Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Richtlijn Hoofdhuisbelasting voor mkb-ondernemingen (Kamerstuk 22112-3837)
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2024D01177, datum: 2024-01-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2024D01177).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën (VVD)
- Mede ondertekenaar: L.N. Kruithof, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2023Z19419:
- Indiener: H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2023-12-06 13:50: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-12-21 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2024-01-17 16:00: Fiche: Richtlijn Hoofdhuisbelasting voor mkb-ondernemingen (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Financiën
- 2024-02-29 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2024-02-29 12:35: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2024D01177 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 17 januari 2024 een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over het door de Minister van Buitenlandse Zaken op 24 november 2023 toegezonden fiche Richtlijn Hoofdhuisbelasting voor mkb-ondernemingen (Kamerstuk 22 112, nr. 3837).
De fungerend voorzitter van de commissie,
Tielen
Adjunct-griffier van de commissie,
Kruithof
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het fiche Richtlijn Hoofdhuisbelasting voor mkb-ondernemingen. Zij hebben nog enkele vragen.
Het kabinet heeft in zijn reactie op het voorstel aangegeven bezorgd te zijn over de vele nadelen en risico's van de voorgestelde richtlijn. De leden van de PVV-fractie delen deze zorgen. Door de implementatie van het richtlijnvoorstel zou Nederland de belastingstelsels van andere lidstaten moeten accepteren, waardoor Nederlandse beleidskeuzes buiten werking worden gesteld, en vice versa. Deze leden beschouwen dit als onwenselijk. Daarnaast zou het voorstel mogelijk de Nederlandse anti-misbruikwetgeving teniet kunnen doen.
Voorts lezen de leden van de PVV-fractie dat de Commissie met dit voorstel bepaalde barrières wil wegnemen door ondernemingen uit het midden- en kleinbedrijf (mkb) die grensoverschrijdend ondernemen, toe te staan om, in bepaalde gevallen, gebruik te maken van één vennootschapsbelastingstelsel. Deze leden willen weten in hoeverre de Nederlandse fiscale soevereiniteit hiermee wordt ondermijnd.
De leden van de PVV-fractie merken op dat het kabinet vreest dat het voorstel fiscale arbitragemogelijkheden voor mkb-ondernemingen kan creëren. Zo kan dit voorstel leiden tot een prikkel om het hoofdhuis te vestigen in een land met het meest gunstige belastingsysteem voor het soort onderneming. De leden van de PVV-fractie willen weten in hoeverre het kabinet verwacht dat Nederlandse mkb-ondernemingen als gevolg hiervan naar het buitenland zullen vertrekken en op welke wijze dit zal worden voorkomen.
Tevens lezen de leden van de PVV-fractie dat het kabinet zich zorgen maakt dat het systeem leidt tot een concurrentieverstoring tussen het internationaal georiënteerde mkb en het nationaal georiënteerde mkb. Zij willen weten hoe het kabinet de negatieve effecten voor Nederlandse mkb-ondernemingen als gevolg hiervan zal mitigeren.
Voorts merken de leden van de PVV-fractie op dat het kabinet aanzienlijke twijfels heeft bij de berekening van besparingen door de Commissie. Zij vragen het kabinet om hierbij een eigen inschatting te geven van de financiële consequenties van het voorstel.
De leden van de PVV-fractie concluderen dat de richtlijn een flinke lijst ongewenste effecten met zich meebrengt en dat het kabinet heeft aangegeven op veel punten wijzigingen te willen aanbrengen. Zij vragen naar de wijze waarop het kabinet met de ongewenste effecten zal omgaan. Hoe is het kabinet van plan om de Nederlandse belangen te beschermen? Welke stappen zal het kabinet ondernemen om ervoor te zorgen dat nadelige gevolgen voor Nederland worden geminimaliseerd?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben het fiche met interesse gelezen. Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie kunnen zich vinden in de positie van het kabinet, en delen de mening dat de voordelen van het richtlijnvoorstel waarschijnlijk kleiner zijn dan de nadelen. Daarbij benadrukken deze leden dat het van groot belang is dat belastingontwijking verder wordt teruggedrongen, en dat het daarom niet passend zou zijn als er nieuwe arbitragemogelijkheden ontstaan door nieuwe regelgeving.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn wel benieuwd of het kabinet andere ideeën heeft voor het vereenvoudigen van de administratieve lasten van de betreffende mkb-ondernemingen, of dat het kabinet hiervoor (op dit moment) überhaupt geen noodzaak ziet. Kan het kabinet dit toelichten?
Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie het kabinet toe te lichten hoe het standpunt dat de reikwijdte van het richtlijnvoorstel te beperkt is te rijmen is met de opvatting dat de voordelen van het voorstel sowieso niet opwegen tegen de nadelen. Nemen de voordelen wat het kabinet betreft dusdanig toe bij een ruimere reikwijdte dat zij wel opwegen tegen de nadelen? Of worden de geschetste nadelen juist nog groter als de reikwijdte vergroot wordt?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het fiche Richtlijn Hoofdhuisbelasting voor mkb-ondernemers. De leden van de NSC-fractie hebben nog enkele vragen.
De leden van de NSC-fractie constateren dat er een groot aantal fundamentele bezwaren kleeft aan het richtlijnvoorstel Hoofdhuisbelasting voor mkb-ondernemingen, welke ook al bestonden ten aanzien van het voorstel gedaan in de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité, «Op zoek naar oplossingen voor de obstakels op het gebied van de vennootschapsbelasting waarmee het MKB op de interne markt wordt geconfronteerd – Hoofdlijnen van een mogelijke proef met belastingheffing volgens de regels van de thuisstaat», COM(2005) 702 en dat het kabinet er ook zo tegenaan kijkt. Vandaar dat deze leden het kabinet vragen aan te geven of het aan de Europese Commissie zal overbrengen dat Nederland vanwege deze fundamentele bezwaren niet kan instemmen met dit richtlijnvoorstel.
De leden van de NSC-fractie vragen of het kabinet het ermee eens is dat het verlagen van de nalevingskosten, het belangrijkste doel dat het richtlijnvoorstel zegt te doen nastreven, het beste kan worden bereikt door de fiscale regels voor mkb-ondernemingen in Nederland en in andere EU-lidstaten te vereenvoudigen. Indien dit het geval is, vragen deze leden of het kabinet zich dan zal inzetten om de fiscale regels voor mkb-ondernemingen te vereenvoudigen en of Nederland dergelijke vereenvoudigingsmogelijkheden proactief met (omringende) EU-lidstaten zal delen.
De leden van de NSC-fractie vragen of het kabinet eerst met het parlement in gesprek gaat voordat er in Europees verband onomkeerbare besluitvorming heeft plaatsgevonden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief «Fiche: Richtlijn: Hoofdhuisbelasting voor mkb-ondernemingen. Deze leden zijn het ermee eens dat het verlagen van de nalevingskosten van groot belang is. Zij menen dat dit, behalve door middel van het richtlijnvoorstel, ook kan worden nagestreefd door het vereenvoudigen van de nationale fiscale wet- en regelgeving. Zij hebben over het voorstel enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie delen de mening van het kabinet dat het richtlijnvoorstel Hoofdhuisbelasting voor mkb-ondernemingen op een aantal punten verbeterd kan worden, zodat het doel (faciliteren van grensoverschrijdend ondernemen door mkb’ers) nog beter bereikt kan worden. Als gevolg van de implementatie van het richtlijnvoorstel zou Nederland de belastingstelsels van de andere lidstaten accepteren, waarmee Nederlandse beleidskeuzes buiten werking worden gesteld. Hoe zwaar vindt het kabinet dit argument wegen? Heeft het kabinet voorbeelden van reeds geïmplementeerde (fiscale) richtlijnen waar dit ook aan de orde is (geweest)?
De leden van de VVD-fractie lezen dat volgens het kabinet het risico bestaat op concurrentieverstoring tussen het internationaal georiënteerde mkb en het nationaal georiënteerde mkb. Is het zo dat deze verstoring zich op dit moment – onder de huidige fiscale wet- en regelgeving – niet voordoet? Zo nee, welke verstoringen zijn er op dit moment al? Is het denkbaar dat het voorstel een stimulans kan vormen voor mkb’ers om zich meer internationaal te oriënteren? Zo ja, deelt het kabinet de opvatting dat dit juist een positieve zaak is?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het richtlijnvoorstel anders is dan het voorstel van de Europese Commissie. Kan het kabinet aangeven in hoeverre het richtlijnvoorstel anders is dan het voorstel gedaan door de Europese Commissie «Op zoek naar oplossingen voor de obstakels op het gebied van de vennootschapsbelasting waarmee het MKB op de interne markt mee wordt geconfronteerd», ook wel bekend als HST-voorstel? In hoeverre wijkt het standpunt van het kabinet ten aanzien van het richtlijnvoorstel af ten opzichte van de Nederlandse inzet bij het HST-voorstel? Indien het standpunt anders is, om welke redenen is dit standpunt nu anders?
De leden van de VVD-fractie constateren dat het verlagen van de nalevingskosten het belangrijkste doel van het richtlijnvoorstel is. Kan het kabinet reflecteren op hoe dit op een nog efficiëntere wijze kan worden bereikt middels dit richtlijnvoorstel? Is het kabinet het met deze leden eens dat dit eveneens kan worden nagestreefd door het vereenvoudigen van de nationale fiscale wet- en regelgeving? Zo ja, welke kansen ziet het kabinet hiervoor? Zou het harmoniseren van regels die in Europees verband zijn afgesproken, zoals die in ATAD I en ATAD II, niet leiden tot een verlaging van de nalevingskosten en daarbovenop het creëren van een gelijk speelveld tussen de EU-lidstaten? Zijn er andere fiscale regels die van toepassing zijn op het mkb die afwijken van de regels in de ons omringende landen? Zo ja, moet hier dan bijvoorbeeld gedacht worden aan de excessieflenenwetgeving en de fictiefloonregeling? Zo ja, zou herziening van die regels, meer in lijn met de ons omringende landen, de nalevingskosten voor het mkb niet verlagen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het fiche Richtlijn Hoofdhuisbelasting voor mkb-ondernemingen. Het kabinet schrijft het volgende over het hoofdhuisregime op pagina 2:
«Bij toepassing van het hoofdhuisregime hoeft een mkb-onderneming nog maar één aangifte vennootschapsbelasting te doen op grond van de vennootschapsbelastingregels van de hoofdhuislidstaat. Deze aangifte bevat ook de resultaten van vaste inrichtingen in andere lidstaten. De belastingdienst van de hoofdhuislidstaat past de vennootschapsbelastingtarieven toe van de lidstaten waar de vaste inrichtingen actief zijn en verdeelt de belastingopbrengsten over deze lidstaten. «Lidstaten behouden dus de mogelijkheid om de eigen belastingtarieven te bepalen.»
De leden van de BBB-fractie hebben daar de volgende vragen over. In hoeverre wordt overzicht en handhaving voor de Belastingdienst van lidstaten waar niet het hoofdhuisregime is gevestigd bemoeilijkt door deze regeling? Wat is de impact van deze regeling op verdere werklast voor de Belastingdienst? Kan worden gesteld dat administratieve lasten op deze wijze slechts worden verschoven van ondernemer naar overheid?
De leden van de BBB-fractie steunen de kritische houding van het kabinet jegens dit voorstel zoals uiteengezet op pagina’s 6, 7 en 8 van het fiche.