[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Monitor Integrale Veiligheid MBO 2023

Veiligheid op school

Brief regering

Nummer: 2023D50505, datum: 2023-12-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29240-135).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 29240 -135 Veiligheid op school.

Onderdeel van zaak 2023Z20594:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

29 240 Veiligheid op school

31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie

Nr. 135 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 december 2023

Voor het onderwijs is een veilige werk- en leeromgeving een belangrijke randvoorwaarde. Zowel studenten als personeel verdienen een omgeving waarin ze zich veilig kunnen voelen tijdens het leren en werken. Daarom is het belangrijk om te weten hoe veilig de werk- en leeromgeving op mbo-instellingen is. Op basis hiervan kan het veiligheidsbeleid ontwikkeld en bijgestuurd worden.

Zoals toegezegd in mijn brief van 8 juni 20231 bied ik daarom uw Kamer hierbij de rapportage aan van de eerste Monitor Integrale Veiligheid MBO 2023: Sectorrapport. Deze monitor geeft een beeld van de stand van de veiligheid in het mbo. De monitor richt zich op drie onderdelen, die ik hier kort samenvat:

Veiligheid studenten

Het veiligheidsgevoel van studenten is licht gestegen tot iets minder dan 81% in 2022. Binnen de studentengroep zijn er verschillen in veiligheidsgevoel op basis van niveau, geslacht, leeftijd en de aanwezigheid van een functiebeperking. Tevens varieert het veiligheidsgevoel van studenten tussen onderwijsinstellingen; op instellingen waar studenten zich het veiligst voelen, voelt meer dan 90% zich veilig. Opleidingskenmerken zoals tevredenheid over de opleiding spelen verder ook een rol in het veiligheidsgevoel: minder tevreden studenten voelen zich in mindere mate veilig. Instellingen met meer tevreden studenten hebben dus over het algemeen een hoger veiligheidsgevoel. Verder zien we dat studenten op instellingen in West-Nederland zich minder veilig voelen. Ook studenten op instellingen met een groter aandeel studenten met een niet-westerse migratieachtergrond voelen zich gemiddeld genomen minder veilig. De onderzoekers kunnen met deze gegevens geen causale verbanden trekken, aangezien deze instellingen zich ook meer in grootstedelijke gebieden bevinden met bijbehorende grootstedelijke problematiek zoals hogere criminaliteit, meer armoede en minder sociale cohesie.

Uit het onderzoek blijkt verder dat LHB-studenten (lesbisch, homoseksueel, biseksueel) zich onveiliger voelen dan andere studenten.

Veiligheid medewerkers

De meerderheid van het personeel in het mbo voelt zich over het algemeen veilig, met een iets veiliger gevoel in Noord- en Oost-Nederland. Instellingen waar personeel zich het onveiligst voelt, bevinden zich voornamelijk in West-Nederland, mogelijk gerelateerd aan grootstedelijke problematiek. Personeel op grotere instellingen en instellingen met een hoger aandeel studenten met een niet-westerse migratieachtergrond voelt zich gemiddeld onveiliger. Het onderzoek wijst eveneens op een verband tussen ervaren veiligheid, algemene tevredenheid, werkplezier en de energie die uit het werk wordt gehaald; tevreden personeel ervaart over het algemeen een groter gevoel van veiligheid

Voor medewerkers die slachtoffer zijn geweest van verbaal en psychisch-fysiek geweld, geldt dat zij zich aanzienlijk vaker onveilig voelen.

Tot slot geldt voor LHB-personeel dat zij zich niet onveiliger voelen dan ander personeel. Vrouwelijke medewerkers en ondersteunend personeel voelen zich daarentegen wel vaker onveilig.

De rol van instellingen

Verschillen tussen instellingen worden vooral verklaard door de verschillende samenstelling van de studentenpopulatie. Er is aanzienlijke variatie in de manier waarop instellingen incidenten registreren; sommige houden gegevens niet centraal bij, terwijl andere vergevorderd zijn in het bijhouden van gegevens. De mate waarin en hoe instellingen (actief) beleid voeren op het gebied van (sociale) veiligheid lijkt ook te variëren, evenals de mate waarin instellingen met partners, zoals de gemeente en politie, samenwerken.

Een vertrouwenspersoon en meldpunt zijn op de meeste instellingen aanwezig, maar actief toezicht in openbare ruimten komt minder vaak voor. Volgens veiligheidscoördinatoren verdienen thema's zoals ondermijning, ongewenst gedrag, seksueel grensoverschrijdend gedrag, en seksuele weerbaarheid meer aandacht.

Bovenstaande resultaten zijn gebaseerd op een analyse uit verschillende databronnen. In aanvulling daarop zijn verschillende onderwerpen nader besproken in focusgroepen met studenten en personeel, zoals beschreven in de monitor.

Tot slot

De uitkomsten van dit onderzoek behoeven meer duiding en een diepgaandere analyse. Ik hecht eraan de uitkomsten van het onderzoek zoals toegezegd voor de kerst aan de Kamers te sturen. De komende periode zal ik de uitkomsten van de monitor samen met betrokken partijen duiden en bezien welke vervolgstappen nodig zijn.

Voor de zomer van 2024 stuur ik uw Kamer een inhoudelijke beleidsreactie op het rapport.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf


  1. Kamerstukken II 2022–2023, 29 240 / 31 288, nr. 131.↩︎