Voortgangsrapportage Strategische agenda Ondernemingsklimaat
Bedrijfslevenbeleid
Brief regering
Nummer: 2024D01653, datum: 2024-01-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32637-593).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Kader ‘Beleidskeuzes uitgelegd’
- Advies Acceleratie Maatschappelijk Verdienvermogen
- Beslisnota inzake Voortgangsrapportage Strategische agenda Ondernemingsklimaat
- Eindrapport “Strengere richtlijnimplementatie en impact ondernemingsklimaat 2019-2023
- Monitor Ondernemingsklimaat 2023
Onderdeel van kamerstukdossier 32637 -593 Bedrijfslevenbeleid.
Onderdeel van zaak 2024Z00699:
- Indiener: M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2024-01-30 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-02-06 17:00: Procedurevergadering commissie Economische Zaken en Klimaat (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2024-02-15 18:00: Verdienvermogen van Nederland (Commissiedebat), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2024-02-29 12:35: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-03-13 12:00: Procedurevergadering Economische Zaken en Klimaat (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2024-11-07 10:00: Economische Veiligheid en strategische autonomie (Commissiedebat), vaste commissie voor Economische Zaken
- 2024-11-14 13:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
32 637 Bedrijfslevenbeleid
Nr. 593 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 januari 2024
Het zijn de ondernemers – van groot tot klein en van multinationals tot startups – die onze welvaart mogelijk maken. Bedrijven zorgen voor meer dan twee derde van de banen in Nederland,1dragen bij aan de financiering van onze publieke voorzieningen zoals zorg en het onderwijs, en zorgen er ook voor dat ons eten in de supermarkt ligt. Tegelijkertijd dragen ondernemers ook bij aan brede welvaart, bijvoorbeeld door te werken aan innovaties voor de circulaire economie- en klimaattransitie of in de zorg, door mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt een kans te bieden te participeren, en door maatschappelijk verantwoord te ondernemen. Ons bedrijfsleven is van doorslaggevend belang om onze huidige welvaart te behouden en verder te versterken.
Het is goed om ons dat te realiseren en het bedrijfsleven de waardering te geven die het verdient. Dat begint met goed naar elkaar luisteren. Het afgelopen jaar heb ik veel gesprekken gevoerd: tijdens bedrijfsbezoeken en overleggen met ondernemers, met grote en kleine bedrijven, ondernemersverenigingen, financiers en wetenschappers. Ik begin deze brief daarom met het onderstrepen van het belang van waardering en dialoog met het bedrijfsleven, om gezamenlijk de uitdagingen van deze tijd aan te gaan waarbij we streven naar stabiliteit en voorspelbaarheid. Tegelijk zijn er grote uitdagingen waar we op moeten reageren en iedereen aan moet bijdragen, ook bedrijven. Stabiliteit bewaken hierin vraagt om zorgvuldigheid en de juiste maatvoering, door zowel kabinet als de Kamer. Het zoeken is voortdurend naar de juiste balans.
We zijn nu ruim een jaar verder sinds de publicatie van mijn Strategische agenda voor het ondernemingsklimaat in Nederland2 (hierna: Strategische agenda) en we nemen stappen om de belangrijke vraagstukken waar ook ondernemers last van hebben aan te pakken. Maar mijn zorgen over het ondernemingsklimaat zijn nog niet weg. Dit komt mede door de vele signalen die ik ontvang ondanks de relatief hoge plaats van Nederland op de ranglijsten. Met deze «Voortgangsrapportage Strategische agenda voor het ondernemingsklimaat in Nederland» informeer ik uw Kamer, mede namens de Staatssecretaris van Fiscaliteit en Belastingdienst, over de staat van het ondernemingsklimaat, de voortgang van de Strategische agenda en de motie inzake een ondernemersakkoord.3
Staat van het ondernemingsklimaat
Om tot een periodiek, evenwichtig en actueel instrument te komen over de stand van zaken, heb ik afgelopen jaar gewerkt aan een Monitor Ondernemingsklimaat (hierna: de monitor, zie ook de bijlage). Deze brengt het ondernemingsklimaat in kaart op micro-, meso- en macroniveau. Uit de eerste editie van de monitor blijkt dat Nederland beschikt over een solide ondernemingsklimaat. De monitor wijst uit dat meer dan driekwart van de bevraagde ondernemers het Nederlandse ondernemingsklimaat een voldoende gaf. Uit internationale ranglijsten blijkt ook dat het Nederlandse ondernemingsklimaat er goed voorstaat.4 De Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) ziet dat Nederland als vestigingsland over het algemeen nog steeds relatief goed wordt beoordeeld door reeds gevestigde buitenlandse bedrijven. De bedrijvigheid lijkt op peil te blijven.
Er zijn echter ook belangrijke aandachtspunten. Het kabinet kijkt met zorg naar schaarste aan voldoende personeel of ruimte (ook stikstof- en milieuruimte), naar de netcapaciteit en teruglopende onderwijsscores. De uitdagingen die dit met zich meebrengt raken het ondernemingsklimaat en hebben grote maatschappelijke impact. Voorspelbaarheid in fiscaal beleid is ook van groot belang. Het aanpassen van fiscale wetgeving is idealiter gebaseerd op een analyse van de bijdrage van een fiscale wet aan een beleidsdoel en de te verwachten gevolgen voor burgers, bedrijven, de economie, de overheidsbegroting en uitvoeringsorganisaties. De recente amendementen op het Belastingplan 2024 liepen vooruit op dergelijke analyses en gingen daarmee ten koste van voorspelbaar fiscaal beleid.
Uit de monitor blijkt dat de waardering van het Nederlandse ondernemingsklimaat onder bedrijven gedurende het afgelopen jaar is afgenomen. Zo is het gewogen gemiddelde rapportcijfer gedaald naar een 6,4 ten opzichte van een 6,7 vorig jaar. Het belastingklimaat, uitvoerbaarheid van regelgeving, financiering en durfkapitaal, voorspelbaarheid en stabiliteit van beleid en het sentiment over het bedrijfsleven komen naar voren als verbeterpunten.De NFIA ziet dat knelpunten in het vestigingsklimaat in toenemende mate van (negatieve) invloed zijn op de aantrekkelijkheid van Nederland. Zij ziet dit terug in de potentiële investeringen en dit blijkt uit de vele contacten die zij met mogelijke en huidige investeerders hebben en de signalen die ze van hen krijgen.5 De combinatie van de recente resultaten van de monitor, het onderzoek naar de redenen waarom bedrijven uit Nederland vertrekken of bedrijfsonderdelen verplaatsen,6 het Jaarbericht van het Nederlands Comité voor Ondernemerschap,7 consultatiebijeenkomsten en de signalen van het bedrijfsleven geeft het beeld dat er nog veel moet gebeuren om de randvoorwaarden van het ondernemingsklimaat te verbeteren.
Het ondernemingsklimaat in perspectief
Een sterk ondernemingsklimaat is essentieel om de ambities van het kabinet om een toekomstbestendige economie met maximale brede welvaart te realiseren. Het draagt bij aan innovaties en verduurzaming, stimuleert ondernemerschap en investeringen in nieuwe technologieën en duurzame toekomstbestendige praktijken. Dit alles draagt bij aan de sterke positie van Nederland in een weerbaar Europa met een economie die innovatief en duurzaam is, en waar de samenleving van meeprofiteert. Investeren in de economie gaat om meer dan economische groei. Het gaat over de kwaliteit van leven hier en nu, maar ook in de toekomst en elders in de wereld. Brede welvaart staat centraal in de visie van het kabinet op de economie. Het gaat niet alleen om het bbp: brede welvaart wordt niet slechts gemeten in economische termen, maar ook in termen van maatschappelijk welzijn en ecologische verantwoordelijkheid.8
Onze economie staat voor vele uitdagingen en de wereld staat niet stil. De geopolitieke ontwikkelingen en het daarmee gepaard gaande veranderende mondiale speelveld hebben impact op het Nederlandse verdienvermogen en ondernemingsklimaat. Alle bedrijven die in Nederland gevestigd zijn, merken de gevolgen van deze externe factoren. Bovendien zitten concurrerende economieën ook niet stil en nemen zij maatregelen die tot een pull-effect kunnen leiden voor bedrijven. Dit kan bijvoorbeeld gaan om subsidies. Dergelijke maatregelen beïnvloeden ons gelijke speelveld binnen en buiten Europa. Een sterke interne markt en openheid naar derde landen moeten het uitgangspunt zijn van ons handelen. De interne markt van de EU biedt namelijk de schaalvoordelen, economische macht en geopolitieke kracht om ook de Nederlandse belangen het beste te kunnen dienen. Bij een sterke interne markt hoort een gelijk speelveld voor zowel bedrijven in Nederland als in de rest van de EU, waar barrières zoveel mogelijk worden voorkomen en bedrijven gelijke kansen hebben om internationaal te ondernemen. Dit versterkt zowel onze eigen positie binnen Europa, als ook de Europese concurrentiepositie. Tegelijkertijd is er toenemende aandacht voor het versterken van onze open strategische autonomie en economische veiligheid. Alleen als we voldoende weerbaar zijn, kunnen we immers een gezond ondernemingsklimaat borgen.
Als we een economie willen die klaar is voor de toekomst dan moeten we de koers aanpassen. Dat betekent kijken waar we samen met het bedrijfsleven kansen kunnen pakken en investeren in technologieën waar we een groot belang zien voor onze economie, maatschappij en veiligheid in de toekomst. Daarbij hoort dat we bedrijfsactiviteiten stimuleren die cruciaal zijn voor het realiseren van deze ambitie. Voor het bevorderen van een gezonde economische dynamiek betekent dat ook dat bedrijven die niet of in mindere mate in dit toekomstige beeld passen hun strategie hierop zullen moeten aanpassen, om aan scherpere normen te voldoen en beprijzing van vervuiling te kunnen betalen. Als dat niet lukt zullen ze hun activiteiten afbouwen. Een toekomstbestendige economie is innovatief, duurzaam, weerbaar en laat de samenleving voldoende meeprofiteren.9
Het kabinet kijkt vanuit deze invalshoek welke groeimarkten hierbij passen, zodat kansrijke markten voor toekomstig verdienvermogen gekoppeld worden aan de sterktes van onze economie. Ik heb uw Kamer eind 2023 een onderzoek naar deze groeimarkten gestuurd10 en ook zal ik uw Kamer begin 2024 informeren over een Nationale Technologiestrategie, waarin het kabinet voorstelt extra in te zetten op sleuteltechnologieën die sterk gepositioneerd zijn in Nederland en veel bijdragen aan ons toekomstig verdienvermogen, aan het oplossen van maatschappelijke uitdagingen en/of aan het versterken van onze nationale en economische veiligheid.
Strategische agenda ondernemingsklimaat
Een sterk ondernemingsklimaat begint met goede randvoorwaarden. Zoals stabiel en voorspelbaar (fiscaal) beleid, minder regeldruk, de beschikbaarheid van fysieke ruimte, optimale overheidsdienstverlening die de behoefte van ondernemers centraal stelt met inachtneming van publieke belangen, goede toegang tot financiering en voldoende personeel voor de digitale- en energietransitie en de transitie naar een circulaire economie. Het blijft hierbij expliciet van belang om oog te houden voor het mkb. Ook in de EU zetten we ons in voor betere randvoorwaarden, zoals bijvoorbeeld in het steunpakket voor kleine en middelgrote ondernemingen.11
Daarom heeft het kabinet de afgelopen tijd aan de Strategische agenda gewerkt. Enkele behaalde resultaten: opzetten van de Monitor Ondernemingsklimaat, nieuw beleid op het gebied van startups en scale-ups12 en meer gericht investeren, de Actieagenda mkb-dienstverlening, het Actieplan groene en digitale banen, investeringen via het European Tech Champions Initiative (ETCI), een onderzoek binnen zes sectoren dat inzichtelijk heeft gemaakt welke verplichtingen ondernemers als meest belastend ervaren en de ontwikkeling van de website regeldrukmonitor.nl. De regeldrukmonitor biedt inzage in de ontwikkeling van de regeldrukkosten als gevolg van nieuwe wet- en regelgeving en in de voortgang van het Rijksbrede regeldrukprogramma.
We zijn er echter nog niet. Wat ik voor het ondernemingsklimaat in de toekomst wens is meer samenwerking, meer oog voor brede welvaart en ook stabiliteit in overheidsbeleid. De komende tijd ga ik door met het organiseren van de dialoog met het bedrijfsleven en hun vertegenwoordigers en zal het kabinet gericht blijven investeren in innovatie, duurzaamheid en weerbaarheid, hierbij oog houdend dat de nationale inzet verbonden is aan de internationale inzet. Een derde deel van onze welvaart verdienen we immers met over de grens ondernemen.13 Op de cruciale factoren voor het ondernemingsklimaat uit de Strategische agenda en de bijbehorende acties verwacht ik dat komend jaar tevens belangrijke stappen kunnen worden gezet. Voorbeelden zijn onder andere het verder uitwerken van de financieringshub en het verbeteren van het bestaande instrumentarium voor goede regelgeving, om zo een betere inschatting te kunnen maken van de impact op het ondernemingsklimaat van eventuele strengere nationale implementatie van EU regelgeving. Dit inzicht helpt bij het maken van de juiste keuzes. Daarnaast werkt het kabinet onder andere aan het aanpakken van het tekort aan capaciteit op het energienet met het landelijk actieprogramma netcongestie, en uitvoering van de Actieagenda mkb-dienstverlening.
Om blijvend de aandacht op het ondernemingsklimaat te vestigen en te monitoren of de acties nog steeds aansluiten, is het van belang om jaarlijks een rapportage te presenteren van hoe het ondernemingsklimaat zich ontwikkelt. Op basis van de monitor en signalen kijk ik ook naar eventuele bijsturing van mijn Strategische agenda, maar het nieuwe kabinet zal zich buigen over verdere beleidvorming. Een aantrekkelijk ondernemingsklimaat is een zaak van het hele kabinet, de Rijksoverheid, regionale overheden en van het gehele bedrijfsleven. Overheid en bedrijfsleven zullen elkaar, ieder vanuit de eigen positie, moeten versterken. Daarom ga ik verkennen of het in aansluiting op de Strategische agenda van toegevoegde waarde is en wat er nodig is om een wederkerig en breed ondernemersakkoord te formuleren tussen overheid en bedrijfsleven.14 Het verder uitwerken of sluiten van een «ondernemersakkoord» is aan het volgende kabinet.
In bijlage vindt u de concrete resultaten en voortgang op de acties die ik heb geformuleerd in de Strategische agenda. Tevens stuur ik u (1) de uitkomsten van de eerste editie van de Monitor Ondernemingsklimaat, (2) de uitkomsten van een probleem verkennend onderzoek naar de wijze van nationale implementatie van Europese richtlijnen en (3) het rapport Acceleratie Maatschappelijk Verdienvermogen. Op 24 oktober 2023 bent u reeds geïnformeerd over de opzet van de Monitor Ondernemingsklimaat en het onderzoek naar de motieven van bedrijven om bedrijfsonderdelen te verplaatsen naar het buitenland dan wel geheel uit Nederland te vertrekken. Deze brief volgt op mijn eerdere brieven van april 2022, oktober 2022 en oktober 2023 over dit onderwerp.15 In het eerste kwartaal 2024 zal ik namens het kabinet ook reageren op het WRR-rapport «Goede Zaken. Naar een grotere maatschappelijke bijdrage van ondernemingen».16
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens
Resultaten en voortgang Strategische agenda Ondernemingsklimaat
Dit hoofdstuk bevat de voortgang en behaalde resultaten van de Strategische agenda van het kabinet om het ondernemingsklimaat te versterken voor het hele bedrijfsleven.
Allereerst een kort overzicht van de Strategische agenda. Deze bestaat uit een drietal elementen:
1) Acties om het inzicht in de ontwikkelingen van het ondernemingsklimaat te verdiepen;
2) De strategische uitgangspunten voor de vernieuwing van het ondernemingsklimaat;
3) De acties op de bepalende factoren van het ondernemingsklimaat. Ook hier is de beweging in gang gezet om de bakens te verzetten.
Onderstaande figuur geeft de Strategische agenda schematisch weer. De uitwerking op de verschillende onderdelen volgt aansluitend.
Beter inzicht | |
• Nieuwe monitor ondernemingsklimaat • Onderzoek naar redenen vertrekkende bedrijven • Impacttoets voor «nationale koppen» op Europese regelgeving • Dialoog met het bedrijfsleven1 |
|
Strategische uitgangspunten | |
• Versterking innovatieve ecosystemen door meer samenwerking en maatwerk sleutelspelers • Gericht oplossen, meer gericht investeren • Voorspelbaar en stabiel beleid, Europese regels en normen als uitgangspunt • Waardering en wederkerigheid |
|
Acties op 10 bepalende factoren met voorbeelden | |
Personeel en talent | Aanpak tekort voor groene en digitale banen |
Financiering | BMKB: extra financiering voor verduurzaming, MKB-financieringsconvenant, IBO bedrijfsfinanciering |
Fiscaliteit | Voorspelbaar, stabiel fiscaal stelsel |
Ruimte voor bedrijven | Meer en kwalitatief goede ruimte |
Infrastructuur | Aanpak capaciteitstekort elektriciteitsnet |
Regeldruk | Merkbaar minder regeldruk door focus op sectoren |
Innovatie en digitalisering | Stimuleren meer inzet op toepassen innovaties met impact |
Ecosysteem start/scale-ups | Stimuleren financiering/beschikbaarheid talent |
Interne markt EU | Aanpak belemmeringen voor transities en arbeidsmobiliteit |
Dienstverlening mkb | Verbetering dienstverlening voor transities en arbeidsmarkt |
1 nieuw toegevoegd in 2023 |
Beter inzicht
Monitor Ondernemingsklimaat
In navolging van mijn Strategische agenda heb ik SEO Economisch Onderzoek en het Amsterdam Centre for Business Innovation van de Universiteit van Amsterdam gevraagd een Monitor Ondernemingsklimaat te ontwikkelen. Doel van deze monitor is om periodiek, evenwichtig en zo actueel mogelijk inzicht te geven in de stand van zaken, opdat ik tijdig kan (bij)sturen waar nodig. Middels een vragenlijst onder zo’n 400 bestuurders en leidinggevenden van Nederlandse bedrijven, (micro)data over de bedrijvendynamiek en een kwalitatieve metastudie van internationale ranglijsten levert de monitor ons feiten en cijfers op over de aantrekkelijkheid van het Nederlandse ondernemingsklimaat, evenals aanknopingspunten voor beleidsmatige verbetering. Op 24 oktober jl. informeerde ik uw Kamer over de componenten van de monitor.17
Voor de microanalyse is gebruik gemaakt van een vragenlijst die onderdeel uitmaakt van de bredere enquête ten behoeve van de Nederlandse Innovatie Monitor 2023 (NIM). Enkele vragen die gesteld zijn in het kader van de eerste Monitor Ondernemingsklimaat, waren vorig jaar reeds opgenomen in de enquête van de NIM. Deze uitkomsten zijn gebruikt om duiding te geven aan de meest recente bevindingen (zoals gedaan is bij het algehele rapportcijfer). De micro-analyse is erop gericht percepties die bedrijven hebben over ondernemen in Nederland actueel in kaart te brengen («Hoe denken bedrijven over het ondernemingsklimaat – in den brede, maar ook op deelfactoren?»). Een (geanonimiseerde) koppeling van de respons aan administratieve bedrijvendata van het CBS maakt het mogelijk om met behulp van een wegingsmodel representatieve uitspraken te doen over het gehele Nederlandse bedrijfsleven (met uitzondering van zzp’ers). Met de meso-analyse, ten tweede, kijken we naar (ontwikkelingen in) de bedrijvigheid in Nederland en hoe deze samenhangt met het ondernemingsklimaat («Welke effecten heeft het ondernemingsklimaat op de bedrijvigheid?»). De macro-analyse beoordeelt het ondernemingsklimaat tenslotte door een internationale lens («Hoe scoort Nederland ten opzichte van andere landen?»). Hierbij baseren we ons met name op internationaal vergelijkende ranglijsten.18 Hoewel de onderliggende cijfers bij publicatie doorgaans gedateerd zijn, dragen dergelijke bronnen wel bij aan het integrale beeld dat we met de Monitor Ondernemingsklimaat willen schetsen. Gezien het belang van een zo compleet mogelijk beeld, hecht ik zeer aan een mix van de meer theoretische ranglijsten en de concrete praktijksignalen. Over het algemeen geldt verder dat het loont de analyses jaar op jaar uit te voeren om de bevindingen ten aanzien van actualiteiten en ontwikkelingen op waarde te kunnen schatten.
Het beeld dat uit de eerste editie van de Monitor Ondernemingsklimaat naar voren komt, sluit over het algemeen aan op eerdere analyses en onderzoek. De voornaamste conclusies luiden als volgt:
− Het gemiddelde rapportcijfer van bedrijven over het ondernemingsklimaat in Nederland is een voldoende. Meer dan driekwart van de bedrijven beoordeelt het ondernemingsklimaat ook met een voldoende. Wel is het totale gewogen gemiddelde rapportcijfer gedaald naar een 6,4 ten opzichte van een 6,7 vorig jaar. En is tegelijkertijd het aantal bedrijven dat een onvoldoende geeft verdubbeld ten opzichte van 2022 tot bijna een kwart van de bedrijven.
− Percepties over de digitale, kennis- en fysieke infrastructuur laten een positief beeld zien. Hetzelfde geldt voor de kwaliteit van leven en de nabijheid van belanghebbenden.19 De energie-infrastructuur behoort tot de elementen die minder goed beoordeeld worden. Bedrijven zien verder het belastingklimaat, faciliterende wetgeving en het sentiment over het bedrijfsleven als voornaamste verbeterpunten.
− Voor wat betreft het belastingklimaat geldt echter dat Nederland in internationale vergelijkingen niet beduidend slechter scoort ten opzichte van vergelijkbare landen. Ook is geen direct verband gevonden tussen lage beoordelingen ten aanzien van het belastingklimaat en overwegingen om activiteiten naar het buitenland te verplaatsen. Voor de elementen belastingklimaat en faciliterende wetgeving geldt dat het belangrijke graadmeters voor de algehele tevredenheid zijn. Mogelijk worden onderwerpen als belastingklimaat of regelgeving – waarbij al snel gedacht wordt aan bedrijfs- en administratieve lasten – per definitie minder positief beoordeeld.
− De voorspelbaarheid van overheidsbeleid is volgens bedrijven in het afgelopen jaar afgenomen. Overheidsbeleid op het gebied van klimaatverandering en omgevingseffecten wordt door een meerderheid van de bedrijven als onvoorspelbaar gezien. Hetzelfde geldt – hoewel in mindere mate – voor belastingbeleid en wetten die van toepassing zijn op het bedrijfsleven.
− Ongeveer een op de zes bedrijven overweegt verplaatsing van activiteiten naar het buitenland. Voor alle onderzochte bedrijfscategorieën geldt dat een ruime meerderheid niet overweegt om in de komende twee jaar (een deel van de) bedrijfsactiviteiten naar het buitenland te verplaatsen. Ongeveer 16 procent overweegt dit regelmatig, vaak of voortdurend wel te doen – een percentage dat overigens min of meer gelijk is aan het aandeel dat dit vorig jaar aangaf. Onder organisaties die hoofdzakelijk internationaal actief zijn, overweegt 33 procent dit regelmatig of vaker; een lichte stijging ten opzichte van vorig jaar.
− CBS-statistieken over de bedrijvigheid in Nederland laten vooralsnog weinig volatiliteit zien. Het aantal bedrijfsoprichtingen lag in de afgelopen jaren vaak iets hoger dan het aantal opheffingen, waardoor de bedrijvenpopulatie gestaag is toegenomen. De turbulentie (lees: de mate waarin de Nederlandse bedrijvenpopulatie ververst) is over het algemeen zeer stabiel. Deze patronen zijn passend bij een omgeving waarin voldoende kansen zijn voor bedrijven en een gezonde mate van concurrentie. Wel dient dit beeld met enig voorbehoud geïnterpreteerd te worden. Het is de verwachting dat verbeteringen dan wel verslechteringen van het ondernemingsklimaat pas op termijn zichtbaar worden in statistieken over de bedrijvigheid.
− In internationaal opzicht scoort de Nederlandse concurrentiepositie nog steeds goed. Twee erkende voorbeelden van ranglijsten op dit gebied zijn de Global Competitiveness Index (GCI) en de World Competitiveness Ranking (WCR). Sinds 2015 behoort Nederland in de GCI consistent tot de top zes. In de WCR schommelt de positie van Nederland in de laatste vijf edities tussen plek zes en vier. In de Global Innovation Index (GII) bevindt Nederland zich al jaren in de top tien; wel lijkt vanaf 2018 een dalende trend te zijn ingezet. De Europese Regional Competitiveness Index (RCI) laat verder zien dat Utrecht sinds 2016 onveranderd op de eerste plaats staat en vrijwel alle Nederlandse provincies over de periode 2016 tot en met 2022 in positie stijgen. Vijf Nederlandse provincies staan momenteel in de top tien. Uit de macroanalyse, die naast bovengenoemde ranglijsten ook op andere bronnen is gebaseerd, blijkt dat het belastingklimaat, de uitvoerbaarheid van regelgeving, de langetermijnvisie van de overheid, het sentiment over het bedrijfsleven, durfkapitaal en financiering kunnen worden bestempeld als aandachtspunten.20
Met name de recent afgenomen waardering van het ondernemingsklimaat – zowel in algemene zin als op deelfactoren – baart mij zorgen en onderstreept eens te meer nut en noodzaak van het verder werken aan een sterk ondernemingsklimaat en verbetering van de randvoorwaarden voor ondernemerschap. De bevindingen van de eerste editie van de monitor, waaronder ook de geïdentificeerde aandachtspunten, neem ik daarbij ter harte en sluiten in grote mate aan bij huidig beleid. De komst van deze monitor neemt niet weg dat het cruciaal blijft om ook direct met het bedrijfsleven in dialoog te blijven. Immers, de (verdere) impact van recente ontwikkelingen op het ondernemingsklimaat zoals bijvoorbeeld die omtrent de fiscale regelingen (inkoopfaciliteit eigen aandelen en 30%-regeling), toenemende netcongestie en/of actualiteiten in internationale context zijn in deze monitor (nog) niet (geheel) zichtbaar. Ik baseer mij graag op de uitkomsten van deze monitor om mijn dialoog met het bedrijfsleven verdere invulling te geven.
Ik ben ervan overtuigd dat de Monitor Ondernemingsklimaat ons helpt in het vormen van een integraal, maar op punten juist ook gedetailleerd, beeld over de staat van ons ondernemingsklimaat. Het nut van een monitor wint aan kracht door herhaling van dit soort metingen. Bij het voorzetten van de monitor zullen we blijven bezien hoe deze verder kan worden ontwikkeld. Zo vormen de uitkomsten ten aanzien van het thema belastingbeleid aanleiding voor onderzoek om meer inzicht te verkrijgen in de achterliggende redenen waarom belastingbeleid op punten laag scoort. In aanvulling op het monitoringsrapport dat ik uw Kamer bij deze toestuur, zal ik op de website «Bedrijvenbeleid in beeld» nog in het eerste kwartaal van dit jaar een bijbehorend dashboard publiceren. In dit dashboard breng ik de resultaten van deze eerste editie overzichtelijk en toegankelijk in kaart. Ik ben voornemens het dashboard jaarlijks bij te werken.
Onderzoek vertrekkende bedrijven
Zoals ik uw Kamer eerder heb geïnformeerd, heb ik naar aanleiding van de motie van het lid Van Haga21 Buck Consultants International (BCI) opdracht gegeven om onderzoek te doen naar de voornaamste redenen waarom bedrijven uit Nederland vertrekken of bedrijfsonderdelen uit Nederland verplaatsen.22 BCI concludeert op basis van 17 interviews dat de geïnterviewde bedrijven vooral in het accommoderen van groei knelpunten ondervinden in Nederland. Veelgenoemde factoren zijn beperkt beschikbare fysieke ruimte, onvoldoende aanbod van huisvestingsmogelijkheden voor talent, lange realisatietermijnen van nieuwe investeringen en tekort aan netcapaciteit. Voor de bedrijven in de onderzoekspopulatie geldt dat dit niet per definitie leidt tot vertrek van bestaande bedrijfsactiviteiten naar buitenland, maar betekent het wel dat nieuwe investeringen vaker in het buitenland plaatsvinden. Verder concludeert BCI dat een beslissing tot verplaatsing meestal het gevolg is van een mix van factoren, dat de aanleiding in bijna alle gevallen bedrijfsspecifiek is en dat ons ondernemingsklimaat op zich niet zozeer doorslaggevend is.
Impacttoets Ondernemingsklimaat
Eén van de strategische uitgangspunten voor de vernieuwing van het vestigings- en ondernemingsklimaat is meer stabiliteit in overheidsbeleid voor bedrijven.23 Om dit te realiseren is van belang dat Nederland Europese regels en normen als uitgangspunt neemt, terughoudend is bij het zetten van nationale koppen op Europese regels, en zo mogelijk kiest voor implementatie van Europese regels die de minste lasten oplegt aan de door de regeling geraakte bedrijven.24 Het beginsel van lastenluwe implementatie is geformuleerd in de verzamelbrief Regeldruk van 12 september 2013 en sinds 2018 ook vastgelegd in Aanwijzingen voor de regelgeving, waarin staat dat de Nederlandse wetgever EU-regelgeving in beginsel lastenluw implementeert.25 Verder schrijft deze aanwijzing voor dat indien wordt afgeweken van dit beginsel, dit expliciet vermeld dient te worden in de toelichting en de overwegingen geschetst dienen te worden die tot deze keuze hebben geleid.
Voor het geval dat strengere nationale invulling van Europese regelgeving (ook wel genoemd «nationale kop») toch nodig wordt geacht, heb ik aangekondigd een «Impacttoets ondernemingsklimaat» in te richten.26 Het doel van een «impacttoets ondernemingsklimaat» is om bij toekomstige wetgeving vooraf een inschatting te maken van de gevolgen van de strengere Nederlandse invulling van Europese regelgeving op de internationale concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven. Een «impacttoets ondernemingsklimaat» is erop gericht de afwegingen rondom het introduceren van de strengere implementatie beter inzichtelijk te maken. Dit staat naast het bestaande uitgangspunt om «lastenluw» te implementeren.
Naar aanleiding van mijn eerdere aankondiging van een «impacttoets ondernemingsklimaat» heb ik Deloitte opdracht gegeven een probleemverkennend onderzoek te doen naar strengere nationale implementatie van Europese richtlijnen, de impact ervan op het ondernemingsklimaat en de inzichtelijkheid van de beleidsafweging, over de periode van 2019 tot en met 2023. Het doel van het onderzoek is om een indicatie te krijgen van eventuele strengere implementatie van Europese regelgeving door het kabinet en hoe een «impacttoets ondernemingsklimaat» zou kunnen worden ingericht. Deloitte heeft, ondersteund met Kunstmatige Intelligentie (AI), een analyse gemaakt van de memories van toelichting bij wetten die in werking zijn getreden van circa 1/1/2019 tot en met 1/1/2023.27 In het onderzoek zijn alleen de memories van toelichting van wet- en regelgeving van het kabinet opgenomen. Hieronder vallen dus niet memories van toelichtingen van initiatiefwetten van de Tweede Kamer, nota’s naar aanleiding van verslag, en amendenten van de Tweede Kamer. Het is mogelijk dat strengere implementatie ontstaat na amendement van de Tweede Kamer, maar dit is geen onderdeel geweest van dit onderzoek.
Mogelijke strengere implementatie van EU-wetgeving
Deloitte constateert in haar onderzoeksrapport dat er geen eenduidige definitie is van het in de onderzoeksopdracht gebruikte begrip «nationale kop». Deloitte richt zich daarom op de keuzes die zijn gemaakt bij de implementatie van Europese richtlijnen en die hebben geresulteerd in strengere nationale regelgeving dan de Europese richtlijn strikt genomen minimaal vereist. Dit hangt samen met het hiervoor gebruikte concept van (niet) lastenluw implementeren. Onderdeel hiervan zijn de keuzes bij de invulling van de beleidsruimte en de lidstaatopties die de Europese richtlijnen bieden. Uit een populatie van 1.115 wetten, waarvan 286 zien op de implementatie van een richtlijn en betrekking hebben op ondernemers, identificeert Deloitte 16 wetten als mogelijke strengere implementatie (6%), hiervan hebben 5 wetten geen structurele regeldrukgevolgen. Het gaat hierbij niet alleen om wetten die als doel hebben EU-richtlijnen te implementeren (implementatietrajecten), maar ook om wijzigingen van reeds bestaande nationale implementatiewetten.
Verbetering transparantie en inzichtelijkheid en effect van implementatiekeuzes
Volgens Deloitte wordt bij 7 van de 16 geïdentificeerde wetten (44%) niet duidelijk vermeld in de memorie van toelichting dat er wordt afgeweken van een minimale implementatie. Op basis hiervan concludeert Deloitte dat transparantie over de implementatiekeuze en de gemaakte beleidsafweging kan worden verbeterd. Deloitte stelt daarnaast vast dat bij 10 van de 16 geïdentificeerde wetten (63%) de termen «ondernemingsklimaat», «vestigingsklimaat», «concurrentiepositie» en «bedrijfseffecten» niet worden genoemd in de memorie van toelichting. Dit suggereert op het eerste gezicht dat de gevolgen van de gemaakte implementatiekeuzes voor het ondernemingsklimaat en internationale concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven onvoldoende expliciet zijn gemaakt. In het onderzoek is echter niet nagegaan of het ontbreken van deze trefwoorden bewijst dat in de betrokken gevallen geen aandacht is gegeven aan de gevolgen voor het ondernemingsklimaat bij de gemaakte beleidskeuzes. Wel kan hieruit worden afgeleid dat de wijze waarop de impact op het ondernemingsklimaat en de internationale concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven niet met eenduidige terminologie wordt beschreven. Het gebruik van een meer uniforme terminologie zou de inzichtelijkheid en transparantie van de impact op het ondernemingsklimaat ten goede komen, aldus de onderzoekers.
Aanbevelingen impacttoets
Bij de onderzoeksopdracht is aan de onderzoekers de vraag meegegeven om naar aanleiding van de bevindingen eventuele aanbevelingen te doen ten aanzien van de vormgeving en inrichting van de impacttoets ondernemingsklimaat. In reactie hierop doet Deloitte aanbevelingen over de vormgeving van een impacttoets waarmee de inzichtelijkheid en transparantie rondom strengere implementatiekeuzes wordt verbeterd. Verder beveelt Deloitte aan om het begrip nationale kop duidelijk te definiëren zodat helder is in welke gevallen de impacttoets moet worden toegepast. Daarnaast raadt Deloitte aan om een «impacttoets» toe te passen in de gevallen waar sprake was van een strengere implementatie die al in de Nederlandse wetgeving was opgenomen voordat de betreffende EU-richtlijn tot stand kwam.
Kabinetsreactie
Al met al kan worden geconcludeerd dat Europese wet- en regelgeving veelal (conform kabinetsbeleid en de bepalingen daarover) lastenluw wordt geïmplementeerd. Uit deze probleem-verkennende inventarisatie volgt dat in de afgelopen vier jaar slechts 16 van de 286 wetten die zien op de implementatie van een richtlijn en betrekking hebben op ondernemers mogelijk strenger zijn geïmplementeerd, waarvan 5 wetten geen structurele regeldrukkosten meebrengen. Ook hebben sommige van de 16 geïdentificeerde wetten positieve effecten op het ondernemingsklimaat. Daarbij is het ook van belang dat EU-richtlijnen tijdig worden omgezet en niet onnodig worden belast met vertragende procedures die de tijdige omzetting in gevaar kunnen brengen. Dit leidt tot de conclusie dat het opzetten van een aparte impacttoets in het Rijksbrede kader niet effectief en proportioneel is voor de beperkte groep wetten per jaar die in aanmerking komen. Dat geldt ook voor het instellen voor een aparte Raad voor de uitwerking van deze impacttoets.28 Hierbij is het evenwel van belang om een inschatting te kunnen maken van de gevolgen van de strengere Nederlandse invulling van Europese regelgeving op de internationale concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven en het ondernemingsklimaat, zoals ook aangegeven in mijn Strategische agenda.
In het licht van bovenstaande zijn daarom enige verbeteringen denkbaar met betrekking tot de transparantie en inzichtelijkheid van de implementatiekeuzes, de impact op het ondernemingsklimaat en de gemaakte beleidsafweging. Verder dient er, naast lastenluwe implementatie, ook oog te zijn voor de mogelijke impact op het ondernemingsklimaat en de internationale concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven. In sommige gevallen kunnen de (nalevings)lasten beperkt zijn, maar kunnen er wel gevolgen zijn voor het ondernemingsklimaat en de internationale concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven.
Op dit moment bestaat al een uitgebreid instrumentarium voor het ontwerpen van nieuwe wet- en regelgeving, namelijk onder meer het Beleidskompas, de Bedrijfseffectentoets (BET), de Aanwijzingen voor de regelgeving en het toezicht daarop door de ATR. Ik wil kijken hoe dit bestaande instrumentarium kan worden gebruikt om transparantie over de implementatiekeuze, mogelijke impact op het ondernemingsklimaat en de beleidsafweging verder te verbeteren. Het is hierbij niet mijn bedoeling om elk individueel aspect van het ondernemingsklimaat te laten toetsen. Mijn eerste inschatting is dat het aanpassen van de vragen en toelichting in de BET de beste route is. Daarbij moet de uitvoerbaarheid en de haalbaarheid binnen het implementatietraject in het oog gehouden worden. Zo geldt voor implementatietrajecten dat tijdens het opstellen van implementatiewetgeving in het algemeen nog niet vaststaat welke keuzes andere lidstaten maken waardoor het lastig is om de gevolgen van een implementatiekeuze voor de concurrentiepositie in te schatten. In samenwerking met andere ministeries ga ik kijken hoe ik het bestaande instrumentarium het beste kan aanpassen en ik zal uw Kamer voor de zomer hierover informeren.
Dialoog met het bedrijfsleven
Ik ben intensief in contact met het bedrijfsleven. Goed luisteren en met elkaar in gesprek zijn is cruciaal. De inzichten uit deze bijeenkomsten en gesprekken gebruik ik om mijn inzet verder aan te scherpen. Het afgelopen jaar heb ik diverse (thema)sessies met bedrijven en hun vertegenwoordigers georganiseerd over onderwerpen die belangrijk zijn voor het ondernemingsklimaat. Denk bijvoorbeeld aan verduurzaming van het mkb, regeldruk, netcongestie, maatschappelijk verantwoord ondernemen, alternatieve financiering, de nationale technologiestrategie, economische veiligheid, toegang tot grondstoffen en het perspectief op de economie. Ik heb gesproken met multinationals, familiebedrijven, het mkb, wetenschappers, belangenorganisaties, ngo’s en vakbonden en andere stakeholders. Ook heb ik vele bedrijfsbezoeken afgelegd door het hele land. Ik zie daarbij dat ondernemers tegen obstakels aanlopen die hen belemmeren te doen waar ze goed in zijn, bijvoorbeeld bij uitbreiding of verduurzaming van hun bedrijf.
Daarnaast is tijdens de begrotingsbehandeling 2023 door uw Kamer een motie aangenomen om mogelijk te komen tot een ondernemersakkoord tussen overheid en ondernemers om het vestigings- en ondernemingsklimaat te versterken.29 Een ondernemersakkoord kan zeker bijdragen om onze doelen te behalen, maar kent ook beperkingen vanwege de noodzaak tot afbakening langs de lijnen van mijn Strategische agenda Ondernemingsklimaat. Daarom ga ik verkennen of en hoe – in aansluiting op de Strategische agenda – een wederkerig ondernemersakkoord tussen overheid en ondernemers van meerwaarde kan zijn voor het behalen van gemeenschappelijke doelen en hoe het bedrijfsleven hier tegenaan kijkt. Ik betrek dit bij mijn gesprekken met ondernemersorganisaties en het bedrijfsleven, maar het is ook essentieel om dit breder te bespreken zoals met sociale partners en andere relevante partijen. In de komende periode ga ik actief aan de slag om concrete stappen ten aanzien van deze verkenning te zetten. Het is mijn intentie om dit proces zorgvuldig te doorlopen en de resultaten van deze verkenning tijdig gereed te hebben zodat het volgende kabinet kan beslissen wat er nodig is om te komen tot een ondernemersakkoord.
Strategische uitgangspunten
Versterking innovatieve ecosystemen en maatwerk sleutelspelers
Nederland is sterk in samenwerking tussen grote, kleinere en startende bedrijven, kennisinstellingen, overheden en andere belanghebbenden. Het kabinet wil de samenwerking versterken en kennis delen, met een flexibele rol van de overheid en nadruk op samenwerking tussen Rijk en regio. Op verschillende manieren ben ik hiermee bezig, twee voorbeelden:
1. Startups en scale-ups
Startups en scale-ups hebben een unieke rol in innovatieve ecosystemen als aanjagers van innovatie. In mei 2023 heb ik uw Kamer daarom geïnformeerd over het nieuwe beleid op het gebied van startups- en scale-ups.30 Inzet van dit beleid is om het ecosysteem voor startups en scale-ups uit te bouwen tot het beste van Europa, om zo meer innovatieve koplopers op terreinen waarin Nederland leidend kan zijn te creëren. Om dit te realiseren is het Techleap.nl programma voor een periode van 3 jaar verlengd. In het beleid komt meer focus te liggen op doorgroei van kennisintensieve startups en het creëren van meer maatschappelijke en economische impact. Ook bevat dit beleid een strategie om de toegang tot (durf)kapitaal, één van de belangrijke factoren voor een goed startup- en scale-upklimaat, te verbeteren. Daarnaast blijven we inzetten op betere toegang tot talent, financiering, kennis, internationale netwerken en markten en tot de overheid. Onder andere op de maatregelen die noodzakelijk zijn om grote impact te maken, de zogenaamde. «gamechangers» zoals medewerkersparticipatie, investeringen door pensioenfondsen en een betere valorisatiepraktijk.
2. Netherlands Foreign Investment Agency
De strategie 2020–2025 van de Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) past ook bij het versterken van onze innovatieve ecosystemen. Onder de noemer «from volume to value» richt NFIA zich samen met de partners van het Invest in Holland netwerk op het meer strategisch acquireren van bedrijven die Nederland kunnen helpen met innovatie, digitalisering en verduurzaming. Daarbij wordt nadrukkelijk gekeken naar investeringsprojecten die bestaande Nederlandse ecosystemen verder kunnen ontwikkelen en versterken. Daarnaast is als onderdeel van de hernieuwde strategie verdere focus aangebracht in de contacten met reeds in Nederland gevestigde bedrijven.31
Gericht oplossen en meer gericht investeren
Bedrijven lopen soms tegen knelpunten op waar ze niet meer uit komen. Zoals aangegeven in de Strategische agenda wil ik een aanpak te ontwikkelen waarbij deze knelpunten in samenwerking met andere departementen, regionale overheden en private partijen in kaart worden gebracht om oplossingen te vinden. De uitdaging hierbij is concrete oplossingen te vinden die voor meerdere bedrijven toepasbaar zijn. Op verschillende manieren ben ik hiermee bezig:
1. Acceleratie maatschappelijk verdienvermogen en pilot versnellingstafels
Vanuit de Kennis- en Innovatie Agenda Maatschappelijk Verdienvermogen is de Stuurgroep Acceleratie Maatschappelijk Verdienvermogen gevormd die het initiatief heeft genomen een advies te formuleren voor een aanpak van specifieke bedrijven, die een oplossing bieden voor urgente maatschappelijke opgave, sneller in staat te stellen om hun innovaties op te schalen naar de markt. Op hoofdlijnen zijn er twee knelpunten geïdentificeerd: 1) de gewenste financiering van de opschaling van deze bedrijven waardoor de ontwikkeling van het bedrijf en de benodigde financiering niet «synchroon» loopt met wat gebruikelijk is in de markt en 2) het gebrek aan doorzettingskracht om nieuwe innovatieve oplossingen versneld in te kunnen voeren of te vermarkten. Met «doorzettingskracht» wordt hier bedoeld om op een systematische manier een aanpak te organiseren waardoor de gesignaleerde knelpunten rond bijvoorbeeld vergunningsprocedures, bureaucratische belemmeringen en praktische zaken kunnen worden opgelost. Dus korte lijnen tussen alle betrokkenen. Uit dit advies bleek dat dit niet eenvoudig op te lossen is en vaak complexe vraagstukken betreft. Ik heb het voornemen om dit jaar samen met de ROM’s en InvestNL enkele pilots te starten om ervaring op te doen hoe we het best dergelijke uitdagingen kunnen oplossen.
2. Sustainable scale up foundation
Ik stimuleer innovatieve startups, scale-ups en mkb met oplossingen voor concrete knelpunten. Hierbij koppel ik deze innovators aan andere relevante stakeholders om innovatieve oplossingen voor concrete knelpunten versneld op te schalen. De uitvoering is belegd bij de stichting Sustainable Scale-up Foundation die nauw samenwerkt met het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK), het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en vele regionale partijen en ondernemers. De rol die Sustainable Scale-up Foundation vervult is een onafhankelijke broker in een vroege turbulente fase van marktontwikkeling, waarbij op flexibele en bottom-up wijze «coalitions of the willing» worden gevormd en gefaciliteerd rondom concrete knelpunten. Zo voert Sustainable Scale-up Foundation programma Energie Scale-up gericht op slimme technologische oplossingen bij stroomaansluitingen op bedrijventerreinen waar congestie momenteel een serieus probleem is en een knelpunt vormt als het gaat om een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor ondernemers.
3. Clusterregisseurs
Ik heb recent clusterregisseurs aangesteld voor vijf regio’s, Noord-Nederland, Noordzeekanaalgebied, Rotterdam-Moerdijk, Zeeland/West-Brabant en Chemelot, om de verduurzaming van de industrie te versnellen. Zij gaan sturen op de voortgang van projecten en het oplossen van knelpunten van de specifieke clusters, bijvoorbeeld tussen bedrijven, overheden en netbeheerders rondom investeringen in de energie-infrastructuur.
4. Gericht investeren
Daarnaast investeren we als overheid meer in innovatie, technologie en industriebeleid. Naast initiatieven zoals het Nationaal Groeifonds, InvestNL en gezamenlijke Europese projecten (IPCEI's), zal de regering deelnemen aan het European Tech Champions Initiative (ETCI) met een bijdrage van 100 miljoen euro. Dit bedrag wordt gedekt met generale middelen32 en heeft geen effect op het EMU-saldo. Het ETCI is van oorsprong een initiatief van Frankrijk, Duitsland en EIF dat zich met name richt op cruciale bedrijven in technologiebieden die van belang zijn voor strategische autonomie vanwege het hiermee kunnen behouden en creëren van technologische soevereiniteit. Voor deze scale-up financiering heeft de regering na de ondertekening van de «Joint declaration for a pan European Scale-Up Initiative» begin 2022, de financiële deelname verkend en nu besloten volwaardig aan ETCI deel te nemen. Het ETCI heeft als doel het vergroten van de slagkracht van Europese risicokapitaalfondsen waardoor Europese innovatieve scale-ups minder afhankelijk worden van niet-Europees risicokapitaal. Op dit moment hebben Frankrijk, Duitsland en Spanje ieder een investering van 1 miljard euro toegezegd, alsook Italië 150 miljoen euro en België 100 miljoen euro en de EIB Group 500 miljoen euro. EIF, als onderdeel van de EIB-groep, is de manager van dit fonds. Met de deelname van Nederland komt het totale investeringsvermogen op 3.850 miljoen euro. Verschillende andere EU-lidstaten overwegen om ook te gaan deelnemen. ETCI beoogt in de vervolgfase ook een interessante investeringspropositie voor institutionele beleggers te bieden. ETCI pakt ook substantieel de zwakte aan van het eenzijdige Nederlandse financiële ecosysteem dat een grote focus heeft op bancaire financiering, waardoor het vestigings- en investeringsklimaat in Nederland voor vooral innovatieve ondernemingen en investeerders wordt verbeterd.
Naast hiervoor genoemde investeringen zal de regering 100 miljoen euro toewijzen aan een nieuw fonds om overnames van bedrijven in strategische technologieën door staatsactoren te voorkomen. Met behulp van dit Beschermingsfonds Economische veiligheid kan de overheid investeren in bedrijven die financiële steun nodig hebben en beschikken over technologieën die van vitaal belang zijn voor de nationale veiligheid.
Voorspelbaar en stabiel beleid, Europese regels en normen als uitgangspunt
Eén van de strategische uitgangspunten voor de vernieuwing van het vestigings- en ondernemingsklimaat is meer stabiliteit in overheidsbeleid voor bedrijven.
Bedrijven hebben behoefte aan stabiel en voorspelbaar beleid. In de Strategische agenda zette ik uiteen dat dat inhoudt dat we als overheid consequent in beleid moeten zijn. Het gaat erom om vanuit de overheid meer oog te hebben voor de noodzaak dat bedrijven – juist om de kansen van de transities te benutten – hun bedrijfsvoering tijdig moeten kunnen aanpassen op basis van duidelijke transitiepaden en langetermijndoelstellingen van de overheid. Zekerheid is namelijk van belang voor bedrijven bij grote bedrijfsbeslissingen, zoals over (grote) investeringen die over veel jaren terugverdiend moeten worden. Wanneer ondernemers vertrouwen kunnen hebben in beleid en langetermijnvisie van de overheid zullen zij eerder bereid zijn om ondernemersrisico’s te nemen en te investeren. Het moet aantrekkelijker worden voor bedrijven om in Nederland te investeren en onze internationale concurrentiepositie moet behouden blijven.
Het kabinet heeft steeds oog voor het belang van het bedrijfsleven bij stabiele, voorspelbare en uitvoerbare wetgeving. Daarmee voldoet het kabinet aan de motie van de leden Van Dijk en Stoffer.33 Dit houdt in dat bij besluitvorming over aanpassingen in fiscale wetgeving dit belang ook in beeld is bij voorstellen van het kabinet. Als maatregelen belangrijke effecten op het vestigingsklimaat kunnen hebben, dan zal het kabinet die zo veel mogelijk beschrijven, in lijn met de motie van het lid Idsinga c.s.34 Het kabinet ziet in voorkomende gevallen echter dat fiscale voorstellen die vanuit de Tweede Kamer worden gedaan, zoals bijvoorbeeld een versobering van de 30%-regeling voor inkomende werknemers uit het buitenland, van (vergaande) invloed kunnen zijn op het vestigings- en ondernemingsklimaat. Het kabinet vraagt de Tweede Kamer om oog te hebben voor een zorgvuldige besluitvorming die rekening houdt met deze invloed. Waar de invloed op het vestigings- en ondernemingsklimaat niet voldoende bekend is, is het belangrijk om dit eerst zorgvuldig te onderzoeken, voordat wijzigingen in belangrijke fiscale regelingen kunnen worden doorgevoerd. Dit is doorgaans niet mogelijk bij een amendement, omdat daar geen tijd voor is. Het indienen van amendementen is een recht van het parlement. Echter, amendementen die worden ingediend vooruitlopend op evaluaties gaan ten koste van voorspelbaarheid, degelijkheid en daarmee een betrouwbare overheid. Vanuit datzelfde uitgangspunt is het van belang dat Nederland Europese regels en normen als uitgangspunt neemt en terughoudend is bij het zetten van nationale koppen op Europese regels.35
Waardering en wederkerigheid
Het bedrijfsleven verdient onze waardering. Waardering voor hun bijdrage aan ons verdienvermogen, aan ons welzijn, aan de oplossingen voor de toekomst. Die waardering zie ik niet altijd terug in het publieke debat. Uit de monitor blijkt dat ruim 40% van ondernemers een negatief sentiment ervaren. In mijn gesprekken hoor ik niet anders. Het is van groot belang hoe we praten en denken over bedrijven. Negatieve publieke sentimenten kunnen hun weerslag hebben op beleidskeuzes van de overheid en impact hebben op het vestigings- en ondernemingsklimaat. Bovendien speelt een negatief maatschappelijk sentiment over grote bedrijven ook mee in de bestuurskamer bij investeringsbeslissingen. Ik ben en blijf in gesprek met bedrijven over dit cruciale aspect van het ondernemingsklimaat. We hebben ondernemers immers keihard nodig.
En ja, we mogen ook wat verwachten van het bedrijfsleven. Bij waardering hoort wederkerigheid. In toenemende mate zullen bedrijven hun verantwoording moeten nemen en expliciet gaan bijdragen aan de samenleving en de negatieve gevolgen van hun economische activiteiten beperken of vermijden. Het is daarbij evident dat bedrijven zich houden aan alle wettelijke verplichtingen. Bedrijven vinden hun maatschappelijke bijdrage ook belangrijk. Uit de monitor blijkt dat ruim drie op de vier bedrijven het eens is met de stelling dat van hun organisatie verwacht mag worden dat deze zich inzet voor de leefomgeving (denk aan het beperken van overlast, sponsoring, bijdrage aan maatschappelijke doelen en dergelijke). Daarnaast zien we ook dat er bedrijven zijn die schade toebrengen aan milieu, klimaat en de leefomgeving. De Onderzoeksraad voor Veiligheid36 en de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid37 hebben daar in recente adviezen op gewezen. De kabinetsreactie op het OvV rapport heeft u ontvangen.38 Een reactie op het WRR rapport heeft u nog tegoed.
Ik deel de wens om de bijdrage van bedrijven aan brede welvaart inzichtelijk te maken, waar dit relevant is voor hun activiteiten. Dit zal een waardevolle inkijk bieden in de positieve initiatieven die in Nederlandse bedrijven plaatsvinden, maar ook waar verbetering nodig is. Ik ben aan het bezien of en hoe meer inzicht kan worden verkregen in de wijze waarop bedrijven bijdragen aan de brede welvaart. In mijn Kamerbrief over het perspectief op de economie geef ik aan dat het kabinet in gesprek gaat met planbureaus over de manier waarop indicatoren – die (door mensen ervaren) brede welvaart meten – kunnen bijdragen aan een beter begrip van de verdeling van brede welvaart in diverse situaties en dat het kabinet zal bezien hoe dat aan toekomstig beleid kan bijdragen. Daarnaast verken ik samen met het CBS hoe duurzaamheidsinformatie in bestuursverslagen van grote bedrijven die vanaf boekjaren 2024–2026 beschikbaar komt op grond van de verplichtingen uit de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD), kan worden verwerkt in bestaande of nieuwe monitoringsinstrumenten.
Resultaten en voortgang acties op 10 bepalende factoren ondernemingsklimaat
1. Personeel en talent
Voldoende geschoold personeel en stimuleren van talent
Aanpak generieke arbeidsmarktkrapte: verminderen vraag, vergroten aanbod en betere matching vraag en aanbod. | Verkenning aanvullende maatregelen | Kamerstuk 29 544, nr. 1174. | SZW |
Actieplan Groene en Digitale banen gereed: tegengaan arbeidsmarktkrapte voor de klimaat- en digitale transitie. | Actieplan wordt uitgevoerd | Kamerstuk 29 544, nr. 1173. | EZK |
Vernieuwing Leven Lang Ontwikkelen: acties vergroten van vaardigheden voor meer wendbaarheid arbeidsmarkt. | Besluitvorming nieuw kabinet | Kamerstuk 30 012, nr. 147; Kamerbrief vervolg beleidslijnen LLO Q4 2023. | SZW |
Aanpak generieke arbeidsmarktkrapte
Het kabinet streeft een maatschappij na waarin mensen hun talenten ontplooien en de toekomst met vertrouwen tegemoet kunnen zien. Daarvoor is een goed werkende arbeidsmarkt van fundamenteel belang. Nederland staat voor grote maatschappelijke opgaven zoals de klimaat-, circulaire economie en digitale transitie. Het aanpakken van de grote maatschappelijke opgaven kan alleen door een goede samenwerking tussen overheid, het bedrijfsleven en het onderwijs. Het kabinet heeft aanvullende maatregelen om de krapte aan te pakken op de arbeidsmarkt verkend. Op dit moment wordt, samen met sociale partners en (onderwijs)organisaties de maatregel financiële ondersteuning bij overstap naar structurele kraptesectoren nader onderzocht.
Actieplan Groene en Digitale Banen
Op 3 februari 2023 is het Actieplan Groene en Digitale Banen aangeboden aan de Tweede Kamer. In dit plan staan maatregelen om de krapte op de arbeidsmarkt aan te pakken, in sectoren met banen die belangrijk zijn voor de klimaat- en digitale transitie. In het Actieplan wordt per pijler aangegeven welke maatregelen en acties werkgevers en de overheid (gezamenlijk) gaan inzetten. De 4 pijlers van het Actieplan zijn;
1. Verhogen instroom in bètatechnisch onderwijs;
2. Het behoud en vergroten van de instroom in de bètatechnische arbeidsmarkt;
3. Arbeidsbesparende innovatie;
4. Versterken governance en tegengaan versnippering.
De Kamer is op 22 december 2023 (Kamerstuk 29 544, nr. 1229) geïnformeerd over de voortgang van de inrichting van de governance en de uitvoering van het Actieplan Groene en Digitale Banen. Het Actieplan wordt meer data-gedreven en resultaatgericht ingericht, zodat het kabinet de uitvoering van de maatregelen uit het Actieplan kan monitoren op hun effectiviteit bij het terugdringen van de tekorten in de techniek en ICT en indien nodig kan bijsturen. Eind 2024 zal een voortgangsrapportage naar de Kamer gestuurd worden.
Vernieuwing Leven Lang Ontwikkelen
Leren en ontwikkelen dragen bij aan de brede welvaart. Een goed opgeleide beroepsbevolking is een voorwaarde voor een sterke economie, innovatie en een goed werkende arbeidsmarkt. De overheid heeft een faciliterende rol bij LLO, aanvullend op de eigen verantwoordelijkheid van werkenden, werkzoekenden en werkgevers. Die faciliterende rol zit onder meer in het stimuleren van een positieve leercultuur bij het mkb, het stimuleren van de samenwerking tussen bedrijfsleven en onderwijs (bijvoorbeeld via publiek-private samenwerkingsinitiatieven) en het stimuleren van een goed en adequaat toegesneden scholingsaanbod dat past bij leerbehoeften en mogelijkheden van volwassen deelnemers. De Kamerbrief Vervolg beleidslijnen Leven Lang Ontwikkelen geeft uitwerking aan de Kamerbrief Beleidslijnen Leven Lang Ontwikkelen (LLO) van 23 september 2022 (Kamerstuk 30 012, nr. 147). Concreet gaat de brief over de inzet van resterende STAP-middelen na 1 januari 2024, de start van een programma leercultuur en de hoofdlijnen van een onderwijsagenda LLO. Het programma leercultuur behelst acties gepland voor de komende anderhalf jaar, zoals: een te lanceren koepelcampagne, strategisch- en communicatieadvies, een, in samenspraak met stakeholders, sectorspecifieke aanpak in tenminste twee sectoren (maakindustrie en schoonmaakbranche) en een breed communicatieoffensief. Naast een kennis en ondersteuningsprogramma voor het mkb.
2. Financiering
Betere toegang tot financiering
Gemakkelijker en sneller de juiste financiering vinden: start verkennen van het «één deur»-principe. | Ontwikkeling | Kamerstuk 32 637, nr. 578. | EZK |
Meer financiering ter verduurzaming en digitalisering: via duurzaamheidsleningen/verbetering van de BMKB-Groen en/of meer risicodragende financiering. | Regeling wordt uitgevoerd | Kamerstuk 32 637, nr. 578. | EZK |
Verbeteren aanbod durfkapitaal voor start/scale-ups: – Visie durfkapitaal; – Oplossingsrichtingen verkennen scale-up financiering, met het oog op de economische veiligheid en economische weerbaarheid. |
Visie opgeleverd, acties worden uitgevoerd | Kamerstuk 32 637, nr. 567. | EZK |
Het mkb-financieringsklimaat versterken door ondersteuning van de sectorafspraken in het mkb-financieringsconvenant. | Uitvoering | Kamerstuk 32 637, nr. 578. | EZK |
Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) naar bedrijfsfinanciering. | Opgestart | Kamerstuk 32 637, nr. 578. | FIN en EZK |
Meerjarenplan ROM’s | Uitwerking | Kamerbrief Q1 2024 | EZK |
«Eén deur»-principe
Samen met Stichting MKB Financiering (SMF), KVK, RVO en de NVB werkt EZK aan de ontwikkeling van de financieringshub. Hiermee wordt de vindbaarheid van financiering en advies vergroot en komt er een duidelijk overzicht van publieke en private financiers en dienstverleners. Deze hub moet een centrale rol vervullen in de doorverwijzing en begeleiding van ondernemers. Via verschillende werkgroepen werken de partners aan de scope, het bedieningsmodel, doorverwijzingen en eventuele afdekking van risico’s van de hub. Verder testen we op welke manier bestaande dienstverlening (zoals de financieringswijzer van RVO en de doorverwijstool van SMF) op de hub geïntegreerd kan worden. Daarnaast zijn ondernemers via het EZK-ondernemerspanel geraadpleegd over hun behoeften en gewenste functionaliteiten voor de hub.
BMKB-Groen
De BMKB-Groen wordt sinds april 2023 aangeboden door bancaire en non-bancaire financiers. Het gebruik blijft echter achter, daarom wordt nu samen met financiers bekeken hoe de regeling beter toegankelijk gemaakt kan worden. Daarnaast wordt onderzocht hoe welke wijze verduurzamingsleningen aan het mkb op nationale schaal uitgerold kunnen worden, naar voorbeeld van een eerdere pilot uitgevoerd door Qredits.
Startup en scale-up financiering
De visie op durfkapitaal is onder de noemer «Strategie durfkapitaal» op 26 mei 2023 aan de Kamer gestuurd als bijlage van de Kamerbrief «Startups en scale-ups als motor voor economische groei».39 De strategie durfkapitaal gaat in op het functioneren van de durfkapitaalmarkt in Nederland en stipt de belangrijkste knelpunten en strategische inzet van het kabinet aan. Zoals omschreven in deze brief lopen een aantal acties om de financiering voor innovatieve startups en scale-ups te verbeteren, zoals het vergroten van de transparantie van het aanbod aan durfkapitaal, de voortzetting van de Vroege Fase Financieringsregeling met 38 miljoen euro voor 5 jaar (afhankelijk van de komende evaluatie) en het stimuleren van pensioenfondsen zodat zij meer gaan investeren in innovatieve scale-ups. Daarnaast nemen we met 100 miljoen euro deel aan het European Tech Champion Initiative (ETCI). Het ETCI heeft als doel het vergroten van de slagkracht van Europese durfkapitaalfondsen waardoor Europese innovatieve bedrijven in de scale-up fase minder afhankelijk worden van niet-Europees durfkapitaal.
Mkb-financieringsconvenant
EZK is met financiers, adviseurs, ondernemersorganisaties, overheden en toezichthouders in gesprek over mkb-financieringsbeleid. Vanwege het gemeenschappelijk belang bij een optimale financieringsmarkt hebben de betrokken partijen een «mkb-financieringsconvenant» (voorheen «mkb-financieringsakkoord») aan de Minister aangeboden. De sector slaat hiermee de handen ineen om het beste mkb-financieringsklimaat van Europa te creëren. De Minister heeft dit convenant welwillend in ontvangst genomen en zal dit ondersteunen.
IBO-bedrijfsfinanciering
Op dit moment loopt het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) over bedrijfsfinanciering. In dit IBO Bedrijfsfinanciering wordt momenteel onderzocht welke knelpunten er zijn op de bedrijfsfinancieringsmarkt en of het huidige bedrijfsfinancieringsinstrumentarium het meest effectieve en efficiënte middel is om deze knelpunten op te lossen. Uit het IBO zullen concrete beleidsopties volgen. Het IBO wordt vóór juni 2024 verwacht.
Meerjarenplan ROM’s
De motie van het lid Amhaouch c.s. (Kamerstuk 36 200 XIII, nr. 55) verzoekt de regering om samen met provincies een meerjarenplan op te stellen voor de ROM’s, waarbij aandacht is voor bovenregionale samenwerking, programmatische samenwerking met het Rijk en Europa en te onderzoeken of en hoe het brede mkb beter bediend kan worden door en met passende publiek-private financiering voor de ROM’s, in samenhang met de activiteiten van KVK en RVO. Daarnaast verzoekt motie van het lid Romke de Jong c.s. (Kamerstuk 33 009, nr. 124) de regering om nog dit jaar samen met de ROM’s en de provincies inzichtelijk te maken wat er nodig is om de aanjagende positie te versterken om zo innovatiekracht in de regio beter te ontsluiten. Beide moties worden momenteel uitgewerkt in samenwerking met de provincies en de ROM’s. Dit proces neemt meer tijd in beslag dan initieel voorzien. Ik verwacht uw Kamer daarom in Q1 een meerjarenplan toe te sturen, waarin beide moties worden verwerkt.
3. Fiscaliteit
Voorspelbaar, stabiel fiscaal stelsel
Inzet op harmonisatie internationaal beleid (onder andere belastingheffing van internationaal opererende bedrijven). | Behandeling EK 19-12-23 | Wet minimum- belasting 2024 | FIN/EZK |
Voortzetten aanpak belastingontwijking/oneigenlijk gebruik doorstroomvennootschappen. | Behandeling in de Europese Raad | BNC fiche doorstroom-vennootschappen (Unshell) | FIN |
Streven naar continuïteit in fiscale wetgeving. | Moties worden uitgevoerd | Kamerstuk 36 202, nr. 109; Kamerstuk 36 202, nr. 95. | FIN/EZK |
Positie Nederland ten opzichte van andere landen: monitoren fiscale positie Nederland met het oog op internationale concurrentiepositie. | Besluitvorming nieuw kabinet | Kamerbrief januari 2024 | FIN/EZK |
Inzet op harmonisatie internationaal beleid
Internationale harmonisatie van belastingregels creëert een gelijk speelveld met andere landen. Europese regelgeving kan een belangrijke rol spelen in het vereenvoudigen van grensoverschrijdend ondernemen, het verminderen van administratieve lasten en het versterken van de financiële weerbaarheid van bedrijven. Het kabinet onderschrijft daarom de doelstellingen van richtlijnvoorstellen BEFIT40, VIDA41 en FASTER42. Ook belastingontwijking kan het meest effectief met internationale samenwerking worden aangepakt, zoals op het gebied van doorstroomvennootschappen (Unshell).43
Sinds 1 januari 2024 geldt de Wet minimumbelasting 2024. Deze wet vormt de implementatie van de EU-richtlijn ter waarborging van een mondiaal minimumniveau van belastingheffing voor groepen van multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen in de EU. Het doel van deze wet is de implementatie van een wereldwijd systeem van een minimum winstbelasting van effectief 15% voor multinationale ondernemingen met een omzet van 750 miljoen euroof meer. Dit moet schadelijke belastingconcurrentie tussen landen zoveel mogelijk voorkomen, de zogenoemde race naar de bodem. Bij de totstandkoming van deze wet is onder andere via internetconsultatie zoveel mogelijk rekening gehouden met opmerkingen van de doelgroep en andere belanghebbenden.
Streven naar continuïteit in fiscale wetgeving
Het kabinet heeft nog steeds oog voor het belang van het bedrijfsleven bij stabiele, voorspelbare en uitvoerbare wetgeving. Daarmee voldoet het kabinet aan de motie van de leden Inge van Dijk en Stoffer.44 Dit houdt in dat bij besluitvorming over aanpassingen in fiscale wetgeving dit belang ook in beeld is bij voorstellen van het kabinet. Als maatregelen belangrijke effecten op het vestigingsklimaat kunnen hebben, dan zal het kabinet die zo veel mogelijk beschrijven, in lijn met de motie van het lid Idsinga c.s.45 Het kabinet heeft uitgesproken dat, mochten toekomstige evaluaties van fiscale regelingen daartoe aanleiding geven, mogelijke aanpassingen in deze regelingen in overleg worden gedaan met het bedrijfsleven voor een alternatieve invulling.46
Positie Nederland ten opzichte van andere (Europese) landen
In internationaal perspectief blijkt dat de Nederlandse belastingdruk op bedrijven stabiel en vrij gemiddeld is. Onderstaande figuur toont de ontwikkeling van de effectieve gemiddelde belastingdruk (in procenten) voor bedrijven in vergelijking met andere landen en over de tijd.47 Daaruit blijkt dat de effectieve belastingdruk in Nederland de afgelopen jaren stabiel was en gemiddeld ten opzichte van concurrerende landen. Het kabinet zal de verschillen tussen het Nederlandse stelsel en dat van andere (Europese) landen in de gaten blijven houden, met het oog op de internationale concurrentiepositie.
4. Ruimte voor bedrijven
Voldoende goede ruimte voor bedrijvigheid
Nationaal Programma Ruimte voor Economie (voorheen Programma werklocaties): aanpak voor het borgen van voldoende en kwalitatief goede ruimte voor bedrijvigheid op de goede plek. | Programma wordt uitgevoerd | Kamerstuk 34 682, nr. 178. | EZK |
Nationaal Programma Ruimte voor Economie
Het Nationaal Programma Ruimte voor Economie legt de basis voor het ruimtelijk economische beleid als onderdeel van de nieuwe Nota Ruimte. De focus ligt op bedrijventerreinen, de havengebieden en de campussen, omdat hier de grootste opgaven liggen voor de transities naar een klimaatneutrale, circulaire en natuur inclusieve economie. Kern van het Programma Ruimte voor Economie is dat voor een dynamische, veelzijdige, duurzame en weerbare economie betere, andere en meer ruimte voor economische activiteiten nodig is. Gelet op de autonome groei tot 2030 is het denkbaar dat het economisch ruimtebeslag groeit met 15% in 2050 (van 2,6% naar 3%). Met een programmatische aanpak gaat EZK meer regie voeren op het proces door ruimtelijke afspraken te maken in overleg met provincies over toekomstbestendige bedrijventerreinen, te starten met pilots en door afspraken te maken over een goede woon werk balans in het stedelijk gebied.
5. Infrastructuur
Optimale infrastructuur
Aanpakken tekort capaciteit elektriciteitsnet, onder andere landelijk actieprogramma netcongestie | Programma wordt uitgevoerd | Kamerstuk 29 023, nr. 451. | EZK |
Waarborgen kwaliteit luchtvaartverbindingen: realisatie kader netwerkkwaliteit internationale verbindingen. | Beleidskader afgerond | Kamerstuk 31 936, nr. 1021. | IenW |
Verbeteren van aansluiting spoorverbindingen over de grens: Werkprogramma Internationaal Spoor Vervoer. | Programma wordt uitgevoerd | Kamerstuk 29 984, nr. 1157. | IenW |
Staat van de digitale infrastructuur: toekomstbestendig | Publicatie gepland in Q1 2024 | Kamerbrief Q1 2024. | EZK |
Energie-infrastructuur
Netbeheerders versnellen fors hun investeringen naar 8 miljard euro per jaar. Het Rijk en medeoverheden ondersteunen netbeheerders waar mogelijk met een snellere ruimtelijke inpassing. Daarnaast inzet op flexibel gebruik van het net door inzet van congestiemanagement, onderzoek naar flextenders en beter beprijzen van piekmomenten. Op piekmomenten zit het net namelijk op slot, daarbuiten is er wel ruimte. Daarnaast heeft het kabinet de heer Gerard Schouw aangesteld als bestuurlijk aanjager «slim met stroom». Hij zal zich inzetten om bedrijven op korte termijn te bewegen om meer flexibele contracten af te sluiten en bijvoorbeeld op bedrijventerreinen samen te werken om de beschikbare elektriciteit op piekmomenten te verdelen. Op 18 oktober 2023 is de Kamer hierover geïnformeerd via het landelijk actieprogramma netcongestie. Daarin wordt ingezet op acties via vier sporen:
1. Sneller bouwen;
2. Betere benutting van het elektriciteitsnet;
3. Flexibel gebruik van het net; en
4. Slim laden en slim verduurzamen van woningen.
Luchtvaart
Op 22 december 2022 is de Kamerbrief beleidskader netwerkkwaliteit verstuurd (Kamerstuk 31 936, nr. 1021). Hierin wordt een beleidskader gepresenteerd aan de hand waarvan de verbondenheid van Nederland objectief gemeten kan worden. Het gaat daarbij om de breedte van het netwerk (het aantal bestemmingen) en de diepte van het netwerk (de capaciteit op de verschillende bestemmingen). De Tweede Kamer zal aan de hand van dit beleidskader in een jaarlijks monitor worden geïnformeerd over de ontwikkeling van het netwerk.
Spoor
Door goede verbindingen over de grens, waarbij aangehaakt wordt op het hogesnelheidsnetwerk en ook grensregio’s beter met elkaar verbonden worden, maken we Nederland groter en bieden we regio’s de kans om de eigen arbeidsmarkt en kenniseconomie te versterken. Met het werkprogramma Internationaal Spoor wordt langs een aantal actielijnen gewerkt aan betere verbindingen over de grens. Afgelopen jaar zijn belangrijk stappen gezet voor onder meer de Drielandentrein, de IC-verbinding naar Aken en de versnelling van de IC naar Berlijn en de IC naar Brussel. Daarnaast hebben verschillende vervoerders interesse getoond om vanaf 2025 internationale verbindingen van en naar Nederland aan te bieden. De Kamer is over een aantal van deze projecten op 7 juli 2023 geïnformeerd (Kamerstuk 29 984, nr. 1124). Op 5 oktober 2023 is de Kamer geïnformeerd over een aantal specifieke internationale dossiers in Zuid-Nederland (Kamerstuk 29 984, nr. 1157).
Digitale infrastructuur
Een hoogwaardige digitale infrastructuur is een onmisbaar onderdeel van het Nederlandse ondernemingsklimaat. Veilige, stabiele en razendsnelle connectiviteit en geavanceerde toepassingen, zoals clouddienstverlening, zijn van vitaal belang voor het verdienvermogen van grote delen van onze economie. Onze digitale infrastructuur is op dit moment van zeer hoog niveau, maar is continu in ontwikkeling en kan niet voor lief genomen worden. Daarom is voortdurende aandacht nodig. De «Staat van de digitale infrastructuur» (voorheen «Visie op de Digitale Infrastructuur») beschrijft de samenstelling en evolutie van de digitale infrastructuur, brengt het grote belang van de digitale infrastructuur in kaart, en geeft een overzicht van het huidige beleid en de kansen en uitdagingen voor de toekomst. Aan de hand hiervan kunnen we ons beleid voor de digitale infrastructuur verder ontwikkelen. De huidige planning voor de publicatie is in het eerste kwartaal van 2024.
6. Regelgeving
Passende regelgeving
Regeldruk merkbaar en meetbaar verminderen, onder andere via sectorgewijze benadering en verbeteren toepassing van de mkb-toets: vernieuwd programma vermindering regeldruk. | Programma wordt uitgevoerd | Kamerstuk 29 515, nr. 488. | EZK |
Regeldruk voor ondernemers verminderen
Op 18 augustus 2023 is de voortgangsrapportage (VGR) van het regeldrukprogramma naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstuk 29 515, nr. 488). In de rapportage wordt melding gemaakt van de voortgang van verschillende instrumenten die worden ingezet om regeldruk aan te pakken. Zo is er onderzoek gedaan naar de meest belastende verplichtingen binnen zes sectoren. De resultaten van het onderzoek naar mkb-indicatorbedrijven laten vooral generieke knelpunten zien, die voor een belangrijk deel worden veroorzaakt door werkgeversverplichtingen. Het kabinet bekijkt op welke wijze de geïnventariseerde knelpunten en regeldrukkosten kunnen worden aangepakt. De mkb-toets raakt steeds meer ingeburgerd bij de verschillende departementen en wordt steeds vaker uitgevoerd. Daarnaast is een website ontwikkeld (regeldrukmonitor.nl) die inzage biedt in de ontwikkeling van de regeldrukkosten als gevolg van nieuwe wet- en regelgeving en in de voortgang van het Rijksbrede regeldrukprogramma.
7. Innovatie en Digitalisering
Versterken innovatief vermogen bedrijfsleven
Plan van aanpak innovatiebeleid gereed met focus op stimuleren drie transities, waaronder ook toepassing innovatie. | Plan van aanpak gereed | Kamerstuk 33 009, nr. 117. | EZK |
Publicatie Kennis innovatie Convenant (KIC) en Nationale Technologiestrategie. |
KIC gereed; NTS gepland begin 2024 |
Kamerstuk 2023Z18884; Kamerbrief NTS begin 2024. | EZK |
Extra R&D gelden voor verduurzaming, digitalisering en economische weerbaarheid via de derde ronde van het Nationaal Groeifonds, en faciliteiten voor toegepast onderzoek vanuit het fonds voor Onderzoek en Wetenschap. | Derde ronde NGF afgerond | Kamerstuk 36 200L, nr. 11. | EZK |
Deelname Nederland aan IPCEI’s. | Gereed | Antwoorden op Kamervragen over Nationaal Groeifonds 2024, dd. 09-10-2023. | EZK |
Structurele budgettaire tekort WBSO oplossen en budget WBSO mee laten groeien met loon- en prijsstijgingen, zodat parameters voor de WBSO stabiel kunnen blijven. Evaluatie WBSO. | Budget toegekend, evaluatie gepland in 2024 | Kamerstuk 32 637, nr. 526; Kamerstuk 32 637, nr. 577. |
EZK |
Evaluatie Innovatiebox. | Besluitvorming volgend kabinet | Kamerbrief december 2023. | EZK |
Octrooibescherming optimaliseren en EU-regelgeving moderniseren. | Wetsvoorstel verwacht in 2024 | Kamerstuk 30 635, nr. 10; Kamerstuk 22 112, nr. 3622; |
EZK |
Versnelling digitalisering mkb: evaluatie van de digitale werkplaatsen, pilot Mijn Digitale Zaak, Smart Industry Programma en Europese Digitale innovatiehubs. | Programma’s worden uitgevoerd | Kamerstuk 29 826, nr. 145. | EZK |
Wijziging focus innovatiebeleid, KIC en NTS
Kamerstuk 33 009, nr. 117 over het Innovatiebeleid is in november 2022 naar de Tweede Kamer gestuurd. Op 3 november 2023 is de kamerbrief over het KIC (Kennis Innovatie Convenant) naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstuk 33 009, nr. 135). Dit Convenant is opgesteld door het bedrijfsleven, kennisinstellingen, overheden en maatschappelijke organisaties en beschrijft de samenwerkingsafspraken, de inzet en de middelen van de partners in het missie gedreven innovatiebeleid. Begin 2024 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de strategische keuzes voor een proactief technologiebeleid met een kamerbrief over de Nationale Technologiestrategie.
Investeringen in R&D
In de derde ronde van het Nationaal Groeifonds is 4 miljard euro toegekend aan diverse projecten verdeeld over de terreinen kennisontwikkeling en onderzoek, ontwikkeling en innovatie. De commissie Jonkman heeft op 13 oktober 2023 haar advies over financiering van de voorstellen van de Toegepast Onderzoek Organisaties (TO2’s) en RijksKennisInstellingen (RKI’s) voor investeringen in faciliteiten voor toegepast onderzoek voorgelegd aan de Minister van EZK. Na besluit van de Minister van EZK worden de TO2’s en RKI’s op de hoogte gesteld.
Deelname Nederland aan IPCEI’s
Het Nationaal Groeifonds kan ingezet worden voor Nederlandse deelname aan IPCEI. Vanwege hele andere procedures en tijdslijnen dan het Nationaal Groeifonds, kan het in de praktijk lastig zijn voor departementen om een voorstel voor een IPCEI binnen het Nationaal Groeifonds in te dienen. IPCEI’s worden echter niet alleen uit NGF gefinancierd maar ook uit diverse additionele bronnen. Zo zijn dit jaar voor IPCEI Waterstof en IPCEI Health extra middelen vrijgemaakt uit respectievelijk het Klimaatfonds en Pandemische paraatheid.
Stabiele parameters en evaluatie WBSO
Het budget zal vanaf 2023 jaarlijks geïndexeerd worden op basis van de loon en prijsontwikkelingen zoals gemeten/verwacht door het CPB. Het jaarlijkse budget zal bovenop de indexatie structureel met 56 miljoen euro per jaar worden verhoogd. Daarmee lijkt zeker gesteld dat het WBSO-budget op termijn voldoende zal zijn om ongewijzigd te kunnen continueren. De evaluatie van de WBSO zal in 2024 plaatsvinden over de periode 2018–2022.
Evaluatie Innovatiebox
De evaluatie zit in de afrondende fase en zal begin december 2023 naar de Kamer worden verzonden. Vanwege de demissionaire status van het kabinet laat het kabinet de gevolgen voor het beleid met betrekking tot de Innovatiebox aan een volgend kabinet.
Octrooibescherming optimaliseren en EU-regelgeving moderniseren:
Het Eengemaakt octrooigerecht en het unitair octrooi zijn op 1 juni 2023 van start gegaan. De onderhandelingen over de modernisering van het EU-modellenrecht zijn inmiddels vergevorderd en kunnen mogelijk nog tijdens het huidige mandaat van het Europees Parlement worden afgerond. Het wetsvoorstel tot modernisering van de Rijksoctrooiwet 1995 wordt in 2024 verwacht.
Versnelling digitalisering mkb
EZK denkt samen met regionale partijen en andere stakeholders over de toekomst van de digitale werkplaatsen. De werkplaatsen worden momenteel geëvalueerd. De evaluatie is naar verwachting begin 2024 afgerond. In Q1 2024 volgt de kabinetsreactie via een Kamerbrief. De pilot Mijn Digitale Zaak liep van juni tot december 2022 en heeft met 1,7 miljoen euro subsidie circa 750 ondernemers geholpen. Eind 2022 is nogmaals 1 miljoen euro beschikbaar gesteld waar circa 400 ondernemers gebruik van hebben gemaakt. De evaluatie van de pilot is in 2023 afgerond.
Het Smart Industry Programma heeft als doel om digitalisering in de brede maakindustrie zo goed mogelijk te benutten. Het programma loopt van 2023 tot 2025. Centraal staat het doel om 1.000 bedrijven een significante stap te laten zetten op het gebied van digitalisering van hun fabriek. De uitdaging is om in de komende periode een groter bereik van 1.000 bedrijven te realiseren.
De Europese Digitale innovatiehubs zijn in 2023 gestart met hun activiteiten om bedrijven te helpen met de implementatie van geavanceerde digitale technologieën. Dit is met name gericht op bovenregionale samenwerking. De vijf EDIH’s komen voort uit de Smart Industry Hubs. Zowel de EDIH’s als de Smart Industry Hubs ontvangen cofinanciering vanuit EZK en regio’s. De EDIH’s zullen hun activiteiten gericht op bovenregionale samenwerking in 2024 continueren.
8. Ecosysteem startups en scale-ups
Versterken ecosysteem voor startups en scale-ups
Inzetten op beschikbaarheid en toegang tot kapitaal, talent en kennis, onder andere via startupvisum, de regeling medewerkersparticipatie en visie durfkapitaal | Beleid wordt voortgezet voor een periode van 3 jaar | Kamerstuk 32 637, nr. 567. | EZK |
Versterken ecosysteem voor startups en scale-ups
In mei 2023 heeft de Minister van EZK de brief «startups- en scale-ups als motor voor transities en groei» aan de Tweede Kamer gestuurd (zie ook boven onder factor financiering). Daarin is het belang van de doorgroei van startups en scale-ups benadrukt. Zij dragen veel bij aan het toekomstig verdienvermogen, het oplossingen van de maatschappelijke uitdagingen en aan het behoud van onze strategische autonomie. Ik blijf inzetten op het verbeteren van de toegang tot talent, kapitaal, kennis, (internationale) netwerken en markten en de overheid voor startups en scale-ups. Daarnaast zal ik het beleid meer richten op het bevorderen van deeptech startups en startups met een oplossing voor een maatschappelijke uitdaging.
In dezelfde brief heb ik aangekondigd dat ik mede op basis van de evaluatie van StartupDelta en Techleap.nl heb besloten om de aanjager Techleap voor 3 jaar voor te zetten als brugprogramma. Ik werk toe naar een structurele inbedding van de taken van Techleap.nl in één of meer publieke organisaties en bekijk ik welke activiteiten privaat georganiseerd kunnen worden. Hiervoor ben ik nog in gesprek met Techleap.nl en verschillende stakeholders. Over de taken van Techleap.nl en de samenwerking met stakeholders zal ik uw Kamer in Q1 2024 informeren.
9. Interne Markt EU
Goed functioneren interne markt
Aanpak belemmeringen in, behoud en versterking van interne markt: actieagenda interne markt EU. Accent op arbeidsmobiliteit, digitalisering en vergroening. | Voortgangsrapportage opgeleverd, acties worden uitgevoerd | Kamerstuk 22 112, nr. 3817. | EZK |
Aanpak belemmeringen interne markt EU
Op 27 oktober 2023 heeft het kabinet zijn eerste jaarlijkse voortgangsrapportage aan de Kamer gestuurd (Kamerstuk 22 112, nr. 3817). Daarin wordt de voortgang gemeld voor acties onder de vier prioriteiten uit de agenda: 1) arbeidsmobiliteit, 2) digitalisering, 3) digitalisering en 4) randvoorwaarden versterking interne markt. Enkele van de resultaten gemeld in de voortgangsrapportage zijn de volgende:
• In een werkgroep verkent Nederland met andere landen de mogelijkheden van een gemeenschappelijk Europees formulier voor het melden van grensoverschrijdende detacheringen.
• Nederland onderzoekt in EU-verband maatregelen om administratieve lasten te verminderen voor bedrijven bij het melden van grensoverschrijdende detacheringen.
• De verzwaarde toegangsprocedure is opgeheven voor vijftien beroepen.
• Nederland doet mee aan een grootschalige EU-pilot om het gebruik en de veiligheid van elektronische handtekeningen, digitale identiteiten en elektronische documenten te verbeteren.
• Er is een extern verkennend onderzoek uitgezet voor de ontwikkeling van een uniform nationaal meldpunt voor non-conforme producten. Het onderzoek is in de afrondende fase.
• Er zijn randvoorwaarden geschapen voor optimalisatie van vergunningverlening en minimalisering administratieve lasten voor groene energieprojecten.
• Er loopt een extern onderzoek naar (oplossingen voor) territoriale leveringsbeperkingen. Het onderzoek is in de afrondende fase.
• Steeds meer overheidspartijen zijn aangesloten op het centraal loket waardoor de toevoegde waarde van het loket voor ondernemers toeneemt.
Het kabinet werkt de komende periode verder aan de uitvoering van de interne-markt actieagenda. Tevens levert het kabinet input voor het onafhankelijke rapport over de Toekomst van de Europese Interne Markt dat op verzoek van de Europese Raad geschreven wordt door de voormalige Italiaanse premier Enrico Letta. Hiertoe heeft het kabinet specifieke aandachtspunten meegeven over de aanpak van verschillende belemmeringen op de Interne Markt. Ook is de Interne Markt Actie Agenda en de voortgangsrapportage van 27 oktober jl. gedeeld ter illustratie van een wenselijke EU-aanpak. Het rapport wordt in maart 2024 verwacht.
10. Dienstverlening mkb
Verbetering dienstverlening mkb
Aanscherping samenwerking uitvoeringsorganisaties op transitiethema’s verduurzaming, digitalisering en arbeidsmarkt | Actieagenda afgerond, uitvoering in 2024 | Kamerstuk 32 637, nr. 498. | EZK |
Aanscherping samenwerking uitvoeringsorganisaties op transitiethema’s
Recent is door de kwartiermaker de actieagenda opgeleverd aangaande mkb-dienstverlening. Begin 2023 is gestart met de invulling van de actieagenda, met als doelstelling om een vraag gestuurd systeem van publieke dienstverlening te ontwikkelen dat 100.000 mkb-ondernemers ondersteunt bij het toekomstbestendig maken van hun bedrijf. Hier zijn zes actielijnen uit voort gekomen, en samen met partners op regionaal en landelijk niveau zullen plannen van aanpak voor acties in 2024 worden uitgewerkt.
Een ander vastgesteld doel in de actieagenda is dat landelijke uitvoerders, vanuit een heldere rolverdeling, meer samen als onderdeel van een stelsel gaan werken. RVO en KvK werken samen als beleidspartners, met focus op kennis van doelgroepen en het «hoe» van dienstverlening. Dit geldt voor nieuwe regelingen op korte termijn en bestaande diensten op lange termijn, bekeken per maatschappelijke uitdaging. Voor innovatieve mkb-regelingen werken ROM's samen met RVO en KvK.
De verbetering van bestaande diensten per maatschappelijke opgave begint in fasen vanaf 2024. Parallel hieraan wordt er een dialoog gevoerd over structurele randvoorwaarden met de opdrachtgevers, gerelateerd aan de verantwoordelijkheid van het Ministerie van EZK voor het systeem. Inmiddels is de aanscherping van dienstverlening op transitiethema’s afgebakend naar één thema, namelijk digitalisering. De ontwikkelplannen hiervan lopen nog en begin 2024 wordt beoogd te starten met de uitvoering.
Werkgelegenheidsstructuur (cbs.nl).↩︎
Kamerstuk 32 637, nr. 513: Strategische Agenda voor het ondernemingsklimaat in Nederland.↩︎
Kamerstuk 36 410 XIII, nr. 44: Motie van het lid Van Strien c.s. over een verkenning naar een wederkerig en breed ondernemersakkoord.↩︎
In de macro-analyse zijn onder andere de volgende bronnen meegenomen: Global Competitiveness Index, World Competitiveness Ranking, Regional Competitiveness Index, Global Entrepreneurship Monitor, Global Innovation Index, European Innovation Index en Entrepreneurial Ecosystem Index.↩︎
Kamerstuk 32 637, nr. 564: Voortgang acquisitie met meer focus.↩︎
Kamerstuk 32 637, nr. 584: Monitor Ondernemingsklimaat en onderzoek «Redenen waarom bedrijven uit Nederland vertrekken».↩︎
Jaarbericht Staat van het mkb 2023: https://www.staatvanhetmkb.nl/jaarbericht/jaarbericht-2023.↩︎
Kamerstuk 33 009, nr. 131: Perspectief op de Nederlandse economie.↩︎
Kamerstuk 33 009, nr. 131: Perspectief op de Nederlandse economie.↩︎
Kamerstuk 33 009, nr. 137: Rapport «Groeimarkten voor Nederland».↩︎
Kamerstuk 22 112, nr. 3818: Fiche: Mededeling Steunpakket voor kleine en middelgrote ondernemingen.↩︎
Kamerstuk 32 637, nr. 567: Startups en scale-ups als motor voor transities en groei.↩︎
https://longreads.cbs.nl/nederland-handelsland-2023/.↩︎
Kamerstuk 36 410 XIII, nr. 44: Motie van het lid Van Strien c.s. over een verkenning naar een wederkerig en breed ondernemersakkoord.↩︎
Kamerstuk 32 637, nr. 493: Het belang van het Nederlandse vestigings- en ondernemingsklimaat.↩︎
Goede zaken. Naar een grotere maatschappelijke bijdrage van ondernemingen | Rapport | WRR.↩︎
Kamerstuk 32 637, nr. 584: Monitor Ondernemingsklimaat en onderzoek «Redenen waarom bedrijven uit Nederland vertrekken».↩︎
In de macro-analyse zijn onder andere de volgende bronnen meegenomen: Global Competitiveness Index, World Competitiveness Ranking, Regional Competitiveness Index, Global Entrepreneurship Monitor, Global Innovation Index, European Innovation Index en Entrepreneurial Ecosystem Index.↩︎
Belangrijkste klanten, toeleveranciers, potentiële werknemers, e.d.↩︎
Global Entrepreneurship Monitor, European Innovation Index, Entrepreneurial Ecosystem Index en cijfers van Techleap.↩︎
Kamerstuk 35 925 XIII, nr. 61: Motie van het lid Van Haga c.s. over onderzoek naar de belangrijkste redenen voor de verhuizing van bedrijven naar het buitenland.↩︎
Kamerstuk 32 637, nr. 584: Monitor Ondernemingsklimaat en onderzoek «Redenen waarom bedrijven uit Nederland vertrekken».↩︎
Kamerstuk 33 009, nr. 117: Innovatie en impact.↩︎
Kamerstuk 33 009, nr. 117: Innovatie en impact; en Kamerstuk 29 362, nr. 224: Verzamelbrief Regeldruk September 2013.↩︎
Aanwijzing 9.5 Lastenluwe implementatie, Aanwijzingen voor de regelgeving.↩︎
Kamerstuk 33 009, nr. 117: Innovatie en impact.↩︎
De dataset afgebakend op wetten die zijn gepubliceerd in het Staatsblad tussen 3 juli 2018 en 3 januari 2023. Om technische redenen is gekozen voor publicatiedatum in het Staatsblad in plaats van inwerkingtredingsdatum van de wet. Deze periode is gekozen om zo dicht mogelijk te komen bij de inwerkingtredingsdatum 1 januari 2019–1 januari 2023.↩︎
In de Kamerbrief inzake de Strategische agenda ondernemingsklimaat heb ik aangekondigd een Raad in te stellen voor de uitwerking van deze impacttoets in nauwe afstemming met het bedrijfsleven, (mede) overheden en wetenschap.↩︎
Kamerstuk 36 410 XIII, nr. 44: Motie van het lid Van Strien c.s. over een verkenning naar een wederkerig en breed ondernemersakkoord.↩︎
Kamerstuk 32 637, nr. 567: Startups en scale-ups als motor voor transities en groei.↩︎
Kamerstuk 32 637, nr. 564: Voortgang acquisitie met meer focus.↩︎
Kamerstuk 36 410 XIII, nr. 1: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2024.↩︎
Kamerstuk 36 202, nr. 109: Motie van de leden Inge van Dijk en Stoffer over bij nieuwe fiscale regelingen rekening houden met het vestigingsklimaat.↩︎
Kamerstuk 36 202, nr. 95: Motie van het lid Idsinga c.s. over bij toekomstige fiscale beleidswijzigingen de effecten daarvan op het vestigingsklimaat beschrijven.↩︎
https://open.overheid.nl/documenten/ronl-177c07692be1e04fd57870be3e4880c42e2bc2a0/pdf.↩︎
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2023/04/13/rapport-ovv-industrie-en-omwonenden.↩︎
Goede zaken. Naar een grotere maatschappelijke bijdrage van ondernemingen | Rapport | WRR.↩︎
Kamerstuk 28 089, nr. 267: Kabinetsreactie op OVV-rapport «Industrie en omwonenden».↩︎
Kamerstuk 32 637, nr. 567: Startups en scale-ups als motor voor transities en groei.↩︎
Proposal for a Council Directive on Business in Europe: Framework for Income Taxation (BEFIT), COM(2023) 532.↩︎
Voorstel voor een Richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende btw-regels voor het digitale tijdperk, COM(2022) 701 en Voorstel voor een Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 904/2010 betreffende btw-regels voor het digitale tijdperk, COMM(2022) 703.↩︎
Voorstel voor een Richtlijn van de Raad betreffende een snellere en veiligere vermindering van te veel ingehouden bronbelasting, COMM(2023) 0187.↩︎
Voorstel voor een Richtlijn met het oog op het tegengaan van misbruik door doorstroomvennootschappen op het gebied van belastingen en de aanpassing van Richtlijn 2011/16/EU (administratieve samenwerkingsrichtlijn), COMM(2021) 565.↩︎
Kamerstuk 36 202, nr. 109: Motie van de leden Inge van Dijk en Stoffer over bij nieuwe fiscale regelingen rekening houden met het vestigingsklimaat.↩︎
Kamerstuk 36 202, nr. 95: Motie van het lid Idsinga c.s. over bij toekomstige fiscale beleidswijzigingen de effecten daarvan op het vestigingsklimaat beschrijven.↩︎
Kamerstuk 32 637, nr. 513: Strategische agenda voor het ondernemingsklimaat in Nederland, pagina 19.↩︎
Dit is de «vooruitziende» (forward looking) gemiddelde belastingdruk zoals bijgehouden door de OESO in Corporate Tax Statistics 2023. Daarbij kijkt men naar de gemiddelde belastingdruk op een fictieve winstgevende investering. Deze belastingdruk is daarmee een indicator voor het investeringsklimaat. Er wordt niet gekeken naar de werkelijke gemiddelde belastingdruk die bedrijven in deze landen betaalden. Zie https://www.oecd.org/tax/tax-policy/explanatory-annex-corporate-effective-tax-rates.pdf voor de verantwoording.↩︎