Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Informele Raad Buitenlandse Zaken Defensie van 30 en 31 januari 2024 (Kamerstuk 21501-28-262)
Defensieraad
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2024D02303, datum: 2024-01-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-28-263).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R. de Roon, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie (PVV)
- Mede ondertekenaar: N.E. Manten, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 28-263 Defensieraad.
Onderdeel van zaak 2024Z00974:
- Indiener: K.H. Ollongren, minister van Defensie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Defensie
- 2024-01-30 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-02-01 09:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Defensie
- 2024-02-01 14:25: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
21 501-28 Defensieraad
Nr. 263 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 29 januari 2024
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Defensie over:
− de brief van 16 januari 2024 inzake de geannoteerde Agenda Informele Raad Buitenlandse Zaken Defensie 30 en 31 januari 2024 (Kamerstuk 21 501-28, nr. 262),
− de brief van 21 november 2023 inzake het Verslag Raad Buitenlandse Zaken Defensie d.d. 14 november 2023 (Kamerstuk 21 501-28, nr. 261).
De vragen en opmerkingen zijn op 17 januari 2024 aan de Minister van Defensie voorgelegd. Bij brief van 24 januari 2024 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie,
De Roon
Adjunct-griffier van de commissie,
Manten
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en antwoord van de Minister
Vraag 1
De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister met concrete stappen komt om munitie niet enkel in het buitenland te laten produceren maar munitie ook weer in Nederland te laten produceren.
Antwoord
Zowel om onze eigen en andere Europese krijgsmachten beter gereed te stellen als voor het continueren van militaire steun aan Oekraïne is het van belang dat de productiecapaciteit van de Europese defensie-industrie wordt opgeschaald.
Nederland heeft geen eigen munitie producerende industrie. De Nederlandse Defensie Technologische en Industriële Basis (NLDTIB) levert wel een bijdrage aan productielijnen van munitie in Europa en die van NAVO bondgenoten.
Het kabinet is druk bezig met onderzoeken op welke wijze de productie- en leveringszekerheid in Nederland en Europa kan worden verhoogd en zal de Kamer hier binnenkort nader over informeren.
Vraag 2
De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister de huidige stappen die genomen worden in de gemeenschappelijke aanschaf van munitie ziet als een opstap naar de totstandkoming van een Europees leger.
Antwoord
Nee. Vraagbundeling draagt bij aan de opschaling van de productiecapaciteit van de Europese defensie-industrie door het vergroten van bestellingen en brengt daarnaast economische voordelen met zich mee. Het is noodzakelijk dat de Europese productiecapaciteit van munitie flink wordt opgeschaald. Zowel onze eigen krijgsmacht beter gereed te stellen in het licht van de verslechterde veiligheidssituatie als om militaire steun aan Oekraïne te kunnen blijven.
Vraag 3
De leden van de VVD hebben enkele vragen over een audit van de Europese Commissie naar de wapenleveranties aan Oekraïne door lidstaten zoals bericht in de Financial Times van 16 januari. Kan de Minister meer melden over het doel en de reikwijdte van de audit, en wat er met de resultaten gedaan zal worden?
Antwoord
De oproep van bondskanselier Scholz om inzichtelijk te maken welke militaire steun er per lidstaat geleverd wordt kan Nederland steunen. Nederland is zeer recent benaderd door de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) om inzage te geven in de bilaterale leveringen aan Oekraïne. Het kabinet streeft een solidaire verdeling van de lasten van de steunverlening van Oekraïne na en vervult een voortrekkersrol als het gaat om militaire steun. Ook in dat kader acht het kabinet het van groot belang dat er overeenstemming wordt bereikt over de ophoging van de Europese Vredesfaciliteit met als doel de oprichting van een Ukraine Assistance Fund. Dit EU-instrument stelt de lidstaten beter in staat om militaire steun te blijven leveren.
Vraag 4
Daarnaast delen de leden van de VVD de inschatting van de Duitse regering dat sommige (grote) Europese landen relatief weinig steun lijken te geven in vergelijking met anderen. Deelt de Minister deze analyse, en zo ja, hoe is zij van plan om samen met Duitsland op te trekken om achterblijvers zover te krijgen hun been bij te trekken?
Antwoord
Duitsland en Nederland behoren tot de landen die veel wapens en munitie aan Oekraïne leveren. Het is van groot belang dat alle Europese landen zo veel mogelijk militaire steun aan Oekraïne leveren, aangezien dit een cruciale factor is in de oorlog. Het kabinet steunt dan ook de oproep van de Duitse regering daartoe en zal hiertoe ook zelf oproepen tijdens de informele Raad. Daarnaast blijft Nederland inzetten op samenwerking met partners en bondgenoten om de capaciteit van de Europese defensie industrie te vergroten. Landen kiezen er soms voor om niet in het openbaar te treden over steun die zij verlenen. De Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) probeert dit nu, zoals bij het antwoord op vraag 3 aangegeven, beter in kaart te brengen.
Vraag 5
De leden van de VVD zijn daarnaast van mening dat de Europese Vredesfaciliteit snel opgehoogd moet worden ten behoeve van Oekraïne. Kan de Minister een update geven van de stand van zaken van de gesprekken? Kan zij daarnaast aangeven of de enige blokkade voor ophoging inderdaad bij Hongarije ligt? Indien dat het geval is, wordt het dan niet op enig moment tijd om met de andere EU-lidstaten het EVF op te hogen, temeer daar dit toch een instrument buiten het MFK is? Hoe kijkt het kabinet hier tegenaan?
Antwoord
De gesprekken over de ophoging van de Europese Vredesfaciliteit (EPF), met als doel de oprichting van een Ukraine Assistance Fund (UAF), zijn nog gaande. Het is niet zo dat de enige blokkade voor ophoging bij Hongarije ligt. Gesprekken gaan ook over de modaliteiten van het fonds. De inzet van het kabinet is om te komen tot een fonds dat bijdraagt aan het voortzetten van militaire steun door alle lidstaten. Het doel is om Oekraïne de militaire steun te leveren die het nodig heeft. Het kabinet steunt het voorstel voor het UAF en benadrukt het belang om daarover snel tot een akkoord te komen.
Vraag 6
De leden van de VVD hebben enkele vragen over de trainingsmissie EUMAM Oekraïne. Hoe kunnen Nederland en andere bondgenoten meer leren van en kennis opdoen over de daadwerkelijke Oekraïense manier van optreden op het slagveld, zodat we trainingsprogramma’s aan Oekraïense eenheden kunnen verbeteren en de door Oekraïners opgedane lessen en ervaringen in onze eigen manier van opleiden en oefenen tegen de dreiging van Rusland kunnen verwerken?
Antwoord
Het functioneren van de Oekraïense krijgsmacht en hun ervaring in de oorlog tegen Rusland vormt de basis van de verschillende trainingsmodules die door verschillende EU-lidstaten worden aangeboden onder de vlag van EUMAM Oekraïne. Die modules worden in nauwe afstemmening met de Oekraïense krijgsmacht en betrokken internationale partners continu geëvalueerd en waar nodig aangepast aan de behoeften van Oekraïne.
De Nederlandse kennisinstituten binnen Defensie (samen met internationale partners) zijn nauw betrokken bij de militaire steun aan Oekraïne en volgen de ontwikkelingen nauwgezet, waarbij geleerde lessen waar mogelijk worden toegepast op de eigen organisatie.
Vraag 7
Ten aanzien van de wapenleveringen van wapens en munitie aan Oekraïne vragen de leden van de VVD hoe Nederland en Europese bondgenoten van plan zijn dit jaar en de komende jaren de balans te herstellen tussen het verhogen van de eigen inzetbaarheid en leveringen aan Oekraïne, waarbij het uitgangspunt dient te zijn dat er op beiden extra stappen gezet worden? Wanneer komt bijvoorbeeld de aankoop van munitie in derde landen met Europese gelden in beeld, op het moment dat de Europese defensie-industrie niet op korte termijn het benodigde kan leveren?
Antwoord
Zowel voor het continueren van militaire steun aan Oekraïne als om onze eigen en andere Europese krijgsmachten beter gereed te stellen is het van belang dat de productiecapaciteit van de Europese defensie-industrie wordt opgeschaald. Het kabinet onderzoekt momenteel op welke wijze de productie- en leveringszekerheid in Nederland en Europa kan worden verhoogd en zal de Kamer hier binnenkort nader over informeren. Ook zet het kabinet zich ervoor in dat de aangekondigde Europese Defensie Industrie Strategie (EDIS) en het Europese Defensie Industrie Programma (EDIP) maatregelen bevatten om de opschaling van productiecapaciteit binnen de EU te versnellen. Een meerderheid van de lidstaten wil dat EU-fondsen in eerste instantie ten goede zullen komen aan leveranciers binnen de EU. Dit zal ook bijdragen aan een sterkere Europese productiecapaciteit. Het kabinet steunt deze doelstelling, maar is wel voorstander van de mogelijkheid om EU-gelden in te zetten voor de aanschaf van munitie buiten de EU, in het bijzonder in urgente gevallen zoals de leveringen aan Oekraïne. Voor het huidige EU-instrument EDIRPA heeft het kabinet zich er met een groep lidstaten met succes voor ingezet dat onderdelen van het onder dit instrument aan te schaffen materieel ook (onder voorwaarden) uit derde landen kunnen komen. Het is tevens belangrijk te noemen dat er wereldwijd tekorten bestaan aan munitie. Dit benadrukt het urgente belang van opschaling van de Europese defensie-industrie. Tot slot benadrukt het kabinet dat het lidstaten vrij staat om zelf buiten de EU militaire goederen aan te schaffen.
Vraag 8
Tot slot hebben de leden van de VVD enkele vragen en opmerking ten aanzien van de door de Commissie aangekondigde plannen voor een Europese Defensiestrategie EDIS en EDIP. Verwacht het kabinet dat deze pas ten uitvoering komen tijdens een nieuwe Commissie, of zijn er voor die tijd al stappen te verwachten?
Antwoord
De Europese Commissie heeft aangekondigd EDIS en EDIP op 27 februari 2024 te presenteren. Omdat EDIP een voorstel voor een EU-verordening betreft zal hierover door de medewetgevers, Raad en Europees Parlement, worden onderhandeld. De verwachting is dat deze onderhandelingen worden gevoerd met het nieuwe Europees Parlement. EDIP is het programma dat de korte termijn instrumenten EDIRPA en ASAP, die tot en met 2025 lopen, zal opvolgen. EDIS betreft een strategie van de Commissie in de vorm van een Commissie-mededeling zonder onderhandelingstraject. Als er nieuwe wetgevingsinstrumenten worden aangekondigd in de strategie, dan zullen onderhandelingen hierover ook met het nieuwe Europees Parlement worden gevoerd. Uw Kamer zal na publicatie van EDIS en EDIP een BNC-fiche ontvangen waarin de kabinetsinzet zal worden verwoord.
Vraag 9
Daarnaast hebben de leden van de VVD enkele opmerkingen over de Nederlandse inzet. Zij vinden het goed dat Nederland zich actief in deze discussie mengt, en ook actief inzet op aanwending van Europese fondsen om NAVO-capaciteitstekorten weg te werken en op openheid van (grensoverschrijdende) waardeketens voor het MKB. Zij vragen de Minister rond de aankomende RBZ ook nadrukkelijk tegen commissaris Breton te benadrukken dat de Europese Commissie zich ervoor moet inzetten dat banken en andere financiële instellingen meer kunnen investeren in de defensiesector, en dat eventuele barrières worden weggenomen. Is de Minister daartoe bereid?
Antwoord
Ja, ik heb dat punt al vaker naar voren gebracht in Brussel en ben voornemens dat ook bij deze informele Raad doen. Het kabinet acht het van belang dat bedrijven in de defensie-industrie voldoende toegang hebben tot financiering. Tijdens de Bestuursraad van het Europees Defensie Agentschap (EDA) op 14 november 2023 namen de Ministers van defensie een gezamenlijke verklaring aan om een politiek signaal af te geven aan financiële instellingen om in hun investeringsbeleid meer oog te hebben voor het maatschappelijk belang van de defensie-industrie. De Europese Commissie publiceerde op 11 januari 2024 een rapport waaruit blijkt dat MKB-bedrijven die actief zijn in de defensiesector hogere drempels moeten overkomen om financiering te verkrijgen in vergelijking met MKB-bedrijven uit andere sectoren. Om investeringen in de defensiesector aan te jagen presenteerde de Europese Commissie op 12 januari 2024 de Defence Equity Facility. Het NAVO Innovatiefonds en het Strategic European Security Initiative van de Europese Investeringsbank (EIB) streven vergelijkbare doelen na. Het kabinet verwelkomt deze initiatieven, maar is van mening dat er meer nodig is om de toegang tot financiering voor de defensiesector te verbeteren. Hierover is Defensie ook in gesprek met banken en institutionele beleggers zoals pensioenfondsen.
Vraag 10
De leden van de VVD zien ook dat een belangrijke hindernis bij het opschalen van munitieproductie en andere projecten van nationale veiligheid (zoals het realiseren van voldoende oefenruimte of uitbreiding en nieuwbouw van kazernes) zit bij de vergunningverlening. Rond de energiecrisis is via de Renewable Energy Directive mogelijk gemaakt om voor duurzame energieprojecten en uitbreiding van het stroomnet te werken met een snellere vergunningsverlening met maximale tijdslimieten en lichtere procedures. Is de Minister van mening dat een dergelijke systematiek ook zou moeten gelden voor projecten van nationale veiligheid, en is zij bereid hierop aan te dringen bij de Europese Commissie als onderdeel van de aangekondigde industriestrategie?
Antwoord
Het kabinet zet zich ervoor in dat de aangekondigde Europese Defensie Industrie Strategie (EDIS) en het Europese Defensie Industrie Programma (EDIP) maatregelen bevatten om de opschaling van productiecapaciteit binnen de EU te versnellen. Of maatregelen die zien op vergunningverlening ook passend zijn, moet nader worden onderzocht. Over de Nederlandse inzet zal ik uw kamer na publicatie van de voorstellen informeren in een BNC-fiche.
Vraag 11
Daarnaast hebben de leden van de VVD nog enkele vragen en opmerkingen over de openheid van programma’s voor (NAVO-)partnerlanden die geen lid zijn van de Europese Unie zoals de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Oekraïne. De leden van de VVD zouden graag zien dat gezamenlijke ontwikkeling van wapensystemen ook openstaat voor deze landen, op voorwaarde dat zij ook bijdragen aan de verleende subsidies en het gezamenlijk ontwikkelde wapensysteem ook aanschaffen. Dit kan verdere schaalvoordelen opleveren, vermindert duplicatie binnen de NAVO, voorkomt dat bestaande samenwerkingsverbanden verstoord raken onder het mom van «meer Europese samenwerking», en bevordert de uitwisseling van geavanceerde technologie en kennis. Hoe kijkt het kabinet hier tegenaan, en is de Minister bereid zich hiervoor in te zetten?
Antwoord
Het kabinet is voorstander van gezamenlijke ontwikkeling van wapensystemen met NAVO-partnerlanden die geen lid zijn van de EU. Hiernaast onderschrijft het kabinet het belang van initiatieven die Europa in staat stellen om meer verantwoordelijkheid te nemen voor haar eigen veiligheid. Dit is in lijn met onder meer de verklaring van regeringsleiders tijdens de Versailles-top van 10 maart 2022, het EU Strategisch Kompas en de verklaring van regeringsleiders tijdens de Europese Raad van 14 en 15 december 2023. Om dit te kunnen bewerkstelligen is het versterken van de Defensie Technologische en industriële Basis (EDTIB) noodzakelijk. Nederland zet zich er voor in dat ontwikkeling van EU-capaciteiten bijdragen aan complementariteit met de NAVO. Verder wordt verwezen naar het antwoord op vraag 7.
Hiernaast zet het kabinet zich nadrukkelijk in voor betere EU-NAVO samenwerking in den brede. Samen met Denemarken, Duitsland en Italië initieerde Nederland een non-paper waarin wordt opgeroepen tot betere EU-NAVO samenwerking bij het vergroten van de productiecapaciteit van de defensie-industrie.1 Inmiddels hebben 20 landen het non-paper mede ondertekend. Het kabinet zal zich inzetten om de voorstellen uit dit non-paper spoedig navolging te geven.
Vraag 12
De leden van de VVD lezen nu dat Nederland er alleen voor pleit deelname aan gezamenlijke aankopen open te stellen voor niet-leden van de EU, maar is het kabinet niet van mening dat landen vooral geneigd zijn hieraan deel te nemen als hun bedrijven in ruil hiervoor ook deel kunnen nemen aan de productie?
Antwoord
Het kabinet acht het waarschijnlijk dat landen eerder zullen deelnemen aan gezamenlijke aanschafprojecten als de mogelijkheid van deelname voor bedrijven uit die landen bestaat. Gezien het huidige krachtenveld in Brussel is het reëel dat communautaire fondsen in eerste instantie ten goede zullen mogen komen aan leveranciers binnen de EU. Tegelijkertijd acht het kabinet het van belang dat voor de aanschaf van capaciteiten, waaronder munitie, de mogelijkheid tot aanschaf buiten de EU open wordt gehouden. Dit geldt in bijzonder voor de aanschaf om te voldoen aan urgente behoeftes zoals in het geval van leveringen aan Oekraïne.
Vraag 13
Daarnaast hebben de leden van de VVD nog enkele vragen over de mogelijke EU-missie in de Rode Zee ter bescherming van koopvaardij. Zou deze separaat opereren het door de VS geleide Prosperity Guardian, inclusief aansturing vanuit een apart hoofdkwartier? Zo ja, wat is de reden om niet aan te sluiten bij het Amerikaanse initiatief, aangezien de VS en Europa toch beiden het doel hebben de vrije zeevaart te borgen? Zou één gezamenlijke missie niet zorgen voor een effectieve inzet van schepen en inlichtingen, waarbij de Europese deelnemers optimaal gebruik kunnen maken van de Amerikaanse aanwezigheid in de regio?
Antwoord
Vrije en veilige doorvaart van schepen op zee is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de internationale gemeenschap. Het kabinet steunt in dat kader diverse initiatieven. Zo draagt Nederland sinds 2009 bij aan de EU-geleide anti-piraterijmissie operatie Atalanta en neemt Nederland sinds 2020 deel aan EMASoH-AGENOR (European-led Maritime Awareness in the Strait of Hormuz), ter bevordering van de vrije doorvaart en de-escalatie in de Golfregio. De door de VS geleide Operation Prosperity Guardian (OPG) valt onder het Combined Maritime Forces (CMF), een maritiem hoofdkwartier gevestigd in Bahrein. Vanuit CMF worden meerdere operaties aangestuurd. Nederland draagt al meerdere jaren bij aan het hoofdkwartier van CMF met een aantal stafofficieren. Nederland gaat aanvullend bijdragen met 1 tot 2 stafofficieren specifiek voor OPG.
In de praktijk werken deze verschillende initiatieven op het gebied van maritieme veiligheid in de Golfregio nauw met elkaar samen, onder andere door het delen van informatie. De EU is een belangrijke speler in de regio en een vrije en veilige doorvaart is voor de EU van groot belang, vandaar dat de EU ook met een eigen missie wil bijdragen.
Momenteel wordt in EU-verband over een EU-missie in de Rode Zee gesproken, waarbij wordt verkend of gebruik kan worden gemaakt van de reeds bestaande missie EMASoH. Dit is een Europees geleid coalitieverband en een betrouwbare en ervaren speler in de regio. Nederland steunt deze optie.
Niet alle EU-landen hebben zich aangesloten bij OPG, om verschillende redenen. Zij zullen mogelijk wel deelnemen aan een missie in EU-verband, wat nieuwe capaciteiten kan genereren. Deze mogelijke EU-missie zal nauw samen moeten werken en informatie moeten uitwisselen met de operatie Prosperity Guardian. De missies moeten complementair zijn aan elkaar. Een separate EU-missie versterkt de positie van de EU als maritieme veiligheid provider.
De leden van de NSC-fractie wensen de volgende vragen aan de Minister voor te leggen:
Vraag 14
Hoe kijkt Nederland aan tegen een GVDB-missie (Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid) op de Rode Zee en welke vorm zou de voorkeur van Nederland hebben? Kan de Minister opheldering geven over de stand van zaken in de Europese discussies over deze mogelijke missie in relatie tot de huidige acties waar Nederland wel aan deelneemt en geen andere EU-landen, zo vragen de leden.
Antwoord
Vrije en veilige doorvaart van schepen op zee is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de internationale gemeenschap. Het kabinet steunt in dat kader diverse initiatieven in het Rode Zee gebied, zoals toegelicht onder vraag 13. In dit licht steunt Nederland tevens de ambitie van de EU om zich als maritieme veiligheid provider in de regio te positioneren en staat positief tegenover een eventuele GVDB-missie op de Rode Zee.
Vraag 15
Welke prioriteiten heeft Nederland voor de Europese Defensie Industrie Strategie en zijn deze door de Eurocommissaris meegenomen? Hoe kijkt Nederland aan tegen het voorstel van Eurocommissaris Breton voor een nieuw EU-Defensiefonds van € 100 miljard, zo vragen de leden.
Antwoord
Het kabinet heeft begin dit jaar non-papers over EDIS en EDIP in Brussel verspreid om de Nederlandse prioriteiten kenbaar te maken. Deze non-papers zijn als bijlagen met de Geannoteerde Agenda ten behoeve van de Raad Buitenlandse Zaken Defensie van 30-31 januari2 aan de Kamer verzonden. De uitspraken van Commissaris Breton moeten worden gezien in het kader van de aanloop naar een nieuw meerjarig financieel kader. Er is nog geen formeel voorstel. Over de Nederlandse inzet zal ik uw Kamer na publicatie van de voorstellen informeren in een BNC fiche.
De leden van D66-fractie danken de Minister voor de geannoteerde agenda van Raad Buitenlandse Zaken Defensie van 30 en 31 januari 2024. Deze leden hebben daar enkele vragen bij.
Vraag 16
De leden van D66-fractie steunen de Nederlandse bijdrage inzake de reactie van onze bondgenoten op de aanvallen van de Houthi’s in Jemen. Deze leden vinden het positief dat de EU momenteel bezig is met het opzetten van een missie aan de Rode Zee, omdat dit de veiligheid van civiele schepen waarborgt. Echter vragen de leden van D66-fractie zich af of de gewenste unanimiteit bereikt kan worden binnen de EU, gelet op meningsverschillen bij verschillende lidstaten over de operationele inzet.
Antwoord
Zie hiervoor het antwoord op vraag 13 en 14.
Vraag 17
Tegelijkertijd vragen de leden van de D66-fractie zich af hoe de Nederlandse bijdrage qua capaciteit er uit zou komen te zien en hoe deze zal veranderen als er sprake blijkt te zijn van een regionale spillover en escalatie op korte termijn.
Antwoord
Het kabinet onderzoekt verschillende mogelijkheden om bij te dragen aan het waarborgen van de maritieme veiligheid in de regio, waaronder via de mogelijke nieuwe EU-missie. Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft, zal uw Kamer nader geïnformeerd worden.
Vraag 18
De leden van de D66-fractie zijn ongerust over het verloop van de oorlog in Oekraïne en het feit dat dit voor een groot deel te wijten is aan de uitgebleven of achtergestelde wapenleveranties, wat weer samenhangt met tekorten binnen de EU. Deze leden zijn benieuwd of de Minister van mening is dat de gestelde projectiedeadline van maart/april 2024 haalbaar is qua opschalen van productie. Zo niet, welke andere plannen liggen er op tafel? Wordt er nagedacht over het (tijdelijk) opschorten van wapenexport richting de niet-EU landen?
Antwoord
Het kabinet heeft geen zicht op de huidige totale productiecapaciteit van de Europese defensie-industrie en de snelheid waarmee die wordt opgeschaald. De Europese Commissie heeft aangegeven te verwachten dat in april 2024 een productiecapaciteit van 1 miljoen artilleriegranaten per jaar zal worden bereikt. De door de Commissie aangekondigde Europese Defensie Industrie Strategie (EDIS) en het Europese Defensie Industrie Programma (EDIP) zullen voorstellen bevatten die zullen ondersteunen bij het versnellen van de opschaling. Daarnaast is het van belang dat lidstaten munitiebestellingen blijven plaatsen. Vorig jaar heeft Nederland voor EUR 260 miljoen aan munitie gezamenlijk aangeschaft voor Oekraïne, deels via het EDA en deels via het Duits geleide inkoopproject. Nederland zal dit jaar voor ten minste EUR 87 miljoen aan munitie voor Oekraïne bestellen via het Duits geleide inkoopproject. Daarnaast blijft Nederland zelf munitiebestellingen plaatsen voor Oekraïne.
Vraag 19
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de vertraging met betrekking tot het ophogen van de Europese Vredesfaciliteit de Europese slagkracht schaadt. Om deze reden vragen de leden van de D66-fractie zich af welke maatregelen de Minister op tafel wil leggen om verdere vertraging te voorkomen, bijvoorbeeld als het gaat om de blokkerende positie van Hongarije.
Antwoord
Het kabinet acht het van groot belang dat er zo snel mogelijk overeenstemming wordt bereikt over de ophoging van de Europese Vredesfaciliteit met als doel de oprichting van een Ukraine Assistance Fund.
Juist nu is het wenselijk om met een krachtig signaal te komen dat de EU ook militair gezien achter Oekraïne blijft staan. Het uitblijven van een signaal is schadelijk. Het kabinet is derhalve in gesprek met EDEO en EU-lidstaten over het vinden van een pragmatische oplossing.
Vraag 20
Tegelijkertijd zijn de leden van de D66-fractie benieuwd wat de Nederlandse bijdrage zal inhouden met betrekking tot de gestelde prioriteiten, in het bijzonder de Rapid Deployment Capacity en of dat enigszins verband houdt met de ontwikkelingen rondom de European Peace Facility (EPF).
Antwoord
Het kabinet zet zich in voor de implementatie van de afspraken zoals overeengekomen in het Strategisch Kompas. De Rapid Deployment Capacity (RDC) is daar een belangrijk onderdeel van. De RDC moet in 2025 gereed zijn en op dit moment wordt het instrument geoperationaliseerd. De gemeenschappelijke kosten die lidstaten maken voor inzet onder de RDC zullen gedeeltelijk worden vergoed vanuit de Europese Vredesfaciliteit (EPF). Het kabinet steunt dit.
Vraag 21
De leden van de D66-fractie zouden de urgentie van verdere Europese samenwerking op onder andere dit punt willen benadrukken, te meer nu er steeds meer geluiden zijn dat de NAVO zich moet voorbereiden op een militaire confrontatie met Rusland op de lange termijn. De leden van de D66-fractie zijn in die zin benieuwd in hoeverre de plannen van verschillende lidstaten om productiefabrieken in Oekraïne zelf te steunen de gewenste resultaten zal opleveren, mede gelet op het feit dat Rusland al heeft aangekondigd deze als legitieme militaire doelen te zien? Wordt er rekening gehouden met de mogelijkheid dat deze fabrieken te zijner tijd disfunctioneel zouden kunnen zijn door Russische aanvallen?
Antwoord
Het is belangrijk dat Oekraïne zijn defensie-industrie versterkt en daarbij ook steun krijgt vanuit bondgenoten en partners. Het is niet mogelijk om te voorspellen of en wanneer de huidige investeringen in de Oekraïense defensie-industrie, zowel door landen als private ondernemingen, de gewenste resultaten zullen opleveren. Het ligt voor de hand dat ook nieuwe of gemoderniseerde productiefaciliteiten door Rusland onder vuur zullen worden genomen. Desalniettemin is Oekraïne momenteel in staat om de eigen defensie-industrie operationeel te houden. Oekraïne produceert een breed scala aan wapensystemen en munitie, inclusief gepantserde voertuigen, drones en artillerie-munitie. Door de eigen productie te intensiveren kan Oekraïne steeds minder afhankelijk worden van steun van partners.
Vraag 22
Tegen het licht van de besprekingen in Davos zijn de leden van de D66-fractie benieuwd of het kabinet het standpunt van het Pentagon deelt dat Kyiv zijn strategie moet wijzigen van aanvallend naar defensief. Dit zou namelijk betekenen dat Oekraïne snel de beschikking moet hebben over de nodige wapens om enerzijds de demarcatielijnen te kunnen behouden, anderzijds voldoende tijd te hebben voor een counteroffensief. De conclusie voor de leden van de D66-fractie is dus dat wapenleveranties hoe dan ook dienen te worden versneld.
Antwoord
Het verloop van deze oorlog is onvoorspelbaar. Op verschillende locaties vecht Oekraïne een defensief gevecht, terwijl op andere locaties meer offensieve acties mogelijk zijn. Er is dus geen sprake van een eenduidige offensieve dan wel defensieve strategie. Daarbij benadrukt het kabinet dat het aan Oekraïne zelf is om de eigen strategie te bepalen. Overigens deelt het kabinet de conclusie dat de wapenleveranties moeten worden versneld, ongeacht tot welke strategie Oekraïne besluit, om Oekraïne zo goed mogelijk in staat te stellen om zich te verdedigen tegen de Russische agressie. Daartoe werkt Nederland samen met internationale partners, waaronder de EU en de NAVO.
Vraag 23
Tot slot vragen de leden van de D66-fractie zich af wanneer het kabinet verwacht om de beloofde F16’s eindelijk aan Oekraïne over te dragen en of er enige indicatie is wanneer die operationeel zouden kunnen zijn, aangezien president Zelensky het uitblijven van capaciteiten in de lucht als een van de redenen benadrukte voor het niet voldoende slagen van het counteroffensief door Kyiv?
Antwoord
Het leveren, inzetten en inzetbaar houden van F-16’s is een (zeer) complexe operatie. Goed getrainde piloten en onderhoudspersoneel, infrastructuur en reserveonderdelen zijn randvoorwaardelijk voor een succesvolle en duurzame inzet. Binnen de Air Force Capability Coalition, een internationale coalitie van 16 landen waar Nederland samen met Denemarken en de Verenigde Staten leiding aan geeft, wordt hard gewerkt om ervoor te zorgen dat Oekraïne zo snel mogelijk aan deze randvoorwaarden kan voldoen. De Nederlandse bijdrage aan dit internationale samenwerkingsverband focust zich – naast het leveren van toestellen – op het opleiden van vliegers. Daar toe is het European F16 Training Centre (EFTC) in Roemenië opgericht.
De leden van de BBB-fractie nemen kennis van Raad Buitenlandse Zaken Defensie en hebben daarover een aantal aanmerkingen en vragen.
Vraag 24
Er wordt gesproken over een mogelijke GVDB-missie naar de Rode Zee. De leden van de BBB-fractie benadrukken nogmaals het belang van een vrije doorvaart voor de veiligheid en welvaart van Nederland. Daarom staan de leden van de BBB-fractie positief tegenover een missie. Zij vragen zich wel af of het raamwerk van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid de meest efficiënte vorm is. De huidige Nederlandse bijdrage aan de veiligheid in de Rode Zee staat onder leiding van de Verenigde Staten, die ervaring hebben met zulke missies. Een GVDB-missie die zich concurrerend opstelt richting Operation Prosperity Guardian steunen de leden van de BBB-fractie niet. De leden van de BBB-fractie zouden liever extra bijdragen aan Operation Prosperity Guardian. Is het kabinet van plan het voorstel van de Europese Commissie te steunen? Zo ja, welke bijdrage wil zij doen?
Antwoord
Vrije en veilige doorvaart van schepen op zee is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de internationale gemeenschap. Het kabinet steunt in dat kader diverse initiatieven, zoals toegelicht de beantwoording van vraag 13. In de praktijk werken deze verschillende initiatieven op het gebied van maritieme veiligheid in de Golfregio nauw met elkaar samen, onder andere door het delen van informatie. Het kabinet onderschrijft dat de verschillende initiatieven elkaar dienen te versterken en niet te concurreren.
Het kabinet onderzoekt de aanvullende mogelijkheden om bij te dragen aan de maritieme veiligheid in de regio. Het kabinet steunt de ambitie van de EU om zich als maritieme veiligheid provider in de regio te positioneren en staat positief tegenover een eventuele GVDB-missie op de Rode Zee.
Vraag 25
Graag zien de leden van de BBB-fractie ook dat landen in de regio een bijdrage doen aan de beveiliging van de Rode Zee. Kan de Minister een beeld geven van de activiteiten die Egypte, Saudi-Arabië en Djibouti ondernemen tegen piraterij? Kan de Minister in Europees en internationaal verband zich inzetten om deze landen duurzaam te betrekken bij het beveiligen van scheepvaartroutes in hun eigen regio?
Antwoord
Ik ben met u van mening dat het belangrijk is landen uit de regio te betrekken. Ik pleit er in Brussel dan ook voor dat vanuit de EU de landen in de regio worden uitgenodigd een bijdrage te leveren aan de missie.
EU-landen zijn verdeeld over de aanvallen op Houthi-doelen van afgelopen week. Nederland is het enige land dat deze aanvallen actief heeft ondersteund. De leden van de BBB-fractie hechten er veel waarde aan als de Minister zich tijdens de Raad Buitenlandse Zaken Defensie actief uitspreekt vóór onze bijdrage en aan Europese collega’s duidelijk maakt dat Nederland dat ook in het Europese belang doet.
Vraag 26
De NAVO heeft zich herpakt na de inval van Rusland in Oekraïne en het NAVO New Force Model (NFM) ontwikkelt regionale plannen om Europa te weren tegen een Russische inval. Deze plannen vergen een veel grotere inspanning van Nederland om mensen, middelen en eenheden gereed te stellen. In hoeverre kan Nederland aan deze plannen voldoen? Wil Nederland zich conformeren aan de capaciteitsdoelen die de NAVO stelt qua aantallen en type eenheden benodigd voor het NAVO NFM en de Regional Plans, zo vragen de leden van de BBB-fractie.
Antwoord
De Nederlandse krijgsmacht draagt bij aan de vulling van de NAVO plannen met een afgewogen bod waarin Nederlandse militaire capaciteiten zijn aangeboden aan de NAVO. Het kabinet streeft naar het aanbieden van inzet-gerede mensen, middelen en eenheden. Defensie heeft het behalen van de NAVO capaciteitsdoelstellingen als doel en zal hier de komende jaren verdere invulling aan geven. De implementatie van het NATO Force Model (NFM) heeft verstrekkende gevolgen voor alle bondgenoten. Het vraagt onder andere om investeringen in en verdere adaptatie en versterking van onze krijgsmachten. Een belangrijke randvoorwaarde is dat bondgenoten structureel minimaal 2% van het bbp aan Defensie besteden, conform de Defence Investment Pledge (DIP) die vorig jaar tijdens de NAVO-top in Vilnius is afgesproken. Bondgenoten zullen gezamenlijk voldoende eenheden beschikbaar moeten stellen voor de vulling van het NFM. Dat is nodig om de nieuwe militaire plannen voor afschrikking en verdediging van het bondgenootschap uit te voeren. Gezien de omvang van deze uitdaging heeft Nederland binnen de NAVO aangedrongen op een realistische vulling van de plannen en een gefaseerde implementatie, omdat sommige benodigde militaire capaciteiten pas in de komende jaren gereed en inzetbaar zijn.
Vraag 27
Het is goed dat Europa zichzelf wil herbewapenen en haar eigen Defensie-industrie daarvoor wil versterken. Is de Minister van plan om tijdens de Raad Buitenlandse Zaken Defensie duidelijk te maken dat Nederland op haar eigen grondgebied bereid is om haar bijdrage te leveren aan de productie van munitie binnen Europa?
Antwoord
Zie hiervoor het antwoord op vraag 1.
Vraag 28
Is de Minister op de hoogte van het Estse initiatief dat in Estland een economisch gebied ontwikkelt om munitie te produceren en dat Nederland en/of Nederlandse bedrijven mee kunnen doen? Is de Minister voornemens om met de Estse delegatie daar verder over te spreken?
Antwoord
Ja, ik ben op de hoogte van dit interessante Estse initiatief. Dit is ook besproken tijdens een recent bezoek van de SG van het Estse Ministerie van Defensie aan het Nederlandse Ministerie van Defensie op 16 januari 2024. Daarbij is afgesproken om de mogelijkheden tot samenwerking tussen Estland en Nederland op gebied van defensie-industrie verder te onderzoeken.
Vraag 29
Aangaande materiële militaire steun hechten de leden van de BBB-fractie waarde aan een evenredige en effectieve bijdrage door Nederland. Voor het draagvlak bij toekomstige steun aan Oekraïne is het dan ook van groot belang dat Frankrijk, Italië en Spanje een grotere bijdrage doen. Wil de Minister deze landen hierop aanspreken?
Antwoord
Zie hiervoor het antwoord op vraag 4.
Om zichzelf te kunnen blijven verdedigen, heeft Oekraïne brede internationale steun nodig, ook vanuit Europese lidstaten en bondgenoten. Deze boodschap draagt het kabinet consistent uit in multilateraal en bilateraal verband. De noodzaak om door te gaan met steun aan Oekraïne, voor zolang het nodig is, wordt breed gedeeld binnen de EU.
Ook in dat kader acht ik het van groot belang dat er overeenstemming wordt bereikt op de ophoging van de Europese Vredesfaciliteit (EPF) met als doel de oprichting van een Ukraine Assistance Fund. Dit EU-instrument stelt lidstaten beter in staat om militaire steun te blijven leveren. Een deel van de militaire leveringen die lidstaten doen worden gedeeltelijk gecompenseerd van het uit het EPF.
Vraag 30
Diverse landen, zoals Bulgarije en Estland, hebben bilaterale veiligheidsarrangementen vastgelegd met Oekraïne. Is Nederland voornemens met Oekraïne een bilateraal veiligheidsarrangement vast te leggen? Zo ja, wat is de status van de onderhandeling? Zijn de bilaterale veiligheidsarrangementen een onderwerp van gesprek en zo ja, wilt u de commissie voor Defensie daar dan, eventueel in een vertrouwelijke briefing, uitgebreid over informeren?
Antwoord
Ja, Nederland is voornemens om een bilateraal veiligheidsarrangement af te sluiten met Oekraïne. Het kabinet acht het van belang om steun voor Oekraïne meerjarig vast te leggen. Nederland heeft samen met 30 andere landen, de Europese Commissie en de Europese Raad de G7+-verklaring ondertekend waarin deze intentie werd geuit. Vervolgens hebben twee rondes van bilaterale consultaties plaatsgevonden tussen Nederland en Oekraïne, op 28 oktober 2023 en op 19 december 2023. De tijdslijn voor het afsluiten van het veiligheidsarrangement is afhankelijk van de onderhandelingen. De Kamer zal geïnformeerd worden over de voortgang.
Vraag 31
De leden van de BBB-fractie maken zich ernstige zorgen over de veiligheidssituatie in de Sahel en de spill-over effecten die deze situatie heeft op de leefbaarheid in de regio, de migratiedruk uit de regio en de verslechtering van de rechtstaat en democratische grondvesten van de landen in de Sahel. Er waren meer dan zeven militaire coups in de Sahel afgelopen jaar. Een terugtrekkende EU en Franse krijgsmacht, de diplomatie die wordt opgevuld door Chinese bedrijven en het Russische Wagner dat voor geld, invloed en macht klussen klaart voor de overheid en gewapende groepering in de Sahel. De leden van de BBB-fractie erkennen de treurnis van het kabinet met betrekking tot het stopzetten van de civiele en militaire EU-missie in Niger. Graag zien deze leden aandacht van de Minister op de Raad Buitenlandse Zaken Defensie voor deze situatie. Graag zien deze leden ook een reactie van de Minister in hoeverre Nederland bereid is om in deze strategische competitiefase in de Sahel capaciteiten gereed te stellen en/of in te zetten om een vinger aan de pols te houden in het geval dat nodig is.
Antwoord
Het kabinet deelt de zorgen van de BBB-fractie over de verslechterende veiligheidssituatie in de Sahel. Ik ben voornemens hier tijdens de Raad Buitenlandse Zaken aandacht voor te vragen en op te roepen om tot een aangepaste Europese strategie voor de regio te komen. Op dit moment is, vanwege de situaties in Mali, Burkina Faso en Niger, de inzet op het gebied van veiligheid en migratie in deze landen grotendeels gepauzeerd en de ontwikkelingssamenwerking aangepast. Zoals verwoord in de Afrikastrategie3 en de Sahel Kamerbrief4 zijn er redenen om de dialoog en samenwerking met nationale overheden van landen waar de democratie onder druk staat voort te zetten. Bijvoorbeeld ten gunste van de bevolking van de Sahel, om te voorkomen dat de veiligheidssituatie in de Sahel nog verder verslechtert en om te voorkomen dat deze landen verder afdrijven naar de invloedssfeer van concurrerende geopolitieke spelers. Nederlandse en Europese belangen dwingen dus tot betrokkenheid, zeker als het transitieregeringen betreft die zich hebben gecommitteerd aan de organisatie van vrije verkiezingen in de nabije toekomst. Het blijft een continue weging hoe en op welk niveau Nederland kan samenwerken met deze regimes en welke risico’s daaraan verbonden zijn. Daarnaast benadrukt het kabinet dat de ontwikkelingen in de Sahel het belang van veiligheidsinzet in de West-Afrikaanse kuststaten en het bieden van perspectief aan de bevolking vergroten. Het kabinet wil een bijdrage leveren aan het tegengaan van georganiseerde misdaad, de lokale manifestatie en expansie van het jihadistisch extremisme en irreguliere migratie naar de West-Afrikaanse kuststaten. In dit kader heb ik begin januari Ivoorkust en Senegal bezocht om te spreken over de situatie in de regio en de mogelijkheden om (veiligheids-)samenwerking te versterken.
Vraag 32
Wat betreft de verschillende plannen en fondsen voor de Europese Defensie-industrie roepen de leden van de BBB-fractie de Minister op tot terughoudendheid. De basishouding van deze leden richting zulke fondsen is positief, maar het risico bestaat dat de focus op Europese samenwerking de middelen om in Nederland de «herbewapeningsindustrie» aan te zwengelen kannibaliseert. Om anderen te helpen moet Nederland eerst haar binnenlandse situatie aangaande de productie van munitie, materieel en paraatheid op orde hebben. Is de Minister het eens met deze conclusie?
Daarnaast bestaat bij de leden van de BBB-fractie de vrees dat Europese fondsen en projecten voornamelijk hun neerslag zullen vinden bij de capaciteiten van Duitsland en Frankrijk, vanwege de invloed van deze landen op Europese besluitvorming. Wat doet de Minister om dit te voorkomen?
Antwoord
Ik deel deze standpunten en zorgen niet. De Nederlandse defensie-industrie kan niet voldoen aan alle behoeftes van de Nederlandse krijgsmacht. Zowel om onze eigen en andere Europese krijgsmachten beter gereed te stellen als voor het continueren van militaire steun aan Oekraïne is het van groot belang dat de productiecapaciteit van de Europese defensie-industrie wordt opgeschaald. Daarvoor is juist een ambitieuze Europese aanpak wenselijk en noodzakelijk. Daarbij wordt rekening gehouden met de capaciteiten van de Nederlandse industrie in Europese context, relevante factoren zoals de snelheid om te kunnen leveren, en de aansluiting bij de behoeften in het kader van teruglopende voorraden vanwege leveringen aan Oekraïne. Het kabinet is druk bezig met het zoeken naar kansen om de productie-en leverzekerheid in Nederland en Europa te verhogen en zal de Kamer hier binnenkort nader over informeren.
Vraag 33
De leden van de BBB-fractie vinden de gestelde doelen van het Belgisch voorzitterschap van de Raad mooi klinken, voornamelijk «burgers en grenzen beschermen» en «Europa als wereldspeler promoten». In die context is het alleen wel schrijnend dat België nauwelijks een bijdrage doet aan die doelstellingen. Door slechts 1,13% van haar BBP aan Defensie te besteden draagt België zeer beperkt bij aan de collectieve veiligheid van ons NAVO-bondgenootschap. Het is de op een na kleinste bijdrage aan de 2% afspraken die we met de NAVO gemaakt hebben. Is de Minister bereid om ons zuidelijk buurland aan te spreken op deze discrepantie tussen retoriek en praktijk en daarbij het belang van investeringen in onze veiligheid te benadrukken?
Antwoord
NAVO bondgenoten spreken regelmatig met elkaar over de veranderende veiligheidssituatie in Europa en wat er nodig is om het verdragsgebied te beschermen tegen de toegenomen dreiging. Daarvoor is ook voldoende financiering nodig. Daarom hebben alle bondgenoten de Defense Investment Pledge onderschreven. Het belang van investeringen in onze veiligheid staat voor alle bondgenoten buiten kijf.
Vraag 34
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling de geannoteerde agenda gelezen en merken op dat een kleine wijziging in de formulering van het kabinet opvalt in de opstelling over de oorlog in Oekraïne. Werd in de afgelopen jaren gesteld dat Oekraïne bepaalt wat er nodig is, meldt het kabinet nu dat Nederland belang hecht Oekraïne te steunen, «voor zo lang dat nodig is.» Deze formulering maakt het mogelijk dat ook andere landen dan Oekraïne bepalen hoe lang die steun nodig is. Wat is het voorstel van Nederland op dit moment?
Antwoord
Na bijna twee jaar Russische agressie-oorlog staat het kabinet onverminderd achter Oekraïne en zal Nederland een voortrekkersrol blijven spelen in het militair steunen van Oekraïne, zolang als dat nodig is, in lijn met de wens van de meerderheid van de Tweede Kamer.5 Zoals eerder aan uw Kamer is meegedeeld6 hangt de precieze besteding van deze steun samen met het verloop van de oorlog en de daaruit voortvloeiende Oekraïense behoeften.
Vraag 35
Dat leidt bij de leden van de SP-fractie tot de vraag wat de nieuwe strategie in de oorlog moet worden nu het contraoffensief niet heeft opgeleverd wat ervan werd gehoopt. Dat laatste gaf president Zelensky begin december 2023 toe. Hoe beoordeelt het kabinet de huidige stand van zaken? Is er sprake van een patstelling, of niet? Heeft het kabinet kennisgenomen van voorstellen van oud-premier Tymosjenko van Oekraïne, thans lid van het parlement, om te onderhandelen?
Antwoord
Het is aan Oekraïne om te bepalen of en onder welke omstandigheden het land vredesonderhandelingen wil starten. Vooralsnog zijn er geen tekenen dat Oekraïne het opportuun acht om vredesonderhandelingen te starten, of dat Rusland bereid is te onderhandelen. Van onderhandelingen is op dit moment dus geen sprake.
Vraag 36
De grote vraag die op tafel ligt is; wat wil Oekraïne, wat wil Nederland en wat wil de EU? Wat worden de gezamenlijke doelen in de volgende fase van de oorlog? Het ligt naar het oordeel van de leden van de SP-fractie voor de hand te concluderen dat daarover eenstemmigheid moet bestaan. Is eenstemmigheid van de EU nodig naar het oordeel van het kabinet? Hoe groot acht de Minister de kans dat er een verdeelde EU, of een EU van meerdere snelheden ontstaat in de bewapening van Oekraïne?
Antwoord
Oekraïne verdedigt zichzelf tegen de Russische aanval, waarbij de internationaal erkende grenzen en de soevereiniteit van Oekraïne geschonden zijn. Nederland, de Europese Unie, de VS en andere landen steunen Oekraïne in deze strijd. Voor Nederland geldt dat het Oekraïne zal steunen voor zolang als dat nodig is, om de vrijheid, veiligheid van welvaart van Oekraïne, Nederland en Europa te beschermen. Eenheid in onze steun is daarbij inderdaad belangrijk. Nederland pleit binnen de EU voor het bewaren van deze eenheid en het belang van het blijven steunen van Oekraïne.
Vraag 37
Uit berichten in de media leerden de leden van de SP-fractie al dat EU-lidstaat Slowakije geen wapens meer wilde leveren aan Oekraïne, maar er op aandringt te onderhandelen over beëindiging van de oorlog. Van een Minister van Italië begrepen de leden van de SP-fractie dat hij een dubbelstrategie wil. Daarmee bedoelt Italië steun aan Oekraïne én onderhandelen over een einde aan de oorlog. Wat is het oordeel van het kabinet daarover en deelt het kabinet de opvatting dat het uitblijven van de beloofde militaire middelen, zoals voldoende wapens, om alleen al logistieke redenen remmend werkt op een effectieve Oekraïense strategie? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Het is aan Oekraïne om hun strategie en doelen te bepalen in hun verdediging tegen de Russische agressie. De Oekraïense strategie is mede afhankelijk van de levering van voldoende wapens. Daarom is het belangrijk om onze militaire steun aan Oekraïne voort te zetten. Het is aan Oekraïne om te bepalen of en onder welke omstandigheden het land vredesonderhandelingen wil starten.
Vooralsnog zijn er geen tekenen dat Oekraïne het opportuun acht om vredesonderhandelingen te starten, of dat Rusland bereid is te onderhandelen. Van onderhandelingen is op dit moment dus geen sprake.
Vraag 38
Er van uitgaande dat deze observaties kloppen leidt dat -nogmaals- tot de vraag; wat wordt de strategie en wat is de inbreng van de EU hierin? En ten aanzien van het informele beraad van EU-Ministers van Defensie, volgende week, is de vraag; wat stelt Nederland voor? Hoe lang moet het duren voordat er een strategie is vastgesteld?
Antwoord
De strategie van Nederland is ongewijzigd: Nederland hecht belang aan het blijvend steunen van Oekraïne, voor zo lang als dat nodig is, en blijft hierin een voortrekkersrol spelen conform de motie van de leden Piri en Veldkamp7 en de motie Sjoerdsma c.s.8. De rol van de EU hierin is het faciliteren van militaire steun door middel van gemeenschappelijke financiering, het coördineren van trainingen en het ondersteunen van de paraatheid van de Europese defensie industrie, onder andere door het stimuleren van gezamenlijke aanschaf, samenwerking tussen lidstaten en het versterken van de Europese Defensie Technologische en Industriële Basis (EDTIB). Tijdens de informele RBZ Defensie zal Nederland het belang en de urgentie van militaire steun aan Oekraïne blijven benadrukken.
Vraag 39
Acht het kabinet het mogelijk dat beraad tijdens het Wereld Economisch Forum in Davos leidt tot een onderhandelingsstrategie of een dubbelstrategie zoals Italië voorstelt?
Antwoord
Het kabinet heeft geen gewijzigde strategie ten opzichte van Oekraïne. Tijdens de bijeenkomst van de Nationale Veiligheidsadviseurs voorafgaand aan het Wereld Economisch Forum in Davos is er niet gesproken over een onderhandelingsstrategie of dubbelstrategie. Het is aan Oekraïne zelf om de strategie en doelen te bepalen in de verdediging tegen de Russische agressie. Hiervoor bestaat brede steun onder EU-landen en gelijkgezinde landen.
De leden van de SP-fractie waren niet alleen teleurgesteld in de graatmagere juridische onderbouwing om steun te geven aan de bombardementen op Jemen op 12 januari 2024 en daarna, maar merken ook op dat de EU totaal verdeeld is over deze militaire aanpak.
Het feit dat Ansar Allah, de Houthi’s, de aanvallen op schepen die een connectie met Israël hebben aanvallen en geen totale aanval op al het scheepvaartverkeer uitvoeren is al een aanwijzing dat de ratio niet is om al het scheepvaartverkeer te treffen. De Houthi’s hebben van het begin af aan gesteld dat zij een staakt-het-vuren eisen. Dat zetten zij kracht bij met deze gewelddadige en wederrechtelijke middelen, maar dat beleid is naar het oordeel van de leden van de SP-fractie gemakkelijk te wijzigen door een staakt-het-vuren af te dwingen in de genocidale oorlog van Israël tegen de Palestijnen in Gaza.
Vraag 40
Is het kabinet bereid zich door andere EU-lidstaten, zoals Spanje en België, te laten overtuigen om afstand te nemen van gewelddadigheden in Jemen? Op welke wijze wil Nederland de EU overtuigen dat dit beleid niet leidt tot escalatie van gewelddadigheden in steeds grotere delen van het Midden-Oosten?
Antwoord
Met de bijdragen van Nederland aan de gewapende aanval van het VK en het VS, steunt Nederland het recht op zelfverdediging van de VS. De uitgevoerde operaties zijn een signaal aan enerzijds de scheepvaart en onze bondgenoten, en anderzijds aan de Houthi’s en de actoren die hen steunen, dat de illegale aanvallen van de Houthi-eenheden niet zonder consequenties kunnen en mogen passeren. De militaire acties hebben als overkoepelend doel de-escalatie en het herstel van het recht van vrije doorvaart in de Rode Zee. Recente ontwikkelingen in de Rode Zee onderstrepen onverminderd de kwetsbaarheid van maritieme veiligheid en transport en de relevantie van internationale militaire maritieme presentie, in aanvulling op diplomatie en ontwikkelingssamenwerking. Nederland draagt daarom sinds 2020 bij aan het Europees geleide coalitieverband European Maritime Awareness in the Strait of Hormuz (EMASoH), sinds 2009 aan de missie EU Naval Forces (EUNAVFOR) Operatie Atalanta en sinds eind 2023 aan de door de Verenigde Staten geleide operatie Prosperity Guardian. Het kabinet onderzoekt de wenselijkheid en mogelijkheid om een aanvullende bijdrage te leveren aan het waarborgen van de maritieme veiligheid in de Golfregio (Kamerstuk 29 521, nr. 465, d.d. 22 december 2023), waaronder via de mogelijke nieuwe EU-missie in de Rode Zee.
De leden van de SP-fractie dringen er bij het kabinet op aan een staakt-het-vuren te bepleiten. Dat geldt ook voor de EU. De leden van de SP-fractie willen dat de EU politieke initiatieven neemt om de oorlog te beëindigen en ook te komen tot beëindiging van de bezetting van de Palestijnse gebieden.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de stukken ten behoeve van de Informele Raad Buitenlandse Zaken Defensie van 30 en 31 januari en hebben de volgende vragen:
Vraag 41
Wordt er door de verschillende donorlanden aan Oekraïne voldaan aan de door de EDEO geschatte benodigde € 5 miljard, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
Antwoord
De behoefte van Oekraïne en de waarde van gedoneerd materieel aan Oekraïne overstijgt de vijf miljard euro vele malen. De inschatting van EDEO is dat er per jaar EUR 5 miljard nodig is voor de steun die in het kader van de Europese Vredesfaciliteit (EPF) geboden wordt aan Oekraïne. Daaruit wordt de EU Military Assistance Mission (EUMAM) gefinancierd en wordt de bilaterale militaire steun die EU lidstaten aan Oekraïne geven gedeeltelijk gecompenseerd.
Vraag 42
Is het kabinet ook bereid de benodigdheden voor Nederlandse munitieproductie te inventariseren? Welke randvoorwaarden zouden er moeten zijn voor munitieproductie in Nederland, zo vragen de leden van de SGP-fractie. Het kabinet doet dit waar mogelijk met inschakeling van de Nederlandse industrie. Is het kabinet ook bereid meer Nederlandse industrie te steunen die in de markt wil stappen?
Antwoord
Zowel om onze eigen en andere Europese krijgsmachten beter gereed te stellen als voor het continueren van militaire steun aan Oekraïne is het van belang dat de productiecapaciteit van de Europese defensie-industrie wordt opgeschaald. Het kabinet onderzoekt momenteel op welke wijze de productie- en leveringszekerheid in Nederland en Europa kan worden verhoogd en zal de Kamer hier binnenkort nader over informeren. Het kabinet is in dat kader in gesprek met industriële partijen in Nederland en in Europa. Het kabinet steunt bedrijven die in deze markt willen stappen door ze te informeren over toegang tot Europese fondsen en om aansluiting te vinden bij bestaande ketens. Met het Industrieel Participatiebeleid positioneert het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat ook Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen in de waardeketens van buitenlandse munitiefabrikanten en ondersteunt zij actief de mogelijkheden om hun aandeel in de productie te vergroten.
Vraag 43
Wordt bij Europese vraagbundeling voor munitieproductie naast de kwantiteit en economische zekerheid bieden ook de gewenste snelheid geboden of werkt deze samenwerking eerder vertragend, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
Antwoord
Het kabinet koopt voor Oekraïne, waar mogelijk gezamenlijk met andere landen, munitie in om te voorkomen dat landen elkaar beconcurreren op de schaarse productiecapaciteit van de industrie. Vraagbundeling voorkomt verdringingseffecten, die juist vertragend werken. De snelheid waarmee munitie kan worden geleverd is vanwege de grote toename van de vraag vooral afhankelijk van de beschikbare productiecapaciteit.
Vraag 44
De leden van de SGP-fractie zijn benieuwd naar de mogelijke EU-missie in de Rode Zee. Hoe wordt voorkomen dat deze dubbel werk verricht dat al door andere missies en operaties zoals Prosperity Guardian wordt gedaan?
Antwoord
Zie hiervoor het antwoord op vraag 13 en 14.
Vraag 45
Hoe verhouden de Capability Development Priorities van de European Defence Agency (EDA) zich tot het NAVO DPP-proces en de capability reviews van landen, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
Antwoord
Zowel het Capability Development Priorities (CDP) van het Europees Defensie Agentschap (EDA) als het NAVO Defensieplanningsproces (NDPP) geven lidstaten en bondgenoten inzicht in de capaciteitsprioriteiten. In het planningsproces van het EDA worden capaciteitstekorten geïdentificeerd, deze vormen de basis voor het CDP. Het uitgangspunt is dat het CDP coherent en complementair is aan de NAVO ambities op gebied van capaciteitsontwikkeling. In tegenstelling tot het NDPP, geeft CDP geen specifieke doelstellingen aan individuele lidstaten om capaciteiten aan te schaffen. Middels de Coordinated Annual Review on Defence (CARD) worden lidstaten wel gewezen op mogelijkheden voor Europese samenwerking bij de ontwikkeling en aanschaf van capaciteiten. EU-lidstaten bepalen echter zelf welke kansen ze aangrijpen.
Het NDPP kent wel specifieke capaciteitsdoelstellingen die volgen uit de totale capaciteitsbehoefte van de NAVO (de minimum capability requirements). Deze worden in stap 3 van het NDPP vervolgens aan elke bondgenoot toebedeeld. In de Defence Planning Capability Review (DPCR; stap 5) monitort NAVO de voortgang van elke bondgenoot op de implementatie van de doelstellingen. Overigens gebruiken de DPCR en het CDP dezelfde vragenlijst (Defence Planning Capability Survey) waarmee de shortfalls en prioriteiten in kaart worden gebracht. De eerstvolgende DPCR verschijnt naar verwachting na de DMM in oktober 2024.
Vraag 46
Is het kabinet bereid zich meer in te zetten voor gezamenlijke inkoop in die coalities van willende staten in plaats van de EDA, zo vragen de leden van de SGP-fractie. Hoe wil het kabinet de verschillende dilemma’s rond zoveel mogelijk munitie, zo snel mogelijk, maar ook voor een redelijke prijs verenigen?
Antwoord
Het kabinet kijkt naar alle mogelijkheden voor gezamenlijke inkoop zowel ten behoeve van Oekraïne als om bij te dragen aan de opschaling van productiecapaciteit. Hierbij maken levertijd, prijs en type munitie onderdeel uit van de afweging. Vorig jaar heeft Nederland voor EUR 260 miljoen aan munitie gezamenlijk aangeschaft voor Oekraïne, deels via het EDA en deels via het Duits geleide inkoopproject. Het kabinet zal dit jaar voor nog eens EUR 87 miljoen aan munitie bestellen voor Oekraïne via het Duits geleide inkoopproject.
Vraag 47
Naar aanleiding van de vorige Raad Buitenlandse Zaken Defensie vragen de leden van de Volt-fractie zich af hoe het staat met het voornemen van Nederland om in 2025 troepen te leveren voor de Rapid Deployment Capacity (RDC). Zij vragen zich af of de Minister knelpunten kan schetsen met betrekking tot de inzet van Nederlandse troepen. Bovendien vragen zij zich af waarom Nederlandse troepen niet dit jaar al geleverd worden voor de oefening van de RDC.
Antwoord
Nederland zal een bijdrage gaan leveren aan de door Duitsland geleide RDC in 2025.9 Het gaat om een compagnie lichte infanterie met eigen voertuigen en een bijbehorend nationaal support element (NSE). Deze bijdrage zal uit ruim 150 personen bestaan. Er zijn geen knelpunten voorzien. De reden dat deze capaciteiten niet mee doen aan de MILEX24 oefening, is dat de lead nation van de 2025 RDC (Duitsland) dit jaar een eigen certificeringsoefening organiseert genaamd de EU Challenge 2024 (EUCH24). Hier neemt Nederland wel aan deel.
Vraag 48
De leden van de Volt-fractie vragen zich af hoe een Nederlandse bijdrage aan een eventuele nieuwe GDVB-missie in de Rode Zee eruit ziet. Zij vragen zich ook af welke afwegingen het kabinet maakt in het al dan niet steunen van een nieuwe missie ten opzichte van reeds bestaande missies, zoals EMASoH-Agenor en Atalanta. De leden willen graag van het kabinet weten welke bezwaren andere EU-landen, zoals Spanje, hebben tegen het integreren van deze missie in (één van) bovenstaande initiatieven, en hoe het kabinet deze bezwaren weegt. Verder vragen de leden van de Volt-fractie zich af of de Minister het krachtenveld binnen de EU kan schetsen over het al dan niet ingrijpen in de Rode Zee. De leden zouden graag horen van de Minister hoe zij de risico’s ten aanzien van een mogelijke escalatie van het conflict met Iran weegt.
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 13. Het kabinet onderzoekt verschillende mogelijkheden om bij te dragen aan het waarborgen van de maritieme veiligheid in de regio, waarbij ook wordt gekeken naar de mogelijkheden binnen de huidige Nederlandse bijdragen.
Het kabinet kan niet ingaan op de afwegingen van bondgenoten met betrekking tot hun militaire inzet. Er lijkt op dit moment brede steun te zijn onder de EU lidstaten voor een EU-missie in de Rode Zee.
De EU is zich goed bewust van mogelijk risico op escalatie met Iran en bekijkt daarom zeer nauwkeurig naar de mogelijke taken en mandaten van de nieuwe missie. Daarnaast zal ook actief contact worden gezocht met de landen in de regio om het doel van de missie expliciet toe te lichten. Het overkoepelend doel voor Nederland is en blijft de-escalatie en het herstel van het recht van vrije doorvaart in de Rode Zee.
Vraag 49
De leden van de Volt-fractie vragen zich af hoe de Minister reflecteert op het feit dat Nederland het land is dat zich binnen de EU relatief gezien het meest gemengd heeft in de aanval op de Houthi-rebellen. Zij vragen zich af in hoeverre hier in EU-verband ook negatieve reacties op zijn gekomen. Bovendien zouden zij van de Minister willen weten of het kabinet in dergelijke operaties een voortrekkersrol ziet voor Nederland, en waarom (niet).
Antwoord
Verschillende Europese landen hebben steun uitgesproken voor de aanvallen. Landen gaan zelf over hun afweging om militaire operaties politiek te steunen of hier een bijdrage aan te leveren. Nederland heeft er voor gekozen om actief non-operationele militaire steun te verlenen aan de militaire acties van het VK en het VS. Vrije en veilige doorvaart van schepen op zee is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de internationale gemeenschap.
Vraag 50
De leden van de Volt-fractie steunen de oproep van Eurocommissaris Breton om meer financiering vrij te maken voor noodzakelijke investeringen in ons gezamenlijke, Europese veiligheids- en defensiebeleid. De leden van de Volt-fractie horen graag hoe het kabinet hiernaar kijkt, evenals hoe deze aanvullende financiering opgebracht zou moeten worden, en welk bedrag het kabinet daarin idealiter voor ogen heeft. Zij horen graag van de Minister of deze ook open staat voor aanvullende publieke financiering door middel van gezamenlijke, Europese uitgifte van schuldpapier. Ook horen de leden van de Volt-fractie graag of de Minister bereid is in Europees verband te laten uitzoeken hoeveel extra investeringen er de komende jaren nodig zijn om de defensiecapaciteiten in Europa op peil te krijgen en in hoeverre deze aansluiten bij de oproep van Eurocommissaris Breton om € 100 miljard extra te investeren.
Antwoord
Het kabinet steunt de initiatieven die de Europese Commissie de afgelopen periode heeft genomen om de Europese defensie-industrie te versterken, waaronder de introductie van de nieuwe EU instrumenten ASAP en EDIRPA en kijk uit naar de Europese Defensie Industrie Strategie en het bijhorende Europese Defensie Industrieprogramma, die Commissaris Breton eind februari a.s. zal presenteren. Op basis daarvan zal het kabinet aan de hand van een BNC-fiche met een reactie en appreciatie komen. In algemene zin kan ik aangeven dat er substantiële investeringen in de Europese defensie-industrie nodig zijn. Veel EU lidstaten investeren nu ook aanzienlijk in defensie. Het kabinet is geen voorstander van Europese uitgifte van schuldenpapier voor dat doeleinde.
Vraag 51
Verder horen de leden van de Volt-fractie graag hoe de Minister aankijkt tegen de oproep van Eurocommissaris Breton om te stoppen met de export van materieel naar niet-EU-landen, zeker in het kader van langjarige contracten waaraan niet zomaar onttrokken kan worden.
Antwoord
Het kabinet begrijpt de oproep van de Commissaris die de urgentie van munitieleveringen aan Oekraïne daarmee onderstreept. Het is echter aan individuele bedrijven om te beslissen over het aangaan van contracten, waarbij zij de kaders van het exportcontrolebeleid in ogenschouw moeten nemen. Ook zullen zij gehouden zijn aan naleving van reeds gesloten contracten.
Vraag 52
Tot slot vragen de leden van de Volt-fractie zich in dit kader ook af wat de exacte inzet van het kabinet zal zijn ten aanzien van de EDIP en de EDIS, evenals waar een volgend kabinet zich op zou moeten focussen ten aanzien van verdere Europese integratie van de defensie-industrie. Zij horen daarbij graag hoe groot de investeringen van de Nederlandse overheid in defensie-industrie zijn die langs nationale lijnen lopen, afgezet tegen de investeringen die in Europees verband worden gedaan. Deze leden wijzen de Minister daarbij op de benchmark van de EDA van 35% voor gezamenlijke investeringen.
Antwoord
Zie antwoord 15. Conform de Defensie Industrie Strategie (DIS) blijft het kabinet zich inzetten voor het versterken, beschermen en internationaal positioneren van de defensie- industrie. Investeringen in innovatie als ook het stimuleren van deelname aan internationale defensiematerieelprogramma’s horen hierbij. Defensie werkt in de Stand van Defensie 2024 aan het inzichtelijk maken van de omvang van investeringen via contracten aan Nederlandse defensie-industrie als hoofdaannemer. Daarnaast zijn Nederlandse bedrijven als leverancier of onderaannemer betrokken bij defensieopdrachten aan buitenlandse bedrijven. Inzicht in de bijbehorende kerncijfers is onderwerp van een studie die in opdracht van EZK wordt uitgevoerd naar de defensie- en veiligheid gerelateerde industrie.
Vraag 53
Ook vragen de leden van de Volt-fractie zich nog af welk percentage van het Defensiebudget Nederland momenteel investeert in onderzoek en ontwikkeling, en hoe dat zich verhoudt tot andere Europese lidstaten.
Antwoord
Nederland heeft in 2022 ongeveer 1.3% van het defensiebudget aan research & technology uitgegeven. Het EDA stelt als norm dat landen hier 2% aan uit moeten geven. Nederland heeft zich hieraan gecommitteerd. In februari 2024 wordt dit berekend over 2023. Dit gebeurt altijd na afloop van het financiële jaar en wordt gerapporteerd in de Stand van Defensie.
Vraag 54
De leden van de Volt-fractie horen graag hoe de Minister de oproep van de Commandant der Strijdkrachten beziet ter vorming van een Europees leger en hoe zij aankijkt tegen de Commandant der Strijdkrachten die zich uitspreekt over de onwenselijkheid van een primair nationaal aangedreven defensie-industriebeleid. Meer specifiek zouden de leden van de Volt-fractie willen weten of de Minister de Leopard 24 procurement initiative ziet als een goed voorbeeld van specialisatie en welke mogelijkheden zij ziet om dergelijke initiatieven ook op andere vlakken van de defensie-industrie toe te passen (ook tegen de achtergrond van de EDIS).
Antwoord
De krijgsmacht bestaat uit een single set of forces die afhankelijk van de taak, context en noodzaak in NAVO, EU of ander verband kunnen worden ingezet. Van een Europees leger is geen sprake. Wel moeten Europese landen samen meer verantwoordelijkheid nemen voor de Europese veiligheid en investeren en de militaire capaciteiten die daarvoor nodig zijn. Dat maakt zowel de EU als ook de NAVO sterker. Het kabinet is voorstander van versterking van het EU defensiebeleid, inclusief effectieve militaire EU missies en operaties, waar lidstaten op basis van nationale besluitvorming aan bijdragen. Dat geldt ook voor de Rapid Deployment Capacity, waar Nederland in 2025 een bijdrage aan levert.
Het door Duitsland in medio 2023 gestarte Leopard 2A8 procurement initiative is een goed voorbeeld van hoe vraagbundeling zowel productiesnelheid als interoperabiliteit kan bevorderen.10 Materiele interoperabiliteit door gebruik van identieke wapensystemen versterkt de effectiviteit. Het kabinet is voorstander van meer initiatieven op gebied van vraagbundeling van defensiematerieel, zoals Nederland samen met Roemenië, Spanje en Duitsland heeft gedaan voor de Patriot luchtverdedigingsraketten.
Vraag 55
De leden van de Volt-fractie ondersteunen verder de oproep van bondskanselier Scholz om per lidstaat duidelijk inzichtelijk te maken welke militaire steun in 2024 aan Oekraïne gegeven kan worden per lidstaat. Zij vragen zich af hoe het kabinet hierin staat en wat de huidige stand van zaken van deze lijst is voor Nederland.
Antwoord
Zie hiervoor het antwoord op vraag 3.
Vraag 56
Tot slot vragen de leden zich af of er een Europese analyse wordt gemaakt wat lidstaten aan belangrijke defensie-productiecapaciteit hebben en hoe deze opgeschaald kan worden. Zo niet, dan horen de leden van de Volt-fractie graag of de Minister hiertoe in Europees verband zou willen oproepen, en zo nee, waarom niet.
Antwoord
Vorig jaar hebben de EU Defence Joint Procurement Task Force en de Europese Commissie de productiecapaciteit van de Europese defensie-industrie voor 155mm artilleriegranaten in kaart gebracht. Op basis van consultaties met fabrikanten zijn knelpunten voor opschaling geïdentificeerd en de Act in Support of Ammunition Production (ASAP) werd vervolgens gecreëerd om deze knelpunten te adresseren. Het kabinet is voorstander van het opstellen en bijhouden van lijsten van de meest kritieke defensie gerelateerde producten, componenten en grondstoffen waar de Europese defensie-industrie over beschikt. Belangrijke voorwaarde is wel dat deze lijst op basis van vrijwillige informatiedeling tot stand komt. Daarnaast is het kabinet voorstander van het in kaart brengen en monitoren van de toeleveringsketens van kritieke defensie gerelateerde producten om kwetsbaarheden te identificeren en te kunnen adresseren.
Kamerstuk 28 676, nr. 448, d.d. 18 december 2023↩︎
Kamerstuk 21 501-28, nr. 262↩︎
Kamerstuk 29 237, nr. 183 d.d. 30 mei 2023↩︎
Kamerstuk 29 237, nr. 201 d.d. 1 december 2023↩︎
Motie van de leden Piri en Veldkamp over uitspreken dat Nederland een voortrekkersrol moet blijven spelen in het steunen van Oekraïne, Kamerstuk 21 501-20, nr. 1993, d.d 13 december 2023↩︎
Kamerstuk 36 045, nr. 171 d.d. 17 november 2023↩︎
Motie van het de leden Piri en Veldkamp (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1993) over uitspreken dat Nederland een voortrekkersrol moet blijven spelen in het steunen van Oekraïne.↩︎
Motie van het lid Sjoerdsma c.s. (Kamerstuk 36 045, nr. 140) over uitspreken Oekraïne blijvend te steunen.↩︎
Kamerstuk 21 501-28 nr. 259, d.d. 14 november 2023↩︎
Kamerstuk 27 830, nr. 422, d.d. 19 december 2023↩︎