Verslag van een schriftelijk overleg over de Kabinetsreactie Duurzaam durven denken - Reflectie op de toekenning van middelen uit het Nationaal Groeifonds (Kamerstuk 30196-812)
Duurzame ontwikkeling en beleid
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2024D01128, datum: 2024-01-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-30196-822).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C. Stoffer, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (SGP)
- Mede ondertekenaar: I. van Tilburg, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 30196 -822 Duurzame ontwikkeling en beleid.
Onderdeel van zaak 2024Z00461:
- Indiener: M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2024-01-23 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-01-23 17:00: Procedurevergadering commissie Economische Zaken en Klimaat (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2024-02-15 18:00: Verdienvermogen van Nederland (Commissiedebat), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2024-02-29 12:35: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid
33 009 Innovatiebeleid
Nr. 822 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 18 januari 2024
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 23 juni 2023 over de kabinetsreactie Duurzaam durven denken – Reflectie op de toekenning van middelen uit het Nationaal Groeifonds (Kamerstuk 30 196, nr. 812).
De vragen en opmerkingen zijn op 15 september 2023 aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 17 januari 2024 zijn de vragen, mede namens de Minister van Financiën, beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie,
Stoffer
Adjunct-griffier van de commissie,
Van Tilburg
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister
1
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie Duurzaam durven denken – Reflectie op de toekenning van middelen uit het Nationaal Groeifonds en hebben daarover nog enkele vragen. De leden van de VVD-fractie onderschrijven de passage dat «het Nationaal Groeifonds in de eerste plaats is gericht op versterking van het duurzaam verdienvermogen.» Kan de Minister deze ambitie nader toelichten met oog op de reflectie van de Raad voor de Toekomst (hierna: de Raad)?
Antwoord
Het Nationaal Groeifonds (NGF) is in 2020 opgericht met als doel om het duurzaam verdienvermogen van Nederland te versterken. De doelstelling van het fonds is wettelijk vastgelegd in de Tijdelijke wet Nationaal Groeifonds. Duurzaam verdienvermogen is gedefinieerd als het bruto binnenlands product dat Nederland op de lange termijn op structurele basis kan genereren, met oog voor een economische, sociale en milieuvriendelijke duurzame toekomst voor de aarde en voor huidige en toekomstige generaties. Deze economische groei komt ten goede aan maatschappelijke doelen en de brede welvaart. Het biedt namelijk ruimte in de vorm van meer bestedingen en de mogelijkheid om te investeren in sociale vooruitgang, een goede kwaliteit van de leefomgeving en maatregelen die klimaatverandering tegengaan.
De Raad onderstreept in haar advies het belang van brede welvaart, en doet daarbij een aantal aanbevelingen voor de uitvoering van het NGF. In reactie op het advies van de Raad, heeft het kabinet aangegeven oog te hebben voor de aandachtspunten van de Raad. Daarbij blijft de wettelijk vastgelegde doelstelling van het fonds (versterking duurzaam verdienvermogen) centraal staan. Investeringen in duurzame economische groei moeten worden bezien in een bredere context van kabinetsbeleid, waarbij het NGF één van de instrumenten die bijdraagt aan de brede welvaart in Nederland. Tegelijkertijd kan het aangenomen amendement Erkens c.s. waarbij 1.212 miljoen aan NGF-middelen ter dekking is ingezet voor het verlengen van de verlaging van de brandstofaccijns effect hebben op de mate waarin het fonds haar doelstelling behaald.
2
Kan de Minister vervolgens ook aangeven op welke manier zij verwacht deze ambitie centraal te blijven stellen in het Nationaal Groeifonds?
Antwoord
Deze ambitie (versterken van het duurzaam verdien vermogen) is wettelijk vastgelegd. Investeringsvoorstellen zullen daar ook de komende rondes primair op worden getoetst.
3
De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang dat het Nationaal Groeifonds breed toegankelijk is, ook voor het midden- en kleinbedrijf (mkb). De Raad heeft aangegeven dat het Nationaal Groeifonds tot op heden nog minder toegankelijk is voor het mkb. Kan de Minister aangeven, naast de in de kabinetsreactie aangegeven mogelijkheden, wat zij nog meer overweegt om het Nationaal Groeifonds toegankelijker te maken en te houden voor het mkb?
Antwoord
In de kabinetsreactie is aangegeven dat er reeds specifieke aandacht wordt besteed aan het mkb in de communicatie over het fonds. Aanvullend daarop is de aanvraagprocedure voor de vierde ronde verbeterd, op basis van de ervaringen met de uitvoering van het Nationaal Groeifonds tot nu toe.1 Deze wijzigingen helpen om het fonds toegankelijker te maken (ook voor het mkb). Zie ook het antwoord op vraag 9 over de rol van het mkb in het Nationaal Groeifonds.
4
De leden van de D66-fractie hebben met interesse het rapport van de Raad over de toekenning van middelen uit het Nationaal Groeifonds, en de daarbij horende kabinetsreactie gelezen. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen die zij graag aan de Minister voorleggen. De leden van de D66-fractie nemen kennis van de disbalans die de Raad opmerkt tussen de economische, sociale en ecologische dimensies in het beoordelingskader van projectvoorstellen. De Raad stelt daarbij dat de maatschappelijke effecten sterker zouden moeten meewegen. Kan de Minister verduidelijken wat er in de afgelopen actualisaties is verbeterd en welke verdere aanpassingen zij nu overweegt?
Antwoord
Vanaf de derde indieningsronde van het Nationaal Groeifonds is de definitie van duurzaam verdienvermogen wettelijk vastgelegd in de Tijdelijke wet Nationaal Groeifonds. Op basis van deze definitie heeft de toetsing op maatschappelijke effecten een nadrukkelijkere rol gekregen bij de beoordeling van voorstellen.
Zoals eerder in een brief aan uw Kamer is toegelicht2, worden indieners voor de beoordeling van de maatschappelijke effecten van voorstellen gevraagd de belangrijkste positieve maatschappelijke effecten van het voorstel, te benoemen en te onderbouwen. Daarnaast dienen zij de belangrijkste negatieve effecten die het voorstel kan veroorzaken en de daarbij behorende mitigatieplannen, te benoemen en te onderbouwen. Een groslijst van maatschappelijke effecten vormt daarbij voor indieners het uitgangspunt.3 Deze groslijst is gebaseerd op de brede welvaartsindicatoren en het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatie Beleid (MTIB). Deze groslijst beslaat de terreinen a) milieu en leefomgevingseffecten, b) gezondheidseffecten, c) veiligheidseffecten en d) sociale effecten. Waar mogelijk en relevant dienen indieners ook te onderbouwen in hoeverre de investeringsvoorstellen in lijn zijn met de missies zoals het kabinet deze heeft vastgesteld in het Missiegedreven Topsectoren en Innovatiebeleid.
Naar aanleiding van het advies van de Raad, is de groslijst voor de vierde ronde uitgebreid met de effecten «mentale gezondheid», «de bevordering van circulariteit» en de «preventie van ziektes».
Een voorstel komt alleen in aanmerking voor bekostiging vanuit het Nationaal Groeifonds als het saldo van de maatschappelijke baten en lasten positief is. Randvoorwaarde is ook dat een voorstel niet strijdig mag zijn met kabinetsbeleid, bijvoorbeeld op het gebied van natuur en klimaat.
5
Wordt er in de afwegingen die de adviescommissie Nationaal Groeifonds per investeringsvoorstel getoetst of de economische, sociale en ecologische dimensies in balans zijn, of wordt dit ook integraal tussen de verscheidene voorstellen getoetst?
Antwoord
Er wordt voor ieder voorstel afzonderlijk getoetst of het bijdraagt aan het duurzaam verdienvermogen, en daarmee of de economische, sociale en ecologische dimensies in balans zijn.
6
Op welke manier is het advies van de Raad meegenomen in de derde evaluatieronde?
De Raad voor de Toekomst heeft onder meer suggesties gedaan voor kansrijke thema’s voor het Nationaal Groeifonds. De adviescommissie onderschrijft een groot deel van de voorgestelde thema’s. Klimaat, veilige data infrastructuur, zorg en onderwijs zijn al belangrijke thema’s, waarop meerdere, reeds lopende NGF-projecten zijn gericht. Daarnaast zouden innovaties in relatie tot vergrijzing en de krappe arbeidsmarkt ook zeker binnen het NGF passen.
Daarnaast heeft de adviescommissie in haar rapport4 over de derde beoordelingsronde verschillende aanbevelingen van de Raad al expliciet onderschreven, zoals:
• De Raad noemt in haar rapport het belang van maatschappelijke effecten en benadrukt het belang van een goede balans tussen de weging van economische en maatschappelijke effecten. De adviescommissie onderschrijft het belang van de weging van maatschappelijke effecten en het belang van de brede welvaart (zie p. 55, 60);
• De adviescommissie onderschrijft het belang van circulaire voedselketens en benoemt dit als kans voor het NGF (zie p. 46);
• Ook onderschrijft de adviescommissie het belang van valorisatie van kennis die wordt gegenereerd met groeifondsvoorstellen (zie p. 57);
• De Raad noemt dat het van belang is om de duurzaamheidsaspecten van digitalisering in het oog te houden. De commissie onderschrijft dit en heeft dit gesignaleerd in haar adviesrapport (p. 36).
Verder heeft de Raad voorstellen gedaan voor het analysekader bij volgende beoordelingsrondes. Voor de 4e ronde zijn de volgende punten uit het advies van de Raad meegenomen:
• In het indieningsformulier voor de 4e ronde is de suggestie van de Raad overgenomen om direct de Technology Readiness Levels van innovaties uit te vragen;
• De uitvraag van de alternatieve (beleids)oplossingen die het consortium al verkend heeft en waarom deze niet werken is explicieter opgenomen in het indieningsformulier;
• De effecten «mentale gezondheid», «de bevordering van circulariteit» en de «preventie van ziektes» zijn opgenomen in de groslijst maatschappelijke effecten.
7
De leden van de D66-fractie lezen dat de Raad de investeringen van het Nationaal Groeifonds niet voldoende vindt passen binnen de lange termijnvisie van het kabinet op de economie en de samenleving. Op welke manier is de Raad eerder meegenomen in het opstellen van de lange termijnvisie en groeiversie van de Minister?
Antwoord
De Raad is specifiek opgericht om het kabinet te adviseren over het Nationaal Groeifonds.5 De Raad heeft daarbij geen formele rol in de lange termijnvisie en groeivisie van de Minister. Wel is een aantal jongerenorganisaties betrokken als stakeholder bij het Perspectief op de Economie6, waaronder MVO Nederland, de Jonge Klimaatbeweging, de Klimaatambassadeur van de Toekomst, Haagse jongerenambassadeurs en Stichting plattelandsjongeren.
8
Heeft de Raad ook input kunnen geven op het Missiegedreven Innovatiebeleid (MIB), de Nationale Technologiestrategie (NTS) en het groeimarkten onderzoek? Zo nee, waarom is de Raad niet meegenomen in het opstellen van deze stukken?
Antwoord
De Raad heeft geen directe input geleverd op de doorontwikkeling van het Missiegedreven Innovatiebeleid, de Nationale Technologiestrategie en de groeimarktenanalyse. De Raad is immers specifiek opgericht om het kabinet te adviseren over het Nationaal Groeifonds.
9
De leden van de D66-fractie nemen kennis van de opvatting van de Raad dat het Nationaal Groeifonds minder toegankelijk is voor het mkb. Deze leden hechten aan brede toegang tot het Nationaal Groeifonds door verschillende doelgroepen.
Kan de Minister toelichten hoe het mkb in de derde ronde is bereikt? Op welke manier wil de Minister de kracht die het mkb binnen diverse Groeifondsprojecten kan hebben verder benutten in bestaande doorlopende projecten?
Antwoord
Het Nationaal Groeifonds is bedoeld voor voorstellen die het verschil gaan maken voor de toekomst van Nederland. Dat vraagt om forse investeringen. Daarom komen alleen voorstellen die minimaal € 30 miljoen aan subsidie nodig hebben in aanmerking. Het is daarbij de kracht van het Nationaal Groeifonds dat verschillende publieke en private partijen in nieuwe verbanden samenwerken (consortia). Zo ontstaan innovatieve coalities van start- en scale-ups, kennis- en onderwijsinstellingen, het grootbedrijf én het mkb. Binnen de consortia kan de creativiteit en de innovatiekracht van het mkb worden benut. Zoals aangegeven in reactie op vraag 3, besteed ik in de communicatie over het fonds extra aandacht aan het mkb.
Bij de uitvoering van de reeds lopende voorstellen speelt het mkb een belangrijke rol. Bijvoorbeeld bij het voorstel ReGeNL (regeneratieve landbouw), dat draait het om de overgang van het huidige landbouwsysteem naar een regeneratief landbouwsysteem. Hierbij worden landbouwbedrijven (veelal mkb) bijgestaan om deze transitie te maken. Het mkb is bijvoorbeeld ook sterk vertegenwoordigd in het project Maritiem Masterplan: in alle programmalijnen van het plan is sprake van een aanzienlijke participatie van het mkb (40–60% van het totale aantal voorziene partners). Deze partijen zijn bijvoorbeeld actief in de ontwerp -en ontwikkelingsfase van schepen zoals ingenieursbureaus, of het betreft bijvoorbeeld leveranciers van componenten of scheepswerven die gespecialiseerd zijn in one-of-a-kind schepen.
Daarnaast worden verschillende voorstellen uitgevoerd door middel van open calls en subsidieregelingen. Deze staan ook open voor nieuwkomers en het innovatief mkb. Voorbeelden waarbij dit van toepassingen is, zijn de projecten Groeiplan Watertechnologie7 en GroenvermogenNL8.
10
De leden van de D66-fractie achten de drie punten die de Raad noemt die van aandacht moeten zijn bij het bepalen van prioriteiten in een volgende investeringsronde als zeer belangrijk. Deze leden zien dat veel innovaties geremd worden door beperkingen op deze drie thema’s, specifiek arbeidsmarktkrapte voor transities en technische oplossingen. Kan de Minister verduidelijken hoe deze drie thema’s en specifiek het thema arbeidskrapte door de adviescommissie Nationaal Groeifonds worden meegenomen?
Antwoord
De Raad noemt de volgende drie thema’s: het gedragsaspect in relatie tot systeemtransities, arbeidsmarktkrapte en het belang van het innemen van een moreel standpunt voor technische oplossingen.
Gedragsverandering en maatschappelijk draagvlak kan essentieel zijn voor het vaststellen van de bijdrage aan het duurzaam verdienvermogen. De mate waarin dit van toepassing is verschilt per voorstel. De adviescommissie kijkt altijd naar de uitvoerbaarheid en haalbaarheid van een voorstel. Denk bijvoorbeeld aan de eiwittransitie waar voorstellen voor zijn ingediend: hoe zet het consortium de oplossingen ook daadwerkelijk in de markt?
Met het oog op de krapte op de Nederlandse arbeidsmarkt, zijn indieners van voorstellen vanaf de derde ronde van het NGF gevraagd om expliciet aandacht te besteden aan de beschikbaarheid van arbeidskrachten t.b.v. de uitvoering van hun voorstel. Hier is vervolgens door de adviescommissie op getoetst. De adviescommissie benoemt dit punt in het adviesrapport van de derde beoordelingsronde ook als belangrijke randvoorwaarde voor het succes van projecten (paragraaf 4.3.2 van het rapport).
Verder is het de taak van de adviescommissie om de voorstellen te beoordelen in lijn met de visie van het kabinet en het daarbij behorende beleid en wet- en regelgeving. Een onderdeel van de maatschappelijke effecten analyse is om te beoordelen in hoeverre voorstellen ethisch (on)wenselijk gevolgen kunnen hebben, zoals bijvoorbeeld op het vlak van Artificial Intelligence, en hoe deze kunnen worden gemitigeerd.
11
De leden van de D66-fractie nemen tenslotte kennis van het afwijken van de generatietoets die wordt toegepast bij het Nationaal Groeifonds, van degene opgesteld door het Sociaal-Economische Raad (SER) Jongerenplatform. Deze leden hechten er waarde aan dat de Raad betrokken wordt bij de evaluatie, zoals de Minister in haar brief toegezegd. Graag worden deze leden op de hoogte gehouden van voortgang hierop waarbij verder wordt verduidelijkt hoe de Minister aan de slag gaat met adviezen van de Raad. Deze leden vinden het van belang dat jongeren betrokken worden bij deze belangrijke besluitvorming die veelal over hun toekomst gaat.
Antwoord
Investeringsvoorstellen worden getoetst door middel van een generatietoets op de impact op de langere termijn (20–30 jaar). De generatietoets is middels een pilot in aangepaste vorm geïmplementeerd in de derde ronde van het Nationaal Groeifonds. Ook in de vierde ronde zal deze aangepaste versie worden gebruikt. Het SER Jongerenplatform zal de aankomende tijd de generatietoets, in samenwerking met het Ministerie van Binnenlandse Zaken, gaan door ontwikkelen. Daarbij streeft het SER Jongerenplatform naar een uniforme benadering van de generatietoets.
12
De leden van PvdA- en GroenLinks-fracties hebben kennisgenomen van het rapport Duurzaam Durven Denken van de Raad voor de Toekomst naar aanleiding van de motie van de leden Klaver en Segers (Kamerstuk 35 570, nr. 13). Deze leden maken zich zorgen over de waarborging van de noden van komende generaties bij bijvoorbeeld het behalen van de klimaatdoelen of het omgaan met de vergrijzing. De uitdagingen van vandaag vragen om oplossingen voor de langere termijn. Deze leden vinden het belangrijk om binnen de criteria van het Nationaal Groeifonds te waarborgen dat generatie-Y kan profiteren van de huidige investeringen. Met oog op de vierde indieningsronde vinden zij het eveneens van belang dat de adviezen van de Raad worden geïmplementeerd. De leden van PvdA- en GroenLinks-fracties betreuren dat de adviezen van de Raad niet structureel zijn opgenomen in de criteria van het Nationaal Groeifonds. Zoals de Minister ook erkent, geeft de Raad aan dat de maatschappelijke effecten niet sterk genoeg worden meegenomen. Eerder gaf de Minister aan dat het aan de adviescommissie is om invulling te geven aan de beoordeling van het maatschappelijk belang (Kamerstuk 35 976, nr. 29). Komt de Minister hiermee terug op zijn opvatting dat brede welvaart moet worden meegenomen als absolute randvoorwaarde?
Antwoord
Het Nationaal Groeifonds is bedoeld om het duurzaam verdienvermogen te bevorderen, wat ook ten goede komt aan welvaart in brede zin. Duurzaam verdienvermogen is gedefinieerd als het bruto binnenlands product dat Nederland op de lange termijn op structurele basis kan genereren, met oog voor een economische, sociale en milieuvriendelijke duurzame toekomst voor de aarde en voor huidige en toekomstige generaties.
De adviescommissie toetst op basis van deze definitie zowel op de economische als de maatschappelijke impact van voorstellen. Zie ook het antwoord op vraag 4. Daarbij zal, naar aanleiding van het advies van de Raad, een aantal wijzigingen worden doorgevoerd. Zie daarvoor het antwoord op vraag 6. Ik ben van mening dat maatschappelijke effecten op deze wijze worden meegewogen.
13
Kan de Minister aangeven in welke van de vier criteria van de adviescommissie het advies van de Raad om «brede welvaart als essentiële voorwaarde» op te nemen is gewaarborgd?
Antwoord
Dit is gewaarborgd doordat de adviescommissie, op basis van de criteria in het analysekader, voorstellen toetst aan de doelstelling van het fonds: het versterken van het duurzaam verdienvermogen. Duurzaam verdienvermogen is gedefinieerd als het bruto binnenlands product dat Nederland op de lange termijn op structurele basis kan genereren, met oog voor een economische, sociale en milieuvriendelijke duurzame toekomst voor de aarde en voor huidige en toekomstige generaties. Zie ook het antwoord op vraag 1.
14
Kan de Minister aangeven op welke punten en op welk(e) moment(en) de brede welvaartsoverweging is geïmplementeerd bij de actualisering? Is de Minister van mening dat verdere aanscherping noodzakelijk is?
Antwoord
Voorstellen worden zowel op economische als maatschappelijke impact getoetst. De wijze waarop het advies van de Raad is geïmplementeerd, is toegelicht in reactie op vraag 6. Naar aanleiding van het advies van de Raad, is onder andere de groslijst maatschappelijke effecten (die de adviescommissie gebruikt bij de beoordeling van investeringsvoorstellen) uitgebreid.
15
In het analysekader van de adviescommissie adviseert de Raad om meer het accent te leggen op maatschappelijke effecten. De Minister geeft aan dit advies mee te nemen naar de vierde ronde die opent in het najaar van 2024, waarbij de adviescommissie het analysekader monitort. De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties verbazen zich over de grote mate van verantwoordelijkheid bij de adviescommissie en het gebrek aan sturing vanuit de Minister. Is de Minister van mening dat de maatschappelijke effecten voldoende zijn geïmplementeerd binnen het analysekader?
Antwoord
Het kabinet heeft de definitie van duurzaam verdienvermogen wettelijk vastgelegd. Op basis van deze definitie moeten voorstellen worden getoetst op economische en maatschappelijke effecten. Daarnaast is wettelijk bepaald dat ieder gehonoreerd projectvoorstel tenminste een positief maatschappelijke kosten-baten saldo dient te hebben, en niet strijdig mag zijn met kabinetsbeleid (bijvoorbeeld op het gebied van klimaat of duurzaamheid).
De operationalisering van de definitie van «duurzaam verdienvermogen» in een toetsingskader is aan de adviescommissie. Ik ben van mening dat de adviescommissie daarbij voldoende aandacht besteedt aan maatschappelijke effecten.
16
Kan de Minister aangeven op basis van welke criteria het analysekader wordt geëvalueerd? Is de overname van het advies van de Raad de implementatie van de maatschappelijke effecten in het analysekader afhankelijk van deze evaluatie?
Antwoord
Het analysekader is door de adviescommissie geëvalueerd door ervaringen bij zowel interne als externe stakeholders op te halen, zoals de indienende veldpartijen en departementen. Ook de input van de Raad in het rapport Duurzaam Durven Denken is hierbij betrokken. In het antwoord op vraag 4 is aangegeven welke actualisaties hebben plaatsgevonden.
17
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties zijn van mening dat de aangedragen respons op de toegankelijkheid van het Nationaal Groeifonds niet voldoende is. De Raad geeft aan dat het Nationaal Groeifonds niet toegankelijk genoeg is voor het mkb. Erkent de Minister dat, ondanks dat er enkele mkb’ers zijn betrokken door middel van consortia, het van belang is om meer aandacht te hebben voor het stimuleren van startups en scale-ups? De Minister geeft aan dit communicatief te willen oplossen en contact op te nemen met consortia. Is de Minister het met deze leden eens dat een proactievere houding van de Minister nodig is om het Nationaal Groeifonds toegankelijker te maken?
Antwoord
Het communiceren over het fonds richting de doelgroep vergt constante aandacht. Zoals beschreven in mijn antwoorden op vraag 3 en 9, hecht ik grote waarde aan de toegankelijkheid van het mkb en zet ik daar extra op in. Ook de adviescommissie besteedt in haar communicatie extra aandacht aan het mkb.
18
Kan de Minister toelichten wat voor communicatie met mkb’s en/of consortia er hebben plaatsgevonden en wat voor communicatie er zal plaatsvinden in de toekomst? Kan de Minister de toegankelijkheid op andere wijzen effectiever vergroten?
Antwoord
Alle uitnodigingen voor de informatiebijeenkomsten worden via social media en sinds deze zomer via de nieuwsbrief van het Nationaal Groeifonds gedeeld. Een ieder die het Nationaal Groeifonds volgt op de website van het Nationaal Groeifonds of de website van RVO, X (Twitter) en/of LinkedIn kan zich desgewenst inschrijven. Voor de subsidieroute worden voorlichtingsbijeenkomsten (on/offline) georganiseerd waar geïnteresseerden zich voor kunnen opgeven. Uitnodigingen daarvoor zijn breed via social media, nieuwsbrief, website gedeeld en daarnaast ook gedeeld door RVO, diverse ministeries, Regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s), brancheorganisaties en topsectoren. Via deze manieren wordt ingezet op het bereiken van een zo breed mogelijke doelgroep.
Het inzetten op proactieve communicatie zie ik als een goede manier om de toegankelijkheid voor het mkb effectief te vergroten. Zoals aangegeven in reactie op vraag 3, is daarnaast de aanvraagprocedure vanaf de vierde ronde verbeterd om de toegankelijkheid van het fonds te vergroten.
19
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties merken op dat de Minister aangeeft te hebben gekozen voor een versimpelde versie van de generatietoets zoals geadviseerd door de Raad om de toepasbaarheid te verbeteren. Deze leden maken zich zorgen over wijzigende prioriteiten als essentiële delen uit de generatietoets worden weggehaald, aangepast of versimpeld. Kan de Minister toelichten op welke wijze de generatietoets wordt versimpeld? Welke punten van de generatietoets zoals opgesteld door het SER Jongerenplatform zijn volgens de Minister niet toepasbaar?
Antwoord
Investeringsvoorstellen worden onder andere door middel van een generatietoets getoetst op de impact op de langere termijn (20–30 jaar). Aangezien het eerder niet uitvoerbaar bleek om de volledige versie van de generatietoets te implementeren in verband met administratieve lasten voor indieners, is verkend hoe de generatietoets wel kon worden toegepast binnen het NGF.9
De vereenvoudiging ziet toe op hoeveelheid informatie wordt uitgevraagd aan de indieners van een voorstel. Concreet zijn dit: het minder uitvragen van effecten op verschillende leeftijdsgroepen (3 in plaats van 5), tijdsmomenten (1 in plaats van 3) en minder toepasbare thema’s (te weten woningmarkt, democratie, participatie & arbeidsmarkt en – indien relevant- gezondheid).
Zie ook het antwoord op vraag 11, waar wordt ingegaan op de doorontwikkeling van de generatietoets door het SER Jongerenplatform.
20
De leden van ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de kabinetsreactie op het advies «Duurzaam durven denken» van de Raad voor de Toekomst. Deze leden hebben op een aantal punten nog behoefte aan een nadere toelichting van de Minister. De leden van de ChristenUnie-fractie danken allereerst de Raad voor hun uitvoerig advies. Deze leden lezen veel herkenbare zaken in haar advies terug. Zij op dat de Minister weliswaar het belang om economisch, ecologisch en sociaal welzijn in evenwicht te brengen onderschrijft, maar toch aangeeft dat het Nationaal Groeifonds «in de eerste plaats gericht [blijft] op versterking van het duurzaam verdienvermogen.» Is de Minister het met deze leden eens dat beide uitgangspunten niet met elkaar in tegenspraak moeten zijn? Vindt de Minister het te verantwoorden dat mogelijke economische groei ten gevolge van het Nationaal Groeifonds ten koste zou gaan van ecologische en sociale condities? Zou economische groei niet gericht moeten zijn op het versterken van de ecologische en sociale condities?
Antwoord
Ik ben het eens met deze leden dat beide uitgangspunten niet met elkaar in tegenspraak zouden moeten zijn. De economie van de toekomst is duurzaam, innovatief, weerbaar in een sterk Europa en een economie waarvan de samenleving in den brede profiteert. Het Nationaal Groeifonds past binnen deze visie. Duurzaam verdienvermogen is immers gedefinieerd als het bruto binnenlands product dat Nederland op de lange termijn op structurele basis kan genereren, met oog voor een economische, sociale en milieuvriendelijke duurzame toekomst voor de aarde en voor huidige en toekomstige generaties.
21
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Raad ervoor pleit om het analysekader meer te richten op mogelijke positieve effecten. De Raad doet zeer concrete suggesties voor het aanscherpen van het analysekader. Deze leden lezen dat de adviescommissie deze meeneemt in haar evaluatie en naar de vierde ronde. Wil de Minister toezeggen dat adviescommissie in haar evaluatie of op andere wijze expliciet reflecteert op deze suggesties en toelicht waarom ze de suggesties niet overneemt, mocht dat het geval zijn?
Antwoord
De adviescommissie heeft bij de publicatie van het adviesrapport derde ronde beschreven welke suggesties zij onderschrijft.10 De aanpassingen in het analysekader en de bijbehorende documenten zijn omschreven in het antwoord op vraag 6.
22
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de brief van de Minister geen expliciete reactie op het idee van de Raad om een schaalbare basis en structuur (m.a.w. kaders en richtlijnen) neer te zetten voor de komende investeringsrondes die over specifieke thema’s heen gaat. Deze leden vragen of de Minister bereid is hier aandacht aan te besteden.
Antwoord
Indien een voorstel het duurzaam verdienvermogen kan vergroten, heeft het een kans om middelen te krijgen. Het doel van het Nationaal Groeifonds is daarbij niet om investeringen te sturen middels kaders en richtlijnen. De adviescommissie werkt wel met thema’s om onderverdeling te brengen in het portfolio van investeringen, zoals gezondheid en zorg, klimaat en duurzame ontwikkeling en onderwijs.
23
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister betreffende de kabinetsreactie en hebben nog enkele vragen. In de brief staat: «»het Nationaal Groeifonds op basis van een eigen analysekader en kijkt daarbij breder dan enkel verdienvermogen. Naast een toets op economisch verdienvermogen, wordt bij projectvoorstellen voor het Nationaal Groeifonds getoetst of de maatschappelijke baten groter zijn dan de kosten.»» Het is goed dat het Nationaal Groeifonds kijkt naar maatschappelijke baten, maar deze leden zijn hier benieuwd naar. Hoe wordt er getoetst of de maatschappelijke baten groter zijn dat de kosten en hoe worden maatschappelijke baten gedefinieerd? Wordt de sociale impact ook meegenomen?
Antwoord
Om de maatschappelijke effecten van voorstellen te kunnen beoordelen, dienen veldpartijen en departementen bij hun aanvraag de belangrijkste positieve maatschappelijke effecten die het voorstel heeft, te benoemen en te onderbouwen. Daarnaast dienen zij de belangrijkste negatieve effecten die het voorstel kan veroorzaken, te benoemen en te onderbouwen welke maatregelen er worden getroffen om die negatieve effecten zoveel mogelijk te mitigeren. Waar mogelijk en relevant dienen indieners ook te onderbouwen in hoeverre de investeringsvoorstellen in lijn zijn met de missies zoals het kabinet deze heeft vastgesteld in het Missiegedreven Topsectoren en Innovatiebeleid. Voor het definiëren van maatschappelijke baten wordt de groslijst maatschappelijke effecten gehanteerd. Deze groslijst beslaat de terreinen a) milieu en leefomgevingseffecten, b) gezondheidseffecten, c) veiligheidseffecten en d) sociale effecten. Sociale impact maakt dus onderdeel uit van de maatschappelijke effecten.
Hiernaast wordt indieners in het indieningsformulier gevraagd de impact van het voorstel op het duurzaam verdienvermogen te onderbouwen, onder meer aan de hand van de Theory of Change. Vervolgens beoordeelt de adviescommissie tezamen met experts of de aangeleverde informatie correct en volledig is en of dit dus leidt tot een positief saldo van maatschappelijke kosten en baten.
Kamerstuk 36 200, nr. 11.↩︎
Kamerstuk 35 976, nr. 29.↩︎
Handleiding bij indieningsformulier departementale route Nationaal Groeifonds 2022 | Richtlijn | Nationaal Groeifonds, p. 17–20.↩︎
Adviesrapport derde beoordelingsronde commissie Nationaal Groeifonds↩︎
Verzoek aan het SER Jongerenplatform↩︎
Kamerbrief over perspectief op de Nederlandse economie | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl↩︎
Groeiplan Watertechnologie | Projecten ronde 2 | Nationaal Groeifonds↩︎
GroenvermogenII (onderdeel van GroenvermogenNL) | Projecten ronde 2 | Nationaal Groeifonds.↩︎
Onderzoek naar mogelijke toepassing van de generatietoets bij het Nationaal Groeifonds↩︎
Adviesrapport derde beoordelingsronde commissie Nationaal Groeifonds↩︎