Uitkomsten van de monitoring op kabelinterceptie en de daarbij behorende zorgplichtaspecten uitgevoerd door de AIVD en de MIVD
Toezichtsverslagen AIVD en MIVD
Brief regering
Nummer: 2024D05606, datum: 2024-02-14, bijgewerkt: 2024-02-21 07:31, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29924-258).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Mede ondertekenaar: K.H. Ollongren, minister van Defensie
- Beslisnota bij Kamerbrief Uitkomsten van de monitoring op kabelinterceptie en de daarbij behorende zorgplichtaspecten uitgevoerd door de AIVD en de MIVD
- Brief Commissie van Toezicht op de Inlichtingen en Veiligheidsdiensten (CTIVD) over uitkomsten monitoring kabelinterceptie
Onderdeel van kamerstukdossier 29924 -258 Toezichtsverslagen AIVD en MIVD.
Onderdeel van zaak 2024Z02437:
- Indiener: H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Medeindiener: K.H. Ollongren, minister van Defensie
- Volgcommissie: vaste commissie voor Defensie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2024-02-27 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-03-07 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2024-09-11 13:30: IVD-aangelegenheden (Commissiedebat), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2024-09-12 13:25: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
29 924 Toezichtsverslagen AIVD en MIVD
Nr. 258 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 februari 2024
Hierbij bieden wij u de brief aan van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) over de uitkomsten van de monitoring op kabelinterceptie en de daarbij behorende zorgplichtaspecten uitgevoerd door de AIVD en de MIVD. De brief heeft betrekking op de periode van november 2022 tot en met december 2023. Eerdere brieven van de CTIVD over de periode december 2021 tot en met mei 2022 en over de periode vanaf mei 2022 tot en met oktober 2022 deden wij uw Kamer reeds toekomen. Daar was nog sprake van de uitoefening van een verscherpt toezicht dat sinds november 2022 is overgegaan naar proactieve monitoring van (de uitbreiding van) kabelinterceptie. In haar brief geeft de CTIVD aan deze monitoring te beëindigen en haar toezicht op dit onderwerp anders in te richten.
Beëindiging monitoring
De CTIVD oordeelt dat de AIVD en MIVD in de afgelopen periode hebben laten zien dat zij de verzamelde gegevens in de eerste fase van interceptie en technisch onderzoek (de snapshotfase) behoorlijk en zorgvuldig kunnen verwerken. Ook stelt de CTIVD dat de diensten de inrichting van compliance op kabelinterceptie middels een centrale sturing en op multidisciplinaire wijze succesvol hebben voortgezet. Dit geeft aan dat de diensten klaar zijn voor uitbreiding van kabelinterceptie. Daarbij merkt de CTIVD wel op dat de diensten nog de nodige inspanningen moeten leveren ten aanzien voor de verdere verwerking van gegevens die voortkomen uit kabelinterceptie. De diensten erkennen het belang hiervan en zijn dagelijks bezig met het verbeteren van de processen en benodigde ontwikkelingen op juridisch, technisch en organisatorisch vlak. Wij zijn de CTIVD erkentelijk voor hun bijdrage aan het verbeteren van de kabelketen.
De dienstleidingen van de AIVD en MIVD zullen de CTIVD actief blijven informeren over de uitbreidingen van de kabelinterceptieketen met nieuwe toegangslocaties en bij grote wijzigingen in de interceptieketen. Op deze manier zal de CTIVD haar toekomstige toezichtsactiviteiten op het gebied van kabelinterceptie kunnen voorbereiden en kunnen de diensten het kabelketenproces blijvend verbeteren.
Uitbreiding van kabelinterceptie
De CTIVD merkt op dat kabelinterceptie beperkt wordt ingezet. Ondanks de getroffen maatregelen op organisatorisch en technisch vlak en het feit dat de diensten hebben laten zien dat zij de verzamelde gegevens in de eerste fase van kabelinterceptie behoorlijk en zorgvuldig verwerken, heeft de geplande uitbreiding binnen kabelinterceptie tot op heden geen doorgang gevonden. De diensten hebben verschillende toestemmingsaanvragen in het kader van de geplande uitbreiding van kabelinterceptie aan ons voorgelegd en daar toestemming voor verkregen. Voor een gedeelte van deze toestemmingsaanvragen heeft de TIB de door ons gegeven toestemming onrechtmatig verklaard. De CTIVD benoemt in haar brief twee van de door de TIB benoemde gronden voor onrechtmatigheid. Ten gevolge hiervan stellen wij vast dat de diensten thans niet kunnen overgaan tot een effectieve uitvoering van kabelinterceptie om met name de ongekende dreiging richting Nederland te onderzoeken.
Door middel van de gefaseerde benadering van kabelinterceptie, beogen de diensten een effectieve uitvoering te realiseren. De eerste fase betreft verkennen, waarbinnen de diensten gegevensstromen intercepteren om middels onderzoek aan technische en inhoudelijke kenmerken te beoordelen of de gegevensstromen daadwerkelijk van belang kunnen zijn voor het inlichtingenproces. Deze geïntercepteerde gegevens worden niet ter beschikking gesteld aan het inlichtingenproces. In de tweede fase, de verwerving voor het inlichtingenproces, worden gegevensstromen geïntercepteerd voor het uiteindelijke inlichtingenonderzoek in fase vier. In de derde fase vindt identificatieonderzoek plaats aan de hand van technische kenmerken. In fase vier, de selectiefase, worden enkel die kenmerken die in gebruik zijn bij relevante onderzoekssubjecten van de diensten ter beschikking gesteld aan het inlichtingenproces.
In relatie tot de eerste fase merkt de CTIVD in haar brief op dat het criterium «zo gericht mogelijk» niet past bij het doel van snapshotten en dat de toepassing van dit criterium door de TIB een belangrijke reden is dat de voorgestelde uitbreidingen van kabelinterceptie door de TIB onrechtmatig zijn verklaard. De CTIVD schrijft ook dat snapshotten in belangrijke mate bijdraagt aan de gerichtheid van de kabelinterceptie in de productiefase. Wij vullen daarop aan dat het stelsel voor OOG-interceptie bestaat uit ten minste een drietal opeenvolgende ministeriële toestemmingen en toetsen van de TIB voordat er gegevens door inlichtingenteams kunnen worden onderzocht. Alhoewel het gerichtheidscriterium volgens de Wiv 2017 van toepassing is op elke fase in het OOG-stelsel, is het van belang dat een rechtmatigheidstoets de gehele keten (op end-to-end basis) van verwerving, verwerking en vernietiging van gegevens bij kabelinterceptie in acht neemt. Juist dan wordt het mogelijk dat de snapshotfase kan bijdragen aan een gerichtere productiefase.
Een andere door de TIB genoemde onrechtmatigheidsgrond die de CTIVD uitlicht ziet op een beoogde verstrekking van gegevens in de snapshotfase van kabelinterceptie aan een buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdienst. De diensten benadrukken in dit verband dat het delen van dergelijke gegevens van belang is voor de technische optimalisatie van kabelinterceptie, omkleed is met waarborgen, het een juridische grondslag kent onder de Wiv 2017 en onder toezicht staat van de CTIVD. Uitsluitend voor het doel van technische analyse worden gegevens verstrekt en voorts wordt daarbij het expliciete verbod gesteld om deze gegevens te gebruiken voor inlichtingendoeleinden.
Dit onderstreept het belang van de Tijdelijke wet onderzoeken AIVD en MIVD naar landen met een offensief cyberprogramma. Dit wetsvoorstel bepaalt namelijk dat het gerichtheidscriterium buiten toepassing wordt gelaten ten aanzien van de mogelijkheid tot verkenning ten behoeve van OOG-interceptie. Gelet op de hierboven genoemde fases, zal het gerichtheidsvereiste van toepassing zijn in fases twee, drie en vier. Daarnaast geeft de wet meer duidelijkheid over enerzijds het verstrekken van gegevens aan buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten en anderzijds de invulling van de gerichtheid en proportionaliteit bij de verzoeken voor toepassing van OOG-interceptie in de productiefase.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge
De Minister van Defensie,
K.H. Ollongren