Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofinraad op 15 en 16 januari 2024 (Kamerstuk 21501-07-1997)
Raad voor Economische en Financiële Zaken
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2024D00191, datum: 2024-01-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2024D00191).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën (VVD)
- Mede ondertekenaar: M. Schukkink, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2023Z20589:
- Indiener: S.A.M. Kaag, minister van Financiën
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2024-01-08 14:00: Eurogroep/Ecofinraad (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Financiën
- 2024-01-17 14:25: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-01-25 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
Preview document (🔗 origineel)
2024D00191 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 8 januari 2024 enkele vragen en opmerkingen aan de Minister van Financiën voorgelegd over de op 20 december 2023 toegezonden brief inzake de Eurogroep/Ecofinraad d.d. 15 en 16 januari 2024 (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1997) en enkele daarmee samenhangende stukken.
De fungerend voorzitter van de commissie,
Tielen
De adjunct-griffier van de commissie,
Schukkink
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de stukken ten aanzien van de Eurogroep en Ecofinraad. Naar aanleiding hiervan hebben deze leden nog enkele vragen.
Waar het gaat om het Europees Semester 2024 en de eurozone-aanbevelingen, lezen de leden van de PVV-fractie onder de tweede aanbeveling dat men een hoog niveau van overheidsinvesteringen nastreeft om zo onder andere de groene transitie te ondersteunen. Ook streeft men naar het versnellen van de implementatie van de Recovery en Resilience Plans, inclusief het REPowerEU-programma. Het kabinet geeft aan het belang hiervan te onderschrijven. De leden van de PVV-fractie willen weten hoe de voorgestelde maatregelen voor de groene transitie alsmede de bovengenoemde versnelling zich verhouden tot de potentiële financiële druk op Nederland, vooral gezien mogelijke verhoogde kosten en de impact op onze economische concurrentiepositie.
Ten aanzien van de vierde aanbeveling wordt ingezet op voortgang van de kapitaalmarktunie. Het kabinet geeft aan van mening te zijn dat deze voortgang van essentieel belang is voor de investering in duurzaamheid en digitalisering. De leden van de PVV-fractie vragen zich echter af hoe deze positie concreet van invloed kan zijn op de autonomie en besluitvormingscapaciteit van Nederland en zijn instanties.
Tevens wordt onder de vierde aanbeveling gesteld dat men voortgang moet maken in het werken aan een digitale euro. De leden van de PVV-fractie maken zich zorgen over een mogelijke komst van de digitale euro, onder andere vanwege privacy-gerelateerde risico’s, een verdere soevereiniteitsoverdracht en het gebrek aan nut en noodzaak. Het kabinet geeft in zijn reactie aan dat een mogelijke komst van de digitale euro zorgvuldige afweging en politieke besluitvorming vereist, maar dat het kabinet ondanks zorgen wel het initiatief steunt van de Commissie voor een digitale euro als betaalmiddel. Op welke wijze is de Minister van plan tijdens dit overleg zijn zorgen over de digitale euro kenbaar te maken en op welke wijze is deze aanbeveling van de Commissie van invloed op het proces richting een mogelijke digitale euro? Welke stappen neemt Nederland om ervoor te zorgen dat de mogelijke invoering of afwijzing van de digitale euro zorgvuldig wordt overwogen?
Voorts zouden de leden van de PVV-fractie graag meer inzicht willen waar het gaat om resultaten van reeds verstrekte steunmaatregelen aan Oekraïne in 2022 en 2023. Evalueert de Minister deze maatregelen waar het gaat om de specifieke Nederlandse inzet?
Tot slot merken de leden van de PVV-fractie op dat de Belgische premier De Croo bij de start van het Belgische voorzitterschap van de Raad de noodzaak uitsprak voor nieuwe fondsen voor de EU. De Croo specificeert niet waar de extra inkomsten vandaan zouden moeten komen, of het nu gaat om nieuwe Europese belastingen, hogere bijdrages van lidstaten, of bezuinigingen op andere EU-programma’s. De leden van de PVV-fractie vragen zich af hoe de Minister de uitlatingen van de Belgische premier over de noodzaak voor nieuwe Europese middelen beoordeelt. Verwacht de Minister voorstellen hiertoe onder het Belgische voorzitterschap?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de fractie GroenLinks-PvdA hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda. Zij hebben een aantal vragen.
De leden van de fractie GroenLinks-PvdA vragen naar het beschikbaar stellen van middelen aan Oekraïne. Zij vernemen dat verschillende lidstaten werken aan een plan om garanties aan de EU-begroting af te geven, waarmee dit jaar 20 miljard euro extra aangetrokken kan worden op kapitaalmarkten om aan Oekraïne (in de vorm van leningen) beschikbaar te stellen. Werkt het kabinet actief aan dit plan mee? Is het onder deze constructie mogelijk financiering tegen extra gunstige voorwaarden aan Oekraïne beschikbaar te stellen?
De leden van de fractie GroenLinks-PvdA vragen of ook de optie om extra steun aan Oekraïne te verlenen via de route van Macro Financiële Bijstand (MFB) op tafel ligt, en wat hiervan ten opzichte van de hierboven geschetste route de voor- en nadelen zijn? Hoeveel ruimte is er in het huidige meerjarig financieel kader (MFK) om een nieuw MFB-instrument op te tuigen? En zou eenzelfde gebrek aan unanieme steun de noodzakelijke ophoging van het MFK die hiervoor nodig is kunnen dwarsbomen?
De leden van de fractie GroenLinks-PvdA hebben een aantal vragen over het Raadsakkoord over de Europese begrotingsregels. Deze leden vragen allereerst of het sturen naar een veiligheidsmarge van 1,5 procent ten opzichte van de tekortnorm niet te veel gaat leiden tot micromanagement, en of dit niet afdoet aan de uitlegbaarheid en complexiteit van de regels.
De leden van de fractie GroenLinks-PvdA vragen of het volgens het kabinet klopt dat een aantal landen, mocht het Raadsakkoord uniform worden toegepast, een zeer groot primair overschot (tot rond 4 procent) moet bewerkstelligen. Heeft het kabinet een beeld van hoe groot deze budgettaire opgaves zijn voor landen als Italië, Spanje of Portugal? In welke mate kan dit tot procyclische effecten leiden?
De leden van de fractie GroenLinks-PvdA zijn zeer kritisch op het feit dat er te weinig ruimte gelaten lijkt te worden voor groene investeringen in het Raadsakkoord. Zij merken op dat de Commissie zelf inschat dat er rond de 450 miljard euro elk jaar aan extra investeringen nodig zijn, waarvan een goed deel publiek, om de transitie tot een succes te maken. In welke mate is doorgerekend of dit Raadsakkoord daartoe in staat stelt? Klopt het dat het incompatibel is om tegelijkertijd in te zetten op substantiële schuldreductie én de ambitie dit investeringsgat te dichten, tenzij belastingen fors verhoogd worden?
De leden van de fractie GroenLinks-PvdA vragen waarom Nederland zich er niet ten minste voor heeft ingezet groene investeringen uit te zonderen van de achtervangen.
De leden van de fractie GroenLinks-PvdA vragen waarom vanaf 2027 rentekosten onderdeel uitmaken van de gevraagde begrotingsaanpassing van 0.5 procent bbp per jaar om aan de buitensporigtekortprocedure te voldoen.
De leden van de fractie GroenLinks-PvdA zijn teleurgesteld dat groene investeringen niet als gegronde reden worden gezien als relevante factor om een buitensporigtekortprocedure te openen. Zij vragen het kabinet of ook hier niet een kans gemist wordt om noodzakelijke ruimte te bieden het investeringsgat op groen te dichten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Eurogroep en Ecofinraad op 15 en 16 januari 2024 en van het verslag van het schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de Eurogroep en Ecofinraad op 7 en 8 december 2023.
In dat verslag lezen deze leden dat het kabinet het voorstel voor de ex-ante-waarborg voor tekortreductie steunt. Voor deze waarborg geldt een doel van maximaal 1,5 procent bbp structureel tekortreductie, met stappen van 0,3 procent per jaar verbetering van het structureel primair tekort of 0,2 procent voor landen die een verlenging van de aanpassingsperiode naar zeven jaar hebben gekregen op basis van een set van investeringen en hervormingen. Kan de Minister deze waarborg nader toelichten? Wat betekent dit bijvoorbeeld voor de begrotingsopgave voor Nederland en hoe verhoudt dit zich tot de huidige norm voor het structurele saldo en het recente advies over de begrotingsopgaven van de Studiegroep Begrotingsruimte? Welke sancties staan tegenover het niet voldoen aan deze waarborg? En hoe en door wie wordt dit structurele saldo berekend?
Voorts vragen de leden van de VVD-fractie een update over de stand van zaken rond de hervorming van het Stabiliteits- en Groeipact. Welke wijzigingen verwacht de Minister vanuit het Europees Parlement ten aanzien van het vervangen van Verordening 1466/97 (de preventieve arm) en wat is de positie van de Minister hieromtrent? De leden van de VVD-fractie wijzen erop dat in het begrotingsjaar 2024 de huidige Europese begrotingsafspraken leidend zijn. Kan de Minister een overzicht geven van de landen die nu niet voldoen aan de Europese begrotingsafspraken? Welke landen worden nu in een buitensporigtekortprocedure geplaatst en dringt de Minister hier ook op aan?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Financiële steun voor Oekraïne
De leden van de NSC-fractie betreuren het dat er in december geen overeenstemming is bereikt over een Oekraïne-faciliteit van 50 miljard euro voor de periode 2024–2027. Deze leden vinden het van groot belang dat de EU-lidstaten, waaronder Nederland, collectief blijven bijdragen aan militaire en civiele steun voor Oekraïne. Kan de Minister aangeven of er alsnog zicht is op overeenstemming met Hongarije en Slowakije over de steunfaciliteit, in de aanloop naar de Europese Raad van 1 februari? Klopt het dat de overige lidstaten overwegen om de steun op een alternatieve manier te organiseren, te weten via aanvullende garanties voor de EU-begroting waardoor de Europese Commissie steungeld kan lenen op de kapitaalmarkt? Overweegt het kabinet mee te doen aan een dergelijke garantstelling? Hoe verhoudt de mogelijke Nederlandse bijdrage aan de Oekraïne-faciliteit zich tot de toezegging die het kabinet in november 2023 deed van ruim 2 miljard euro voor militaire en civiele steun aan Oekraïne? Kan de Minister een integraal overzicht geven van de verwachte steun van Nederland aan Oekraïne in 2024, zowel bilateraal als via de EU? Wanneer worden al deze toezeggingen ordentelijk in de begroting verwerkt, inclusief de financiële gevolgen en dekking?
De leden van de NSC-fractie ontvangen graag meer informatie over de financiële situatie van Oekraïne (tekort en schuldhoudbaarheid) en de verhouding tussen leningen en giften bij de steun die het land ontvangt. Hoe realistisch is het volgens het kabinet dat Oekraïne de leningen voor militaire en civiele doelen later kan terugbetalen? Hoe beoordeelt de Minister het voornemen van de Europese Commissie om wederom een nieuw fonds te creëren met leencapaciteit op basis van garanties van lidstaten? Deelt de Minister onze mening dat eventuele leningen via deze nieuwe EU-faciliteit moeten worden opgeteld bij de tekorten en schulden van de lidstaten, zeker als deze worden gedekt door garanties van deze lidstaten? De leden van de NSC-fractie hechten zeer aan blijvende steun voor Oekraïne, maar vinden ook dat deze steun transparant en eerlijk moet worden begroot en verantwoord.
De leden van de NSC-fractie moedigen de regering aan om op het internationale toneel een actieve rol te (blijven) spelen bij de verdediging, herstel en wederopbouw van Oekraïne. Is het Nederlandse kabinet bijvoorbeeld bereid om een actieve rol te spelen in de G7-donorcoördinatie (steering committee van Multi-Agency Donor Coordination Platform for Ukraine)?
Ook vernemen deze leden graag welke mogelijkheden de Minister ziet om bevroren Russische tegoeden aan te wenden voor steun aan Oekraïne. Kan de Minister hierbij aangeven wat de stand van zaken is rond de uitvoering van de motie-Omtzigt (Kamerstuk 36 045, nr. 20), waarin de regering wordt verzocht het initiatief te nemen om een trustfonds op te zetten waarin de bevroren tegoeden van Rusland, Belarus en oligarchen uit die landen worden geplaatst, teneinde middelen ter beschikking te hebben voor de wederopbouw van Oekraïne?
Europees semester
De leden van de NSC-fractie verzoeken de Minister om aan te geven op welke wijze de lidstaten het pleidooi van de Commissie uit de Annual Sustainable Growth Survey (ASGS) gaan opvolgen om een begrotingsbeleid te voeren dat het monetair beleid ondersteunt, gericht op het terugbrengen van de inflatie. Zeker nu de algemene ontsnappingsclausule uit het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) per 1 januari vervalt. Kan het kabinet aan de hand van de voorbeeldlanden Nederland, Italië en Hongarije aangeven welke gevolgen het herleven van de SGP-afspraken op korte termijn heeft voor de tekort- en schuldreductie in deze landen? En wat verandert er voor deze landen concreet op het gebied van (het tempo van) tekort- en schuldreductie als de recente afspraken over de herziening van het SGP, gemaakt onder het Spaanse voorzitterschap, van kracht zouden worden?
Kan het kabinet aangeven welke resultaten er in de afgelopen twee jaar zijn bereikt als het gaat om het verminderen van macro-economische onevenwichtigheden, met name als het gaat om hoge woningprijzen en private schulden? En kan de Minister toelichten waarom het kabinet het Nederlandse overschot op de lopende rekening al jarenlang niet als een probleem ziet, terwijl de Europese Commissie dit identificeert als een macro-economische onevenwichtigheid met risico’s voor de financiële stabiliteit?
Hoe beoordeelt het kabinet de effectiviteit van de miljardeninvesteringen die de EU-lidstaten momenteel doen in het kader van de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit (RRF)? Is de Minister van mening dat de doeltreffendheid en doelmatigheid van deze (extra) investeringen voldoende wordt aangetoond? Mede in het licht van de aangenomen motie-Van Vroonhoven/Vermeer, kan de Minister nader ingaan op het gebruik van «spending reviews» om de samenstelling en kwaliteit van publieke investeringen te bevorderen? Hoe zetten andere lidstaten dit instrument in, en welke concrete mogelijkheden ziet de Minister voor dit instrument in Nederland?
Belgisch voorzitterschap
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de prioriteiten van het Belgisch voorzitterschap. De Belgische premier De Croo heeft onlangs in dit kader gepleit voor nieuwe Europese fondsen en eigen middelen. Verwacht de Minister het komende half jaar concrete voorstellen op dit terrein? Deelt de Minister de opvatting van de leden van de NSC-fractie dat de discussie over doelen en middelen van de EU primair gevoerd moet worden in het kader van een nieuw Meerjarig Financieel Kader 2028–2035, waaraan de lidstaten financieel bijdragen, en níet moet leiden tot nieuwe fondsen en eigen middelen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de ingebrachte stukken door de Minister. De leden hebben kennisgenomen van de hervorming van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) en willen grote waardering uitspreken dat het Minister Kaag gelukt is om deze hervorming samen met andere lidstaten te realiseren. De leden begrijpen dat de pijlers van het Europees begrotingsbeleid blijven staan, namelijk de 3 procent- en de 60 procent-regel, maar dat landen meer ruimte krijgen om hun financiën op orde te krijgen, waarbij ook rekening gehouden wordt met investeringen in klimaat en defensie. De leden begrijpen dat de Minister het akkoord ziet als een stevig fundament dat is gelegd onder nationale begrotingen, waar landen zich aan houden. De leden ondersteunen dit. Kan de Minister aangeven hoe er met de hervorming van het SGP genoeg ruimte blijft voor investeringen in de toekomst en investeringen in brede welvaart, vragen de leden, en dus voorkomen wordt dat het SGP enkel stuurt op financiële houdbaarheid. Daarnaast begrijpen de leden dat de generieke schuldreductieregel van 5% procent verdwijnt, maar dat Brussel jaarlijks een schuldhoudbaarheidsanalyse maakt waarin per lidstaat staat hoe, indien nodig, de schuld en het begrotingstekort worden verlaagd. De leden vinden het positief dat hier meer flexibiliteit in komt, maar vragen de Minister ook welke mogelijkheden er zijn om lidstaten hieraan te houden.
De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat er aangaande de continuïteit van de financiële steun aan de oorlog in Oekraïne, naar alternatieven wordt gezocht wanneer Hongarije en Slowakije blijven dwarsliggen. De leden van de D66-fractie vinden het van groot belang dat Oekraïne gesteund wordt in zijn strijd tegen de Russische agressie. De leden vinden het dan ook zeer zorgelijk dat Europa hier niet gezamenlijk in optrekt en vragen of het inderdaad waarschijnlijk is dat Hongarije en Slowakije de steun aan Oekraïne blijven blokkeren. De leden begrijpen dat er naar alternatieven gekeken wordt om Oekraïne financieel te blijven steunen tegen de Russische invasie. De leden zijn hier voorstander van aangezien een Russische regime change in Oekraïne, naast alle dramatische gevolgen, ook een veel grotere economische en financiële schade zal aanrichten in de EU dan de huidige financiële steun. De leden begrijpen dat er gekeken wordt naar het afgeven van een garantie door lidstaten die de steun wel willen continueren dan wel naar het inzetten van het MFB-instrument. De leden vragen waar de voorkeur van het kabinet naar uitgaat, als een van deze scenario’s noodzakelijk is. Klopt het beeld dat beide opties leiden tot leningen aan Oekraïne en dus geen gift, vragen de leden. Leidt het afgeven van leningen aan Oekraïne niet tot een te hoge schuld voor een land dat straks in opbouw zal zijn, vragen de leden.
De Ecofinraad zal Raadsconclusies aannemen over de het Alert Mechanism Report (AMR) en de Annual Sustainable Growth Survey (ASGS), begrijpen de leden van de D66-fractie. De leden begrijpen dat in het geval van Nederland de zorgen met name liggen bij het overschot op de lopende rekening, de hoge particuliere schulden en de hoge huizenprijzen. Kan de Minister toelichten waarom het kabinet het Nederlandse overschot op de lopende rekening niet als een probleem ziet, terwijl de Europese Commissie dit identificeert als een macro-economische onevenwichtigheid met risico’s voor de financiële stabiliteit? Waar komt dit verschil in interpretatie vandaan, vragen de leden.
De leden van de D66-fractie zijn het eens met het advies van de Raad dat er meer financieringsmogelijkheden zouden moeten komen op het gebied van innovatie en voor het MKB, zoals de leden van de D66-fractie ook op nationaal niveau willen. De leden van de D66-fractie vragen daarom ook de Minister om zich op Europees niveau in te zetten voor de uitbreiding en inrichting van deze financieringsmogelijkheden.
In 2022 hebben Spanje en Nederland gezamenlijk een plan voor nieuwe budgettaire hervormingen aangekondigd. De leden van de D66-fractie vragen aan de Minister wat de invloed van dit gezamenlijke plan geweest is, wat de status van dit plan is en wat de Minister de aankomende tijd gaat doen om dit plan verder uit te werken, zeker in samenspraak met wat gezegd is in de vorige alinea.
De leden van de D66-fractie kijken uit naar het Belgisch voorzitterschap. De leden van de D66-fractie zijn het eens met de aangebrachte punten door België en hopen dat er de aankomende termijn veel progressie gemaakt gaat worden. De leden vragen wat concreet de vervolgstappen zullen zijn omtrent de hervorming van het SGP en wat de inzet van Nederland hierin zal zijn.
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofinraad op 15 en 16 januari 2024.
De Minister schrijft het volgende over saldi op de lopende rekening: «Nederland ziet het saldo van de lopende rekening grotendeels als een weerspiegeling van structurele economische factoren. Het is daarmee niet een variabele waar direct op gestuurd dient te worden.» De Minister geeft aan dat het saldo op de rekening geen factor is waarop gestuurd dient te worden. Ziet de Minister toekomstige dalende saldi op de lopende rekening als problematisch, en kan de Minister uitleggen waarom wel/niet?
De Minister schrijft op pagina 7 dat het kabinet het sanctiebeleid tegen Rusland een belangrijke factor vindt als onderdeel van brede steun voor Oekraïne. De leden van de BBB-fractie steunen het Oekraïense volk in zijn strijd tegen Rusland. Wel hebben de leden enkele vragen over de (toekomstige) maatregelen die worden genomen.
Kan de Minister reflecteren op berichten van onder andere de NOS dat de Russische economie robuust blijft onder sancties? Hoe ziet de Minister het belang van de sancties in het licht van deze berichtgeving? Hoe reflecteert de Minister op uitspraken van onder andere oud-minister van Buitenlandse Zaken Ben Knapen dat sancties effectloos zijn?
Kan de Minister een diepere uiteenzetting geven van mogelijke economische risico’s voor de eurozone van recente en mogelijk toekomstige sanctiepakketten? Kan de Minister ook aangeven wat de sancties de Nederlandse schatkist op jaarbasis kosten?