Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de Geannoteerde agenda van de Informele EPSCO-Raad Gendergelijkheid 27 februari 2024 (Kamerstuk 21501-31-736
Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2024D06114, datum: 2024-02-16, bijgewerkt: 2024-02-21 14:31, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2024D06114).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VVD)
- Mede ondertekenaar: T.M. Meester-Schaap, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2024Z02318:
- Indiener: R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2024-02-13 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-02-16 10:00: Informele EPSCO Gendergelijkheid op 27 februari 2024 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2024-03-07 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Preview document (🔗 origineel)
2024D06114 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de:
− brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, d.d. 12 februari 2024, inzake Geannoteerde agenda van de Informele EPSCO-Raad Gendergelijkheid 27 februari 2024 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 736);
− brief van de Minister voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, d.d. 6 februari 2024, inzake Verslag van de informele EPSCO-Raad voor het onderdeel sociaal beleid van 24 november 2023 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 735).
De fungerend voorzitter van de commissie,
Michon-Derkzen
De adjunct-griffier van de commissie,
Meester-Schaap
Inhoud
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
• Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
• Inbreng van de leden van de VVD-fractie
• Inbreng van de leden van de NSC-fractie
• Inbreng van de leden van de D66-fractie
• Inbreng van de leden van de BBB-fractie
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de informele EPSCO-Raad Gendergelijkheid op 29 februari 2024.
Deze leden maken zich ernstige zorgen over de loonkloof in Nederland tussen mannen en vrouwen. Zij vrezen dat het niet meehelpt bij de inzet van de Minister als hij pleit voor gendergelijkheid, terwijl we in Nederland de zaken niet op orde hebben. De Minister werkt aan een spoedige implementatie van de Europese richtlijn loontransparantie om de loonkloof sneller te dichten. Wanneer kunnen de leden die implementatie verwachten? Wat is het meest actuele percentage?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie stellen dat financiële afhankelijkheid ook een belangrijke factor bij genderongelijkheid vormt. Zo zijn in Nederland slechts vier op de tien praktisch opgeleide vrouwen financieel onafhankelijk. Meer dan de helft van hen verdient niet genoeg om voor zichzelf (en eventuele kinderen) te kunnen zorgen. Vooral in de zorg, schoonmaak en kinderopvang hebben veel praktisch opgeleide vrouwen kleine deeltijdbanen, wat hun financiële onafhankelijkheid in de weg staat. Dit maakt vrouwen financieel kwetsbaar, zeker in tijden van inflatie of bij levensveranderende gebeurtenissen, zoals een scheiding, verlies van een naaste of ziekte. Tegelijkertijd waarderen deze leden in Nederland de alliantie Financieel Sterk door Werk als een waardevol initiatief met als doel de duurzame financiële onafhankelijkheid van praktisch opgeleide vrouwen te vergroten. Gaat de Minister ook hiervan een speerpunt maken bij zijn inbreng bij de Informele EPSCO-Raad? Welke kritieke prestatie-indicatoren wil hij dan in dezen bepleiten?
De Minister schrijft over de EU1-richtlijn over het Europees quotum voor gendergelijkheid in de top van beursgenoteerde bedrijven. Nu baren de laatste cijfers over vrouwen aan de top de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zorgen. In september 2023 verscheen er een nieuwe editie van de Female Board index. In het rapport zijn cijfers opgenomen over het aantal vrouwen aan de top bij Nederlandse beursgenoteerde bedrijven en organisaties. Het aantal vrouwelijke bestuurders bij beursgenoteerde ondernemingen bleef in Nederland steken rond de 15 procent. «Dat is nog ver van een evenwichtige verdeling», constateerde het rapport. Het aantal vrouwelijke commissarissen groeide in een jaar tijd amper: van slechts 38 procent in 2022 naar 39 procent dit jaar. Wat gaat de Minister over deze stagnatie inbrengen bij de informele EPSCO-Raad? Het aandeel vrouwen in de top wordt nu overgelaten aan de bedrijven zelf en pas over vijf jaar komt er een evaluatie. Hoe kijkt men elders aan tegen een verplichting van het quotum van vrouwen in de top?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in de geannoteerde agenda ook dat nog steeds een op de drie vrouwen in de EU te maken heeft met fysiek of seksueel geweld en aanranding, waarbij vrouwen die te maken hebben met intersectionele discriminatie een nog groter risico lopen. Nu bestaat er de richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld, maar hierbij werd verkrachting uit die richtlijn gehaald, met steun van Nederland, wat voor deze leden nog steeds niet te vatten is, zeker niet vanuit de Nederlandse inzet op emancipatie. Onder voorzitterschap van België is een compromis gesloten en is de richtlijn op 6 februari jl. aangenomen, zonder dat verkrachting hierin is opgenomen. Hoe gaan de lidstaten de waarborgen die Nederland heeft ten aanzien van veiligheid van vrouwen handhaven, ook als straks Hongarije – dat het niet nauw neemt met het verdrag van Istanbul, waarop deze richtlijn is gebaseerd – het voorzitterschap overneemt?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen met instemming dat de Minister schrijft dat het kabinet zich blijft inzetten voor de bescherming en bevordering van fundamentele waarden in de EU, waaronder gendergelijkheid, seksuele en reproductieve rechten en gezondheid en gelijke rechten van lhbtiq+ personen. Gendergelijkheid is niet enkel een kwestie van de primaire arbeidsvoorwaarden. Vrouwen zijn bijvoorbeeld vaker slachtoffer van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Ook dit draagt bij aan genderongelijkheid. Al in 2017 heeft de Kamer de motie-Van den Hul2 aangenomen die de regering verzocht om erop toe te zien dat basisscholen, middelbare scholen en mbo3 in het curriculum gestalte geven aan seksuele weerbaarheid, veiligheid en diversiteit. Nog recentelijk hebben de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie gevraagd om een doorlopende leerlijn van primair onderwijs tot wetenschappelijk onderwijs over omgangsvormen en seksuele vorming. Deze leden vinden dan ook dat de doorgaande leerlijn ook gestalte krijgt door ook me too-lessen verplicht te stellen op universiteiten. In hoeverre is hiervan ook sprake elders in de EU?
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Kamerbrief aangaande Verslag van de informele EPSCO-Raad voor het onderdeel sociaal beleid van 24 november 2023 en de Kamerbrief Geannoteerde agenda van de Informele EPSCO-Raad Gendergelijkheid van 27 februari 2024 en wensen hierover nog enkele vragen te stellen.
Verslag van de informele EPSCO-Raad voor het onderdeel sociaal beleid van 24 november 2023
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister of hij openstaat om met zijn Spaanse ambtgenoot het gesprek aan te gaan over de Spaanse wijze van het gebruiken van vernieuwende en inclusieve manieren van dataverzameling, bijvoorbeeld over partnergeweld. Zou de Minister in overweging willen nemen om, naar Spaans voorbeeld, een crisiscomité op te richten dat met actieplannen komt om partnergeweld te bestrijden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, zou de Minister de Kamer in het najaar willen informeren over de te nemen stappen?
Geannoteerde agenda van de Informele EPSCO-Raad Gendergelijkheid van 27 februari 2024
De leden van de VVD-fractie constateren dat Nederland het hoogste aantal femicide-gevallen kent binnen Europa en dat dit cijfer afgelopen jaren is toegenomen. Wat deze leden betreft heeft Nederland dus nog een lange weg te gaan als het gaat om gendergelijkheid. Daarentegen kent Spanje juist een heldere aanpak van deze problematiek en is bereid deze te delen zoals in de eerste brief is genoemd. Wanneer gaat de Minister in gesprek om te leren van de Spaanse best-practices om deze problematiek te bestrijden? Is de Minister bereid om de Kamer hierover nader te informeren? Zo ja, binnen welke termijn? Zo nee, waarom niet?
De leden willen de Minister met klem meegeven aandacht te vragen voor de femicide-problematiek in Europa en daarbij te benadrukken dat potentiële slachtoffers het meest geholpen zijn met een eensgezinde oplossing en het uitwisselen van best-practices. Deelt de Minister deze visie? Zo ja, kan de Minister hier nader op ingaan? Zo nee, waarom niet?
Voorts lezen de leden van de VVD-fractie dat de Europese Genderstrategie afloopt in 2024 en dat komende bijeenkomst onder andere dient om deze eerste strategie te evalueren. Kan de Minister nader ingaan op zijn inzet hierop? Welke aspecten van de eerste strategie behoeven volgens de Minister verbeteringen en welke onderdelen zouden volgens de Minister moeten worden doorgezet in een volgende strategie? Is de Minister het met deze leden eens dat femicide en andere vormen van geweld jegens vrouwen zoals genitale verminking als onderwerpen nadrukkelijk aandacht behoeven in een volgende Europese Genderstrategie? Zo ja, welke stappen is de Minister bereid te zetten om dit te bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Tenslotte merken de leden van de VVD-fractie op dat de vrijheid en het bestaansrecht van de lhbtiq+ gemeenschap in een aantal Europese landen onder druk staat. Deelt de Minister deze zorgen? Is de Minister van plan om deze zorgen te delen met zijn collega’s tijdens het overleg? Is de Minister ook bereid om concrete ideeën te delen om de vrijheid en veiligheid van deze gemeenschap in élk Europees land te kunnen verbeteren? Zo nee, waarom niet?
Inbreng van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben de geannoteerde agenda van de EPSCO-Raad met interesse gelezen. Deze leden vinden het belangrijk dat over gendergelijkheid wordt gesproken in Europees verband. Aangegeven wordt dat «Een belangrijk voorbeeld hiervan is genderverschillen op de arbeidsmarkt, met een ondervertegenwoordiging van vrouwen in slecht betaalde sectoren en een oververtegenwoordiging van mannen in politieke functies». De leden vragen aan de Minister of hier sprake is van een typefout, omdat er naar de mening van deze leden geen ondervertegenwoordiging is van vrouwen in slecht betaalde sectoren maar dat er juist sprake is van oververtegenwoordiging van vrouwen in deze sectoren.
Daarnaast zijn de leden van de NSC-fractie van mening dat een voorwaarde voor gendergelijkheid is dat vrouwen zich veilig voelen. De Nederlandse Vrouwenraad, een vereniging met meer dan vijftig vrouwenorganisaties, roept op om in Europees verband meer aandacht te besteden aan geweld tegen vrouwen. Deze leden vragen de Minister of en hoe hij in de EPSCO-Raad het geweld tegen vrouwen aan de orde gaat stellen.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie lezen dat het kabinet de Europese Commissie vraagt optimaal gebruik te maken van het EU-rechtsstaatinstrumentarium en de wettelijke mogelijkheden om de rechtsstaat te beschermen. Kan het kabinet bevestigen dat zij hiermee ook bedoelen dat de Europese Commissie deze instrumenten optimaal moet inzetten ter bescherming van gendergelijkheid, seksuele en reproductieve rechten en gezondheid, en gelijke rechten van lhbtiq+ personen, zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie zijn verheugd om te lezen dat het kabinet zich in Europees verband blijft inzetten voor seksuele en reproductieve rechten en gezondheid. Hoe verhoudt deze inzet zich tot het standpunt van het kabinet over de richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld en in het bijzonder het verzet tegen de harmonisatie van het delict verkrachting, zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie vragen welke risico’s het kabinet ziet voor de voortgang op dit thema onder het aankomend voorzitterschap van Hongarije. Welke stappen onderneemt het kabinet om op het onderwerp gendergelijkheid met andere gelijkgestemde landen ervoor te zorgen dat de nodige voortgang geboekt zal blijven worden, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het verslag van de informele EPSCO-Raad voor het onderdeel sociaal beleid van 24 november 2023. Deze leden onderschrijven het belang van een inzet om geweld of discriminatie, tegen wie dan ook en om welke reden dan ook, actief tegen te gaan. De leden zijn verheugd om de initiatieven op dit vlak in het verslag van de informele EPSCO-Raad terug te lezen, maar hebben enkele vragen en opmerkingen.
Het verslag van de informele EPSCO-Raad meldt dat één op de drie vrouwen in de EU te maken heeft gehad met fysiek en/of seksueel geweld. De leden van de BBB-fractie vragen hoe dit zich verhoudt tot de cijfers in de recente Voortgangsrapportage Emancipatie 2022–2023 waarin werd gesteld dat 50% van de vrouwen in Nederland ooit seksueel geweld heeft meegemaakt als ongewenste seksuele aanrakingen en zoenen worden meegerekend.4
Het Spaanse voorzitterschap spitste toe op de toegenomen en nieuwe vormen van geweld tegen vrouwen die niet zijn opgenomen in het Verdrag van Istanbul, waaronder digitaal, indirect en economisch geweld. De leden van de BBB-fractie vragen of de Minister aan kan geven welke vormen van dataverzameling er reeds plaatsvinden om deze nieuwe vormen van geweld tegen vrouwen in Nederland in kaart te brengen.
De leden van de BBB-fractie lezen daarnaast dat scholen en organisaties die aandacht besteden aan kerndoelen rond seksuele vorming en seksuele diversiteit meer dan andere jaren te maken krijgen met weerstand van een kleine groep. Dit roept enige vragen bij deze leden op. De termen «weerstand» en «klein» zijn van abstracte aard. Kan worden verduidelijkt op welke wijze deze weerstand wordt geuit en welke ruimte er is voor dialoog tussen de scholen, organisaties en dergelijke groepen?
De leden van de BBB-fractie lezen dat Nederland inzet op het aanpakken van de oorzaken van seksegerelateerd geweld, door het bevorderen van cultuurveranderingen omtrent schadelijke gendernormen en verdere gendermainstreaming in relevante sectoren. Deze leden vragen of deze cultuurveranderingen nader kunnen worden toegelicht. Daarnaast vragen zij of kan worden toegelicht wat er wordt bedoeld met «schadelijke gendernormen». Tot slot vragen zij of aangeven kan worden welke sectoren als relevant zijn bestempeld en waarom voor deze sectoren is gekozen.
Tot slot vragen de leden van de BBB-fractie of de Minister kan aangeven welke vormen van dataverzameling er reeds worden toegepast om seksegerelateerd geweld in Nederland in kaart te brengen, daar gesteld wordt dat complete en specifieke data de basis vormen voor het creëren van een effectief beleidsraamwerk.