waar mogelijk brengen we als VWS daarom het witboek graag onder de aandacht bij alle betrokken actoren.

Vraag 2

Bent u het ermee eens dat het onlogisch en onwenselijk is om werknemers van zwembaden die vergelijkbaar werk doen onder drie verschillende cao’s te laten vallen?

Antwoord 2

Ik kan mij voorstellen dat het voor werkgevers en werknemers in de zwembadbranche een onduidelijke situatie is. Tegelijkertijd is een collectieve arbeidsovereenkomst iets wat bij uitstek geregeld wordt tussen werkgevers en werknemers, dus daar heb ik geen zeggenschap over. Wel ondersteun ik de wens van de deelnemers aan de zogeheten Human Capital Agenda Sport-tafel om een CAO-vergelijking uit te laten voeren om zo de verschillen inzichtelijk te maken. Deelnemers aan deze Sport-tafel zijn onder andere werkgevers, werknemers, opleiders en beleidsmakers in de sport. Medewerkers van zwembaden vallen hier ook onder.

Vraag 3

Deelt u de analyse dat de slechte arbeidsvoorwaarden, met een gemiddelde 2.500 euro bruto voor een voltijdsbaan, waarbij er ook nog zeer weinig voltijdsbanen zijn, het mooie vak van zwemleraar minder aantrekkelijk maakt? Zo ja, erkent u dat dit bijdraagt aan het tekort aan zwemleraren?

Antwoord 3

In mijn gesprekken met de zwembadbranche hoor ik dat de arbeidsvoorwaarden voor een deel van de instructeurs een reden is om ander werk te zoeken. Tegelijk hoor ik ook dat andere arbeidsvoorwaarden zoals goede begeleiding, de omvang van de groepen en doorgroeimogelijkheden zorgen voor uitstroom. En een te grote uitstroom is ontegenzeggelijk onderdeel van het tekort aan zwemleraren.

Vraag 4

Zou het meer aanbieden van schoolzwemmen het beroep van zwemleraar niet aantrekkelijker kunnen maken, omdat er zo mogelijk grotere contracten mogelijk zijn?

Antwoord 4

Als het aanbieden van schoolzwemmen op passende wijze geprogrammeerd kan worden, dan vergroot dit de kansen om zwemleraren grotere contracten te bieden.

Vraag 5

Hoe staat het met de uitvoering van de motie Van Nispen c.s. waarin u werd opgeroepen om «knelpunten waar scholen en gemeenten tegen aanlopen rondom schoolzwemmen in kaart te brengen en met voorstellen te komen om deze zo veel mogelijk weg te nemen»?2

Antwoord 5

Op dit moment geef ik op twee wijzen opvolging aan deze motie. Ten eerste voeren we samen met de Vereniging Sport en Gemeenten een pilot uit waarin zwemmen tijdens of direct na school op een aantal scholen in verschillende gemeenten gevolgd wordt. Daarnaast voert SEO Economisch Onderzoek een onderzoek uit naar de financiële consequenties van de (her)invoering van schoolzwemmen.

Zoals eerder toegezegd, informeer ik u voorafgaand aan het WGO Sport 2024 over de (voorlopige) uitkomsten van beide onderzoeken.

Vraag 6

Welke stappen gaat u zetten om de zwembaden collectief te verduurzamen, in lijn met de motie Leijten/Van Nispen, waarin u werd verzocht «om met een plan te komen om de verduurzaming van sportaccommodaties collectief te organiseren»?3

Antwoord 6

In mijn brief over de verduurzaming van sportaccommodaties beschrijf ik dat ik samen met de Vereniging Sport en Gemeenten (VSG) een plan van aanpak opstel om in zoveel mogelijk van de 27 VSG-regio’s een gemeentelijke coördinatiegroep voor de verduurzaming van sportvastgoed op te laten zetten. Zwembaden vallen hier uitdrukkelijk ook onder. Het doel van een gemeentelijke coördinatiegroep is om de regionale verduurzamingsopgave in de sport (zowel voor gemeentelijke als voor private verenigingsaccommodaties) in kaart te brengen, vast te stellen wie en welke gebouwen in deze aanpak mee willen en kunnen lopen, en hier een regionaal verduurzamingsplan voor op te stellen.

Het verduurzamingsplan bevat in ieder geval een duidelijke planning, inclusief financieringsroutes, om al het opgenomen vastgoed binnen een aantal jaar volledig verduurzaamd te hebben. Per accommodatie kan de regio in kaart brengen welke kansen er zijn om de omgeving mee te laten profiteren van de verduurzaming van de sport of andersom. Zo kan een wijk mede verwarmd worden door de restwarmte van een ijsbaan of zwembad, of kan een sportvereniging worden ondersteund door een energiecoöperatie in de buurt.

Vraag 7

Welke stappen worden er gezet om te komen tot één nationaal zwemdiploma, in navolging van de motie Van Nispen/Heerema, die u opriep «in gesprek te gaan met de zwembranche over de mogelijkheden te komen tot één nationaal zwemdiploma met standaarden voor kwaliteit, veiligheid en toezicht, en de Kamer hierover te informeren»?4

Antwoord 7

Op dit moment is de Nationale Raad Zwemveiligheid bezig zich te bezinnen op een nieuwe bestuurlijke inrichting die bij moet dragen aan een onafhankelijk en duurzaam toetsingsorgaan van zwemlesaanbieders. Die ontwikkeling juich ik van harte toe, mede omdat dit zou kunnen bijdragen aan een nationale standaard voor kwaliteit, veiligheid en toezicht op zwemles en zwemdiploma’s.

Vraag 8

Bent u bereid om in gesprek te gaan met gemeenten, exploitanten en vakbonden over hoe het vak van zwemleraar aantrekkelijker kan worden gemaakt, door bijvoorbeeld betere arbeidsvoorwaarden en één cao voor de zwembaden?

Antwoord 8

Dergelijke gesprekken met alle genoemde partijen voer ik al op zeer regelmatige basis. Daarin worden waardevolle ideeën en uitwerkingen uitgewisseld voor een verbetering van de arbeidsmarkt voor zwemleraren. Dit zal ik dan ook zeker voortzetten.


  1. FNV, 23 juni 2023, «Witboek zwembaden voor gemeenten» (https://www.fnv.nl/getmedia/ffd11632-2966-4965-9ff5-9069d37b6cb6/230670-witboek-zwembaden.pdf).↩︎

  2. Kamerstuk 30 234, nr. 370.↩︎

  3. Kamerstuk 30 234, nr. 351.↩︎

  4. Kamerstuk 35 925 XVI, nr. 147.↩︎