Amendement van het lid Bushoff c.s. ter vervanging van nr. 37 over 27 miljoen euro voor post-COVID-poliklinieken
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2024
Amendement (gewijzigd/nader/vervangend)
Nummer: 2024D02312, datum: 2024-01-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36410-XVI-42).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: T.J. Bushoff, Tweede Kamerlid (GroenLinks-PvdA)
- Mede ondertekenaar: H.M. Krul, Tweede Kamerlid (CDA)
- Mede ondertekenaar: L.A.J.M. Dassen, Tweede Kamerlid (Volt)
- Mede ondertekenaar: I. Kostic, Tweede Kamerlid (PvdD)
- Mede ondertekenaar: J.P. Dijk, Tweede Kamerlid (SP)
- Mede ondertekenaar: D.A. Ergin, Tweede Kamerlid (DENK)
- Mede ondertekenaar: M.H. Bikker, Tweede Kamerlid (ChristenUnie)
- Mede ondertekenaar: D.J.H. (Diederik) van Dijk, Tweede Kamerlid (SGP)
Onderdeel van kamerstukdossier 36410 XVI-42 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2024.
Onderdeel van zaak 2024Z00978:
- Indiener: T.J. Bushoff, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: L.A.J.M. Dassen, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: D.A. Ergin, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: I. Kostic, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: D.J.H. (Diederik) van Dijk, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: H.M. Krul, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: M.H. Bikker, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: J.P. Dijk, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
36 410 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2024
Nr. 42 AMENDEMENT VAN HET LID BUSHOFF C.S. TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 371
Ontvangen 24 januari 2024
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
De departementale begrotingsstaat wordt als volgt gewijzigd:
I
In artikel 2 Curatieve Zorg wordt het verplichtingenbedrag verhoogd met € 27.000 (x € 1.000) en wordt het uitgavenbedrag verhoogd met € 12.000 (x € 1.000).
II
In artikel 11 Nog onverdeeld worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verlaagd met € 27.000 (x € 1.000).
Toelichting
Dit amendement verhoogt het verplichtingenbedrag in artikel 2 (Curatieve Zorg) met € 27 miljoen en het uitgavenbedrag met € 12 miljoen in 2024. De overige € 15 miljoen is bestemd voor 2025. Dit geld wordt benut voor een pilot waarmee gespecialiseerde post-COVID poliklinieken in enkele Nederlandse ziekenhuizen kunnen worden geopend waarin wetenschappelijk onderzoek en behandeling elkaar versterken. Binnen deze poliklinieken wordt expertise opgebouwd voor de behandelpraktijk door grootschalig behandelonderzoek te doen, ook met speciale aandacht voor kinderen met post-COVID. Deze expertise wordt vervolgens gedissemineerd naar de 1e en 2e lijn. Patiëntenzorg wordt bekostigd vanuit de Zorgverzekeringswet, binnen de daarvoor geldende Diagnose Behandelcombinaties (DBC’s). Met dit amendement wordt voor twee jaar geld vrijgemaakt, daarna kunnen deze klinieken volledig gefinancierd worden vanuit de reguliere financieringsmethodiek. Deze klinieken kunnen ook een startsein zijn om patiënten met andere post-infectueuze aandoeningen beter te behandelen. Met dit amendement wordt invulling gegeven aan de breed ondersteunde motie (Kamerstukken II 2023/24, 25 295, nr. 2127) om post-COVID klinieken op te richten.
Post-COVID is een ziekte die het leven van veel volwassenen en kinderen volledig ontregelt. Behandeling van post-COVID vraagt veel tijd, aandacht en expertise van artsen. Zorg voor post-COVID patiënten is belegd bij diverse specialismen waardoor kennis en ervaringen gefragmenteerd zijn, zorg onvoldoende gecoördineerd wordt en er amper behandelexpertise wordt opgebouwd. Er ontbreekt op dit moment een evidence-based behandeling voor mensen met ernstige post-covid klachten, maar we hebben wél de beschikking over practice-based kennis ten aanzien van het behandelen van de symptomen, waarmee kwaliteit van leven kan worden verbeterd. Deze kennis wordt nu onvoldoende benut, wat leidt tot restschade bij patiënten en waardoor de kans op volledige participatie aan de maatschappij steeds kleiner wordt. Wachten op evidence-based zorg duurt te lang. Het is essentieel dat wetenschappelijk onderzoek, diagnose en behandeling van post-COVID op één plek worden gebundeld. Door het opzetten van een infrastructuur van gespecialiseerde poliklinieken wordt niet alleen het ontwikkelen van expertise en samenwerking tussen medische professionals beter gefaciliteerd en wordt er versneld op kennis en behandeling, maar wordt er vooral ook weer perspectief geboden aan de mensen met ernstige post-COVID klachten. De poliklinieken kunnen een belangrijke aanvulling zijn op de bestaande plannen voor het Expertisenetwerk post-COVID.
De dekking voor deze extra middelen wordt gevonden op artikel 11 (Nog onverdeeld). Uit de beantwoording van de feitelijke vragen over de Wijzigingen van de VWS begroting 2023, samenhangende met Miljoenennota, blijkt «dat een groot deel van de resterende middelen op artikel 11 daarmee niet meer benodigd en dus vrij besteedbaar is».2 Dit gaat grotendeels om middelen die al voor post-COVID bestemd waren. De indieners willen er met dit amendement voor zorgen dat deze middelen via de eindejaarsmarge in 2024 beschikbaar blijven voor mensen met post-COVID klachten. Met dit amendement worden daarom taakstellend het verplichtingen- en uitgavenbedrag in artikel 11 verlaagd met € 27 miljoen. Die taakstelling kan via de eindejaarsmarge bij een eerstvolgende budgettaire nota worden ingevuld. Daarmee leidt dit amendement niet tot ongedekte extra uitgaven.
Bushoff
Bikker
Dijk
Kostić
Krul
Dassen
Diederik van Dijk
Ergin
Vervanging in verband met een wijziging in de ondertekening.↩︎
Zie de beantwoording van de feitelijke vragen over de Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2023 (wijziging samenhangende met Miljoenennota), Kamerstukken II 2023/24, 36 435 XVI, nr. 3.↩︎