[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda Informele Raad Algemene Zaken Cohesiebeleid van 5 en 6 februari 2024

Milieuraad

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2024D03418, datum: 2024-01-31, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2024D03418).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2024Z01200:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2024D03418 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Europese Zaken hebben enkele fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen over de brieven van de Minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 26 januari 2024 inzake geannoteerde agenda van de informele Raad Algemene Zaken cohesiebeleid d.d. 5 en 6 februari 2024 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 930) en d.d. 18 december 2023 inzake verslag van de Raad Algemene Zaken cohesiebeleid d.d. 30 november 2023 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 924).

De fungerend voorzitter van de commissie,

Bromet

Adjunct-griffier van de commissie,

Hoedemaker

Inhoudsopgave

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

• Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

• Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

• Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

• Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

• Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

• Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

• Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie

II Reactie van de Minister van Economische Zaken en Klimaat

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de informele Raad Algemene Zaken cohesiebeleid d.d. 5 en 6 februari 2024. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.

Deze leden vragen waarom het cohesiebeleid zich zou moeten richten op structurele hervormingen en investeringen in innovatie, digitalisering, vergroening, menselijk kapitaal en sociale inclusie voor EU-regio’s. Dit terwijl de Minister ook in haar brief zegt dat de geografische focus moet blijven op regio’s die cohesiebeleid het meest nodig hebben. Kan de Minister uiteenzetten op welke Nederlandse regio’s zij doelt en welke bedragen hiermee voor die regio’s gemoeid zijn.

De aan het woord zijnde leden zouden graag een definitie willen hebben van wat de Minister verstaat onder sociale inclusie en waarom dit relevant is voor Nederland.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda en de inzet van het kabinet tijdens de Raad Algemene Zaken cohesiebeleid d.d. 5 en 6 februari 2024. Deze leden willen het belang van het cohesiebeleid benadrukken, omdat samenwerking en de concurrentiekracht van de EU essentieel zijn en het cohesiebeleid hier een belangrijke bijdrage aan levert. Zij hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen bij.

De aan het woord zijnde leden lezen dat het demissionaire kabinet zich richt op structurele hervormingen en investeringen in innovatie, digitalisering, vergroening, menselijk kapitaal en sociale inclusie. Deze leden bevestigen het belang om zich hiervoor in te zetten. Ook onderschrijven zij de noodzaak om de cohesiefondsen in te houden voor landen die het Handvest van de grondrechten niet borgen, zoals bijvoorbeeld voor Polen en Hongarije gebeurt. Worden er vervolgstappen gezet wat betreft het uitblijven van ontwikkelingen van Hongarije op het vlak van naleving van het Handvest?

Het cohesiefonds is bedoeld om de ongelijkheid tussen regio’s te verkleinen en achtergestelde regio’s te helpen ontwikkelen. Helaas lijkt het erop dat op dit moment dit doel niet altijd wordt gehaald, omdat de meest achtergestelde regio’s niet altijd hun weg vinden naar de subsidies, terwijl de meer ontwikkelde regio’s handiger zijn met de aanvraag hiervan. De voornoemde leden zijn van mening dat het cohesiebeleid pas echt goed werkt als de meest achtergestelde regio’s erop vooruitgaan. Erkent de Minister dat het een probleem is dat deze regio’s niet worden bereikt? Wat kan eraan gedaan worden om deze regio’s juist te betrekken in het cohesiebeleid? Wat is de inzet van het demissionaire kabinet op het vlak van deze achtergestelde regio’s?

Het cohesiebeleid richt zich op het verkleinen van de ongelijkheid tussen regio’s. De leden van de GroenLinks-PvdA fractie zien graag cohesie in dit beleid, ook wat betreft de inzet van andere fondsen zoals het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). 80 procent van de GLB-gelden komt namelijk bij 20 procent van de boeren terecht. Wordt er bij het verdelen van de GLB-gelden ook gekeken naar achtergestelde regio’s? Kan de Minister aangeven of het gemeenschappelijk landbouwbeleid coherent is met het cohesiebeleid ten aanzien van de ontwikkeling van achtergestelde regio’s? Wat is de inzet van de Minister wat betreft coherentie hierin?

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de informele Raad Algemene Zaken d.d. 5 en 6 februari 2024. Zij hebben hierover nog enkele vragen.

Deze leden onderstrepen dat de cohesiefondsen belangrijke instrumenten zijn voor sociaaleconomische convergentie tussen verschillende regio’s. Daarbij willen de aan het woord zijnde leden opmerken dat de daarbij bestaande financieringsstromen gemoderniseerd dienen te worden. Ook onderstrepen zij de inzet van de Minister op het inzetten van cofinanciering. Met betrekking tot deze cofinanciering vragen deze leden in hoeverre er in de praktijk garanties zijn dat cofinanciering daadwerkelijk zal plaatsvinden. Wat zijn de kaders voor cofinanciering en naast welke factoren zal de mate van cofinanciering plaatsvinden? Daarnaast hechten deze leden grote waarde aan het eerbiedigen van de rechtsstaat bij cofinanciering. Wat is de inzet van de Minister om het belang van de rechtsstaat op dit gebied te waarborgen?

De leden van de VVD-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat de Minister het met het Belgisch voorzitterschap eens is met het terugbrengen van de focus van het cohesiebeleid tot de hoofddoelen. Deze leden onderstrepen deze doelen, maar in het belang van grensoverschrijdende problematiek missen zij een inzet op het gebied van veiligheid. De voornoemde leden vragen dan ook of het kabinet het met ze eens is dat veiligheid een integraal onderdeel moet zijn van het cohesiebeleid én wat de inzet van het kabinet is om veiligheid ook een van de focuspunten van het Belgisch voorzitterschap te maken. Valt onder de inzet van het kabinet op structurele hervormingen en investeringen, ook een ambitie op grensoverschrijdende veiligheidsvraagstukken?

De aan het woord zijnde leden begrijpen dat de Minister niet vooruit wil lopen op de financiële implicaties op de programma’s onder het volgend Meerjarig Financieel Kader, met het oog op de onderhandelingen. Wel zouden de leden van de VVD-fractie willen vragen wat de globale inzet van het kabinet is zonder afbreuk te doen aan de onderhandelingspositie. Kan de Minister aangeven wat de inbreng zal zijn met betrekking tot de reflectie op het toekomstig cohesiebeleid tijdens de aanstaande informele Raad.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de informele Raad Algemene Zaken d.d. 5 en 6 februari 2024. Zij hebben daarover nog enkele vragen.

Deze leden lezen dat er over de toekomst van het Europese cohesiebeleid gesproken zal worden. Zij pleiten al langer voor het moderniseren van het Meerjarig Financieel Kader en specifiek van het cohesiebeleid. Zij steunen dan ook de Nederlandse inzet voor investeringen in innovatie, digitalisering, vergroening, menselijk kapitaal en sociale inclusie. De aan het woord zijnde leden merken op dat het Nederlandse kabinet ook al langer inzet op een moderne Europese begroting, maar dat de wens voor een moderne begroting altijd in de uiteindelijke onderhandelingen sneuvelt tegenover de wens om minder geld bij te dragen aan de EU-begroting. De leden van de D66-fractie moedigen de Minister aan om in deze vroege fase al kenbaar te maken dat een modern Meerjarig Financieel Kader, met een toekomstgericht cohesiebeleid, wat Nederland betreft de voornaamste prioriteit is. Deelt de Minister dit inzicht?

Verder vragen de voornoemde leden of in deze discussie over de toekomst van het cohesiebeleid ook gesproken zal worden over de mogelijke gevolgen van uitbreiding. De leden van de D66-fractie achten het mogelijk dat binnen tien jaar, één of meer landen bij de EU zullen komen. De EU moet daarvoor wel zijn huishoudboekje op orde hebben. Dat betekent wat deze leden betreft ook het moderniseren van het cohesiebeleid. Wat zal de Minister in dit kader opbrengen tijdens de informele Raad Algemene Zaken cohesiebeleid?

Tot slot zijn de aan het woord zijnde leden te spreken over het feit dat de verorderning gemeenschappelijke bepalingen is ingezet tegen Polen en Orban in het verleden. Nu Polen een nieuwe regering heeft, is het wat deze leden betreft zaak dat zodra het juridisch verantwoord is, de bevroren cohesiefondsen aan Polen worden vrijgegeven. Dat is een blijk van vertrouwen in de Poolse regering en een duidelijk signaal naar de Poolse bevolking. Daarbij signaleren de leden van de D66-fractie het potentiële gevaar dat de Poolse PiS partij alles in het werk gaat stellen om te voorkomen dat Polen dit geld gaat krijgen. Dat zou het voor PiS immers makkelijker maken om over vier jaar weer herkozen te worden. Deelt de Minister die zorg? Kan de Minister in dat kader toelichten hoe het er voor staat met de uitvoering van motie van het lid Sjoerdsma c.s. over het zo snel mogelijk vrijgeven van Europese middelen zodra een nieuwe Poolse regering de vereiste rechtsstaathervormingen (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2766) heeft doorgevoerd?

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de informele Raad Algemene Zaken cohesiebeleid d.d. 5 en 6 februari 2024. Daarover hebben zij enkele vragen en opmerkingen.

De Minister schrijft volgens deze leden terecht dat het Europese cohesiebeleid te vaak is ingezet als reactie op crises. Dezelfde zorgen leven ook bij de Europese rekenkamer. De Europese Rekenkamer meldde onlangs dat op het uitgaventerrein van cohesiebeleid een foutenpercentage van 6,4 procent op 79 miljard euro werd geconstateerd.1 Volgens de Europese Rekenkamer bedragen de cohesiefondsen circa 40 procent van de EU-begroting. Dit zijn fikse bedragen. Het roept bij deze leden de vraag op waarom de Minister geen enkele uitspraak doet over deze zorgwekkende berichten van de Europese Rekenkamer. Kan de Minister een toezegging doen om dit wél te doen tijdens de informele Raad? Zo nee, waarom niet?

De Minister schrijft volgens de aan het woord zijnde leden terecht dat «ten aanzien van de verdeelsleutel van cohesiebeleid Nederland het van belang [vindt] dat deze wordt vastgesteld en beoordeeld op basis van betrouwbare, adequate en duidelijk meetbare data». Kan de Minister uiteenzetten hoe heden de verdeelsleutel wordt vastgesteld? En kan de Minister de Kamer een grafiek doen toekomen hoe de verdeelsleutel tussen lidstaten momenteel is bepaald?

De leden van de BBB-fractie zijn het eens met de Minister dat structurele hervormingen deel moeten uitmaken van het cohesiebeleid. Daarbij moet wel de kanttekening gemaakt worden dat dit een «tweesnijdend zwaard» kan zijn, temeer omdat de Europese Commissie ook van Nederland structurele hervormingen kan verwachten (zoals over de afbouw hypotheekrenteaftrek). Leven bij de Minister dezelfde zorgen? En wat voorziet de Minister dat de Europese Commissie van Nederland zou verlangen in het kader van «structurele hervorming»?

Tot slot hebben de voornoemde leden vragen over het doel van het cohesiefonds. Regionaal beleid (cohesiebeleid) heeft tot doel «de economische, sociale en territoriale cohesie in de EU te versterken en de regionale verschillen te verkleinen». Deze leden hebben zorgen bij de inzet van cohesiefondsen als politiek drukmiddel om lidstaten in lijn te brengen met het Europese beleid van de Europese Commissie. Hoe verhouden de doelen van het cohesiefonds (verschillen verkleinen) zich met het onder druk zetten van bepaalde lidstaten, waardoor verschillen juist aanzienlijk groter worden tussen lidstaten? Platgezegd, zorgt het cohesiefonds (zoals het heden gebruikt wordt als politiek dwangmiddel) onder de streep voor een méér of minder hechtere Europese Unie? Deze leden willen graag een uitleg hoe de Minister hiernaar kijkt.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken ten behoeve van de informele Raad Algemene Zaken cohesiebeleid d.d. 5 en 6 februari 2024 en hebben daarover enkele vragen.

Deze leden zijn het eens met het terugbrengen van cohesiebeleid naar zijn oorspronkelijke doelstelling en het leggen van de focus daarop en zijn geen voorstander van het opportunistisch inzetten van het cohesiebeleid als reactie op crises. Hoe wil de Minister dit gaan bereiken en op welke hervormingen hoopt zij hiervoor?

In het verslag van de vorige Raad Algemene Zaken cohesiebeleid staat dat er gereflecteerd is op het bevorderen van soevereiniteit en strategische autonomie van de Europese Unie. In de geannoteerde agenda staat echter het terugkeren naar het oorspronkelijke doel en het meer focussen van cohesiebeleid. De aan het woord zijnde leden vragen of de Minister een reflectie kan geven of deze twee doelen onder te brengen zijn bij de echte kerndoelen van het cohesiebeleid of dat dit een bredere interpretatie is.

Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie

De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van de geagendeerde stukken en hebben daarover enkele vragen en opmerkingen.

Voornoemde leden onderschrijven het belang van investeringen via Europese fondsen om ons Europese concurrentievermogen te versterken, evenals de Europese strategische autonomie. Deze leden zijn positief dat er gekeken wordt naar het vereenvoudigen van het cohesiebeleid. Zij vragen in dat licht of de Minister signalen krijgt vanuit bedrijven of de industrie dat er obstakels zijn om toegang te krijgen tot financiering. Kan de Minister drie concrete belemmeringen benoemen en toelichten, waarbij zij ook ingaat op mogelijke verbeterpunten?

De Minister onderkent het belang van technologische ontwikkeling voor het versnellen van industriële verduurzaming en het vergroten van het concurrentievermogen van de EU. De aan het woord zijnde leden onderkennen het belang hiervan ook, maar zien tevens dat er mogelijk bezuinigd gaat worden op Horizon Europe en dat STEP (Strategic Technologies for Europe Platform) minder financiële middelen krijgt om daadwerkelijk het concurrentievermogen te vergroten dan in het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie. Kan de Minister uitleggen hoe het bezuinigen op voornoemde fondsen zich verhoudt tot het willen realiseren van een sterke concurrentiepositie? Kan de Minister hierbij bovendien specifiek ingaan op hoe zij denkt dat de doelen met minder geld voor innovatie nog steeds gerealiseerd kunnen worden, en wat zij hier concreet voor gaat doen?

De voornoemde leden erkennen het belang van het koppelen van investeringen aan structurele hervormingen. Deze leden zien daarentegen wel enkele risico’s gelet op de hervormingen die Nederland moet ondergaan om toegang te krijgen tot financiering. Kan de Minister aangeven waar in Nederland de grootste risico’s zijn met betrekking tot de hervormingen die gemaakt moeten worden om financiering te krijgen? Kan zij hierbij specifiek ingaan op hoe zij deze hervormingen streeft te realiseren? Welke van de benodigde hervormingen hebben prioriteit hierin en welke mogelijke uitruilen worden er gemaakt?

Tot slot betreuren de leden van de Volt-fractie de houding van de Minister inzake het niet willen pleiten voor een Europees soevereiniteitsfonds, onder andere als stevige tegenhanger van de Amerikaanse Inflation Reduction Act. Deze leden willen graag weten hoe de 1,5 miljard euro die nu mogelijk extra wordt vrijgemaakt binnen de tussentijdse herziening van het Meerjarig Financieel Kader voor STEP – in de vorm van extra geld voor het Europees defensiefonds – zich verhoudt tot de omvang van de Amerikaanse Inflation Reduction Act. Deze leden vragen hoe dit de concurrentiepositie van Europa nu echt verbetert en willen graag een reflectie hierop van de Minister.

II Reactie van de Minister van Economische Zaken en Klimaat


  1. https://ecer.minbuza.nl/-/analyse-europese-rekenkamer-stelt-dat-europese-commissie-optimistischer-verslaat-over-resultaten-van-de-eu-begroting-dan-de-erk↩︎