Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met het stellen van brandveiligheidsvoorschriften (Kamerstuk 28286-1325)
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2024D04046, datum: 2024-02-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2024D04046).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: D.J.G. Graus, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (PVV)
- Mede ondertekenaar: W.A. Lips, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2024Z00138:
- Indiener: P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2024-01-17 11:15: Procedurevergadering commissie LNV (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2024-01-31 14:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-02-05 14:00: Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met het stellen van brandveiligheidsvoorschriften (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
Preview document (🔗 origineel)
2024D04046 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met het stellen van brandveiligheidsvoorschriften (Kamerstuk 28 286, nr. 1325).
De fungerend voorzitter van de commissie,
Graus
Adjunct-griffier van de commissie,
Lips
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
II Antwoord / Reactie van de Minister
III Volledige agenda
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA -fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met het stellen van brandveiligheidsvoorschriften. Deze leden willen benadrukken dat er in 2022 nog 130.000 dieren zijn omgekomen bij stalbranden. Deze dieren verbranden levend of stikken door de rook. Dat aantal is zo omvangrijk dat alles in het werk moet worden gesteld om stalbranden te voorkomen. Deze leden lezen dat de Minister het aantal stalbranden in 2026 wil halveren van 54 naar 27 branden per jaar. Deze leden zijn van mening dat dit een stuk ambitieuzer kan door scherpere maatregelen te nemen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie wijzen erop dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) al in maart 2021 een advies heeft uitgebracht over stalbranden (OvV, maart 2021, rapport «Stalbranden» (www.onderzoeksraad.nl wp-content/uploads/2023/11/stalbranden.pdf). Waarom heeft de Minister niet alle aanbevelingen van de OvV overgenomen? Waarom is er nu pas actie ondernomen? Deze leden vinden het goed dat veehouders jaarlijks hun stallen moeten laten keuren op brandveiligheid en dat ook de elektra in de drie of vijf jaar gecontroleerd moet worden. Per wanneer verwacht de Minister dat deze verplichting kan worden geïmplementeerd?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie wijzen graag op de andere aanbevelingen van de OvV die op dit moment niet zijn meegenomen in het ontwerpbesluit. Zo adviseert de OvV om een maximum aantal dieren per brandcompartiment te stellen. Op dit moment laat de bouwregelgeving stalcompartimenten toe van 2.500 m2 zonder extra brandveiligheidsvoorschriften. Hoe meer dieren er in één brandcompartiment worden toegestaan, des te meer dieren er bij een stalbrand omkomen. Waarom heeft de Minister deze aanbeveling niet overgenomen om het aantal dierlijke slachtoffers te daadwerkelijk te verminderen? Kan de Minister toelichten op basis van welke overwegingen hij deze keuze heeft gemaakt? Gaat hij het aantal dieren per brandcompartiment toch verminderen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie wijzen er ook op dat de OvV een verplichte compartimentering van de technische ruimten in veestallen heeft voorgesteld. De meeste veestallen zijn van vóór 1 april 2014 en zijn daarmee niet voorzien met een minstens 60 minuten brandwerende schil, zoals sinds die datum geldt voor nieuwe veestallen. Waarom heeft de Minister de aanbeveling van de OvV niet overgenomen om dit wettelijk verplicht te stellen? Welke afweging heeft de Minister daarbij gemaakt? Is de Minister bereid om deze aanbeveling toch over te nemen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie willen tot slot benadrukken dat er in dit voorstel alleen maatregelen worden voorgesteld om branden te voorkomen en geen maatregelen worden voorgesteld om dieren te redden wanneer er toch een brand uitbreekt. Dieren kunnen vaak geen kant op zodra een brand uitbreekt, omdat ze vastzitten in volledig dichte stallen. Deze leden zijn daarom van mening dat er altijd een vluchtweg moet zijn voor dieren wanneer een brand uitbreekt, zoals dat ook voor gebouwen voor mensen de standaard is. Waarom heeft de Minister dergelijke maatregelen niet genomen? Is de Minister bereid om dit alsnog in het ontwerpbesluit op te nemen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met het stellen van brandveiligheidsvoorschriften. Deze leden delen het doel om het aantal stalbranden en dierlijke slachtoffers tot een minimum te beperken en zien in de voorgenomen wijzigingen enkele stappen die hieraan kunnen bijdragen. Deze leden hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie vragen of de de Minister in algemene zin een beschrijving kan geven van de verschillen en de overeenkomsten tussen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van brandveiligheid voor de veehouderij en voor andere economische sectoren.
De leden van de VVD-fractie nemen ten aanzien van de aangescherpte aanpak van stalbranden kennis van de gekozen diercategorieën die zullen vallen onder het ontwerpbesluit. Welke categorieën zijn buiten beschouwing gelaten en met welke argumentatie is dit gebeurd? Deze leden zijn voorstander van aanscherping op het gebied van verplichte keuringen. Echter, hoe voorziet de Minister handhaving en toezicht op deze te verplichten keuringen en heeft de Minister een nulmeting gedaan om de impact van deze keuringen te kunnen bepalen? Eerder heeft het Verbond van Verzekeraars haar zorg uitgesproken over de beschikbaarheid van het aantal keurmeesters. Deelt de Minister deze zorg? Hoeveel extra keurmeesters zijn naar verwachting nodig en welke stappen zet de Minister om hieraan te voldoen? Hoeveel veehouderijen zullen naar verwachting niet voldoen aan te stellen veiligheidseisen? Is hiervan een inschatting te geven? Hoe is dit in de huidige situatie geregeld?
De leden van de VVD-fractie nemen ten aanzien van de uitgebreid elektra- en zonnestroominstallatiekeuring met enige verwondering kennis van het ontbreken van bepalingen over hoe om te gaan met het wegnemen van de risico’s op stalbranden bij zonne-energie. Deze leden wijzen erop dat op sommige grote stallen soms wel drieduizend zonnepanelen liggen, waarbij het per jaar dan gaat om een slordige één megawatt aan stroom door alle snoeren en kabels. Dit is te vergelijken met het jaarverbruik van 350 huishoudens. Hoe ziet het voorliggende voorstel concreet toe op het wegnemen van risico’s op branden door zonnepanelen? Kan de Minister toelichten hoe dit op dit moment is te verzekeren en hoe de deelnamebereidheid is van dergelijke verzekeringen? Deze leden zijn erop gewezen dat sommige elektriciteitskabels visolie bevatten, waarop knaagdieren afkomen. Herkent de Minister dit en zo ja, zijn er alternatieven voor visolie te bedenken waar knaagdieren niet op afkomen? In het voorjaar van 2023 hebben twee grote branden gewoed in het Brabantse Etten-Leur op bedrijven met zonnepanelen, waaronder een kassencomplex. Daarbij zijn restanten van de panelen honderden meters tot meer dan een kilometer in de omgeving verspreid. Kan de Minister aangeven hoe de aansprakelijkheid in voornoemde situatie is georganiseerd? Wie is verantwoordelijk voor het ruimen van deze vervuiling? Deze leden zien de gelijkenis met asbest en vragen de Minister of ook gevolgschade van brand door zonnepanelen ook als zodanig een plek kan krijgen in de voorwaarden van verzekeraars van stallen en in de voorliggende wet- en regelgeving. Graag ontvangen deze leden een reactie op dit punt.
De leden van de VVD-fractie zouden wat betreft de monitoring graag een overzicht ontvangen van het aantal, de aard en omvang van stalbranden in de afgelopen tien jaar. Kan de Minister hierin voorzien?
De leden van de VVD-fractie constateren met betrekking tot de financiële gevolgen van elektra- en/of zonnestroominstallatiekeuring dat de voorgestelde verplichtingen leiden tot extra kosten bij veehouders. Voorziet het voorliggende Besluit in een vastgesteld evaluatiemoment, waarbij op basis van resultaten en ervaringen de kosten en baten tegen elkaar afgewogen worden? Zo nee, is de Minister bereid om de monitoring van 2026 te gebruiken voor een dergelijk evaluatiemoment?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van «Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met het stellen van brandveiligheidsvoorschriften». Deze leden onderstrepen het belang van adequate controle op brandveiligheid. Deze leden vragen de Minister om toe te lichten hoe er uitvoering gegeven gaat worden aan motie van de leden Tjeerd de Groot en Akerboom (Kamerstuk 33 835, nr. 224). Kan de Minister toelichten waarom de controle op adequate bluswatervoorzieningen, zoals wordt verzocht in de motie, niet terugkomt in het ontwerpbesluit?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met het stellen van brandveiligheidsvoorschriften. Deze leden zien ook de grote maatschappelijke impact van stalbranden en herkennen de behoefte om te zoeken naar een manier om de brandveiligheid van stallen te vergroten. Deze leden zien echter ook een aantal van de bezwaren tegen het huidige ontwerpbesluit, waarvan een deel overigens ook naar voren kwam uit reacties op de internetconsultatie. De eerste van die bezwaren is dat nergens is terug te zien dat het risico op veel slachtoffers bij een stalbrand samenhangt met een grote stal en niet zozeer met een groot bedrijf. Er bestaat tenslotte een risico op «stalbranden» en niet «bedrijfsbranden».
Naast deze bezwaren hebben deze leden ook een aantal vragen.
De leden van de BBB-fractie vragen ten eerste waarom de financiële verantwoordelijkheid voor het terugdringen van stalbranden volledig bij de veehouder wordt gelegd. De OvV «ziet stalbranden als meer dan een bedrijfsrisico» en ook deze leden zien de maatschappelijke impact van stalbranden.
Daarnaast blijkt uit onder andere het onderzoek van de OvV dat het risico op stalbranden mede is toegenomen door de effecten van bepaalde wetgeving. Zo zorgt apparatuur om emissies te meten en te beperken, denk aan luchtwassers, kleppen en warmtewisselaars, voor meer elektra in de stal en daarmee een toegenomen risico op stalbranden. Het voorgaande in acht genomen vragen deze leden of de Minister kan nagaan of een oplossing kan worden gevonden voor de grote financiële last die met het huidige voorstel bij de veehouders wordt neergelegd.
De leden van de BBB-fractie hebben na het lezen van het onderzoek van de OvV en de nota van toelichting bovendien een vraag over de uitgebreide elektra- en zonnestroomkeuringen. Want hoewel in de nota van toelichting wordt gesteld dat bij de meeste branden, waarbij een oorzaak bekend is, defecte elektra/kortsluiting de oorzaak was, lezen de leden dat anders in het onderzoek van de OvV. Daarin wordt gesproken over «werkzaamheden in of direct naast de stal» als meest voorkomende oorzaak van brand. Dit maakt dat deze leden graag zouden zien dat de nadruk van de wijziging meer komt liggen in de bewustwording bij veehouders.Kan de Minister uitleggen waarom in de nota van toelichting vooral de nadruk is gelegd op branden door elektra en niet of nauwelijks op branden door werkzaamheden?
De leden van de BBB-fractie zien bovendien in het voorstel dat de elektra- en zonnestroomkeuring bij grotere bedrijven iedere drie jaar moet worden uitgevoerd in plaats van iedere vijf jaar. De redenatie is daarbij dat grotere bedrijven meer elektrische apparaten kunnen hebben en er daarnaast meer slachtoffers zouden vallen bij een grote brand.
Echter, daarbij wordt alleen rekening gehouden met dieraantallen op een bedrijf en niet de wijze van verspreiding van die dieren. Zo zou bij een bedrijf met grotere aantallen dieren veel minder risico zijn op vele slachtoffers, als sprake is van een verspreiding van die dieren over verschillende aparte stallen. De installaties zelf worden in de ogen van deze leden bij grote bedrijven ook niet sneller onveilig dan bij kleinere bedrijven. Omdat deze leden de samenhang tussen een groter bedrijf en het belang van vaker keuring niet zien, vragen deze leden de Minister om voor alle bedrijven waarvoor de wijziging gaat gelden slechts iedere vijf jaar een elektra- en zonnestroomkeuring te laten uitvoeren.
De leden van de BBB-fractie zien ook bezwaren bij een jaarlijkse brandveiligheidskeuring voor veehouderijen. Hoewel deze leden begrijpen dat de initiële keuring op veel bedrijven een daling van het risico en een vergroting van het bewustzijn zal opleveren, zien deze leden niet de toegevoegde waarde van een jaarlijkse keuring door een extern bedrijf. De hoge kosten van een dergelijke keuring zien deze leden dan niet meer als proportioneel.Deze leden willen daarom aan de Minister vragen of een keuring om de vijf jaar ook als optie is overwogen.
De leden van de BBB-fractie begrijpen dat situaties op veehouderijen frequent en snel kunnen veranderen, vandaar dat deze leden ook hier de toegevoegde waarde zouden zien van het verhogen van het bewustzijn wat betreft brandveiligheid bij de veehouder. Deze leden willen daarom voorstellen dat de Minister kijkt naar een alternatief waarbij veehouders jaarlijks zelf een brandveiligheidscontrole doen, aan de hand van bijvoorbeeld een branchedocument of eerder keuringsrapport. Een dergelijk document zou dan ook door veehouders zelf ingediend kunnen worden bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), waarmee controle uitvoerbaar blijft. Bovendien kan bij reguliere controles door bijvoorbeeld Qlip of de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) het document kunnen worden ingezien.De kosten voor de veehouder zouden zo meer worden beperkt en deze leden achten de kans bovendien groter dat het bewustzijn wat betreft brandveiligheid van veehouders toeneemt. Kan de Minister toezeggen de bovenstaande mogelijkheid mee te nemen in de overwegingen?
De leden van de BBB-fractie zien tot slot de kosten voor de keuringen voor zeer kleine bedrijven als disproportioneel. Deze leden willen daarom voorstellen om de paragraaf niet van toepassing te laten zijn op stallen met kleine aantallen dieren, bijvoorbeeld stallen met minder dan 30 runderen, 100 vleeskalveren, 120 melkgeiten, 600 vleesvarkens, 120 zeugen of 10.000 legkippen. Een ander, maar vergelijkbaar, voorstel is om bedrijven die volgens het rapport «Veehouderij structuur 2021» (Wageningen Enviromental Research, 2022, (WER-2022_Veehouderij-structuur-2021_cijfers-aantal-megastallen.pdf (wakkerdier.nl) in de laagste klasse (1) vallen uit te sluiten van de paragraaf. Het gaat dan om bedrijven met minder dan 50 melkveerunderen, 500 vleeskalveren, 250 melkgeiten 1.000 vleesvarkens, 250 zeugen of 25.000 legkippen. Kan de Minister aangeven of het mogelijk is om de instellingen die in de laagste klasse vallen of stallen met een klein aantal dieren, vrij te stellen van de verplichte brandveiligheids- en elektra- en zonnestroomkeuringen? Zo niet, waarom niet en kan de Minister aangeven voor welke bedrijfs- of stalgrootten wel een uitzondering kan worden gemaakt?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de achterliggende stukken voor het schriftelijk overleg «Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met het stellen van brandveiligheidsvoorschriften» van 5 februari 2024 en hebben nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie vinden het goed dat er actie wordt ondernomen voor het terugdringen van het aantal dodelijke stalbranden. Deze leden vinden het wel van belang dat de voorgenomen maatregelen ook praktisch uitvoerbaar en proportioneel zijn. Om daarover te kunnen oordelen hebben deze leden vragen ter verduidelijking. Allereerst vragen deze leden aan de Minister om zijn oordeel te geven over de praktische uitvoerbaarheid van voorliggend besluit.
De leden van de CDA-fractie maken ten aanzien van het ontbreken van een ondergrens qua dieraantallen uit de stukken op dat heel kleine stallen met legkippen wel onder de regeling vallen, maar grote stallen met (groot)ouderdieren of opfokhennen niet. Bedrijven die, de facto hobbymatig of in het kader van diversificatie, enkele dieren houden van een diersoort waarop de regeling van toepassing is, worden nu geconfronteerd met hoge kosten. Klopt het dat veehouders die diversifiëren met bijvoorbeeld een kleinschalige kippencaravan wel een keuring moeten uitvoeren, maar grotere stallen met (groot)ouderdieren, of opfokhennen niet? Klopt het dat dit ook geldt voor veehouders die, naast hun primaire tak op hun bedrijfsmatig Uniek Bedrijfs Nummer (UBN), de facto hobbymatig, nog enkele dieren van een diersoort houden waarop de regeling van toepassing is? Is de Minister bereid om deze houders, die slechts kleinschalig een diersoort houden waarop de regeling van toepassing is, net als hobbymatige houders, uit te zonderen van de regeling door een ondergrens te stellen aan het aantal dieren?
De leden van de CDA-fractie hebben ten aanzien van de gevolgen van de wettelijke keuringsplicht vragen met betrekking tot de gevolgen van de wettelijke keuringsplicht. Deze leden vragen of het klopt dat bedrijven die APK-keuringen doen als bestuursorgaan worden aangemerkt? Klopt het dat veel certificerende instellingen en keuringsinstellingen als bestuursorgaan worden aangemerkt voor zover de keuring voortvloeit uit een wettelijk voorschrift? Is het volgens de Minister zo dat rechters dergelijke instellingen vaak als bestuursorgaan aanmerken (zie bijvoorbeeld Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State, 9 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:696 en Rechtbank Overijssel, 29 augustus 2018, ECLI:NL:RBOVE:2018:3128)? Oefenen de keuringsinstellingen die de keuringen in de regeling verrichten openbaar gezag uit en zijn deze instellingen een bestuursorgaan en hebben de uitkomsten van de keuring rechtsgevolg? Uit de regeling volgt immers dat de exploitant gebreken moet herstellen en een herkeuring moet laten uitvoeren. Kan tegen de uitkomst van een keuring op grond van de regeling door belanghebbenden, de veehouder, maar ook bijvoorbeeld door een niet gouvernementele organisatie (NGO), bezwaar en beroep worden ingesteld tegen het besluit van de keuringsinstelling? Kan de Minister aangeven of de keuringsrapporten op grond van de Wet open overheid (Woo) kunnen worden opgevraagd?
De leden van de CDA-fractie vragen tot slot wat de aanmerking als bestuursorgaan betekent voor de kosten van de keuring, gelet op de kosten die bestuursorgaan maken voor de Archiefwet, Woo-procedures en bezwaar- en beroepsprocedures? Kloppen de inschattingen wat betreft de kosten voor de keuringen nog, wanneer al deze bijkomende kosten moeten worden verwerkt door de keuringsinstellingen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met het stellen van brandveiligheidsvoorschriften.
De leden van de SP-fractie zijn positief over het besluit, maar hebben hierover nog wel enkele vragen. Kan de Minister duidelijker aangeven wat het tijdspad van strafmaatregelen is, wanneer een bedrijf weigert de juiste certificering door te geven bij de RVO? Ook vernemen deze leden graag van de Minister wanneer de Minister van plan is het onderhavige ontwerpbesluit in te voeren.
De leden van de SP-fractie hebben via diverse bronnen, zoals Animal Watch, vernomen dat er in 2024 nu al meer dieren zijn omgekomen bij stalbranden dan in het jaar 2023. Deelt de Minister de mening dat er juist haast is geboden bij het aanscherpen van de brandveiligheidsvoorschriften bij houders van dieren?
De leden van de SP-fractie vragen tot slot welke andere maatregelen tegen stalbranden de Minister nog van plan is om te nemen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de PvdD-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met het stellen van brandveiligheidsvoorschriften.
De leden van de PvdD-fractie constateren dat de OvV drie jaar geleden vernietigend oordeelde over de kabinetsaanpak van stalbranden: geld gaf steevast de doorslag om dieren niet beter te beschermen tegen stalbranden. De kosten om de brandveiligheid te verbeteren zouden te hoog zijn voor de veehouders en de veehouderijsector. Geld woog voor het kabinet zwaarder dan de belangen van dieren. Naar aanleiding hiervan zei de toenmalige Minister «de volle verantwoordelijkheid» te nemen om stalbranden tegen te gaan en kondigde een maatregelenpakket aan.
De leden van de PvdD-fractie constateren dat we inmiddels bijna drie jaar verder zijn en dat er niks is veranderd. Sinds het vernietigende oordeel van de OvV zijn er weer ruim 200.000 dieren levend verbrand of gestikt in de rook. Dieren zitten nog steeds weggepropt in overvolle stallen vol brandgevaarlijke technieken en luchtwassers, zonder mogelijkheden om te ontsnappen aan een brand. Na elke kritische vraag over het gebrek aan maatregelen om stalbranden tegen te gaan, zegt de Minister dat iedere stalbrand verschrikkelijk is en er één te veel is. Maar uit de acties van de Minister blijkt in de ogen van deze leden niet dat de minster dit daadwerkelijk meent. Van het nemen van de volle verantwoordelijkheid is naar de mening van deze leden niets terug te zien.
De leden van de PvdD-fractie constateren dat het eerder aangekondigde maatregelenpakket volledig werd uitgekleed en het kabinet zo weinig deed om stalbranden tegen te gaan dat de OvV zich recent genoodzaakt voelde opnieuw met een duidelijke reactie te komen met de conclusie dat de aanbevelingen uit het eerdere rapport grotendeels niet zijn opgevolgd en dat de aanpak van stalbranden stagneert. Pas na drie jaar wordt de eerste maatregel doorgevoerd: een verplichte brandveiligheids- en elektrakeuring. Maar deze maatregel alleen is niet voldoende. Erkent de Minister dat hij te laat actie heeft ondernomen? Deelt de Minister de mening dat met een voortvarendere en daadkrachtigere aanpak mogelijk veel dierlijke slachtoffers hadden kunnen worden voorkomen?
De leden van de PvdD-fractie constateren dat in een recente Kamerbrief de Minister opnieuw het belang van het tegengaan van stalbranden onderstreept, maar ondertussen opnieuw een maatregel wordt geschrapt: het compartimenteren van de technische ruimte. Een maatregel waarvan het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) in 2019 juist stelde dat deze tijd zou geven om een brand te blussen voordat deze overslaat naar de ruimte waar de dieren staan (Rapport Stalbrandpreventie, EIB, 2019 (www.eib.nl/pdf/Preventie%20branden%20bij%20bestaande%20stallen_web.pdf) Dat zou veel dierenlevens kunnen redden. Ook de aanbeveling van de EIB om dakisolatie brandklasse B te verplichten voor bestaande stallen, wordt niet overgenomen. Waarom niet? Wat gaat de Minister dan wél doen om de brandveiligheid van bestaande stallen te verhogen? Verder constateren deze leden dat de Minister en zijn voorgangers eerst jaren hebben gewacht op allerlei onderzoeken en dat de Minister, na het verschijnen van de onderzoeken, maanden gaat besteden aan het ontwikkelen van een «denkkader». Hoeveel rapporten, onderzoeken, plannen, maatregelenpakketten en denkkaders wil de Minister nog hebben voordat hij actie onderneemt? Hoeveel dieren moeten er nog levend verbranden of stikken in de rook voordat deze dieren de bescherming krijgen die deze dieren verdienen?
De leden van de PvdD-fractie constateren dat een maatregel die was opgenomen in het oorspronkelijke maatregelenpakket, maar waar daarna toch een streep door werd gezet, nu toch weer wel door de Minister wordt doorgevoerd,. Gelukkig erkent de Minister inmiddels dat het beperken van brandcompartimenten belangrijk is. Deze leden vinden het belangrijk dat deze maatregel daadwerkelijk gaat worden doorgevoerd en vragen de Minister hiermee haast te maken.
De leden van de PvdD-fractie vinden het verder stuitend dat er niet wordt gewerkt aan vluchtmogelijkheden voor de dieren met als reden dat dat dieren in de intensieve veehouderij niet zelfredzaam zijn. Vindt de Minister het gek dat als je dieren opgesloten houdt in megastallen, waar nooit daglicht is, waar varkens niet kunnen wroeten en eenden niet kunnen zwemmen en dieren niet zelfredzaam zijn? Waarom accepteert de Minister dat dieren zo worden doorgefokt en zo weinig natuurlijk gedrag kunnen vertonen, dat dieren zichzelf niet kunnen redden als dat nodig is? Waarom zet de Minister niet in op het vergroten van de zelfredzaamheid van dieren in combinatie met het creëren van vluchtroutes voor dieren, zodat dieren bij een stalbrand kunnen ontsnappen, in plaats van levend verbranden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende ontwerpbesluit. Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Minister ervoor kiest de elektrakeuring ook te verplichten bij grote melkveestallen. De OvV heeft ten aanzien van melkveestallen vooral gewezen op de risico’s van exploderende mestgassen. Dit explosiegevaar heeft in de ogen van deze leden niet te maken met kortsluiting of andere problemen met de elektrische installaties, maar met het mixen van mest in combinatie met werkzaamheden waar vonken bij vrij kunnen komen. Waarom kiest de Minister er desondanks voor de elektrakeuring ook te verplichten voor grote melkveestallen?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Minister een jaarlijkse brandveiligheidskeuring voorstelt. Deze leden horen graag waarom de Minister de frequentie niet afstemt op de brandveiligheidsrisico’s in de verschillende sectoren. Is de veronderstelling juist dat de brandveiligheidsrisico’s in de melk- en vleesveehouderij veel minder groot zijn dan in de andere sectoren? Waarom is voor de eerstgenoemde sector niet gekozen voor een lagere keuringsfrequentie?
II Antwoord / Reactie van de Minister
III Volledige agenda
Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met het stellen van brandveiligheidsvoorschriften.
Kamerstuk (28 286, nr. 1325) Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema – Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met het stellen van brandveiligheidsvoorschriften, d.d.10 januari 2024