[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een commissiedebat, gehouden op 15 februari 2024, over Circulaire economie

Kabinetsaanpak Klimaatbeleid

Verslag van een commissiedebat

Nummer: 2024D06324, datum: 2024-04-15, bijgewerkt: 2024-04-20 04:04, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32813-1373).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 32813 -1373 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid.

Onderdeel van zaak 2023Z20992:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid

31 239 Stimulering duurzame energieproductie

Nr. 1373 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT

Vastgesteld 15 april 2024

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft op 15 februari 2024 overleg gevoerd met mevrouw Heijnen, Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, over:

de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 4 oktober 2023 inzake PBL-rapport Balans van de Leefomgeving 2023: Toekomstbestendig kiezen, rechtvaardig verdelen (Kamerstuk 31 253, nr. 36);

de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 29 juni 2023 inzake antwoorden op vragen commissie over de nahang Besluit uitgebreide producentenverantwoordelijkheid textiel (Kamerstuk 32 852, nr. 234) (Kamerstuk 32 852, nr. 252);

de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 16 oktober 2023 inzake doorontwikkeling uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV) (Kamerstuk 32 852, nr. 268);

de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 16 november 2023 inzake reactie op verzoek commissie over een brief van een bedrijf inzake pvc-recycling (Kamerstuk 30 872, nr. 295);

de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 30 oktober 2023 inzake beleidsinzet kabinet inzake lachgascilinders in de afvalketen (Kamerstuk 30 872, nr. 294);

de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 24 oktober 2023 inzake ILT-signaalrapportage Bedrijven ontwijken regels voor hergebruik van plastic drank- en voedselverpakkingen (Kamerstuk 32 852, nr. 284);

de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 22 december 2023 inzake voortgang strategische aanpak batterijen 2023 (Kamerstuk 31 209, nr. 249);

de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 14 december 2023 inzake vervolg moties omtrent regelgeving wegwerpplastics (Kamerstuk 28 694, nr. 157);

de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 19 december 2023 inzake reactie op de motie van de leden Van Esch en Hagen over zorgen voor meer innamepunten waar consumenten hun betaalde statiegeld kunnen terugkrijgen (Kamerstuk 32 852, nr. 273) (Kamerstuk 32 852, nr. 288);

de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 21 december 2023 inzake circulair textiel (Kamerstuk 32 852, nr. 290);

de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 19 december 2023 inzake stand van zaken uitwerking Circulair Materialenplan (Kamerstuk 30 872, nr. 296);

de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 19 december 2023 inzake diverse onderwerpen op het gebied van circulaire economie (Kamerstuk 32 852, nr. 289);

de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 22 december 2023 inzake stand van zaken uitvoering duurzaamheidskader biogrondstoffen (Kamerstuk 32 813, nr. 1343).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De fungerend voorzitter van de commissie,
Postma

De griffier van de commissie,
Rijkers

Voorzitter: Peter de Groot

Griffier: Koerselman

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Bamenga, Boutkan, Olger van Dijk, Gabriëls, Grinwis, Peter de Groot, Kostić en Veltman,

en mevrouw Heijnen, Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.

Aanvang 13.04 uur.

De voorzitter:

Hierbij open ik het commissiedebat Circulaire economie. Welkom aan de leden, welkom aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en haar ondersteuning, welkom ook aan alle mensen op de publieke tribune. We hebben een volle tribune. Dat is fijn om te zien. Ik wil ook graag alle mensen hartelijk welkom heten die via de livestream of anderszins dit debat gaan volgen. We gaan snel aan de slag.

Ik begin met een aantal huishoudelijke mededelingen. Tijdens het debat zullen we schorsen, omdat er vermoedelijk rond 14.00 uur plenair gestemd moet worden. Dat gaan we zien. Wellicht kunnen we ervoor zorgen dat de eerste termijn van de Kamer vóór dat moment afgerond is.

We gaan beginnen met de eerste termijn van de kant van de Kamer. Elke fractie heeft een spreektijd van vijf minuten. Ik stel voor te beginnen met drie interrupties per fractie, ook om te kijken of we rond de eindtijd van dit debat, 17.00 uur, klaar kunnen zijn. Laten we snel beginnen. Ik geef de heer Bamenga van D66 het woord. Gaat uw gang.

De heer Bamenga (D66):

Dank u wel, voorzitter. We hebben ze allemaal in huis: wasmachines, koffiezetapparaten, stofzuigers, televisies, waterkokers, mobieltjes, laptops en nog veel meer. We kennen ook allemaal het moment dat, na jaren trouwe dienst, het koffiezetapparaat geen koffie meer zet, de waterkoker geen water meer kookt en de laptop niet meer verder komt dan een zwart scherm. Als je vervolgens naar een repaircafé gaat, krijg je vaak te horen dat een product niet te repareren is of dat de reparatie duurder is dan een nieuw product kopen. Wat D66 betreft kan en moet dat anders. Iedereen moet de kans krijgen om zijn of haar product een tweede, derde of vierde leven te geven door het betaalbaar te laten repareren. In Oostenrijk worden nu repairvouchers uitgegeven. Met andere woorden, de overheid betaalt de helft van de reparatiekosten. Dat is goed voor de portemonnee, goed voor ons milieu en goed voor de consument, die toch nog een paar jaar door kan met zijn geliefde koffiezetapparaat of stofzuiger. In Oostenrijk is dit een denderend succes. Alle verwachtingen worden overtroffen. Mensen zijn massaal aan het repareren geslagen. Wat D66 betreft volgen we de Oostenrijkse aanpak. Is de Staatssecretaris dit met D66 eens? Is zij bereid om de mogelijkheid te verkennen om ook in Nederland repairvouchers af te geven?

Voorzitter. Dan statiegeldmachines. Het is tegenwoordig normaal geworden om in de rij te staan bij statiegeldmachines, om nog maar te zwijgen over het feit dat er simpelweg veel te weinig machines zijn. De consument verdient beter. Daarom komt D66 samen met de Partij voor de Dieren met een voorstel voor meer machines. De toezichthouder, de ILT, tikt het Afvalfonds Verpakkingen voor de zoveelste keer op de vingers. Doelen worden niet gehaald en verbeterplannen zijn te weinig ambitieus en te onduidelijk. De vraag blijft wanneer de consument eindelijk krijgt waar hij recht op heeft: een werkend statiegeldsysteem. Het is nog steeds niet duidelijk wat er gebeurt met niet-geïnd statiegeld. Ik wil van de Staatssecretaris weten hoe zij die transparantie gaat afdwingen. Ik overweeg met een voorstel hiervoor te komen. Is de Staatssecretaris het met D66 eens dat wachten tot 2026 voordat de doelen worden behaald, zoals nu door het Afvalfonds wordt voorgesteld, veel te lang duurt? Wanneer is ieder station eindelijk uitgerust met een statiegeldapparaat?

Voorzitter. Dan ga ik naar circulaire ondernemers. Onze circulaire koplopers hebben het zwaar. Ik noem een pijnlijk voorbeeld: een plasticrecyclingfabriek in Rotterdam die recent failliet is gegaan. Hoe is dat mogelijk, vraag ik de Staatssecretaris. Onze recyclecapaciteit moet juist toenemen in plaats van afnemen. Circulaire ondernemers moeten we juist ondersteunen in plaats van laten vallen. Beleid moet juist gericht zijn op de circulaire toekomst in plaats van het lineaire verleden. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat de recyclecapaciteit toeneemt en aansluit bij de ambities voor 2030 en 2050? Hoe staat het met de Nederlandse inzet met betrekking tot de fossiele subsidie op plastic? Wanneer gaan we virgin plastics nou eens eerlijk belasten? Bij iedere circulaire ondernemer die we spreken, krijgen we hetzelfde verhaal te horen: er is afval, er is een ambitieus bedrijf die dat afval kan gebruiken als grondstof en er is een markt die staat te springen om het eindproduct, maar de afvalwetgeving en een trage, moeizame afhandeling van een aanvraag voor een einde-afvalstatus zorgen ervoor dat bedrijven massaal met afval blijven zitten dat ze niet mogen gebruiken als grondstof. Dat is natuurlijk onverenigbaar met onze circulaire doelen, om nog maar te zwijgen over het feit dat iedere omgevingsdienst andere oordelen velt over hetzelfde afval. Wat D66 betreft komt er daarom een nationale afvalautoriteit, een organisatie waarbij alle circulaire ondernemers terechtkunnen met hun vragen en verzoeken om een einde-afvalstatus. Hoe kijkt de Staatssecretaris naar dit idee? Is zij bereid om de mogelijkheid van een nationale afvalautoriteit in kaart te brengen en de Kamer daar zo snel mogelijk over te informeren?

Voorzitter, tot slot. Tot drie keer toe heeft mijn fractie al schriftelijke vragen gesteld over ontploffende lachgascilinders bij afvalverwerkers. Deze explosies hebben al tientallen miljoenen aan schade veroorzaakt en zijn een risico voor de veiligheid van medewerkers in de afvalsector. Afval Energie Bedrijf Amsterdam heeft gisteren laten weten te stoppen met een zeer succesvol innamepunt voor deze lachgascilinders, omdat deze verantwoordelijkheid bij de Staatssecretaris hoort te liggen. Wat gaat de Staatssecretaris nu doen voor de veiligheid in de afvalsector? Is de Staatssecretaris bereid te luisteren naar de schreeuw om hulp vanuit de sector en statiegeld in te voeren op lachgascilinders?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bamenga van D66. Dan gaan we naar de termijn van de heer Gabriëls van GroenLinks-PvdA. Gaat uw gang.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Het is, ook gezien het aantal mensen op de tribune, een ontzettend belangrijk onderwerp. We hebben ook weinig tijd en veel onderwerpen, dus ik begin gelijk.

Volledig inzetten op circulariteit is echt een no-brainer. Een circulaire economie is goed voor natuur, mens, dier en klimaat, en dus ook voor de toekomst. «Hoger op de R-ladder», hoor je iedereen zeggen, maar hoe bevorder je dat als winsten, verkoophonger en belangen van producentenorganisaties conflicteren met duurzaamheidsdoelen? Het gaat om idealen en de toekomst van het leven versus kortetermijnwinsten. Circulariteit en hoog op de R-ladder willen we allemaal, ook als dat bij de start iets duurder is, denk ik, en met het principe «de vervuiler betaalt».

Doelen in het nationaal programma circulariteit zeggen: 50% minder abiotische grondstoffen in 2030 en in 2050 volledig circulair. Maar die doelen zijn nog helemaal niet gespecificeerd of concreet. En er is nog helemaal geen pad met besluiten, normen, belastingen, verplichtingen of stimulerende maatregelen naar 2030 noch naar 2050. Er wordt ook best wel weinig gedaan aan preventie en besparing, maar dat staat natuurlijk het allerhoogste op de R-ladder. Kan er een ibo opgesteld worden? Sinds kort ben ik meer bekend met afkortingen, maar dat is dus een «interdepartementaal beleidsonderzoek». Daarin moet dan in ieder geval duidelijk worden waarin er scherpe keuzes gemaakt en scherpe doelen gesteld moeten worden, zodat we niet alleen een doel hebben, maar ook echt duidelijk hebben hoe we dat doel kunnen gaan bereiken.

Voorzitter. Veel producentenorganisaties zijn vooral bezig met kostenefficiëntie en niet met hoger op de R-ladder komen. Een voorbeeldje. Het Afvalfonds Verpakkingen knijpt gemeenten uit, waardoor de afvalstoffenheffing voor inwoners bij veel gemeentes stijgt. Het Afvalfonds Verpakkingen knijpt innovatieve recyclingbedrijven uit in strakke, oeverloze onderhandelingen, zodat ze zelf meer geld overhouden. Het Afvalfonds Verpakkingen houdt geld over van niet geïnd statiegeld, omdat er te weinig inzamelpunten zijn voor flesjes en blikjes. Het is ook totaal niet duidelijk waar dat geld naartoe gaat, maar daar kom ik zo dadelijk nog op terug.

Dan nog een concreet voorbeeld van waar het in Nederland misgaat. Umincorp, Urban Mining Corporation – hoger op de R-ladder en innovatiever dan dit bedrijf vind je ze niet – zit vol idealen, met 120 man personeel. Dat is een team dat ergens anders misschien meer geld zou kunnen verdienen, maar fantastisch samenwerkt en vanuit idealisme bij dit mooie bedrijf blijft werken tot het laatste moment. Het scheiden van plastic afval gebeurt in Amsterdam, zelfs gekleurde flakes. In Rotterdam wordt dan weer hoogwaardig verpakkingsmateriaal gemaakt. Re-use, dus ook hoog op de R-ladder. Helaas zijn ze failliet, onder andere doordat a er nog geen eis is voor gebruik van recyclaat in verpakking, b er geen accijnzen zijn op virgin plastics uit olie, c de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid niet stimulerend werkt om zo hoog mogelijk op de R-ladder te komen en dus ook allemaal van die laagwaardige nieuw verzonnen producten voldoen aan de definitie van recycling, waardoor er een lek ontstaat in circulariteit met nieuwe laagwaardige plastic producten, en d de oeverloze onderhandelingen met het Afvalfonds Verpakkingen. Ik vraag de Staatssecretaris om te reflecteren op deze casus en mijn punten daarbij te betrekken, alstublieft. De twee moderne fabrieken staan er nog, eentje in Amsterdam en eentje in Rotterdam. Bent u bereid deze fabrieken, die nodig zijn om circulair te worden, in leven te houden? Kunt u daarover met uw collega van EZK spreken?

Naar aanleiding van het voorbeeld van Umincorp. Veel producentenorganisaties zijn in onze ogen niet onafhankelijk genoeg. Gemeenten, recyclingbedrijven en milieuorganisaties zouden vertegenwoordigd moeten zijn in bijvoorbeeld het Afvalfonds Verpakkingen. Is de Staatssecretaris bereid om te organiseren dat gemeenten, recyclingbedrijven en milieuorganisaties betrokken worden in het opstellen van nieuwe UPV's en plaats kunnen nemen in de organisatiestructuren van bestaande producentenorganisaties? Dit is al een vereiste in de Kaderrichtlijn Afvalstoffen en bevordert de onafhankelijkheid van de producentenorganisaties. Ik zou daar graag een reactie op willen hebben. Wij vinden het namelijk heel belangrijk dat de producentenorganisaties onafhankelijk zijn.

Ook naar aanleiding van Umincorp. Europa geeft aan dat in 2030 30% van de verpakkingen moet bestaan uit gerecycled materiaal, maar kunnen we hier al gefaseerd mee starten? Dan starten we bijvoorbeeld in 2025 of 2026 al met 5%. Dan heb je dus een stimulans en is het dus niet alleen in 2030 pats-boem 30%. Je kunt bijvoorbeeld in 2025 of 2026 al beginnen met 5% of 10%, zodat je in ieder geval een incentive geeft en ook de recyclebedrijven die nu failliet gaan, helpt.

Ik heb al enkele keren het Afvalfonds Verpakkingen genoemd. Verder daarover. Ik krijg er een beetje een misselijk en schimmig gevoel bij dat het Afvalfonds Verpakkingen aan de ene kant gemeenten eigenlijk uitknijpt en aan de andere kant ook die recyclingbedrijven uitknijpt, maar dan toch tientallen miljoenen ongeïnd statiegeld overhoudt. Het is met die tientallen miljoenen ongeïnd statiegeld ook heel onduidelijk, of een blackbox. Wij weten niet in transparantie waar dat naartoe gaat. Ik zou graag willen dat u ingaat op de transparantie van dat Afvalfonds Verpakkingen. Wat gebeurt er met dat geld? In Frankrijk bijvoorbeeld is het Franse afvalfonds verplicht om 5% te investeren in herbruikbare verpakkingen. Kan dat in Nederland ook, ook als we koploper willen zijn? Graag een reactie daarop.

Mijn buurman heeft gelukkig al iets gezegd over ...

De voorzitter:

Zou u tot een afronding willen komen, meneer Gabriëls?

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Ik kom tot een afronding.

Luiers. De UPV moet er in 2026 komen. Er is een grote afvalhoop met luiers. Wanneer wordt er gestart met recyclingcapaciteit?

Textiel. Hoe gaat de Staatssecretaris slow fashion stimuleren?

De voorzitter:

Dank u wel voor uw inbreng, meneer Gabriëls. Ik geef graag het woord aan de heer Boutkan van de PVV, en in de tussentijd heet ik de heer Grinwis van de ChristenUnie welkom bij dit debat.

De heer Boutkan (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Laat ik maar even beginnen met dank uit te spreken aan de volle bak op de tribune, in mijn woorden, maar ook voor de volle bak in mijn e-mailbox van organisaties, partijen en particulieren die allemaal iets aan mij kwijt wilden, of misschien wel aan velen van ons aan deze tafel. Dat geldt eigenlijk ook voor de uitgebreide agenda. Ik ben nieuw in deze commissie, maar gelukkig niet heel nieuw in de afvalbranche, zeg ik als voormalig raadslid. Daar heb ik dus lichtelijk ervaring mee. Maar ergens doet het wel pijn als je hier dan zit. Vier uur lijkt veel, met interrupties en dergelijke, maar eigenlijk komen we onvoldoende aan alle onderwerpen toe die ons zijn toegezonden. Dat is jammer. Daarnaast doe ik het ook nog zonder beleidsmedewerker. Die zoek ik nog. Mocht er iemand zijn die dat wil doen, dan kunnen ze zich gelijk melden!

Maar dan ga ik nu naar de inhoud, voorzitter, want ik zie u al kijken.

De voorzitter:

Het staat u natuurlijk altijd vrij om te verzoeken om dit debat op te rekken naar een uur of acht, negen. Dus wees vrij, wat dat aangaat.

De heer Boutkan (PVV):

Er zit vanavond niemand op mij te wachten, dus dat scheelt ook weer.

Voorzitter. Vandaag – hoe toevallig? – in het nieuws: statiegeld. Of was het niet toevallig? Maar op weg hiernaartoe zat ik gelijk eventjes te speuren. Dan kom je teksten tegen als: het is schimmig en niet transparant, en waar blijft het geld? In de media lees je: er blijft ergens 87 miljoen hangen. Maar er zijn ook mediaberichten die het over 250 miljoen hebben. Ik zal geen vrienden maken met deze opmerking, maar dan denk ik: waar blijft dit geld dan aan de strijkstok hangen? Mijn collega's hebben dat hiervoor ook al gevraagd, dus ik zou aan de Staatssecretaris willen vragen of zij transparantie in dit geheel kan brengen en uit kan laten zoeken hoe dat nou precies zit, al was het alleen maar om te kunnen weerleggen dat er iets aan de strijkstok blijft hangen en om te bevestigen dat het wel degelijk wordt geïnvesteerd in het opnieuw inzetten van materialen of om aan inzameling te doen.

Gelijktijdig zeggen wij als PVV: het is eigenlijk gewoon een ordinaire belasting, dus wanneer schaffen we deze ordinaire belasting af? Het zal wel niet gaan gebeuren, dankzij onze vrienden in Brussel, maar de vraag blijft overeind: waar blijft het geld?

Voorzitter. Dan ga ik door naar de lachgascilinders. Collega Bamenga en Gabriëls hebben er ook al wat over verteld. Amsterdam is ermee gestopt.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Ik zou graag van de heer Boutkan willen weten wat hij bedoelt met «een ordinaire belasting». Bedoelt u dat u tegen statiegeld bent? En als het antwoord daarop ja is, ziet u dan een andere manier om aan recycling van deze plastic producten te doen?

De heer Boutkan (PVV):

Dank voor deze vraag. Kijk, we zien nu hoeveel geld er ergens in het systeem blijft hangen. Dan kan je concluderen dat deze belasting niet ten goede komt aan de consument, want die consument wordt verplicht om bij het kopen van blikjes of flesjes of plastic een heffing te betalen. Wij noemen dat gewoon een ordinaire plasticbelasting. Maar het komt niet terug bij de consument. De hoeveelheid zwerfafval zie ik niet verminderen. Tenminste, dit constateer ik in mijn gemeente. Ik zie wel mensen uit eigen wil of misschien om een spaarcentje bij te verdienen omdat ze minder inkomen hebben, het afval opruimen. Ergens gaat er dus iets mis. Ofwel er is belasting, ofwel het gaat gewoon mis.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog, meneer Boutkan. Sorry, ik zie toch dat de heer Olger van Dijk van NSC daarover een vraag aan u heeft.

De heer Olger van Dijk (NSC):

Ik heb een aanvullende vraag. Het is natuurlijk wel heel wezenlijk. Een onderdeel van de circulaire economie, maar ook het tegengaan van afval en zwerfvuil. Hoe doe je dat nou op de goede manier? Ik ga dus graag door op de vraag van collega-lid Gabriëls. Ik hoor de PVV nu toch ook zeggen dat ze de positieve effecten niet zien. Ik weet inmiddels in welke gemeente u woont, maar het landelijke beeld is toch echt dat er sinds de invoering van het statiegeld op blikjes 70% minder blikjes rondzwerven. Dat lijkt me een heel goed effect. Ik ben wel benieuwd welke andere mogelijkheden de heer Boutkan dan ziet om dit effect te bereiken.

De heer Boutkan (PVV):

Vóór die tijd ging het ook goed. Dat zwerfafval hebben we nog steeds. Ik heb verschillende mensen uit verschillende gemeentes gesproken. Waarschijnlijk spreken wij niet dezelfde mensen of komen we niet in dezelfde stad, maar wat ik hoor, is dat het zwerfafval nog steeds groot is. Of het nu om blikjes, flesjes of wegwerpplastic gaat, het blijft nog steeds even groot. Dus ik blijf erbij.

De heer Olger van Dijk (NSC):

Ik probeer het een tweede maal. Ik zou de heer Boutkan toch willen uitdagen om met mij op zoek te gaan naar de feiten voor heel Nederland. Misschien kunnen we de vraag ook aan de Staatssecretaris stellen. Welk beeld heeft zij op basis van wetenschappelijk onderzoek naar de resultaten van de invoering van het statiegeld? Ik hoop dat de heer Boutkan zich dan ook wil laten overtuigen als de effecten van dit systeem positief zijn.

De voorzitter:

Heeft u daar nog een reactie op, meneer Boutkan?

De heer Boutkan (PVV):

Ik hoor dat de heer Olger die vraag gaat stellen. Gezien mijn tijd laat ik dat graag aan hem over. Dan gaan we het wel zien.

De voorzitter:

U mag die vraag stellen, meneer Olger van Dijk.

De heer Olger van Dijk (NSC):

Ik ga hem toevoegen.

De voorzitter:

Meneer Boutkan, vervolgt u uw betoog.

De heer Boutkan (PVV):

Ik ga snel verder met de lachgascilinders. Die zijn natuurlijk een gigantisch probleem, niet in de laatste plaats wat betreft de veiligheid van het personeel. Amsterdam is er nu mee gestopt. Dat zegt gewoon: wij hebben weliswaar onze statiegeldregeling gehad, en die was een succes, maar het ging om zó veel dat het ons te veel geld kost; het is eigenlijk een probleem van de overheid. De vraag aan de Staatssecretaris is dan ook als volgt. Welke mogelijkheden zijn er, behalve mooie woorden, om de risico's en schade te beperken, zowel in de ovens als bij de inzameling?

De UPV, oftewel de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. De Staatssecretaris wil meer circulaire prikkels gaan invoeren. Mijn vraag is dan ook wat dit betekent. Met name vraag ik of dit voor de consument dan weer kostenverhogend gaat werken. Voorkomen dat recyclebaar materiaal wordt verbrand is een prima uitgangspunt, maar wat de PVV betreft is «haalbaar en betaalbaar» ons uitgangspunt.

Dan de SUP, de single-use plastics. Ik ben helemaal geen fan van Engels, maar goed. In de ogen van de PVV is chaos troef. Want sinds deze belasting, de plasticbelasting, is ingevoerd en de drie moties zijn aangenomen, is het afvalland echt zoekende. Er zijn ondernemers die zich hadden voorbereid op de richtlijn en daardoor investeringen hebben gedaan, maar ook ondernemers die door de invoering klanten zijn kwijtgeraakt, terwijl ze een prima recyclebaar product hadden, zoals de kartonnen bekers met een plastic coating. En dan hebben we het nog niet over de consumenten, die gedwongen worden om extra geld uit te geven, terwijl ze daar niets voor terugkrijgen. We hebben dat mooi meegemaakt in het tweeminutendebatje over het plastic bakje. Dat bleek achteraf een ander bakje te zijn, maar goed.

Voorzitter. Ik houd een pleidooi voor ondernemers die bij open evenementen niet kunnen instappen bij de lokale horeca, die al een eigen inzamelsysteem hebben. Dat laatste maakt het instappen belachelijk duur en nagenoeg onuitvoerbaar, en dat met allerlei verschillende cupjes in dit land. In 2024 zal de Staatssecretaris een vroege evaluatie uitvoeren, om bij te kunnen sturen als de maatregelen onvoldoende effect hebben. De PVV vraagt de Staatssecretaris dan ook het volgende. Het halen van de einddoelen mag niet het doel zijn van deze evaluatie. Wat ons betreft is de plasticbelasting eigenlijk een crime en zou die kunnen verdwijnen. Ik heb daarover ook een tweede vraag: ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om die evenementen waar ondernemers niet kunnen aanschuiven zogezegd toegankelijker te maken?

Ik zie de voorzitter al kijken, dus waarschijnlijk zijn mijn vijf minuten op. Dank u wel.

De voorzitter:

Dat zijn ze zeker. Dank u wel voor uw bijdrage. Ook een hartelijk welkom bij dit commissiedebat aan het lid Kostić van de Partij voor de Dieren. Ik wilde nog even tegen de heer Grinwis en het lid Kostić zeggen dat we in de eerste termijn vijf minuten en in principe drie interrupties hebben. Dat is omdat we straks, tijdens dit commissiedebat, ook nog stemmingen hebben. De heer Gabriëls heeft een vraag. Gaat uw gang.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Zijn dat dus drie interrupties onderling? Hebben we er daarna nog heel veel voor de Staatssecretaris?

De voorzitter:

Daar gaan we zo iets over zeggen. Maar in deze eerste termijn heeft u drie interrupties. Of het er heel veel worden, hangt af van hoeveel tijd we hebben.

Ik zou graag het woord willen geven aan mevrouw Veltman-Kamp van de VVD.

Mevrouw Veltman (VVD):

Voorzitter. De VVD vindt circulariteit van groot belang. We zijn trots op de koploperspositie die Nederland op dit vlak binnen Europa heeft. Het helpt ons om onafhankelijker te worden van grondstoffen uit andere landen en is noodzakelijk voor klimaatneutraliteit in 2050. Zo zijn wij momenteel voor bepaalde kritieke metalen voor 98% afhankelijk van China, terwijl we die met innovatieve technieken ook thuis zouden moeten kunnen produceren. Er zijn majeure omwentelingen in volledige productieketens nodig, die hun uitwerking hebben in allerlei sectoren en in heel Europa. We willen dat afval grondstof kan worden en dat de oorspronkelijke producten of materialen op z'n minst de oorspronkelijke waarde houden.

Hier liggen veel economische kansen. De industrie, innovaties, start-ups en het opschalen daarvan moeten de ruimte krijgen. Daarbij hoeft de chemische sector geen probleem te zijn, maar kan zij een schakel in de oplossing zijn. Deze sector kan circulair kritieke grondstoffen produceren, zoals alternatieve koolstofbronnen. Voor al deze kansen is er een Europees gelijk speelveld nodig. Er zijn voldoende volumes nodig. De regelgeving moet duidelijk en werkbaar zijn. Afval moet verwerkt kunnen worden tot grondstof, wat betekent dat we anders moeten kijken naar de zogenaamde einde-afvalstatus. Er is een soepele vergunningverlening voor nieuwe technieken nodig. Dit zijn de knoppen waaraan de overheid kan draaien.

Ik heb voor de Staatssecretaris een aantal vragen. Om onze ambities te realiseren en tegelijkertijd voor Nederlandse bedrijven een internationaal gelijk speelveld te creëren is er meer inzet van Europa nodig. Op dit moment acteren Europese landen minder snel op het gebied van circulariteit, wat onze positie als Nederland kwetsbaar maakt. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is welke kansen zij ziet om sterker in te zetten op maatregelen op Europees niveau, zodat we de circulaire economie stimuleren en de concurrentiepositie van ons bedrijfsleven hoog houden.

Ook vraag ik hoe ze de industrie, en dus ook de chemische industrie, goed kan betrekken bij de ambities op het gebied van de circulaire economie. Want zij kunnen leveren, mits de overheid de juiste randvoorwaarden creëert. Daarvoor is de samenwerking tussen de overheid en het bedrijfsleven dus essentieel.

De huidige wet- en regelgeving stimuleert circulaire activiteiten vaak nog onvoldoende. Er is vereenvoudiging en verduidelijking nodig en de uitvoerbaarheid van de regels is soms niet of onvoldoende getoetst. Veelal is deze ingericht op onze lineaire economie. Ik denk ook aan hoe bedrijven meer mogelijkheden en ruimte kunnen krijgen om meer te doen met afval, waar onder andere de heer Bamenga het ook al over had. Hoe kan daar meer experimenteerruimte komen, vanzelfsprekend met inachtneming van de randvoorwaarden die er voor de bescherming van mens en milieu zijn?

In feite werken we nog met afvalregels uit de jaren zeventig, toen het besef van circulair ondernemen heel anders was dan nu. Ik wil graag meer zicht krijgen op de knelpunten die zich voordoen in de huidige wet- en regelgeving en hoe we deze kunnen wegnemen. Kan de Staatssecretaris een overzicht van knelpunten maken, afgestemd met de sector, met daarbij de acties die ze onderneemt om deze weg te nemen?

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Ik hoor een bemoedigend verhaal over het belang van een circulaire economie. Ik denk dat we dit allemaal wel delen. Ik heb in mijn betoog iets gezegd over het alvast sneller starten met het gebruiken van recyclaat in verpakkingen, omdat er op dit moment heel veel koplopersbedrijven, waar u het ook over heeft en die u een warm hart toedraagt, failliet gaan. Vindt u ook dat Nederland misschien vooruit moet lopen op de Europese regels die recyclaat in verpakkingen bijvoorbeeld pas in 2030 verplicht stellen? Zouden we vooruitlopend daarop al in 2025, 2026 of 2027 bepaalde doelen moeten stellen, zodat die koplopersbedrijven kunnen blijven bestaan?

De voorzitter:

U merkte aan mij al dat ik graag een korte interruptie wilde. Ik wil u daar graag in aanmoedigen, alstublieft. Ik wil u ook vragen om niet meerdere vragen in één interruptie te stellen.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel. Ik vind het belangrijk.

De voorzitter:

Dat vinden we allemaal, denk ik. Mevrouw Veltman, gaat uw gang.

Mevrouw Veltman (VVD):

Dat het van belang is, had ik net ook al aangegeven. Wat ons betreft is daarvoor dat Europese gelijke speelveld nodig. Als je dat niet doet, dan zijn wij bang dat je een oneerlijk speelveld krijgt. Dat brengt ons volgens mij verder van het doel af. Dat is mijn reactie daarop. Ik vervolg mijn betoog.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de heer Gabriëls.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Dan gaan er de komende jaren dus bedrijven die koploper zijn failliet.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog, mevrouw Veltman.

Mevrouw Veltman (VVD):

Dan over circulaire bouw. Ik begrijp dat de betonsector naarstig wacht op de ontwikkeling van een ketenplan beton, met daarin concrete handvatten voor alle partijen in de keten. Zij zeggen dat ze er klaar voor zijn. Ik vraag de Staatssecretaris wat de stand van zaken is bij dit ketenplan en de andere ketenplannen. In het kader van circulair bouwen vraag ik de Staatssecretaris ook waarom de scenariostudie naar de toekomst van bouwgrondstoffen pas komend jaar aan ons wordt toegestuurd, terwijl die eigenlijk al voor oktober was beloofd. Ook hierop zit de bouwsector te wachten.

Voorzitter. Er is veel onduidelijkheid in de markt over het doel van de regels rond single-use plastics. De plastictaks bijvoorbeeld is voorlopig van de baan, omdat die niet goed uitvoerbaar, niet te handhaven en fraudegevoelig is. De wegwerpbekers zijn een ander voorbeeld. Ik ben benieuwd wat de redenatie van de Staatssecretaris is geweest voor de regels die hier nu voor gelden. Is het doel het terugdringen van het gebruik van kunststof of zo veel mogelijk hergebruik? Ik ga uit van het eerste, maar uit de sector ontvang ik signalen dat dit onduidelijk is door de wijze waarop deze regels in Nederland zijn uitgewerkt. Herbruikbare bekers, bijvoorbeeld, worden weliswaar enkele keren opnieuw gebruikt, maar veel van deze bekers bevatten schadelijke plastics die niet te recyclen zijn. Die bekers mogen wel, maar bekers die hoogwaardig te recyclen zijn naar mooie nieuwe producten en bijna geen schadelijke plastics bevatten, mogen niet. Ik begrijp dat er bedrijven zijn die hebben geïnvesteerd in herbruikbare bekers, maar ik vraag mij af of nou het doel telt of het middel. Hoe kunnen luchthavens, pretparken en bijvoorbeeld ziekenhuizen hier volgens de Staatssecretaris goed invulling aan geven?

Over het pmd-afval nog het volgende. Het is opvallend dat het systeem waarbij mensen hun pmd-zakken naar een ondergrondse container moeten brengen, meer vervuiling oplevert dan een systeem waarbij pmd-afval in eigen containers wordt gedaan en vervolgens aan de weg wordt opgehaald. Zou je in dat geval dus niet beter aan nascheiding kunnen doen in plaats van aan bronscheiding, zeker omdat we aan hoge normen willen voldoen? Deze vraag stel ik, omdat je ook hier volgens mij goed moet kijken naar het behalen van je doelen in plaats van naar het middel dat je daarvoor gebruikt. Al deze zaken bij elkaar opgeteld moeten ervoor zorgen dat de circulaire economie nog beter van de grond komt, in plaats van alleen maar regels naar voren te halen, te versnellen en een ongelijk speelveld te creëren.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Veltman. Dan zou ik nu graag het woord willen geven aan de heer Olger van Dijk van Nieuw Sociaal Contract.

De heer Olger van Dijk (NSC):

Dank, voorzitter. De weg naar een circulaire economie is onomkeerbaar ingeslagen. Dat is mooi. Met het bedrijfsleven en maatschappelijke partners wordt eraan gewerkt om de Nederlandse economie in 2050 volledig te laten draaien op voldoende herbruikbare producten en grondstoffen. Dat is een mooi streven. Tegelijkertijd zijn die doelen nog weinig concreet en sturend. Collega Gabriëls heeft daar ook al naar gevraagd; daar sluit ik mij graag bij aan. Het huidige beleid is vooral gericht op de vernietiging van producten en het terugwinnen van grondstoffen. Nieuw Sociaal Contract vindt het belangrijk om ook in te zetten op levensduurverlenging. Dat is ook een vorm van bestaanszekerheid.

Het volgende is misschien ook een punt op het gebied van de voorbeeldrol van de overheid. Het gaat daarbij om hergebruik. Vandaag las ik dat het Rijk nog 400 miljoen mondkapjes op de plank heeft liggen. Hoe zouden we die nou op een handige manier kunnen hergebruiken? Zo zijn er waarschijnlijk veel meer voorbeelden te noemen.

Dan kom ik op het instrument UPV, de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. Nieuw Sociaal Contract ziet een mogelijkheid om die door te ontwikkelen en daarbij doelstellingen mee te nemen op het vlak van hergebruik en reparatie. In de brief van de Staatssecretaris lezen we vooral over veel onderzoeken en mogelijke richtingen voor verbetering. Ook worden daarin wel suggesties gedaan om gemeenten een duidelijker onderhandelingspositie te geven ten opzichte van producenten.

Voorzitter. Dat brengt mij bij de Ketenovereenkomst Verpakkingen. Die is al genoemd. Het Afvalfonds en gemeenten worden het al jaren moeilijk eens. Nieuw Sociaal Contract bepleit in dezen een sterkere regierol van de Rijksoverheid. Is de Staatssecretaris bereid om zelf aan te sluiten nu de gesprekken blijven voortmodderen? Als zij zelf geen scheidsrechter wil of kan zijn, hoe wil zij dan mediation en arbitrage vormgeven bij geschillen?

Voorzitter. Graag ...

De voorzitter:

Meneer Olger van Dijk, de heer Gabriëls wil u interrumperen. Dat is uw laatste interruptie, meneer Gabriëls.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Helaas, mijn laatste interruptie. Ik ben het met u eens dat er meer regie moet komen. Bent u het met ons eens dat zich bij de producentenorganisaties dan ook meer onafhankelijke organisaties moeten aansluiten, waaronder bijvoorbeeld de gemeenten, die u net zelf noemde?

De heer Olger van Dijk (NSC):

Mijn beeld is nu vooral dat gemeenten en, in dit geval, het Afvalfonds tegenover elkaar staan. Op zichzelf genomen kan ieder van hen natuurlijk een eigen belang hebben. Dat lijkt me ook helder in dit dossier. Tegelijkertijd denk ik dat het goed is als de verhouding beter wordt. Die verhouding lijkt nu wat scheef. Volgens mij doelt de heer Gabriëls daar ook op. Mijn verzoek zou in eerste instantie zijn om vanuit de bestaande verhoudingen te bekijken hoe men daar goed uit kan komen. Ik denk dat het kan helpen als de Staatssecretaris daarin een rol gaat vervullen. Dat zou ik eerst af willen wachten.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Olger van Dijk (NSC):

Dan kom ik op de mogelijkheden van reparatie. Op 2 februari is een Europees akkoord bereikt over de Richtlijn right to repair. NSC is hier positief over. Deze richtlijn geeft consumenten onder andere meer rechten op reparatie. Lidstaten moeten ook zelf met plannen komen om het aantal reparaties op te gaan drijven. Graag denkt Nieuw Sociaal Contract met de Staatssecretaris mee. Dat deed collega Bamenga ook al met de Oostenrijkse aanpak. Ik zou de Franse aanpak willen bepleiten. Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen een reparatielabel naar Frans voorbeeld, om consumenten meer duidelijkheid te geven over de diverse aspecten van reparatie? Wat zit er bijvoorbeeld in een product? Is de Staatssecretaris bereid de Nederlandse toepassing hiervan te onderzoeken?

Voorzitter. Dan het statiegeld. Onderzoek dat ons bekend is, lijkt aan te tonen dat het blik op straat met 70% is afgenomen sinds de invoering van statiegeld op blikjes vorig jaar. In het afgelopen halfjaar waren er dus 50 miljoen blikjes minder op straat. Herkent de Staatssecretaris dit beeld en kan zij dat voor de heer Boutkan en mijzelf onderbouwen met onderzoek? Wel vraagt NSC aandacht voor de neveneffecten: het aantal drankkartons op straat nam toe met 15% en het aantal drinkzakken op straat nam toe met 20%. Daar zit dan weer géén statiegeld op. Ziet de Staatssecretaris dat ook? Ziet zij mogelijkheden om dit neveneffect tegen te gaan? Op de plastic flesjes zit al langer statiegeld. Een derde van de flesjes die nog rondzwerven heeft geen etiket, terwijl het verplicht is om de statiegeldmarkering onuitwisbaar op de verpakking te zetten. Kan dat strenger worden gehandhaafd, vraag ik de Staatssecretaris.

Voorzitter. Dan kom ik op textiel, een dossier met ongemakkelijke waarheden zoals overconsumptie. Jaarlijks worden meer kledingstukken gekocht, die korter worden gebruikt. Hierin ziet NSC ook een element van het nieuwe sociale contract. Ook mensen hebben een verantwoordelijkheid voor hun gedrag: wat koop ik wel, wat koop ik niet? Tegelijkertijd ligt er bij bedrijven een verantwoordelijkheid voor levensduurverlenging. Er zijn grote afvalstromen, ook in derdewereldlanden. De Stichting Circle Economy concludeerde dat een deel wordt verbrand en dat milieuschade optreedt doordat plastic microvezels in het grondwater terechtkomen. Een toenemend gebruik van synthetische vezels ontstaat doordat kleding wordt gemaakt van matige kwaliteit, met een korte levensduur: de ultra-fast fashion. Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om invloed uit te oefenen op de UPV voor de kledingindustrie die sinds 1 juli 2023 geldt, bijvoorbeeld door te bevorderen dat de tarieven voor niet-duurzame kleding worden verhoogd? Misschien is dat ook een stimulans om minder en beter te produceren.

De voorzitter:

Meneer Van Dijk, de heer Grinwis wil u interrumperen. Gaat uw gang, meneer Grinwis.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ik ben het helemaal eens met het pleidooi van collega Van Dijk, maar hoe zouden we zo'n «circulariteitsbijdrage», als ik die zo mag betitelen, moeten vormgeven? Eigenlijk zie je dat er een lineaire economie is, omdat niet alles goed is beprijsd. Dat heeft nu zo zijn voordelen voor de consument, maar ondertussen blijft het dus aantrekkelijk om inferieure kwaliteit te kopen in plaats van gerefurbishte producten of hergebruikt textiel. Hoe zouden we dat volgens NSC een stap verder kunnen brengen?

De heer Olger van Dijk (NSC):

Dank voor de vraag. Eigenlijk is dat mijn vraag aan de Staatssecretaris. Het is een complex probleem: hoe realiseren we nou een goede kostprijs voor dit soort producten? Ik kan daar nu niet de oplossing voor geven, maar ik vermoed dat de Staatssecretaris op dit moment in ieder geval wel een richting kan aangeven. Daar ben ik heel benieuwd naar.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de heer Grinwis. Dat is voldoende voor nu? Ja, hoor ik. Kijk eens aan. Vervolgt u uw betoog, meneer Olger van Dijk. U heeft nog één minuut.

De heer Olger van Dijk (NSC):

Dank, voorzitter. In diezelfde EU-regels is terecht bepaald dat onverkochte kleding niet mag worden vernietigd. Dat geldt alleen niet voor elektronica. Het perverse effect bestaat dat teruggezonden elektronica direct vernietigd wordt, ook om te voldoen aan de wettelijke plicht om 65% van de e-waste in te zamelen. Graag een reactie van de Staatssecretaris. Is zij bereid om in Europees verband te pleiten voor een verbod op het vernietigen van onverkochte elektronica?

Voorzitter. Tot slot kom ik op de vraag naar de afgifteplicht van e-waste. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe het staat met die afgifteplicht? Wat ik kon terugvinden in de stukken, was dat die was gekoppeld aan de invoering van de Omgevingswet. Ik had het niet verwacht, maar hij is er toch gekomen en afgelopen 1 januari in werking getreden. Vandaar mijn vraag.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel voor uw inbreng. Dan zou ik nu over willen gaan naar de inbreng van de heer Grinwis van de ChristenUnie. Gaat uw gang.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. De wegwerpeconomie loopt op z'n eind. Onze ecologische voetafdruk is te groot, wat ten koste gaat van de schepping en de medemens. We hebben de aarde in bruikleen. We mogen deze bewerken, maar we moeten er ook goed voor zorgen. Verspillen en verkwisten horen daar niet bij, maar zuinig zijn op wat ons gegeven is en genieten van genoeg des te meer. Vanuit dat warme hart voor de schepping en voor onze naasten wil de ChristenUnie met volle kracht inzetten op de circulaire economie, maar ook met een koel hoofd.

De lineaire economie heeft ons veel welvaart gebracht, maar die is op veel punten nu gewoon onverstandig geworden. Nu, en zeker in de toekomst, hebben we schaarse grondstoffen heel hard nodig. Ik denk dan aan de edelmetalen in onze smartphones, maar bijvoorbeeld ook aan koolstof. We exporteren die koolstof door middel van plastic nu nog vaak naar het buitenland, of we verbranden die zelfs, maar dat is gewoon niet verstandig. Ook bezien vanuit dat oogpunt moeten we een omslag maken. Ondernemers zijn daarbij van cruciaal belang. We zien nu echter dat het voor hen vaak lastig is om circulair aan de slag te gaan en vooral om circulair aan de slag te blijven. Dit komt mede doordat het nog heel moeilijk is om met circulair ondernemen je brood te verdienen. Veel mkb'ers hoeven nog niets met regelgeving, zelfs niet ingevolge de verslagleggingsregels van de ESRS en de CSRD. Grote bedrijven die deze verplichting wel hebben, doen nu echter al een aanvraag bij hun leveranciers. Vaak zijn dat mkb'ers. Ik hoor dat veel mkb'ers nog veel vragen hebben over wat dergelijke wet- en regelgeving voor hen betekent. Hierover kan en moet de overheid meer duidelijkheid geven.

Ik heb een aantal vragen. Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om de kennis met betrekking tot duurzaamheid en verduurzaming beter te bundelen, op één centrale plek? En welke concrete stappen kunnen bij wijze van spreken morgen worden gezet om ondernemers makkelijker te dienen en te voorzien van helder en praktisch advies op het gebied van circulaire economie en verduurzaming?

Uit onderzoek in opdracht van IenW blijkt dat een circulaire bijdrage – daar sprak ik net al over in mijn interruptie – op een lineair product kan helpen om circulaire doeleinden binnen handbereik te krijgen. Het geeft bedrijven een prikkel om hoogwaardiger producten te maken, van meer kwaliteit. Dat geld kan worden ingezet voor het aantrekkelijker en toegankelijker maken van reparatie. Is de Staatssecretaris bereid om verder uit te werken hoe zo'n circulaire bijdrage eerst kan worden vormgegeven en dan kan worden ingevoerd? Daarbij moet er aandacht zijn voor kaders, financiering, rollen en verantwoordelijkheden. Dat sluit, denk ik, goed aan op het betoog van collega Olger van Dijk.

Voorzitter. Het is goed nieuws dat de Raad en het Europees Parlement een akkoord hebben gesloten over right to repair. Hoe kijkt de Staatssecretaris naar dat akkoord? Ziet de Staatssecretaris nu een probleemloze implementatie voor zich of zijn er nog knelpunten? Een van de afspraken is dat de producenten reserveonderdelen beschikbaar stellen tegen een redelijke prijs. In het Commissievoorstel stond dat deze onderdelen minimaal tien jaar beschikbaar moeten blijven. Is deze periode uiteindelijk ook in het akkoord terechtgekomen?

Dan over plastic, en dan wil ik onze omgang met plastic op de korrel nemen. Ik refereerde er net al aan. We krijgen nu hagelnieuw plastic uit China en de VS. Dat wordt hier gedumpt, waardoor er geen vraag is naar recyclaat. Ons plastic afval wordt veelal geëxporteerd of verbrand. Dit is een kringloop die we moeten sluiten, maar door de situatie die ik net heb geschetst, ontbreekt daarvoor het verdienmodel. Hiervan getuigt ook het recente faillissement van Umincorp. In Duitsland en Frankrijk wordt circulair beleid eigenlijk veel ambitieuzer geïmplementeerd dan hier. De Staatssecretaris werkt momenteel aan een verplichting tot het bijmengen van plastic recyclaat en is voornemens om die per 2027 in te voeren. De recyclingindustrie sorteert hier nu op voor. Wat is de stand van zaken met betrekking tot deze wetgeving? Kan de Staatssecretaris de Kamer verzekeren dat die nog steeds volgens planning verloopt en per 2027 kan worden ingevoerd?

Welke lessen trekt de Staatssecretaris verder uit het faillissement van Umincorp? Het duurt nog best wel een aantal jaren voor het 2027 is. De Staatssecretaris heeft al eerder gezegd geen voorstander te zijn van een heffing op virgin plastics. Straks is er volop vraag naar recyclaat, maar hebben al die innovatieve ondernemers de boel moeten opdoeken. Wil zij bijvoorbeeld toezeggen de sector tijdelijk financieel te ondersteunen, zolang het businessmodel nog niet toereikend is? En zo niet, wat dan wel?

Dan over UPV, uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. Sommige van de daarbij gestelde doelen zijn nog lang niet in zicht. In 2025 moet 50% van de afzet op de Nederlandse markt gerecycled of hergebruikt zijn. Dat is op dit moment nog 35%. Het doel voor recycling en hergebruik van luiers is voor 2026 12,5%. Nu is dat nog minder dan 5%. Hoe kan de Staatssecretaris nou garanderen dat die doelen wél worden gehaald? Wat als deze doelen niet worden gehaald? In andere landen zoals België en Frankrijk kijkt men met enige verwondering naar het feit dat producenten bij ons zó veel te zeggen hebben. Is de Staatssecretaris bereid om de uitvoering concreet en integraal, samen met de hele keten, inclusief recyclers, wettelijk in te richten met afrekenbare doelen? En zo nee, wanneer kan de Staatssecretaris zich voorstellen dat we zo'n stap dan wél moeten gaan zetten?

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ben ik al door mijn tijd heen?

De voorzitter:

Ruimschoots.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Oké!

De voorzitter:

Het lid Kostić wil u nog interrumperen. Wellicht kunt u nog wat smokkelen aan die kant. Het lid Kostić. Gaat uw gang.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Ik ga die helemaal verbrassen aan de ChristenUnie. Nee hoor. Ik hoorde de ChristenUnie, hoop ik, net zeggen dat zij voor een taks is op virgin plastics. Klopt dat? De heer Grinwis geeft een positieve reactie, maar misschien is het goed om het even in de microfoon te zeggen.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ja, maar ik ga al een stap verder. De Staatssecretaris heeft namelijk eerder gezegd daar geen voorstander van te zijn. Mijn vervolgvraag is dus: oké, als we dat niet doen, wat doen we in de komende jaren dan wél om te voorkomen dat al die innovatieve ondernemers die zich voorbereiden op een wereld waarin we vooral recyclaat en bioplastics gebruiken, al voor die tijd zijn omgevallen? Het middel is mij niet heilig, maar het doel wel.

De voorzitter:

Ik kijk even naar het lid Kostić. Heeft u nog een aanvullende vraag voor de heer Grinwis?

Kamerlid Kostić (PvdD):

Jazeker. Dat is trouwens goed om te horen, maar uiteindelijk gaat de Tweede Kamer daarover. En de Staatssecretaris, ja, dat is een beetje ... Wij zijn meer missionair dan de Staatssecretaris. Wij zouden dit natuurlijk met een meerderheid kunnen regelen.

Maar los daarvan, een tweede interruptie. Niet alleen in het recente rapport van de Rli, maar ook in andere rapporten staat dat consumenten eigenlijk constant worden overspoeld met misleiding en greenwashing. Eigenlijk worden ze verleid om die niet-circulaire producten te kopen en vooral te veel te kopen. De Rli zegt daarover dat we de maatregelen kunnen nemen ...

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

Kamerlid Kostić (PvdD):

Is de ChristenUnie bereid om met ons mee te denken over de maatregelen die we op dat vlak zouden kunnen nemen? Ik doel dan op het beperken van greenwashing voor consumenten.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

En dan met betrekking tot plastic? Ik probeer even scherp te krijgen op welk doel dat is gericht. Want als het om greenwashing in het algemeen gaat, dan ben ik graag bereid om met de Partij voor de Dieren mee te denken over hoe we die kunnen tegengaan.

Kamerlid Kostić (PvdD):

De heer Grinwis weet ook wel dat het bij een circulaire economie niet alleen maar om plastic gaat. Het gaat ook om het überhaupt verminderen van consumptie waar dat kan, om het verminderen van onnodige consumptie. En het gaat erom de consumptie die plaatsvindt zo duurzaam mogelijk te laten zijn. Meerdere rapporten zeggen dat daar nog veel winst te behalen is. Is de ChristenUnie bereid om daarover met ons mee te denken?

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ik moet even improviseren wat ik hierop zal zeggen. In algemene zin: ja, ik ben graag bereid daarover mee te denken. Ten tweede: ik zette mijn bijdrage al in met «we moeten leren genieten van genoeg». Ik denk dat collega Kostić dat wel aanspreekt. Dat betekent niet dat het credo is: ik consumeer, dus ik besta. Daarmee begint het eigenlijk. Als we dat beseffen, dan is er sowieso al veel minder greenwashing. Als wij van een fossiele economie naar een circulaire economie gaan, dan bestaat sowieso het risico dat in de transitiefase bestaande verdienmodellen zo lang mogelijk in stand worden gehouden en worden uitgeput en dat met behulp van greenwashing wordt gedaan alsof het verandert, terwijl er onder de motorkap niet zoveel verandert. Het is inderdaad een grote uitdaging om te voorkomen dat we elkaar eigenlijk praatjes voor de vaak zitten te verkopen, terwijl er onder de motorkap weinig verandert. Daar moet dus echt ook wat veranderen. Dus ja, volgens mij strijden we op dezelfde wijze. De ChristenUnie heeft daarbij zeker veel vertrouwen in ondernemers. Maar we moeten wel een duidelijk onderscheid maken tussen de verantwoordelijkheid van het Rijk, dat regels maakt, normen stelt en langetermijnperspectief biedt, en hetgeen de ondernemers en consumenten zelf kunnen doen. Wij gaan dus niet op de stoel zitten van een ondernemer of van een consument. Maar ik denk dat de Partij voor de Dieren dat niet bedoelt.

De voorzitter:

Mevrouw Veltman van de VVD wil u nog interrumperen. Gaat uw gang.

Mevrouw Veltman (VVD):

Ik ben blij met wat de heer Grinwis tot slot zei in reactie op het lid Kostić. Ik hoor de heer Grinwis ook over het fenomeen afrekenbare doelen. Is hij niet bang dat we het kind met het badwater weggooien als we dat niet op Europees niveau regelen? Daar ben ik benieuwd naar. Er zijn ook heel veel bedrijven van goede wil. Die zie je veranderen. Daar krijg ik nog wel even graag een toelichting op, alstublieft.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Dit is natuurlijk een hele brede vraag. Het lijkt mij goed dat we bijvoorbeeld bij de energietransitie heel goed de samenwerking zoeken op Europees niveau. We hebben niet voor niks een ETS, een Europees handelssysteem, ingericht. Daarmee wordt eigenlijk verondersteld dat je energie en de energietransitie een beetje gezamenlijk aanpakt. Je ziet nog weleens dat wat lidstaten doen en wat collectief in Europa is afgesproken niet per se altijd helemaal consistent of complementair aan elkaar zijn. In algemene zin ben ik het er dus mee eens dat we zo veel mogelijk internationaal moeten samenwerken. Het risico is dan altijd dat de zwakste schakel het tempo gaat bepalen, en ik vind wel dat de problematiek zo urgent is dat je ook zelf af en toe een stap moet durven zetten. Bijvoorbeeld bij recyclaat hebben wij zelf een stap gezet door te zeggen: vanaf 2030 30% verplicht recyclaat dan wel bioplastics. Als we dat gaan normeren, moeten we ook stappen zetten en niet alle ondernemers die van goede wil zijn en daar heel innovatief op inspringen in de tijd tot die verplichting gaat gelden en die vraag er is, kapot laten gaan. Je kunt wel heel erg naar Europa wijzen, en naar internationale samenwerking, maar dan moet je ook nationaal boter bij de vis leveren, want anders stelt het niks voor. Dus dat is een beetje mijn gelaagde antwoord.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zou graag verder willen gaan naar de bijdrage van het lid Kostić van de Partij voor de Dieren. Gaat uw gang.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Een circulaire economie biedt waanzinnig veel mooie kansen, niet alleen met het oog op een gezondere leefomgeving en een leefbare aarde voor ons allemaal, maar ook voor de betaalbaarheid van ons leven in de toekomst en voor onze veiligheid. Grondstoffen zijn immers niet oneindig voorradig, ook al denken sommigen hier van wel. We gebruiken al meer grondstoffen dan de aarde per jaar kan opbrengen. Ons huishoudboekje is dus niet op orde. We staan dik in het rood. Dat zou sommige partijen hier, die zeggen prudent om te willen gaan met wat we te besteden hebben, toch moeten aanspreken.

Als we de lineaire economie en de verspilling van onze grondstoffenrijkdom – daar had de ChristenUnie het ook over – afbouwen en een circulaire economie opbouwen, dan zorgen we ervoor dat ons leven betaalbaar blijft en dat we een groenere en gezondere samenleving hebben. Daar wint iedereen bij. Maar de transitie naar die circulaire economie komt niet van de grond. Dat concludeert niet alleen de Rli in zijn laatste rapport. Ook het PBL concludeerde al eerder dat de doelen van het kabinet niet eens worden gehaald en dat verplichtende maatregelen nodig zijn. Wanneer gaat de Staatssecretaris hier werk van maken? De Staatssecretaris zegt te werken aan een circulaire-economiewet, maar we hebben nog niets gezien. Hoe staat het daarmee? Wat is de planning? Gaat de Staatssecretaris daarin verplichtingen vastleggen voor het terugdringen van ons grondstoffengebruik?

Hoe staat de Staatssecretaris tegenover het idee van een grondstoffenplafond in de rijksbegroting om ons huishoudboekje op orde te krijgen? De transitie naar een circulaire economie moet immers integraal worden aangepakt, op alle ministeries. Ziet de Staatssecretaris een dergelijk grondstoffenplafond als een goede manier om ook haar collega's verantwoordelijk te maken voor het verminderen van het grondstoffengebruik?

Voorzitter. Dan over virgin plastic. In veel voorstellen van het kabinet wordt steeds best wel krampachtig bekeken hoe we oude bedrijven met allerlei vervuilersubsidies kunstmatig in Nederland kunnen houden. Die subsidies zitten een meer circulaire economie en juist die duurzame bedrijven waar wij voor staan, een-op-een in de weg. Ik heb het dan bijvoorbeeld over plastic. Elk jaar weer laten we bedrijven 14 miljard euro minder belasting betalen door de vrijstelling op aardgas als grondstof voor virgin plastic. Nieuw plastic is nu zo goedkoop dat een bedrijf als Umincorp, dat gerecyclede plastic maakt, de deuren moet sluiten. Dat lijkt het omgekeerde van wat we juist willen. Laten we die miljarden toch vooral steken in de economie van de toekomst. Er zijn veel rapporten verschenen over een belasting op virgin plastic. Ik zou de Staatssecretaris er toch toe willen oproepen hier nog een keer naar te kijken.

Dan de 0% btw op tweedehandsgoederen. Ook hierover stellen meer rapporten: ga daarmee aan de slag. Kringloopwinkels zijn bedrijven waarbij het nog veel meer voor de hand ligt om op dat vlak actie te ondernemen. Als je op dit moment een nieuwe broek koopt voor € 100, dan betaal je daarover ongeveer € 18 btw. Als je die broek weggooit, is dat alles wat de overheid ervan terugziet. Maar als je duurzaam wil zijn en die broek naar een tweedehandswinkel brengt, dan moet een volgende koper over diezelfde broek 21% btw betalen. Dat is rechtstreeks in strijd met het neutraliteitsbeginsel, dat stelt dat over hetzelfde product niet verschillende keren belasting moet worden betaald. Is de Staatssecretaris bereid om te beginnen met een 0%-tarief voor kringloopwinkels met een anbistatus of die lid zijn van de Branchevereniging Kringloop Nederland en een BKN-keurmerk hebben? Daarmee zijn we er natuurlijk nog niet, maar het is wel een mooie eerste stap. Een verlaagd btw-tarief kan kringloopwinkels aantrekkelijk maken en dat kan er ook voor zorgen dat meer mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan het werk worden gezet. Bovendien: wie wil nou niet dat zijn oude, vertrouwde koffieautomaat gewoon snel en goedkoop kan worden gefikst, zodat je niet de moeite hoeft te nemen om een nieuwe uit te zoeken? Verder sluit ik mij aan bij een aantal voorstellen van NSC die ook uit het Rli-rapport zijn af te leiden, zoals een label met een reparatiegraad.

Voorzitter. Dan het statiegeld. Vanochtend berichtte de NOS dat in 2022 bij het bedrijfsleven 87 miljoen euro aan niet-geïnd statiegeld is blijven hangen. Het bedrijfsleven is dus gebaat bij slechte inzamelcijfers, want dan hoeft er minder geld te worden uitgekeerd aan de consument. Is de Staatssecretaris het met mij eens dat dit een verkeerde financiële prikkel is? Wat gaat de Staatssecretaris doen om dit recht te zetten? Wat er vervolgens met deze tientallen miljoenen euro's gebeurt, weten we niet. Dat is zorgwekkend. Wanneer krijgen we inzicht in hoe die gelden door het bedrijfsleven worden besteed?

Voorzitter. Ik ben benieuwd waarom het Afvalfonds tot 2026 zonder enig gevolg de wet mag blijven overtreden, terwijl de inzamelingsdoelen al vanaf 2022 gelden. De wet geldt toch voor iedereen?

Ten slotte toch dat Rli-rapport. Daar zitten veel mooie aanknopingspunten in, waar we zeker nog op terugkomen. Ik zou de Staatssecretaris toch willen uitdagen om verder te gaan dan de reactie die zij nu heeft gegeven in haar brief en om nog een keer te kijken naar maatregelen, met name om de consumenten te helpen bij die gedragsverandering en te beschermen tegen greenwashing en koopzucht, want daar wordt door het bedrijfsleven werkelijk proactief op ingezet. Dat zou ontzettend kunnen helpen. Ik mag nu waarschijnlijk geen tweeminutendebat aanvragen, maar daar zouden we zeker voorstellen voor willen doen, uiteraard constructief met de andere leden.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank aan het lid Kostić. Dat kan in de tweede termijn van de Kamer. We gaan het dan zien.

Hiermee sluiten we de eerste termijn van de Kamer af. We gaan twintig minuten schorsen opdat de Staatssecretaris de beantwoording kan voorbereiden. Wij schorsen dus sowieso tot 14.15 uur. De verwachting is dat tijdens deze schorsing de stemmingen zullen plaatsvinden. Als dat het geval is, dan keren we hier na de stemmingen terug en dan volgt de beantwoording. Als dat niet het geval is, dan wordt dit commissiedebat om 14.15 uur hervat en zien we elkaar dan.

De vergadering wordt van 13.56 uur tot 15.24 uur geschorst.

De voorzitter:

Dames en heren, wij gaan verder met dit commissiedebat Circulaire economie. Graag wat stilte in de zaal. Ik wil graag de Staatssecretaris en haar ondersteuning danken voor hun geduld, en ook u op de publieke tribune. U ziet maar weer dat het Kamerwerk niet altijd te plannen valt. We hadden stemmingen te doen met elkaar, dus de schorsing is een uur uitgelopen. Dat betekent ook dat wij vanmiddag wat zullen uitlopen met dit commissiedebat. We sturen erop dat wij proberen om dit debat niet om 17.00 uur, maar om 17.30 uur af te sluiten. Dat vergt ook wat discipline van de leden als het gaat om verduidelijkende vragen en verdere interrupties. Ik zou willen voorstellen om in deze ronde bij de beantwoording van de Staatssecretaris ook maximaal drie interrupties te doen, maar houd de interrupties kort en bondig; dat is wel het verzoek. Anders gaan we 17.30 uur niet halen. Meneer Gabriëls?

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Is tijd relevanter dan de inhoud van dit debat?

De voorzitter:

Daar gaat u zelf over. Alleen, we hebben een limiettijd voor dat wij de zaal kunnen gebruiken, alsook voor dat de Staatssecretaris hier aanwezig is. Ik heb daar even overleg over gehad. Er is wat uitloop. Dit is wat het is op dit moment. Anders zult u een extra commissiedebat via de procedurevergadering kunnen plannen over dit onderwerp.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Dan vraag ik aan mijn collega's, of aan u en de collega's, om als er echt nog vragen zijn die bijvoorbeeld niet beantwoord worden, enigszins soepel te zijn, als dat zou kunnen.

De voorzitter:

Uiteraard. Maar we gaan ervan uit dat ook de Staatssecretaris vandaag vliegensvlug de beantwoording zal doen, zodat alles echt aan bod zal komen. Daar zullen we op toezien, meneer Gabriëls, wees niet ongerust.

De druk is hoog, Staatssecretaris. Ik wil u graag het woord geven. Ga uw gang.

Staatssecretaris Heijnen:

Veel dank. Ik zal heel erg goed mijn best gaan doen. Ik heb al de introductie weggelaten, dus dat scheelt alweer. Ik ga met blokjes werken. Het eerste blokje gaat over statiegeld. Dan een blokje UPV; dan een blokje plastic; dan een blokje reparatie/levensduurverlenging; dan een blokje textiel. En daarna heb ik nog een behoorlijk pakketje overig, zeg ik er maar even bij. Dus mochten er vragen niet tussen zitten, schrik dan niet; waarschijnlijk zitten die dan in het blokje overig. En anders hoor ik het graag in tweede termijn.

Statiegeld. Er waren drie leden die daarnaar hadden gevraagd: Bamenga, Gabriëls en Boutkan. Die vroegen om meer transparantie over wat er gebeurt met niet-geïnd statiegeld. Nou, vandaag hebben we ook een bericht in de media kunnen lezen. De vorige keer dat we een debat hebben gehad heeft de Kamer mij opgeroepen om aan de stichting Statiegeld Nederland te vragen om meer transparantie te bieden over de besteding van de gelden of de manier waarop er gelden over zouden blijven. Dat is ook nu weer gebeurd. De producenten zijn verantwoordelijk voor het inrichten, bekostigen en goed functioneren van het statiegeldsysteem. Statiegeld dat niet geclaimd wordt, blijft achter in het systeem, dus bij die uitvoeringsorganisatie. Het bedrijfsleven kan dat geld inzetten voor de bekostiging van verbeteringen van dat systeem. Dat dat nodig is, blijkt natuurlijk ook wel uit het feit dat de wettelijke doelstelling niet wordt gehaald. Ik denk dat het goed is dat er vandaag in de media een bericht is verschenen over de transparantie en de cijfers. Er is in 2022 87 miljoen euro aan statiegeld niet geïnd. Dat is natuurlijk veel geld. De volgende stap zal nu zijn dat middelen direct worden ingezet om zo snel mogelijk die wettelijke doelstelling te gaan halen. Er ligt nog een flinke opdracht, en het zal ook best nog flinke investeringen vergen om de doelen wel te gaan halen. Dus dat geld kan goed besteed worden.

De voorzitter:

Dat roept direct interrupties op. Meneer Gabriëls, aan u het woord.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Volgens mij ging het er ook om, inzichtelijk te maken wat precies met de black box van de geïnde gelden en alle andere zaken van het Afvalfonds Verpakkingen wordt gedaan, dus om daar transparantie over te geven. Bent u bereid om daar zo snel mogelijk transparantie over te geven aan de Kamer? Want het is niet zomaar dat een inwoner of consument iets betaalt. En ook vanwege het niet zo transparant zijn van het Afvalfonds Verpakkingen stel ik deze vraag. Dus a.u.b. iets preciezer.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik ga dadelijk in mijn mapje nog wel in op deze vraag van de heer Gabriëls. Ik weet niet, maar misschien is het handig om eerst nog even te kijken of het antwoord erbij zit.

De voorzitter:

Ik zal een voorstel doen aan de commissie. Mijn voorstel is dat we van elk blokje gewoon de beantwoording afwachten. Dan is de beantwoording van het blokje helemaal rond. En als er dan nog vragen overblijven, gaan we een vragenronde doen. Dat is volgens mij hoe we het kunnen doen. Ik zie alle leden daar ja op knikken, dus we gaan het zo doen. Gaat uw gang.

Staatssecretaris Heijnen:

Meneer Bamenga vroeg of 2026 niet te lang is om de inzameldoelen voor statiegeld te halen. Zoals u weet, heeft de ILT het Afvalfonds Verpakkingen om een verbeterplan gevraagd. Daarin staat dat het Afvalfonds in 2026 denkt de wettelijke doelstelling te kunnen halen. De ILT heeft aangegeven dat dat te lang is. Ik snap dat ook. Natuurlijk kosten de maatregelen die het verpakkend bedrijfsleven neemt tijd, maar 2026 is wel erg ver weg, zeker omdat de doelen al in 2022 gehaald hadden moeten worden. Ik hoop natuurlijk dat het Afvalfonds Verpakkingen zo snel mogelijk, en zeker voor 2026, het inzameldoel van 90% gaat halen.

Meneer Bamenga vroeg ook wanneer er op elk station een statiegeldautomaat staat. Hoe de producenten de doelstelling halen, is hun verantwoordelijkheid. Ze moeten daar zelf afspraken over maken met derde partijen en het aantrekkelijk maken voor die partijen om de ruimte beschikbaar te stellen. Stations werden in dit geval als voorbeeld genoemd. Dat betekent dat daarover overleg moet worden gevoerd met ProRail en NS. Dat doen ze ook. Dat geldt ook voor andere locaties, zoals sportkantines en bioscopen. Het blijft dus de verantwoordelijkheid van het Afvalfonds, maar ik roep andere partijen op om mee te werken en aan te geven wat ze nodig hebben om de plaatsing van automaten mogelijk te maken.

Het lid Kostić had een vraag over het niet-geïnde statiegeld. Ze zegt: dat blijft bij het bedrijfsleven; dat zou betekenen dat ze gebaat zijn bij een slecht inzamelcijfer. Ze vraagt of dat geen verkeerde prikkel is. Het bedrijfsleven moet de 90%-doelstelling halen, want anders volgt er handhaving. Dat gebeurt nu ook. Het bedrijfsleven is niet echt gebaat bij een slecht inzamelcijfer, omdat er boetes kunnen volgen. Het statiegeld dat nu achterblijft in het systeem, gaat het Afvalfonds gebruiken om het systeem te verbeteren. Ze geven aan dat ze daarin tussen de 98 miljoen en 245 miljoen gaan investeren. Het bedrag dat afgelopen jaar is overgebleven, kunnen ze dus direct investeren in het systeem, dat voor een groot deel nog ingericht moet worden.

De heer Boutkan had nog een vraag over statiegeld: het is een belasting; wanneer wordt die afgeschaft? Het is eigenlijk geen belasting, want consumenten krijgen hun geld terug als ze hun blikje of flesje inleveren bij het innameapparaat. Statiegeld helpt ons om grondstoffen te behouden, om circulariteit te bevorderen en bovenal om zwerfafval tegen te gaan. Daarin is ons systeem heel effectief. Ik ben dan ook geen voorstander van afschaffen. We gaan wel evalueren hoe we het huidige systeem kunnen verbeteren.

De heer Van Dijk vroeg of het statiegeldsysteem helpt bij het terugdringen van zwerfafval en of er neveneffecten zijn. Op de eerste vraag is het antwoord: ja, statiegeld helpt om zwerfafval te bestrijden. Sinds de invoering van statiegeld op flessen en blikjes komen die veel minder terecht in het zwerfafval. Ik ben bekend met de zorgen over de verschuiving naar bijvoorbeeld drankkartons en drinkzakken, waar geen statiegeld op zit. Wij zien in de cijfers van ónze Afvalmonitor, zeg ik er nadrukkelijk bij, geen stijgende trend in drankkartons en drinkzakken. Mocht er sprake zijn van een verschuiving, dan kunnen we maatregelen overwegen, waaronder statiegeld. Op dit moment is het nog niet aan de orde, maar wat niet is, kan nog komen.

De heer Van Dijk ... Voorzitter, uw achternaam is ook Van Dijk, maar ik zal gewoon «de heer Van Dijk» zeggen.

De voorzitter:

Als u tegen de heer Olger van Dijk «Van Dijk» zegt, mag u mij «de heer De Groot» noemen. Dat is dan geen enkel probleem!

Staatssecretaris Heijnen:

O ja, De Groot. Sorry!

De voorzitter:

Het is een heel verwarrende dag vandaag, ook voor ons. Laten we elkaar een beetje heel houden.

Staatssecretaris Heijnen:

De Groot, natuurlijk! Ik hoorde u eerder «Olger van Dijk» zeggen. Er is natuurlijk ook een ander lid De Groot, vandaar dat ik verward was.

Kunnen de labels op statiegeldflessen op een onuitwisbare manier vastgemaakt worden? Kunnen we daar beter op handhaven? Het is nu niet verplicht om de statiegeldmarkering op een onuitwisbare manier vast te maken aan de fles, dus daar kan nu niet op gehandhaafd worden. Dit jaar evalueren we de statiegeldregeling. Daarbij kan ik dit idee meenemen.

Het lid Kostić had nog een vraag over het Afvalfonds Verpakkingen. Wordt met het niet halen van de doelstellingen de wet overtreden? Het klopt dat de doelen niet gehaald zijn. Daar handhaaft de ILT dan ook op. Ik heb de Stichting Afvalfonds Verpakkingen daarom vorig jaar gevraagd om met een verbeterplan te komen, opdat de doelstellingen in 2026 wél worden gehaald. Dat plan heeft zij eind 2023 gepresenteerd. Ik verwacht dat met dat verbeterplan de doelstellingen in het vervolg gehaald gaan worden.

Het zat eigenlijk in mijn blokje over de UPV, maar omdat meneer Gabriëls daar specifiek naar vroeg, haal ik zijn vraag over de transparantie van het Afvalfonds even naar voren. Ik kan dat nu in ieder geval vragen en de Stichting Afvalfonds Verpakkingen adviseren om daar meer transparant over te zijn. Voor de toekomst wil ik beter regelen dat we daar meer inzicht in hebben door de wettelijke eisen voor transparantie te verhogen.

Dat was het, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u voor uw eerste blokje. Ik kijk even welke leden vragen hebben. Ik begin bij de heer Bamenga van D66. Gaat uw gang.

De heer Bamenga (D66):

Dank voor de antwoorden van de Staatssecretaris. Ik heb een aantal vragen. Ik begin met een vraag over die transparantie, want wat ik bedoelde te vragen was of de Staatssecretaris iets meer kan vertellen over de manier waarop ze kan afdwingen dat men daar daadwerkelijk meer transparant over is. Wij zouden namelijk graag jaarlijks inzicht willen hebben in wat er daadwerkelijk gebeurt met niet-geïnd statiegeld. Anders overwegen we hierover een motie in te dienen.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik laat de Staatssecretaris deze vraag maar gelijk even beantwoorden.

Staatssecretaris Heijnen:

De wettelijke eisen kunnen aangescherpt worden. Dat is dan een onderdeel van de evaluatie. Daarbij kijken we ook steeds of het nodig is, en dan kan daartoe uiteindelijk besloten worden.

De voorzitter:

Ik kijk even verder. Meneer Bamenga, heeft u een vervolgvraag? Ja. Gaat uw gang.

De heer Bamenga (D66):

«Kunnen aangescherpt worden» is nog steeds niet de toezegging dat dit gaat gebeuren. Ik weet niet of de Staatssecretaris daarover een toezegging kan doen. Misschien geldt dat ook wel voor het volgende. De Staatssecretaris geeft zelf aan dat ze vindt dat die doelen veel te ver weg liggen. Zij hoopt dat die eerder gehaald kunnen worden. Kan de Staatssecretaris niet meer prikkels geven die ervoor kunnen zorgen dat dit ook daadwerkelijk eerder gebeurt? Dat is mijn tweede vraag.

Staatssecretaris Heijnen:

Om antwoord te geven op de vraag: in het UPV-traject wordt nu gekeken naar een verdere aanscherping. Daar zijn we mee bezig, dus dat gebeurt ook. Ik denk dat het belangrijk is dat we ook in deze commissie steeds het gesprek blijven voeren om te zien wat de Kamer allemaal wil. Deze Kamer is natuurlijk nieuw. Het is dus interessant om na te gaan hoever de Kamer in bepaalde dingen wil gaan, maar we zijn nog steeds voornemens om daar in het UPV-traject wat strenger op te gaan zijn.

De voorzitter:

Ik kijk even verder. De heer Gabriëls. Gaat uw gang.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Ik begrijp niet helemaal goed wat er bedoeld wordt. De transparantie gaat over de gelden die het Afvalfonds Verpakkingen extra heeft doordat er niet geïnd is. Dat antwoord over transparantie is mij duidelijk, maar in haar antwoord zei de Staatssecretaris nog iets over transparantie. In mijn eerste termijn heb ik gevraagd of het mogelijk is dat onafhankelijke organisaties in de organisatiestructuur betrokken worden bij het opstellen van een nieuwe UPV. Ging de beantwoording ook over die vraag? Want u zei: ik trek het naar voren en ik beantwoord die direct. Dat heeft mij verward.

De voorzitter:

Met «u» bedoelt u de voorzitter?

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Ik zeg via de voorzitter dat het antwoord van de Staatssecretaris mij heeft verward.

De voorzitter:

Dank u wel. De Staatssecretaris.

Staatssecretaris Heijnen:

Er komt zo meteen, in het mapje over de UPV, nog een antwoord op de vraag van de heer Gabriëls.

De voorzitter:

Dan houden we dat even in de gaten. Dank u wel. Ik kijk nog even rond. Zijn er nog andere vragen? De heer Boutkan van de PVV.

De heer Boutkan (PVV):

Onze dank voor de beantwoording door de Staatssecretaris. Ik ga toch nog even in op het niet-geïnde statiegeld. Ik hoorde de Staatssecretaris antwoord geven. Zij praat dan over de 87 miljoen, genoemd door de branche zelf. Deskundigen schatten in dat dit ook zomaar 250 miljoen kan zijn. Ik hoop dus dat de Staatssecretaris zich niet zal beperken tot die 87 miljoen, maar breder kijkt en ook nagaat waar de rest van dat geld is gebleven.

Staatssecretaris Heijnen:

De cijfers die de heer Boutkan nu aangeeft, zijn bij mij inderdaad niet bekend, maar als er serieuze signalen zijn, zullen we daar altijd naar kijken. Ik ga er ook van uit dat de stichting ons gewoon cijfers geeft die kloppen, want zij heeft ook belang bij een transparant systeem en zij ziet ook wel dat de roep groot is om daar wat meer duidelijkheid en transparantie over te geven. Daar heeft zij vandaag ook gehoor aan gegeven. Ik denk dus dat dat een positieve ontwikkeling is.

De voorzitter:

De heer Boutkan, uw volgende interruptie.

De heer Boutkan (PVV):

Mocht er behoefte aan zijn bij de Staatssecretaris: de branche is gaarne bereid om te onderbouwen dat het bedrag hoger kan zijn dan die 87 miljoen. Bij dezen bied ik dus aan om dat te doen.

De voorzitter:

Ik kijk nog even verder. Mevrouw Veltman van de VVD heeft een vraag aan de Staatssecretaris.

Mevrouw Veltman (VVD):

Ik heb ook wel behoefte om een klein beetje een ander geluid te laten horen, want ik hoor ook dat Noorwegen en Denemarken er bij elkaar volgens mij ruim acht jaar over gedaan hebben om die 90% te bereiken, ook met alle goede inzet van allerlei betrokken partijen. Misschien kan de Staatssecretaris daar nog even op reageren. Als u in gesprek gaat om te kijken hoe dit beter kan, wilt u daarbij dan bijvoorbeeld ook de gemeenten meenemen? Ik hoor ook dat gemeenten zeer niet-uniform optreden met dat Afvalfonds Verpakkingen. Ik denk dus dat ook daar een opdracht ligt en dat de Staatssecretaris daar mogelijk een rol in kan vervullen.

Staatssecretaris Heijnen:

Zeker. Het is altijd goed om de gemeenten daar ook bij te betrekken. Nog even over het eerste punt: dat is heel terecht, want we doen het in Nederland eigenlijk heel goed met ons inzamelingssysteem. Ik denk dat we daar ook een keer trots op mogen zijn. In sommige gevallen kunnen dingen wel altijd beter. We moeten dus ook ambitieus blijven. Dat proef ik ook heel erg bij de Kamer, want zij zegt: het systeem is al best op een goede manier ingeregeld, maar het kan nog beter en in sommige gevallen ook wat transparanter. Je wil immers altijd weten waar bepaalde gelden aan worden uitgegeven. Dat was nu niet heel erg inzichtelijk. De stichting heeft wel echt stappen gezet om dat inzichtelijker te maken. Dat vind ik wel een hele positieve ontwikkeling, waardoor we ons geen zorgen hoeven te maken dat dat geld ergens in het luchtledige verdwijnt. Er wordt echt geïnvesteerd in een nieuw, nog beter functionerend statiegeldsysteem.

We zitten nu een beetje in zo'n tussenfase. We gaan steeds verder. Mensen waren al heel erg gewend aan het inleveren van bijvoorbeeld die grote flessen, maar met die kleine blikjes is het af en toe best nog weleens vervelend als je op een station staat met een blikje dat je graag op een goede manier wil inleveren en als daar geen inzamelpunt is. Dan moet je het blikje in je tas duwen en dan kan het lekken. Ik denk dat we allemaal weleens bij de supermarkt hebben gestaan met een boodschappentas waarin onderin een klein plasje lag van de resten van de blikjes. Er komt dus vast een slimme ondernemer die daar een mooie cilinder voor gaat bedenken waarin we dat op een goede manier kunnen vervoeren. We gaan steeds een stapje verder in het systeem. Ik denk dat het goed is dat we dat ook met elkaar onderkennen.

De voorzitter:

De vraag is voldoende beantwoord, zie ik. Ik kijk nog even verder rond. Ik zie het lid Kostić. Gaat uw gang.

Kamerlid Kostić (PvdD):

De lat ligt wel heel erg laag met deze wetgeving, terwijl het om heel veel geld gaat, geld van burgers. En dan zegt de Staatssecretaris: ja, ze doen hun best en ze gaan werken aan transparantie. Ik vind het opmerkelijk dat die doelstelling sinds 2022 geldt, dat die doelstelling blijkbaar nog steeds niet is gehaald en dat ze ook niet van plan zijn om die voor 2026 te halen. Hoe kan het dan dat de Staatssecretaris niet eerder heeft gehandhaafd? Wat betekent handhaven? Is dat alleen maar een rapport laten sturen en dan hopen dat het ooit beter kan? Of zijn er nog verdere middelen op die escalatieladder? Want als ik door het rood rijd, krijg ik meteen een boete. Dan krijg ik niet over twee jaar een verzoek of ik misschien een rapport wil schrijven over hoe ik de volgende keer niet door het rood zal rijden. Ik vraag de Staatssecretaris dus welke dwingende maatregelen ze heeft om hier sneller op te treden.

De voorzitter:

Ik heb het net al tegen de heer Gabriëls gezegd, maar ik verzoek echt alle leden om via de voorzitter te spreken en de Staatssecretaris niet direct aan te spreken.

Staatssecretaris Heijnen:

Het is aan de ILT om te handhaven. Dat in de eerste plaats. In de tweede plaats werken we toe naar een goed functionerend systeem op het gebied van statiegeld. Dat gaat in sommige gevallen goed en in sommige gevallen kan dat echt nog beter. Dat hebben we ook al met elkaar geconstateerd. Dat is niet iets wat we hier vandaag hebben verzonnen met elkaar. Dat is ook de reden waarom we hebben gezegd dat we bij de herevaluatie van de UPV nog eens gaan bekijken hoe we het systeem kunnen aanscherpen, dus of het nodig is om dat wat strenger te doen. Daarnaast heb ik een appel gedaan op de stichting om wat meer transparantie te geven over de manier waarop ze de gelden uitgeven.

Er gebeurt dus echt al een heleboel. De lat ligt helemaal niet laag. We willen toe naar 90% recyclering. We hopen natuurlijk dat dat zo snel mogelijk gebeurt. Omdat ze nog niet hebben geleverd wat wij gehoopt hadden, hebben we ze daar ook echt wel op aangesproken. Ik heb mijn teleurstelling daarover al regelmatig in deze commissie uitgesproken. Dat hebben veel Kamerleden ook al gedaan. Ik ga er echt vol van uit dat zij alles in het werk zullen stellen om verbeteringen te laten zien. Nogmaals, dat vind ik – dan hou ik ook op over de transparantie die ze tot nu toe hebben gegeven – echt wel een stap in de goede richting.

De voorzitter:

Het lid Kostić nog? Nee? Dan gaan we door naar het volgende blokje. Ik wil de Staatssecretaris daar graag de gelegenheid voor bieden. Gaat uw gang.

Staatssecretaris Heijnen:

Dat gaat over de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. Meneer Gabriëls gaf aan dat producentenorganisaties volgens hem te veel macht hebben, dat ze te gericht zijn op kostenefficiëntie en dat er te weinig transparantie is. Bij die uitgebreide producentenverantwoordelijkheid is de producent verantwoordelijk voor het beheer van de afvalstroom. Het is dus logisch dat ze aan het stuur zitten, maar ik herken wel de signalen over de rolinvulling van het Afvalfonds. Ik ben bezig met de doorontwikkeling van het instrument uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. Daarbij bekijk ik ook of en hoe we meer randvoorwaarden kunnen meegeven aan producentenorganisaties. Denk aan transparantie, ketensamenwerking en aan de totstandkoming van afspraken tussen producenten en gemeenten. Daar komen dus ook de gemeenten bij kijken, waarnaar gevraagd werd. Ik kijk ook naar meer focus op hergebruik en het voorkomen van afval. Dat moeten we vooral doen door de juiste wettelijke doelen te stellen. Als onderdeel van de doorontwikkeling van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid onderzoek ik ook voor welke UPV-stromen doelstellingen voor hergebruik, reparatie en preventie zinvol zijn. We werken dus aan de punten die de heer Gabriëls noemt.

De heer Gabriëls vroeg ook of ik bereid ben om te organiseren dat gemeenten, recyclebedrijven en milieuclubs betrokken worden bij de nieuwe UPV en dat ze een formele rol krijgen in bestaande UPV's. Bij het opstellen van die nieuwe UPV's worden alle stakeholders betrokken. Die kunnen daar dus over meedenken. Producenten dragen de verantwoordelijkheid voor het afvalbeheer en dat wil je ook, want dat is het idee achter de producentenverantwoordelijkheid. Ik ben er geen voorstander van om gemeenten en andere ketenpartners formele verantwoordelijkheden te geven, omdat daardoor de verantwoordelijkheid van producenten weer zou verwateren. Het wordt ook moeilijker om de producenten aan te spreken op het halen van de doelstellingen als je dat zou doen. Als onderdeel van het doorontwikkeltraject van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid ga ik wel bekijken of we meer randvoorwaarden kunnen meegeven aan producentenorganisaties, om ook op die manier de positie van andere ketenpartners te versterken.

Meneer Gabriëls had nog een vraag over Frankrijk. Daar moet het afvalfonds 5% investeren in hergebruik. Kan dat ook in Nederland? In de UPV-verpakkingen zit een circulaire doelstelling, waarbij recycling en hergebruik samen worden genomen. Hergebruik wordt dus al gestimuleerd. Ik schrijf op dit moment niet voor dat het Afvalfonds een bepaald percentage moet investeren in hergebruik. Ik wil breder kijken of ik het instrument UPV meer kan richten op hergebruik en het voorkomen van afval. Als onderdeel van de doorontwikkeling van UPV onderzoek ik ook voor welke productgroepen doelstellingen voor hergebruik, reparatie en preventie zinvol zijn.

Meneer Gabriëls vroeg ook nog in hoeverre het Afvalfonds Verpakkingen onafhankelijk is. Het Afvalfonds Verpakkingen voert de verplichtingen tot inzameling, sortering en recycling uit voor het verpakkend bedrijfsleven. De Rijksoverheid bepaalt die verplichtingen, het bedrijfsleven zorgt ervoor dat daaraan wordt voldaan en de ILT ziet toe op de handhaving. Zoals u weet, handhaaft zij nu en beoordeelt zij ook het verbeterplan dat het Afvalfonds onlangs heeft aangeleverd. Ook ik hoor de signalen over het gebrek aan transparantie. Tijdens de evaluatie die uitgevoerd wordt, zullen we die aandachtspunten meenemen.

Meneer Van Dijk vroeg nog of ik bereid ben om zelf aan te sluiten bij de gesprekken tussen het Afvalfonds en gemeenten. Ik ben geen partij in de afspraken tussen het Afvalfonds en de gemeenten. Door mijn systeemverantwoordelijkheid voor UPV wil ik wel dat de partijen er samen uitkomen. Ik zal hen dus helpen met het maken van onderlinge afspraken door een onafhankelijke gespreksleider beschikbaar te stellen. Nog niet zo lang geleden heb ik contact gehad met het Afvalfonds en de gemeenten. Beide lijken daar oren naar te hebben, dus ik wil dat graag in gang gaan zetten. Het is dus de bedoeling dat er echt een gespreksbegeleider komt die de partijen helpt om er samen uit te komen. Die begeleider is dus geen arbiter of partij in die gesprekken. Ik wil niet treden in de rol van de rechtspraak, die echt uitspraken kan doen in wettelijke geschillen.

Meneer Grinwis heeft nog gevraagd hoe ik kan garanderen dat de doelen van de UPV worden gehaald. En wat als die bijvoorbeeld niet worden gehaald? Hij noemde ook nog een aantal percentages. De percentages die genoemd werden, kon ik niet direct plaatsen. Elk UPV-systeem kent zijn eigen doelstelling. Het is aan de producenten om die doelen te halen en de ILT controleert of de producenten die doelstellingen halen. Als dat niet het geval is, kan de ILT handhavend optreden.

De heer Grinwis vroeg ook nog of ik bereid ben om de uitvoering concreet en integraal met de hele keten wettelijk in te richten met afrekenbare doelen. Producenten dragen de verantwoordelijkheid voor het afvalbeheer binnen UPV-systemen. Dat wil je ook. Dat heb ik eerder ook al aangegeven. Dat is net het hele idee erachter. Ik ga die verantwoordelijkheid van producenten dus niet overnemen. Ik ben er ook geen voorstander van om andere partijen – of dat nou gemeenten zijn of anderszins – formele verantwoordelijkheden te geven. Ik zei het net ook al. Want als je die daar legt, dan verwatert dat de verantwoordelijkheid van de producenten.

Meneer Gabriëls had nog gevraagd hoe het staat met de UPV wat betreft luiers en incontinentiemateriaal. Daar zijn we op dit moment op het ministerie mee bezig. De basis voor de tekst is het onderzoek naar de inrichting van die UPV dat vorig jaar is afgerond. Ik verwacht dat een volgend kabinet door die voorbereidingen de conceptwetgeving in het najaar in consultatie kan brengen.

Meneer Boutkan had nog een vraag. Hij zegt eigenlijk dat ik meer prikkels wil invoeren in de UPV-systemen en hij vraagt wat dat gaat betekenen en of dat de kosten voor de consument niet verhoogt. Ik ga kijken hoe het UPV-systeem meer gericht kan worden op de circulaire economie. Dat doe ik door te onderzoeken voor welke uitgebreide producentenverantwoordelijkheid of stromen doelstellingen voor hergebruik, reparatie of preventie zinvol zijn. Ik wil ook kritisch kijken naar de hoogte van bestaande doelstellingen op het gebied van inzameling en recycling. Daarnaast verken ik of voor duurzame producten vaker een korting op het tarief kan worden gegeven ten opzichte van minder duurzame producten.

Met de UPV verschuift de rekening van de burger naar de vervuiler, onder het mom van «de vervuiler betaalt». Uiteindelijk zou de burger dat terug moeten zien, bijvoorbeeld in een verlaging van de gemeentelijke afvalstoffenheffing. Misschien is het toch goed om nog eens te vermelden dat ook producenten steeds meer toewerken naar circulaire systemen. De grondstoffen worden immers steeds schaarser. Als ik samenzit met collega's van EZK en het bedrijfsleven en het bijvoorbeeld over het gebrek aan grondstoffen gaat, dan zie ik dat nu toch heel snel naar de circulaire economie wordt gekeken als de oplossing daarvoor. Ik heb dat in deze commissie, geloof ik, al eens eerder gezegd. Dat is natuurlijk een enorm positieve ontwikkeling.

Ik denk dat die ook heel erg nodig is, want als we in het Westen blijven produceren op de manier waarop we nu produceren, dan zijn er simpelweg geen grondstoffen meer over om op de langere termijn te blijven produceren. Het is dus écht heel belangrijk dat we toe bewegen naar dat circulaire systeem, juist om onze ondernemers te helpen. Het mooie is dat wij in Nederland wereldwijd worden gezien als voorbeeld op het gebied van circulaire economie. Dat is ook een heel interessante exportkans. Als ik in het buitenland ben, zie ik dat mensen echt vragen naar onze expertise op die gebieden en dat ze ook wachten op leiderschap van ons. Ik hoop ook dat we die leidende rol als Nederland blijven nemen de komende jaren. We komen dadelijk ook nog wel op een behoorlijk uitdagend punt. Dat is mijn volgende blokje. Dat gaat over plastic en het percentage recyclaat.

De voorzitter:

Ik kijk even of er vragen zijn van de kant van de Kamer. De heer Gabriëls van GroenLinks-Partij van de Arbeid.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Dank aan de Staatssecretaris voor de antwoorden. Ik ben heel blij dat de Staatssecretaris de signalen herkent en zegt dat ze gaat kijken en onderzoeken en dergelijke. Betekent «ik ga kijken» «ik ga het doen»? Betekent «ik ga kijken, ik ga onderzoeken» ook «ik ga het doen» en «ik ga ervoor zorgen dat die 5% ...» Of is het «ik ga kijken» en dan stopt het? Wat betekent «kijken»?

De voorzitter:

Helder.

Staatssecretaris Heijnen:

Dat betekent wat ik altijd zal doen, namelijk uitzoeken of het effect zal hebben. Als het echt een maatregel is die ik wil gaan voorstellen, zal ik daarmee naar de Kamer komen. Maar de ruimte die ik daarin heb, is natuurlijk op dit moment net iets beperkter omdat het niet echt aan mij is om nog met heel veel nieuw beleid te komen – zeg maar níét. Wel kan ik het voorbereidende werk doen. Vervolgens is het aan een nieuw kabinet en aan de nieuwe Kamer om samen te kijken of dat iets is wat ze zien zitten of niet. Wellicht is het zo dat als ik een onderzoek aan de Kamer voorleg, deze commissie zegt: wij kunnen daar samen wel uitkomen, dus maak daar maar voort mee. Dan kunnen wij dat eventueel al wat sneller doen. Maar we gaan dit eerst eens even zorgvuldig uitzoeken en kijken wat het effect ervan is. We kunnen immers niet alles en we gaan ook niet alles doen. Maar misschien is dit wel een hele goede maatregel. Als we denken dat die effect heeft, zullen we die aan de Kamer voorleggen.

De heer Boutkan (PVV):

Wederom dank voor de beantwoording. Ik wil toch even teruggrijpen naar gisteren. Toen hadden wij een technische bijeenkomst vanuit de TU Delft, TNO en de uni van Twente. Die ging over circulaire economie en de bouwstoffen, met name in de woningbouwprogramma's. Daar kwam toch eigenlijk wel de conclusie uit dat het vrij duur is om die weg op te gaan, vanwege de pilots en het niet systematisch gaan bouwen en dergelijke. Ik hoor de Staatssecretaris net in de beantwoording zeggen dat producenten op zoek zijn, maar dat is een beetje in tegenspraak met wat wij gisteren kregen te horen over wat er in de praktijk aan de hand is. Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om dat toch aan te jagen en dat meer tussen de oren te krijgen in de bouwwereld?

Staatssecretaris Heijnen:

Als je kijkt naar bijvoorbeeld de fase waarin wij zitten met ons afvalbeheer en circulariteit in Nederland, zitten wij echt al heel erg goed. Op bepaalde punten staan ontwikkelingen echt nog in de kinderschoenen. Ik kan me herinneren dat toen ik twee jaar geleden begon, er nog vrijwel nergens over circulaire bouw werd gesproken in debatten en noem het allemaal maar op. Nu is het echt een belangrijk thema aan het worden omdat we ook een aantal andere uitdagingen hebben, waaronder de stikstofuitdaging. Daarnaast zijn we bezig met de transitie van de landbouw. De afgelopen periode heb ik ook gebruikt om veel gesprekken te voeren met onder anderen collega's De Jonge en Adema, respectievelijk verantwoordelijk voor de woningbouw en de landbouw, om te kijken hoe je circulariteit in de landbouw meer kunt gaan toepassen, hoe je circulaire bouwmaterialen maakt in de landbouw, die je vervolgens in de bouw kunt gaan toepassen. Zo kun je in de bouw toewerken naar een circulair systeem. Heel veel van de grondstoffen die we gebruiken, komen uit de bouw. Textiel is bijvoorbeeld een belangrijke bron, maar ook de bouw vraagt veel van onze grondstoffen op dit moment. Het klopt dat daarvoor nog technieken verder ontwikkeld moeten worden om ze rendabel te maken. Maar in andere sectoren zie je dat als je eenmaal op een circulaire manier produceert en je door die innovatiefase heen bent en je de schaal kunt vergroten, het vaak een heel erg lucratief systeem is. Het wordt alleen maar lucratiever, omdat primaire grondstoffen steeds schaarser worden. Dan kun je dus terecht bij circulaire grondstoffen, die hopelijk op termijn ook steeds meer beschikbaar zullen zijn.

Tegen Kamerleden, of tegen wie dan ook die dat wil horen, die tegen mij zeggen «jij bent verantwoordelijk voor de circulaire economie, doe ons even een circulaire economie», zeg ik wel vaker dat het een complete systeemverandering is om te gaan van een lineaire naar een circulaire economie. Dat gaan we niet van vandaag op morgen doen, daar gaan uiteindelijk tientallen jaren overheen. Om die reden hebben we gezegd dat we in 2030 50% circulair willen zijn en toe willen werken naar volledig circulair in 2050. Natuurlijk komt dat af en toe met groeipijn. Dat zie je bij dit soort dossiers heel duidelijk terug. Maar ik heb ook gesproken met verschillende bouwbedrijven die nu al op dat kantelpunt zitten, die bijvoorbeeld oude betonnen gebouwen demonteren en vervolgens hele wanden opnieuw gebruiken. Dat doen ze op een kostenlucratieve manier.

Het begint dus al wel te komen, maar we zijn er nog niet, dat ben ik met de heer Boutkan eens. Maar laten we de transitie die we met elkaar hebben ingezet, wel voortzetten. Daarmee houden we de economie van Nederland uiteindelijk ook heel erg competitief.

De heer Olger van Dijk (NSC):

Dank aan de Staatssecretaris voor haar beantwoording van mijn vragen over de Ketenovereenkomst Verpakkingen en de verhouding tussen de gemeenten en het Afvalfonds. Ook dank voor de toezegging over het ingezette beleid, als ik het goed beluister, om daarbij een onafhankelijke gespreksleider in te zetten, als invulling van de systeemverantwoordelijkheid die de Staatssecretaris ook heel duidelijk benoemt. Tegelijkertijd heb ik zo het vermoeden dat dit niet voldoende gaat zijn. Dit jaar moeten die afspraken worden gemaakt. Het Afvalfonds heeft ook nog wel wat wensen richting gemeenten, dus het is niet alleen van de gemeenten richting het Afvalfonds, laat ik dat ook benadrukken. Ik begrijp dat die onafhankelijkheid gewenst is, maar mijn beeld na al die jaren is dat het niet vanzelf goed gaat. Is de Staatssecretaris bereid om nog een stapje verder te gaan of om op z'n minst de standpunten van beiden goed in kaart te brengen en de Kamer daarover te informeren, zodat wij ons een beeld kunnen vormen of die onafhankelijke gespreksleider gaat helpen?

Staatssecretaris Heijnen:

Ik moet even goed kijken of ik dan niet in bevoegdheden treed die niet helemaal de mijne zijn. Ik begrijp de oproep van meneer Van Dijk heel goed om de vinger aan de pols te houden, om ervoor te zorgen dat het niet verzandt of vastloopt, want we willen slagen maken. Laten we anders afspreken om toch eerst af te wachten wat die onafhankelijke bemiddelaar voor elkaar krijgt. Dan hoop ik de Kamer zo snel mogelijk daarover te informeren. Mocht dat niet baten, dan kunnen we nog een keer het gesprek aangaan of ik aanvullend nog iets kan betekenen. Dan kan ik in de tussentijd meteen even uitzoeken waar mijn ruimte zit om dat te kunnen doen.

De voorzitter:

Wanneer wilt u de Kamer daarover informeren? Ik zie dit als een toezegging die u doet aan de heer Van Dijk.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik ben dan afhankelijk van hoe snel die gesprekken gaan, dus dat maakt het wat ingewikkeld om daar een datum op te plakken. Ik kijk heel even naar mijn rechterzijde. Dat moet dit jaar sowieso lukken, maar dat vind ik wat minder ambitieus klinken, dus wij gaan proberen dat wat naar voren te halen.

De voorzitter:

Het lijkt nu alsof we een deal proberen te sluiten over dat tijdstip, maar is dat voor de zomer of net na de zomer?

Staatssecretaris Heijnen:

Laten we zeggen dat we voor de zomer in elk geval een update sturen; dan kunnen we eventueel constateren dat we nog niet veel te melden hebben.

De voorzitter:

Dat lijkt met een hele nette toezegging. Dank u wel. Ik kijk nog even of er vragen van de leden aan de Staatssecretaris zijn over dit blokje. Dat is niet het geval. Dan nodig ik u uit om de beantwoording te vervolgen. Gaat uw gang.

Staatssecretaris Heijnen:

Voorzitter. Dan komen we op het blokje plastics. De heer Grinwis is nu even niet in de zaal, maar hij zei een aantal keren zeer nadrukkelijk dat Staatssecretaris Heijnen geen voorstander was van een belasting op virgin plastic. Ik wil erbij zeggen dat het kabinet dat zo heeft gewenst.

De voorzitter:

Zeker. Ik kan u verzekeren dat de heer Grinwis altijd 's avonds alle debatten terugkijkt, zodat de beantwoording op de goede plek terechtkomt. Dat kan ik u verzekeren, Staatssecretaris.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik denk ook dat hij mijn onderliggende boodschap bij deze zin heel goed begrijpt, want daar is hij ook altijd heel erg sterk in.

De heer Bamenga vroeg hoe het failliet van een plasticrecyclingbedrijf mogelijk is. Dat is mogelijk omdat de markt voor plasticrecyclaat op dit moment slecht is. Dat wordt veroorzaakt door een aantal redenen. Fossiele plastics zijn heel erg goedkoop, zoals volgens mij ook al door meneer Gabriëls werd aangegeven, met name omdat recyclaat van buiten de Europese Unie goedkoper is, door de lage energieprijzen en arbeidskosten buiten Europa. Daarnaast zien veel afnemers van recyclaat hun eigen omzet onder druk staan en verkopen ze minder producten, waardoor er minder recyclaat nodig is.

Meneer Gabriëls en meneer Grinwis vroegen wat ik ga doen om ervoor te zorgen dat recyclingbedrijven zoals Umincorp niet failliet gaan. Ze vroegen ook of ik bereid ben om sneller gerecyclede content te verplichten. Dat recyclingbedrijven nu klem zitten, neem ik heel serieus. Ik vind het belangrijk dat recyclers kunnen concurreren met fossielplasticproducenten. We werken daar onder andere aan met de invoering van de plasticnorm per 2027. Die ingangstermijn is ambitieus en een versnelling daarop gaat niet mogelijk zijn. Daarnaast werken we in Europees verband aan dit punt, door het invoeren van recyclaatnormen in Europese productwetgeving, zoals die voor verpakkingen. Ik denk dat dat wel heel belangrijk is, ook gelet op het draagvlak in de Kamer. Dat zeg ik toch ook even richting een aantal leden die vroegen of ik niet sneller kon gaan. Wat ik merk, is dat aan de ene kant bepaalde fracties echt van mening zijn dat het sneller zou moeten en dat we ook nationaal strengere regelgeving zouden moeten doorvoeren, op de kortere termijn. Maar andere fracties geven aan dat we het in Europees verband moeten regelen, zodat je geen nadeel ondervindt. Ik zie al meteen een vinger van iemand de lucht in gaan! Dat is het spanningsveld waarin ook ik moet opereren, zal ik er eerlijk bij zeggen. We moeten dus altijd zoeken naar manieren waarop we wel zo ambitieus mogelijk zijn en de koplopers zo goed mogelijk ondersteunen, maar waarbij we ook draagvlak houden onder een meerderheid van de Kamer voor het beleid dat wij voeren. Die bal ligt nadrukkelijk bij de Kamer.

De heer Bamenga vroeg hoe ik ervoor ga zorgen dat de recyclecapaciteit juist toeneemt en aansluit bij de ambities. Ik ben met de collega's van EZK in gesprek over de vraag welke mogelijkheden we hebben om plasticrecyclingbedrijven te ondersteunen. Daarbij wordt gekeken naar mogelijke maatregelen voor de korte termijn. Daarvoor spreken we ook met Invest-NL en het Afvalfonds Verpakkingen, want niemand heeft er baat bij om die bedrijven om te laten vallen. Daarnaast zijn ook maatregelen voor de middellange termijn, zoals de tijdige introductie van de Nationale Circulaire Plastic Norm per 2027, belangrijk.

Meneer Bamenga vroeg ook hoe het zit met de Nederlandse inzet op de fossiele subsidie op plastic. Daarbij vroeg hij hoe we virgin plastic nou eens eerlijk gaan belasten. Ik ben blij dat er nu een analyse met verwachte effecten ligt, in het rapport «Belastingen in maatschappelijk perspectief. Bouwstenen voor een beter en eenvoudiger belastingstelsel». Dat rapport raadt een nationale belasting op virgin plastic en een nationale heffing op minerale oliën af. De reden is dat het weglekrisico van dergelijke nationale maatregelen heel erg groot is. Het zou daardoor dus ook op Europees niveau niet leiden tot minder of een duurzamere plasticproductie, maar wel nadelig zijn voor Nederlandse bedrijven. Tegelijkertijd ligt er een grote beleidsuitdaging, met name bij ons ministerie, om de productie van plastic te verduurzamen. Het Bouwstenenrapport is wel positief over maatregelen voor verduurzaming van de grondstof van virgin plastics op Europees niveau. Daar zet ik dus al vol op in. Ik kijk ook of we daar in Europees verband nog verdere afspraken over kunnen maken.

Meneer Grinwis vroeg ook nog naar de stand van zaken van de Circulaire Plastic Norm. Hij vroeg of ik de Tweede Kamer ervan kan verzekeren dat die op schema ligt. De Nationale Circulaire Plastic Norm wordt uitgewerkt in wetgeving. Dat ligt op schema. Het streven is om het wetsvoorstel eind april in internetconsultatie te brengen, als een eerste formele stap. De norm gaat in per 2027.

Meneer Gabriëls had een vraag over de Europese verplichting van het percentage recyclaat in verpakkingen: kunnen we daar al gefaseerd eerder mee starten? Ik kan met nationale regels niet vooruitlopen op Europese regelgeving. Onze producenten bedienen een bredere markt dan alleen maar de Nederlandse. Daarnaast moet je de producteisen ook Europees stellen. Vanwege de interne markt is het natuurlijk belangrijk om het gelijke speelveld goed te bewaken. De sector zelf kan natuurlijk wel toewerken naar die doelstelling. Die heeft voldoende tijd om zich voor te bereiden op 2030. Dus ik hoop dat er op die manier al wel een zekere fasering gaat ontstaan.

Het lid Kostić zei dat nieuw fossiel plastic veel te goedkoop is en vroeg of ik nog eens kan kijken naar de plastic-heffing. Er wordt dus al hard gewerkt aan de invoering van de Nationale Circulaire Plastic Norm. Die gaat per 2027 in. In het ibo-traject voor aanvullende klimaatmaatregelen is ook gekeken naar een plastic-heffing. Die is echter niet positief beoordeeld door het kabinet. Ik zie nu geen aanleiding om de heffing op plastic opnieuw te heroverwegen.

Meneer Boutkan vroeg wat het doel is van de evaluatie van de regels voor wegwerpplastics. Het doel van de evaluatie is om zicht te krijgen op de effectiviteit van de maatregelen, want we hebben een verplichting om bekers en bakjes terug te dringen. Op die manier kunnen we bijsturen als het nodig is, bijvoorbeeld als we zien dat maatregelen onvoldoende effect hebben. Mijn idee is dat mijn opvolger dan op basis van die evaluatie een besluit kan nemen over of en hoe die regelgeving moet worden aangepast.

Meneer Boutkan zei nog: het is een beetje een zooitje met die plastic bakjes en dat soort dingen. Ik heb die regeling ingevoerd. Vervolgens heeft de Kamer aangegeven bepaalde dingen anders te willen zien. Die dingen heb ik allemaal netjes verwerkt. Maar ik heb tijdens een eerder debat ook al uitgelegd dat we wel verplicht zijn om die plasticafvalberg terug te brengen. We moeten dus iets doen met onze plastic verpakkingen. Dat moet van Europa. Als we het niet op deze manier blijven doen, dan zullen we iets anders moeten verzinnen. Doordat ik het een jaartje uitstel, heeft mijn opvolger dadelijk alle ruimte om zelf te gaan kijken: is er een beter systeem denkbaar, is het systeem uiteindelijk toch zo slecht nog niet, of is het, zoals de heer Boutkan het waarschijnlijk ziet, in ieder geval het minst slechte systeem? Dat is dus nog even afwachten. Maar we kunnen het niet helemaal afschaffen, want dan voldoen we niet aan de Europese voorwaarden.

Mevrouw Veltman vroeg wat mijn redenatie was achter de single-useplasticsrichtlijn. Het doel is echt om minder wegwerpplasticproducten en meer hergebruik te hebben. Daar werken we naartoe. We gooien namelijk nog steeds 19 miljoen – misschien is het nu iets minder – bekers en voedselverpakkingen weg die deels of geheel uit plastic bestaan. Die hebben we dan allemaal maar één keer gebruikt. 19 miljoen per dag! Dat is onnodig veel materiaalgebruik en afval. Daarnaast belandt ook nog een deel van die wegwerpbekers en -verpakkingen op straat en in de bosjes en zwerfafval is natuurlijk helemaal niet goed voor het milieu. Daarom wil Nederland, net als andere lidstaten van de Europese Unie, het gebruik van die wegwerpplastics terugdringen. Het doel van de regelgeving is ook dat hergebruik de norm gaat worden.

Mevrouw Veltman vroeg ook hoe luchthavens, pretparken en ziekenhuizen goed invulling kunnen gaan geven aan de SUP-regelgeving. De gevolgen van die regelgeving komen we in het dagelijks leven natuurlijk allemaal tegen. Wat betreft de specifieke locaties die mevrouw Veltman noemt, kan ik het volgende zeggen. Luchthavens zijn een hybride locatie, dus daar is zowel consumptie ter plaatse als onderweg. Aan de consument wordt dan gevraagd of het voor consumptie ter plaatse of onderweg is. Pretparken zijn een gesloten omgeving en vallen dus onder het verbod op wegwerpplastic bij consumptie ter plaatse. Voor ziekenhuizen en andere zorginstellingen gelden de reductiemaatregelen niet overal, omdat het daar vanwege hygiëne en veiligheid soms onvermijdelijk is om wegwerpbekers of -bakjes te gebruiken. Dat mogen de ziekenhuizen zelf per geval beoordelen.

Mevrouw Veltman vroeg ook nog of ik het ermee eens ben dat de kwaliteit van verpakkingsafval uit ondergrondse containers slecht is en dat er moet worden ingezet op nascheiding. Ik ben er natuurlijk welbekend mee dat afvalscheiding in die verzamelcontainers over het algemeen veel te wensen overlaat. In het traject waarin wij verkennen of het mogelijk is om tot meer standaardisatie van afvalinzameling te komen, nemen we die bevindingen mee. Nascheiding is zeker niet altijd de beste oplossing, maar vooral voor gebieden waarin scheiding bij mensen thuis niet goed kan, zoals in sterk verstedelijkte gemeenten, biedt dat wel een uitkomst. Met andere scheidingsmiddelen voor inwoners, zoals doorzichtige zakken en kliko's, worden wel betere resultaten behaald. Wat het beste werkt, is dus sterk afhankelijk van de lokale context en de samenhang met het afvalbeleid van de gemeente.

Dan had de heer Boutkan nog een vraag: kan de Minister ervoor zorgen dat bekerproducenten kunnen meedoen met en kunnen instappen bij evenementen? Dat zie ik niet als mijn rol. Het is aan de markt en aan de evenementen zelf om te kijken welke bekersystemen op welke plek het beste passen.

Dat was dit blokje, voorzitter.

De voorzitter:

Ik dank u wel. Ik kijk even naar de leden om te zien of er vragen zijn.

De heer Bamenga (D66):

Ik heb nog enkele vragen. Ik heb in ieder geval één vraag niet teruggehoord, namelijk wanneer we virgin plastic nou eens eerlijk gaan belasten. Dat is één.

Twee. De Staatssecretaris heeft aangegeven dat ze gaat kijken op welke manier ze ervoor kan zorgen dat de recyclecapaciteit kan toenemen en kan aansluiten bij de ambities. Mijn vraag is wanneer we horen wat de mogelijkheden daartoe zijn. Dit gaat dus over de vraag ... Even kijken. Volgens mij zei de Staatssecretaris twee keer dat ze wil gaan kijken naar de mogelijkheden op zowel de korte termijn als de middellange termijn als het gaat om de capaciteit, dus in hoeverre die aansluit bij de ambities voor 2030 en 2050.

De voorzitter:

Ik kijk even of de vraag helder is voor de Staatssecretaris.

Staatssecretaris Heijnen:

Ja, even kijken. Op de eerste vraag kan ik alvast een antwoord geven. Dat belasten gaat over de heffing. In het kabinet is afgesproken om dat niet te doen. Ik heb daar volgens mij wel antwoord op gegeven, door te zeggen dat we dingen ook in Europees verband aanpakken, omdat we bedrijven niet onnodig met een oneerlijke concurrentiepositie willen laten zitten. Dat is de reden waarom het systeem nu is zoals het is. Bij mijn ministerie ligt wel nadrukkelijk de opdracht om gerecycled plastic te promoten. We willen daar ook wel naartoe bewegen, maar het is vaak nog een duurdere variant. Het lastige is dat we ook hier weer in zo'n fase zitten dat ... In sommige gevallen wordt gezegd dat we van virgin plastics weten dat ze veilig toepasbaar zijn. Nou, er was een tijd dat gerecyclede plastics even een stuk goedkoper waren dan virgin plastics en toen waren alle gerecyclede plastics in heel Nederland in één klap uitverkocht, omdat ze prima toepasbaar bleken te zijn. Ik denk dus dat het echt wel kan. Het is belangrijk dat we gaan nadenken over hoe we de markt moeten stimuleren, maar we hebben wel de afspraak – die is ook met een meerderheid van de Kamer gemaakt – dat we kijken hoe we dat in Europees verband kunnen doen. Dat kan best een beetje frustrerend zijn als je graag sneller stappen wilt zetten omdat je vindt dat het op landelijk niveau moet, maar daar wordt gewoon verschillend over gedacht.

De voorzitter:

Ik kijk even. U zit beiden aan uw maximale aantal interrupties. Ik wil best toestaan dat er meer interrupties gepleegd worden, maar dat kan betekenen dat we minder goed toekomen aan een tweede termijn. Ik kijk ook even naar de andere leden. U heeft ook nog een tweeminutendebat. Als u deze zaak wilt uitdiepen, wil ik dat best toestaan, maar dan wel met deze opmerking erbij. Ik kijk even naar de andere leden om te zien of dat geen probleem is. Mevrouw Veltman, wilt u daar iets over zeggen?

Mevrouw Veltman (VVD):

De uitruil met de tweede termijn vind ik een beetje lastig, want daarin hebben we de gelegenheid om nog vragen te stellen of te reflecteren op wat er gezegd is.

De voorzitter:

Ik noem dat altijd het broekzak-vestzakvoorstel van de voorzitter. De vragen die nog openstaan kunt u nu stellen; u kunt het ook straks doen. Ik kijk even. Laat ik eerst een andere vraag stellen. Heeft u een antwoord op uw vraag gekregen?

De heer Bamenga (D66):

Nee. Daarom wil ik nog een vraag stellen.

De voorzitter:

Misschien kunt u uw vraag dan nog even verduidelijken.

De heer Bamenga (D66):

Ik heb gevraagd hoe de Staatssecretaris ervoor gaat zorgen dat de recyclecapaciteit toeneemt en aansluit bij de ambities voor 2030 en 2050. Volgens mij gaf zij daarop als antwoord dat ze in gesprek zal gaan met ik meen EZK over het hoe. Ik wil graag weten wanneer we daarover geïnformeerd worden.

Staatssecretaris Heijnen:

Nu snap ik de vraag ook. Ik heb daarover gezegd dat wij zien dat bedrijven die gerecycleerd plastic produceren het lastig hebben. Ik wil niet dat de bedrijven die nu koploper zijn onnodig omvallen. Dat is de reden waarom ik samen met EZK, ook met het oog op Invest-NL bijvoorbeeld, bekijk hoe we die bedrijven door de winter kunnen helpen, zou ik bijna willen zeggen. Het is wel een lange winter als je pas in 2027 dingen verplicht gaat stellen. Dat snap ik ook allemaal, maar wij hebben goede koplopers in Nederland. Ik zou die heel graag zo veel mogelijk willen behouden. Daar ligt een taak. Ik wil daarin samen optrekken met EZK, omdat zij ook het belang zien van dit soort bedrijven in Nederland. Maar het is wel ontzettend naar en zuur voor bedrijven die nu tussen wal en schip vallen. Dat snap ik volledig. Ik doe wat ik binnen mijn mogelijkheden kan doen om te bekijken hoe we ze kunnen ondersteunen, ook met financiële middelen vanuit bepaalde investeringsinstanties vanuit de overheid.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Ik wil zeggen dat ik dat laatste antwoord concreet en fijn vind. Daarbij wil ik de vraag stellen of dat ook nog geldt voor de twee fabrieken, in Rotterdam en Amsterdam, die zeer hoogwaardige plastic maken, die failliet zijn gegaan. Kan daar ook nog iets mee? Maar dank u wel voor dat laatste antwoord. Dat was namelijk concreet en doenerig.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik weet natuurlijk niet of ik nog iets kan doen voor bedrijven die failliet zijn – ik bedoel, ik kan ook maar zoveel – maar ik wil echt mijn best doen om te bekijken hoe we die sector kunnen helpen. Dat is een toezegging aan de Kamer. Ik kan nu nog geen bedragen of exacte dingen daaraan koppelen, maar we zijn echt aan het bekijken hoe we die bedrijven kunnen helpen. Ik onderken namelijk het belang van die bedrijven in Nederland.

De voorzitter:

Ik kijk even rond om te zien of andere leden nog een vraag hebben in deze ronde. Mevrouw Veltman, gaat uw gang.

Mevrouw Veltman (VVD):

Een korte vraag. U zei net dat hergebruik de norm moet worden, bijvoorbeeld bij kleinere producten. Ik verneem weleens dat ook in hergebruikproducten nog een bepaald soort plastic zit dat heel slecht afbreekbaar is en dat dat hergebruik dus helemaal niet zo veel hergebruik met zich meebrengt als we misschien zouden willen om het een goede uitruil met wegwerp te laten zijn. Ik vraag me af hoe de Staatssecretaris daarmee wil omgaan.

Staatssecretaris Heijnen:

Uw voorganger, de heer Haverkort, heeft mij daar ook regelmatig op aangesproken. Wij hebben ook debatten gevoerd over de vraag wat hoger op die ladder staat: hergebruik of recyclen? Is het in alle gevallen beter om te hergebruiken of kan recyclen soms nog steeds een goede optie zijn? De Kamer heeft zich daar vorig jaar ook over uitgesproken. Dat is nog vlak voor de verkiezingen geweest, als ik het goed heb. Toen is er een motie aangenomen die zei dat bepaalde recyclingbedrijven meer ruimte moesten krijgen dan wij hadden voorgesteld op basis van de doelen die we met elkaar willen halen om zo veel mogelijk naar hergebruik toe te werken.

Het lastige is het volgende; dit heb ik toen ook eens uitgelegd. Een van mijn voorgangers is nota bene nog bij een heel feestelijk moment van een bedrijf geweest dat gerecyclede bekers maakt. Ik geloof zelfs dat hij daar was om een prijs uit te delen voor het meest innovatieve bedrijf. Zo zie je hoe snel de ontwikkelingen gaan. We willen nu de doorontwikkeling maken van recyclen naar hergebruik, maar de Kamer heeft heel nadrukkelijk gezegd: wacht even, we gaan het kind niet met het badwater weggooien. Dat bedrijf recyclet op een hele goede manier en produceert daarmee weinig afval. Wellicht is het in sommige gevallen wel een betere oplossing dan de hergebruikte variant, die uiteindelijk ook weggegooid gaat worden. Laten we elkaar daar vooral heel scherp in houden. Uiteindelijk moeten we echt toe naar goed hergebruik, naar optimaal hergebruik. Dat blijft beter dan recycling, maar er is natuurlijk nog steeds ruimte voor recycling in ons systeem.

De voorzitter:

Ik kijk nog even. Ik zie dat de heer Boutkan van de PVV nog een vraag wil stellen.

De heer Boutkan (PVV):

Ja, met name over de laatste beantwoording over kartonnen bekers met een kunststofachtige coating aan de binnenzijde. Die zie je heel veel bij overheden of andere instanties, waar dan ook een bak staat waar je ze in kan gooien, zodat ze weer worden ingenomen. Die leverancier levert namelijk uit en neemt dan weer oude mee. Bedoelt u dat we dat vooral in stand moeten houden? Want ik hoor ook signalen dat juist die bedrijven nu de dupe worden.

Staatssecretaris Heijnen:

Wij hadden gezegd dat daar alternatieven voor zijn. Dat was toen eigenlijk ons standpunt, maar de Kamer heeft gezegd dat zij nog wat extra ruimte aan die bedrijven wil geven, omdat zij dat een goede manier van recyclen vindt, vooruitlopend op een nog betere manier van hergebruik. Dat is dus het standpunt van de meerderheid van de Kamer geweest. Het klopt dus dat die bedrijven het lastig hadden onder de voorwaarden die we hadden. Maar je ziet bijvoorbeeld hier in de Kamer dat we nu ook gebruikmaken van bijvoorbeeld dit soort glazen bekers in plaats van die kartonnen bekertjes die overal stonden. Het punt is gewoon dat er geen enkel papieren bekertje te vinden is dat geen plastic coating heeft. Dat maakt het heel moeilijk om het helemaal op een goede manier te hergebruiken. Het is dus best ingewikkeld; dat ben ik met de heer Boutkan eens. We willen uiteindelijk naar hergebruik toe, maar er is dus nog ruimte voor de bedrijven waaraan hij refereert.

De voorzitter:

Dan nodig ik u uit om naar het volgende blokje te gaan.

Staatssecretaris Heijnen:

Dank u wel, voorzitter. Dat gaat over reparatie en levensduurverlenging. Meneer Bamenga vroeg of ik het ermee eens ben dat reparatievouchers een goed idee zouden zijn en of ik kon verkennen of die ook in Nederland kunnen worden ingevoerd. Ik vind dat op zich een heel interessant idee. Er zitten ook wel haken en ogen aan. Ik zou dat dus graag meenemen in een bredere verkenning naar mogelijkheden om reparatie te stimuleren. Dan kunnen we ook alle voor- en nadelen van de verschillende maatregelen naast elkaar zetten en dan kan een volgend kabinet op basis daarvan keuzes maken in waar het mee verder wil of niet.

De heer Van Dijk vroeg hoe ik naar het Franse label voor reparaties kijk. Ik wil ook dat er een label komt dat de reparatiescore van een product aangeeft. Dat komt er ook. Op Europees niveau wordt het voor bepaalde elektronische apparaten die onder de ecodesignwetgeving vallen, bijvoorbeeld smartphones en tablets, nu al verplicht om een reparatiescore weer te geven. Dat wordt langzaam maar zeker steeds verder uitgerold naar andere producten, maar ik heb wel een voorkeur voor een Europese aanpak, omdat onze markt eigenlijk relatief klein is. En dan heb je het ook weer over dat gelijke speelveld waar ik het eerder over had.

Meneer Grinwis vroeg hoe ik kijk naar het akkoord op right to repair en of ik een probleemloze implementatie voor me zie of nog verdere knelpunten. Het is positief dat het akkoord het voor consumenten makkelijker maakt om hun defecte producten te laten repareren en een tweede leven te geven in plaats van die te vervangen. Zo kunnen consumenten ook na het verstrijken van hun wettelijke garantie de fabrikant verzoeken hun product te repareren wanneer dat product onder de ecodesignregels valt. Dat geldt al voor wasmachines en vaatwassers en binnenkort dus ook voor tablets en smartphones. Het Ministerie van EZK, waar die reparatierichtlijn belegd is, geeft aan geen onoverkomelijke problemen te voorzien in de implementatie.

Meneer Grinwis vroeg ook hoelang onderdelen beschikbaar moeten blijven. Dat wordt bepaald per productgroep waarvoor ecodesigneisen gelden. Zo moeten onderdelen voor vaatwassers tien jaar beschikbaar zijn, maar onderdelen voor koelkasten bijvoorbeeld zeven jaar. Voor smartphones en tablets wordt verplicht dat belangrijke onderdelen binnen vijf tot tien dagen beschikbaar moeten zijn voor reparateurs en dat de onderdelen leverbaar moeten zijn tot zeven jaar na het op de markt brengen van een toestel.

Meneer Van Dijk vroeg nog naar een verbod inzake onverkochte elektronica en vroeg of ik dat op Europees niveau wil bepleiten. Ja, sterker nog, dat heb ik gedaan tijdens de onderhandelingen over de ecodesignverordening. Dat is deels gelukt. In het bereikte akkoord staat dat de Commissie de komende jaren moet onderzoeken of een verbod op vernietiging van elektronica kan worden ingevoerd. Ik blijf daarop aandringen in Europees verband. Ik moet zeggen dat er bijvoorbeeld vanuit de Stichting OPEN heel hard wordt geduwd, ook richting ons, om te kijken wat wij nog kunnen doen om daar stappen in te zetten, want het is natuurlijk ontzettend frustrerend dat bepaalde elektronische apparaten zomaar worden vernietigd. Ik heb weleens een voorbeeld gehoord van een föhn, een haardroger, die iemand had besteld en die roze blijkt te zijn terwijl zij een blauwe had willen hebben. Vervolgens wordt die teruggestuurd en zou die vernietigd moeten worden. Dan zijn we gewoon niet goed bezig met elkaar, want dat zijn producten die prima hergebruikt kunnen worden. Laten we dus kijken hoe we dat zo snel mogelijk kunnen doen. We zijn daar ook in Europees verband voor aan het pleiten.

Meneer Grinwis vroeg nog of ik bereid ben om verder uit te werken hoe een circulaire bijdrage voor lineaire producten kan worden ingevoerd, om daarmee de circulaire economie te stimuleren. Dat is een hele mondvol. Een circulaire bijdrage, zoals genoemd in het onderzoek waaraan hij refereert, kunnen we niet zomaar invoeren, want daarvoor ontbreken de wettelijke kaders. Ook zijn er nog wat praktische kanttekeningen te maken. Wel kijk ik bij de doorontwikkeling van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid hoe ik dat instrument meer kan toespitsen op de circulaire economie. Daarbij kijk ik ook of met UPV reparatie en hergebruik meer kunnen worden gestimuleerd.

Dat was het, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk even naar de leden. Ik moet eerlijk zeggen, meneer Bamenga, dat u al veel interrupties heeft gebruikt. Ik wil daar een beetje balans in houden richting de leden. We gaan naar de heer Olger van Dijk van NSC.

De heer Olger van Dijk (NSC):

Ik ben blij om te horen dat er al heel veel in de geest van wat wij naar voren hebben gebracht, is ingezet door de Staatssecretaris, hoewel ik her en der wel denk: een extra zetje zou af en toe misschien geen kwaad kunnen. Ik wil op één punt toch even doorvragen: het Europees akkoord over de richtlijn voor het right to repair. Zoals ik het heb begrepen – maar ik hoor graag een bevestiging van de Staatssecretaris – worden lidstaten wel degelijk uitgedaagd om ook zelf met plannen te komen om het aantal reparaties op te drijven. Dat hoeft niet overal in alle lidstaten hetzelfde te zijn. Ik koppel het dan toch maar weer aan het label. Ik begrijp dat dat verplicht wordt op elektrische apparaten en dat dat verder wordt onderzocht. Ik heb dat op mij laten inwerken en in mijn beleving kunnen wij daar als lidstaat wel degelijk een stap extra in zetten. Ik vraag de Staatssecretaris dus nogmaals of dat niet mogelijk is. Zo nee, aan welke andere dingen denkt zij dan wel om het aantal reparaties op te drijven?

Staatssecretaris Heijnen:

Er zijn best een aantal redenen te noemen waarom het lastig is om dat te verkennen op nationaal niveau, maar ik kan wel toezeggen dat ik dat nog even op een rij zet, zodat we vervolgens kunnen kijken of we dat wenselijk vinden of niet.

De voorzitter:

Wanneer denkt u dat de Kamer te kunnen toesturen? Zo'n toezegging moet je altijd even afhechten.

Staatssecretaris Heijnen:

We doen dat voor de zomer.

De voorzitter:

Voor de zomer. Dank u wel. Het lid Kostić heeft een vraag.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Heel even aansluitend, want ik hoor dat de Staatssecretaris openstaat voor veel dingen die ik heb gelezen in het Rli-rapport en die hier nu terugkomen, terwijl ik die niet las in de brief van de Staatssecretaris. Zij lijkt hier dus meer open te staan voor bepaalde maatregelen die de Rli schetst. Dat is heel fijn. Om al die maatregelen niet een voor een langs te hoeven lopen om ze te checken, vraag ik de Staatssecretaris om dit punt mee te nemen, nog even integraal te kijken naar de Rli-maatregelen en erop terug te komen wat daarmee kan worden gedaan. Ik hoorde net iets over vouchers en over labeling, waar misschien toch wel meer kansen voor zijn. Misschien kan de Staatssecretaris daar meer naar kijken. Ik vraag haar dus om met die blik nog een keer naar het Rli-rapport te kijken.

Staatssecretaris Heijnen:

In zo'n brief geef je de huidige stand van zaken weer. Hier luister ik naar wat de Kamer tegen mij zegt. Daar probeer ik in toekomstig beleid natuurlijk rekening mee te houden en op te sturen. Vandaar dat ik nu het comfort voel om de Kamer toezeggingen te doen om bepaalde zaken uit te zoeken, waar de Kamer vervolgens nog wat van kan vinden, maar het is niet mijn bedoeling om dat allemaal helemaal opnieuw tegen het licht te houden. Dit is gewoon de manier waarop ik gewend ben te werken. We zitten hier niet om alleen maar van elkaar te horen wat we vinden en er vervolgens niks mee te doen. Ik zit hier ook om bij de Kamer informatie op te halen over de kant die ze op wil. Daar luister ik naar en dan kijk ik hoe ik dat kan verwerken tot goed beleid.

De voorzitter:

Ik zie geen aanvullende interrupties. Meneer Boutkan, u mag uw interruptie bewaren voor de tweede termijn.

De heer Boutkan (PVV):

Maar als ik mijn vraag nu mag stellen, heb ik geen tweede termijn nodig.

De voorzitter:

Nee, nee, want ik heb de heer Bamenga die ruimte ook niet gegeven en u heeft al een extra interruptie gehad.

Ik zou de Staatssecretaris willen uitnodigen om verder te gaan. Volgens mij zijn we aan het laatste blok toe. En dan nog een blok overig, hoor ik.

Staatssecretaris Heijnen:

Het laatste blokje voordat ik aan de overige vragen begin, gaat over textiel. Meneer Gabriëls vroeg hoe ik de slow fashion ga stimuleren. Ik heb in het Nationaal Programma Circulaire Economie aangekondigd dat in het tweede beleidsprogramma circulair textiel wordt gekeken naar de preventie van productie en consumptie van textiel. Naar verwachting verschijnt het beleidsprogramma na de zomer. Slow fashion betekent ook dat we zo lang mogelijk met onze kleding kunnen doen. Daarom kijk ik ook naar het stimuleren van tweedehandskleding en reparatie. In Europa zetten we in op ambitieuze wetgeving voor textiel, zoals circulaire en duurzame ontwerpeisen.

Dan vroeg meneer Van Dijk nog of ik mogelijkheden zie om invloed uit te oefenen op de UPV voor de kledingindustrie. Ik vind het belangrijk dat er onder de UPV textiel tarieven komen die circulaire keuzes stimuleren. Het is wel aan de producenten om daar afspraken over te maken. Ik heb al aangegeven dat ik bij de evaluatie van de UPV expliciet ga kijken of daar ook goede afspraken over zijn gemaakt. Tegelijkertijd is er aanvullend beleid nodig, zoals het stimuleren van tweedehandskleding en reparatie – zoals ik net ook als antwoord op de vraag van meneer Gabriëls gaf – en preventie van overproductie en overconsumptie van textiel. Voor het nieuwe beleidsprogramma circulair textiel onderzoek ik welke maatregelen er nodig zijn als aanvulling op de huidige nationale en Europese inzet.

Dan had het lid Kostić nog een vraag, of eigenlijk meer een oproep, want zij wilde mij uitdagen om een uitgebreidere reactie op het Rli-rapport te geven, vooral over hoe we consumenten kunnen helpen met gedragsverandering. Zij vroeg ook of ik daar niet meer maatregelen op kan nemen. Nieuwe maatregelen zijn wel aan een nieuw kabinet. Wat ik er wel over kan zeggen, is dat greenwashing een onderwerp is dat in Europa in de Green Claims Initiative wordt gereguleerd en dat ik ambitieus inzet bij de onderhandelingen daarbinnen. De consument mag van mij verwachten dat ik inzet op het makkelijk, logisch en eerlijk maken van circulaire keuzes, want we moeten toe naar minder consumptie en productie. Dat is het einde van dit blokje.

De voorzitter:

Ik kijk of ik de leden kan uitdagen om u gelijk door te laten gaan met uw laatste blokje. Toch niet. Het lid Kostić, gaat uw gang.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Ik hoopte eigenlijk op iets meer van deze Staatssecretaris, want ze zei net dat het nu ook aan de Kamer is en dat ze daar graag mee spart. Ik vind het een beetje jammer dat ze nu weer naar Europa gaat. Waar Europa mee bezig is, dat is nog in process. Dat kan heel lang duren. Wij hebben hier onze eigen middelen. Dus ik zou de Staatssecretaris willen uitdagen om er in ieder geval voor open te staan als er straks vanuit de Kamer een voorstel hierover komt, aangezien wij wel missionair zijn. Dan kunnen we wellicht altijd over de formulering debatteren, maar het zou fijn zijn als ze in ieder geval openstaat voor voorstellen op nationaal niveau.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik ben het ook wel met het lid Kostić eens dat het antwoord misschien wat kort was. Als ik bedenk wat ik in de afgelopen twee jaar gedaan heb op het gebied van circulaire textiel, dan is dat echt wel heel erg veel. Mijn inzet is daarbij nog niet eens zo verschrikkelijk interessant. Het gaat meer om wat er op het gebied van circulaire textiel allemaal gebeurt in Nederland. Dat is echt een hele hoop. Je hebt in Oost-Nederland een heel mooi cluster van kennisinstellingen en bedrijven die samen tot mooie nieuwe innovaties op het gebied van circulaire textielproductie komen. Daar zit ook het bedrijfsleven dat bijvoorbeeld goed in staat is om onmogelijk te scheiden vezels uit elkaar te trekken, want we mixen in kleding vaak verschillende soorten vezels, waardoor die bijna niet meer zijn te hergebruiken. Dat zijn allemaal technieken die wij al in Nederland hebben. Wij stimuleren dat natuurlijk ook door aan de ene kant te proberen om met bepaalde aanjaagsubsidies het een en ander te doen. Er zijn een paar bedrijven die daar ook heel actief mee bezig zijn. Ik heb een werkbezoek gebracht aan Zeeman; ook de HEMA is daar heel intensief mee bezig en nu vergeet ik nog een heleboel bedrijven te noemen die dat eigenlijk ook verdienen. Wat ik nu vanuit de textielindustrie en de grote producenten zelf veel hoor, is dat zij van schattig naar schaal willen gaan. Ze zeggen dat ze daarvoor nodig hebben dat die hele beweging wordt meegemaakt. Daarvoor heb je ook, in sommige gevallen, iets sturender beleid nodig.

We hebben in bepaalde gevallen de afgelopen jaren best wel veel gestimuleerd op het gebied van de circulaire economie, maar we hebben ook geconstateerd dat we de doelen van 2030 en 2050 niet zullen halen als we alleen maar stimuleren. Dat betekent dus dat we steeds meer gaan normeren en beprijzen. In belangrijke sectoren moet je dus kijken hoe je dat op de beste manier kunt doen. Ik merk wel dat, als daar voorstellen voor komen, het ook spannender wordt, omdat dan meer belangen met elkaar gaan strijden. Je moet het dus altijd heel goed afwegen. Wat doet het als je bepaalde normerende of beprijzende maatregelen alleen in Nederland neemt? Wat doet het als je bijvoorbeeld zegt dat bepaalde producten Nederland niet binnen mogen komen? Neem bijvoorbeeld pfas-pannen. Je kunt ze wel verbieden in Nederland, maar vervolgens gaat iemand bij wijze van spreken in Aken een pfas-pan kopen, en JenV gaat echt geen agent bij de grens zetten om te controleren of iemand daar een pfas-pan heeft gekocht. Sommige dingen moet je dus gewoon in groter verband aanpakken.

Wat ik zo mooi vind aan het feit dat wij in Nederland zo'n koploper zijn, is dat we de kennis die wij hebben, kunnen delen met landen die veel meer impact hebben. Het is supermooi als wij op onze postzegel alles goed geregeld hebben, zeg ik weleens, maar het heeft veel meer impact als je een land als bijvoorbeeld Indonesië laat zien wat wij allemaal aan technieken hebben. Daar hebben we ook veel op ingezet en daar ben ik ook veel de boer voor op gegaan in de hele wereld, om te delen wat voor geweldige bedrijven wij hebben. Andere landen kunnen daar weer van leren. Laten we dat soort dingen vooral ook doen.

De voorzitter:

Uw voorzitter was best tevreden met het kortere antwoord, hoor. Maar ik wil niemand tekortdoen; laat ik dat vooropstellen. Laten we proberen om de haast die we een beetje hebben, te behouden. Het lid Kostić heeft nog een aanvullende interruptie hierop.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Ik werd wel heel blij van het enthousiaste verhaal van de Staatssecretaris, maar mijn vraag ging helemaal niet over textiel an sich. Zij begon zelf over het gedrag en het greenwashen, dus ik dacht: ik pak het meteen op. Mijn voorstel zou meer algemeen zijn en niet alleen maar over textiel gaan. Mijn voorstel zou gaan over hoe we consumenten kunnen beschermen tegen misleiding, zoals de Rli ook zegt, en kunnen helpen om duurzame keuzes te maken. Daar is een slag in te slaan op nationaal niveau. Volgens mij druist dat niet in tegen allerlei belangen op Europees niveau, maar dat zullen we dan tegen die tijd wel zien. Dat was even een toelichting hierop.

De voorzitter:

De Staatssecretaris nog kort op dit punt.

Staatssecretaris Heijnen:

Ja, daar zal ik kort op reageren. We hebben het daar inderdaad al over gehad. Je ziet dat er bepaalde landen zijn met labels, maar ook door de sector zelf wordt heel nadrukkelijk gezegd: doe het nou uniform, want consumenten hebben er niks aan als ze straks in Europa met 27 labels worden geconfronteerd, dus doe dat nou in één keer goed. Laten we daar dus vooral op inzetten.

De voorzitter:

Ik nodig u uit om door te gaan met het volgende blokje. Volgens mij is dat het blokje overig, dus dat is het laatste blokje. Gaat uw gang.

Staatssecretaris Heijnen:

Meneer Bamenga vroeg of ik een mogelijkheid zie voor het instellen van een nationale afvalautoriteit, om die een en ander in kaart te laten brengen. Ik neem aan dat hij dan doelt op een autoriteit die gaat over de beoordeling van de vraag of een materiaal een afvalstof is of niet. We zijn bezig om die beoordeling makkelijker te maken voor ondernemers en omgevingsdiensten. Er is bijvoorbeeld al een helpdesk bij Rijkswaterstaat, er is informatie over de zelfbeoordeling door bedrijven en er zijn diverse handreikingen en ministeriële regelingen. Dit jaar gaat ook nog een kennisplatform van start. Dat platform kan omgevingsdiensten helpen bij de beoordeling en zorgt ook voor meer uniformiteit. De instelling van een afvalautoriteit zou ook financiële consequenties en gevolgen voor de bevoegdheidsverdeling tussen overheden hebben. Het zou dus aan een volgend kabinet zijn om zich daarover te buigen, maar ik wil alleen maar zeggen dat er dus al best veel is.

Mevrouw Veltman vroeg nog welke kansen ik zie om sterker in te zetten op circulaire-economiebeleid op Europees niveau. Om tot een circulaire economie te komen zijn Europees beleid en Europese regelgeving cruciaal, want onze producenten opereren in de Europese interne markt en zijn dus gebaat bij een gelijk speelveld. Mijn insteek is dus steeds geweest om waar mogelijk dingen op Europees niveau te regelen.

Meneer Gabriëls vroeg nog of er een interdepartementaal beleidsonderzoek kan worden opgesteld om te komen tot een duidelijk pad met maatregelen om de circulaire-economiedoelen te realiseren. Ik sta daar niet onwelwillend tegenover, maar we zijn al bezig om stappen te zetten via het Nationaal Programma Circulaire Economie. Dat wordt op dit moment doorgerekend door de universiteit van Delft om te komen tot een concreter inzicht in waar de maatregelen ons gaan brengen. Dat rapport verwacht ik voor de zomer. Ook wordt een aantal verkenningen uitgevoerd naar mogelijke aanvullende maatregelen. Die inzichten worden gedeeld met de Kamer en gebruik ik voor de actualisatie van het Nationaal Programma Circulaire Economie. Dat is al voorzien voor het najaar van 2025, dus het starten van een interdepartementaal beleidsonderzoek zou eventueel iets zijn wat door een volgend kabinet gedaan kan worden.

Mevrouw Veltman vroeg nog of er meer experimenteerruimte kan komen. Ik ben het met haar eens dat er ruimte moet zijn voor experimenten. Die ruimte is er, maar er wordt onvoldoende gebruik van gemaakt. Op basis van verschillende inventarisaties blijkt dat het vooral ontbreekt aan specifieke kennis over de ruimte die er al is om te experimenteren. Dat kan ertoe leiden dat er geen experimenten van de grond komen. Daarnaast heeft ook de inwerkingtreding van de Omgevingswet gevolgen voor de experimenteerruimte. Om daarin de helpende hand te bieden is er een handreiking opgesteld die duidelijk weergeeft wat de kaders zijn voor experimenteren onder de Omgevingswet.

Mevrouw Veltman vroeg ook nog wat ik ga doen om belemmeringen die bedrijven ervaren in wet- en regelgeving voor hun circulaire initiatief aan te pakken met de sector. Ze vroeg of we een overzicht kunnen geven van waar die regelgeving spaak loopt. Het Versnellingshuis Nederland Circulair helpt ondernemers met al hun vragen over wet- en regelgeving. Vanuit de signalen die daar binnenkomen, hebben we eigenlijk al een heel goed beeld van en goed zicht op de ervaren knelpunten. De Kamer kan die vinden in de Rode Dradennotitie van het Versnellingshuis. Die heb ik op 13 februari aan de Kamer toegestuurd. Waar sprake is van werkelijk belemmerende regelgeving, moeten we dat verhelpen. Daaronder valt volgens ondernemers ook het ontbreken van stimulerende wet- en regelgeving. In de praktijk merken we ook dat knelpunten zich vaak in de uitvoering voordoen. Ook dan moeten we kijken waar dat beter kan.

Mevrouw Veltman vroeg ook nog hoe ik de chemische industrie goed kan betrekken bij de ambities van de circulaire economie. Er liggen veel kansen voor de chemische industrie om circulair te produceren en gebruik te maken van duurzame koolstof. De chemische industrie kan fossiele grondstoffen voor de productie van bijvoorbeeld plastics, verf en medicijnen vervangen door recyclaat, duurzame biogrondstoffen of CO2. Op dit moment verken ik samen met de collega's van EZK wat er nodig is voor de totstandkoming van een integrale en duurzame kunststofketen. Dat wordt ook opgepakt met de relevante spelers uit het veld.

De heer Grinwis vroeg wat duurzaamheidsregelgeving betekent voor het mkb en of ik mogelijkheden zie om de kennis beter te bundelen. Vragen over circulair ondernemen kunnen altijd gesteld worden aan het Versnellingshuis Nederland Circulair. Voor vragen over duurzaamheidsverslaglegging kunnen ondernemers al terecht bij het IMVO-steunpunt. Dat is het steunpunt voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ik geef de wens voor een gebundeld overzicht van alle duurzaamheidswetgeving graag door aan de collega van EZK, die coördinator is als het gaat om verduurzaming van het mkb.

Mevrouw Veltman vroeg ook nog wat de stand van zaken is bij het Ketenplan beton en de andere ketenplannen en hoe het staat met de scenariostudie bouwgrondstoffen. Er wordt nu gewerkt aan de overgang van het Landelijk Afvalbeheerplan naar het Circulair Materialenplan. Het Ketenplan beton en de andere ketenplannen zijn onderdeel van het Circulair Materialenplan. Het concept daarvan, inclusief de ketenplannen, ontvangt de Kamer in het najaar. Dat is ook het moment waarop de inspraak start. Daarna stuur ik de Kamer de scenariostudie naar grondstoffen zo spoedig mogelijk toe.

Het lid Kostić gaf aan dat grondstoffen niet oneindig zijn en dat de circulaire economie dus mooie kansen biedt. Ik zou bijna willen zeggen dat die een must is. De transitie komt volgens haar niet goed van de grond. Zij vraagt wanneer ik daar werk van ga maken. In feite heb ik daar al min of meer antwoord op gegeven door te zeggen dat de transitie niet van vandaag op morgen gaat. Dat is een complexe opgave, die ook vraagt om een lange adem. Het nationaal programma is een belangrijke stap geweest om weer te werken aan de circulaire economie, maar ik onderken ook dat er gewoon meer nodig is. Ik ben heel blij dat het programma op dit moment doorgerekend wordt om te kijken waar de maatregelen ons gaan brengen. Ik verwacht de uitkomsten van het rapport uit Delft voor de zomer. Er wordt ook nog een aantal verkenningen van mogelijke aanvullende maatregelen uitgevoerd. Stel dat we het niet halen, wat goed zou kunnen, dan komen er voorstellen; die inzichten voor actualisatie voorzien we in het najaar van 2025.

Het lid Kostić vroeg ook nog wat de planning is voor de circulaire-economiewet. Ik ben op dit moment bezig met de voorbereiding voor de circulaire-economiewet. Heel binnenkort wil ik de hoofdlijnennotitie daarvan met de Kamer delen. De nieuwe wet zal wel overgelaten worden aan het nieuwe kabinet, maar dan kan er in elk geval al op hoofdlijnen door de Kamer worden geadviseerd over punten waarop de Kamer mee wil denken.

Het lid Kostić vroeg ook nog hoe ik sta tegenover het idee van een grondstoffenplafond in de rijksbegroting, waarmee ook collega's verantwoordelijk worden gemaakt voor de transitie. De rijksbegroting stuurt alleen op de financiën van het Rijk en niet op die van het bedrijfsleven en de wijze waarop consumenten omgaan met grondstoffen. Daarmee is een grondstoffenplafond in de rijksbegroting geen effectieve manier om de economie circulair te maken. Zoals in het NPCE is aangegeven, loopt er een traject om tot concretere doelen te komen voor een circulaire economie. De Kamer wordt daarover aan het einde van het jaar geïnformeerd. In het circulaire-economieplan heb ik de regie nadrukkelijk bij ons departement gehouden, waarbij we andere departementen wel aansporen om ook zelf met beleid te komen op het gebied van circulaire economie. Het leuke daaraan is dat binnenkort ... Ik hoop dat ik daarbij kan zijn, want ik had een dubbele boeking. In maart hebben we een debat over circulair bouwen. Daar zit dan niet alleen ik bij, wat vroeger misschien het geval was, maar daarbij zijn ook de Minister voor VRO en de Minister van Landbouw aanwezig. Ik geloof dat Onze Minister er ook voor is uitgenodigd. Dat zijn hele positieve ontwikkelingen. Er vindt op dit moment dus al een verbreding plaats. Het is heel belangrijk, zeg ik tegen deze commissie, om collega's die in andere domeinen actief zijn en die circulair misschien iets minder scherp op het netvlies hebben staan, vanuit de verantwoordelijkheid van de leden van deze commissie bepaalde signalen door te geven en aan te sporen om daar stappen op te zetten, want dat is onze coördinerende taak – gezamenlijk, zou ik bijna willen zeggen.

Het lid Kostić vroeg ook nog of ik in de circulaire-economiewet verplichtingen voor het terugbrengen van ons grondstoffengebruik ga opnemen. Dat is niet het geval, ook niet voor het terugdringen. De wet wordt vooral kaderstellend, dus die zal de cruciale kapstok zijn voor de verdere regelgeving voor onze verdere circulaire ambities. Bestaande doelen voor de circulaire economie die al in wetgeving zijn opgenomen, blijven natuurlijk wel bestaan. Daarnaast moet de wet een grondslag bieden voor instrumenten zoals circulaire producteisen, uitgebreide producentenverantwoordelijkheid en het Circulair Materialenplan. Zodra er afrekenbare, heldere en handhaafbare doelen worden gesteld, kunnen die in die instrumenten worden vastgelegd. Dat geldt ook voor de doelen die vanuit het Europees recht komen.

De heer Van Dijk vroeg nog hoe het staat met de invoering van een afgifteplicht voor afgedankte elektronica. Het wettelijk voorstel voor een afgifteplicht voor afgedankte elektronica is nog in voorbereiding. In november vorig jaar is de internetconsultatie gestart en zijn verschillende zienswijzen ontvangen. Die worden nu verwerkt en er worden nog wat juridische toetsen gedaan. Ik hoop dat het nog dit jaar kan worden afgerond.

De heer Bamenga en de heer Boutkan vroegen nog naar lachgascilinders. Ik vind het heel kwalijk dat die risico's zich voordoen in de afvalsector. Mensen moeten zich realiseren welke risico's ze creëren als ze die cilinders illegaal bij het restafval weggooien. Met de sector en collega's van VWS en JenV werken we aan maatregelen om de risico's te minimaliseren. Dat doen we door handhavend op te treden, door inzameling bij milieustraten toe te staan en door mensen te wijzen op het gevaar en op hun eigen verantwoordelijkheid. Want je helpt niet door die cilinders illegaal bij het restafval te gooien. Daarmee creëer je onveilige situaties voor mensen die dat namens ons allemaal opruimen en verwerken. Daarnaast verkennen we innovatieve technieken die lachgascilinders kunnen detecteren en veilig kunnen verwijderen uit afvalstromen. We kijken ook of we daaraan financieel kunnen bijdragen, al moeten we dan wel, zeg ik erbij, rekening houden met de financiële middelen die we hebben, met Europese staatssteunregels en met reeds bestaande regelingen.

Dan vroeg de heer Bamenga nog of we statiegeld gaan invoeren. Het probleem is dat ik geen statiegeld kan invoeren op een illegaal product, dus dat gaat niet. Er zijn ook geen legale importeurs of producten waaraan eisen ten aanzien van een statiegeldsysteem kunnen worden opgelegd. Wel staat het gemeenten en milieustraten vrij om een inleverpremie in te voeren. Sommige doen dat ook. Als Rijk raden we een inleverpremie op zich af, omdat die het lachgasgebruik normaliseert en in zekere zin zelfs beloont.

Dan vroeg het lid Kostić – dat is mijn laatste vraag – naar 0% btw op tweedehands goederen en of ik bereid ben om te beginnen met zo'n nultarief. Het niet-heffen van btw voor kringloopwinkels mag niet van de Europese Btw-richtlijn. Daarnaast is het vaststellen van btw-tarieven de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Financiën. Uit een recente evaluatie van Financiën blijkt dat btw-verlaging deels doeltreffend is, maar dat het over het algemeen geen doelmatig instrument is om de beoogde doelen te bereiken. Onderzoekers raden aan om meer doelmatige beleidsinstrumenten te overwegen. Het is aan een volgend kabinet om te besluiten welke vervolgstappen naar aanleiding van de evaluatie worden genomen.

Dat was het, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk even of de leden Veltman en Olger van Dijk nog interrupties willen plegen. Anders gaan wij door naar de tweede termijn. Nee, excuus, ik zie dat u uw interrupties hebt opgebruikt. Dan adviseer ik om uw vragen mee te nemen in uw tweede termijn.

We kunnen een volledige tweede termijn doen. Dank voor de beantwoording door de Staatssecretaris in eerste termijn. Ik kijk even rond of er behoefte is aan een tweede termijn. Ik kan het wel raden, denk ik. Zeker, dat gaan we doen. U heeft anderhalf minuut spreektijd daarvoor. Wij gaan snel daarmee aanvangen, zodat we het tempo er goed in houden. Meneer Bamenga, aan u het woord. Gaat uw gang.

De heer Bamenga (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil bij dezen alvast een tweeminutendebat aanvragen.

Voorzitter. Er is altijd te weinig tijd voor debatten over circulaire economie. Zo voel ik dat. Ik heb nog veel meer te vertellen en te vragen dan waar ons tijd voor gegeven is. Daarom wil ik nog één punt hier inbrengen. Of je nou een mobieltje of een kledingstuk koopt, er is een doolhof aan duurzaamheidslabels. Als consument is het onmogelijk om te weten of je een duurzame of verantwoorde aankoop doet. De consument heeft het recht om te weten wat hij koopt en op welke manier dat is geproduceerd. Daarom vindt D66 dat er duidelijke labels of etiketten moeten komen, waaraan de consument kan zien of de aankoop wel duurzaam is. Kan de Staatssecretaris in beeld brengen welke stappen er nationaal en Europees gezet worden om te komen tot een eenduidig duurzaamheidslabel?

Overigens ben ik van mening dat het vernietigen van onverkochte goederen zo snel mogelijk moet worden verboden. Graag hoor ik van de Staatssecretaris hoe het hiermee staat. Net mocht ik vanwege het aantal interrupties dat ik al had gepleegd, geen vraag meer stellen over de reparatievouchers. Daarom stel ik die vraag nu. Fijn dat de Staatssecretaris toezegt dat ze het idee van een reparatievoucher gaat onderzoeken. De vraag is wanneer de Kamer hierover terughoort van haar.

Dan de lachgascilinders. Ik begrijp dat het in principe geen vraagstuk zou hoeven zijn om de inlevering daarvan enigszins extra te stimuleren en om, overeenkomstig het prachtige voorbeeld dat er is geweest, ook als overheid een stapje te zetten.

De voorzitter:

Wilt u afronden?

De heer Bamenga (D66):

Ik hoop dus dat de Staatssecretaris bereid is om dat nog een keer te heroverwegen.

Ik had nog een punt maar ik laat het hierbij. Ik vind het gewoon jammer dat er zo weinig tijd is om hierover fatsoenlijk met elkaar in discussie te gaan.

De voorzitter:

U heeft twee minuten gebruikt in deze termijn. Een gratis tip van de voorzitter van vandaag: u bepaalt zelf op voorhand de orde en ook de tijdsduur van deze vergadering, dus als u de volgende keer iets anders zou willen zien, dan zou ik adviseren om dat in de procedurevergadering kenbaar te maken. Ik bewaak alleen maar de tijdtermijnen van vandaag. U heeft nog iets over de orde te zeggen, meneer Bamenga?

De heer Bamenga (D66):

Daar heeft u uiteraard helemaal gelijk in, maar normaliter hoef je niet zo veel interrupties te plegen omdat de antwoorden dan heel duidelijk zijn. Alleen vind ik dat de antwoorden vandaag wat meer concreet mogen zijn; vandaar dat ik continu vragen stel om het wat concreter te krijgen.

De voorzitter:

Waarvan akte. De Staatssecretaris kan daar straks zelf op reageren wat mij betreft. Het woord is aan de heer Gabriëls van de GroenLinks-PvdA-fractie.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik was drie keer enthousiast, en dat was toen de Staatssecretaris het had over het rapport van Delft, waarin concrete maatregelen komen die doorgerekend worden en voor de zomer gaan komen; ook toen de Staatssecretaris zei dat ze internationaal kennis wil delen, met als voorbeeld Indonesië; en toen de Staatssecretaris zei dat ze gaat kijken naar het overwinteren van bedrijven en koplopers die nu in problemen zijn geraakt. Dus dat wil ik graag even zeggen.

In het algemeen constateer ik wel dat we het met z'n allen heel erg eens zijn over hoe ambitieus we zijn, dat we allemaal koplopers zijn; we zijn allemaal heel erg goed en zo – nou, op dat niveau. Maar op het moment dat we echt concreet worden, willen we eigenlijk heel veel dingen niet, kunnen we niet, gaan we onderzoeken: gelijk speelveld, Europa en dergelijke. Daar was ik vandaag veel minder enthousiast over. Er zijn heel veel concrete dingen genoemd en ja, die konden allemaal niet, dat was allemaal lastig. Maar ik wilde toch die andere zaken ook genoemd hebben, waar ik wel enthousiast van werd. En andere dingen ga ik in dat debat gewoon aan de orde stellen en er schriftelijke vragen over stellen, want inderdaad heb ik me wel echt opgefokt gevoeld – bij wijze van spreken – toen er werd gezegd «ik ga snel dit» en «ik ga snel dat», «ik ga snel zus en zo». Dank je wel voor de tip, voorzitter, om dat de volgende keer misschien wat uit te stellen of om nog wat meer tijd te gebruiken voor dit zeer belangrijke onderwerp.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Boutkan, PVV.

De heer Boutkan (PVV):

Ja, dank u wel, voorzitter. Die lachgascilinders blijven de PVV toch bezighouden, en ook de beantwoording van de Staatssecretaris. Want ik mis eigenlijk toch wat meer concreetheid in die beantwoording, en een tijdpad dat misschien toch afgesproken zou kunnen worden voor een oplossing daarvan. We zien gewoon nog steeds die toename van die lachgascilinders en de problemen die daarmee zijn. En staatssteun is niet aan de orde, want dat schijnt al uitgezocht te zijn door de branche. U kunt wat dat betreft dus gerust zijn als u overweegt wat of hoe. Ik zou aan de Staatssecretaris willen vragen of zij nog wat concreter kan zijn richting de branche om tot een oplossing te komen van dit probleem; dat is één.

En een tweede. Ik meen dat dat een antwoord was op een vraag van de heer Van Dijk van NSC. Het ging er volgens mij om dat de Staatssecretaris ging praten in Europa, en het ging volgens mij over reparatie en dat soort zaken als ik me niet vergis. Maar ik zou de Staatssecretaris toch vragen om wat dichter bij huis te blijven en contact te gaan opnemen met haar collega Van der Burg, om aan het COA te vragen of ze – zeg maar – in het vervolg geen goede spullen meer in een container willen gooien die een tweede leven waardig zijn, en die als nieuw in die container verdwijnen. Dat scheelt weer een heel stuk voor de circulaire economie.

Voorzitter, dat wou ik toch even meegeven aan deze Staatssecretaris.

De voorzitter:

U heeft een interruptie van de heer Gabriëls.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Mag ik aan meneer Boutkan vragen waarom hij specifiek het COA noemt?

De heer Boutkan (PVV):

Nou, omdat dat nogal breed in het nieuws is geweest, hè. En het past bij dit onderwerp.

De voorzitter:

Er zijn geen verdere interrupties. Dan ga ik door naar mevrouw Veltman van de VVD. Ga uw gang.

Mevrouw Veltman (VVD):

Dank u wel, voorzitter. En dank aan de Staatssecretaris voor de antwoorden. Ik wil hier graag nog even kort bij stilstaan. Ik kreeg net hier naar het hoofd geslingerd van «laat ze maar failliet gaan». Volgens mij heb ik in mijn bijdrage een aantal manieren en mogelijkheden genoemd waarop wij met elkaar kunnen zorgen dat het juist beter ondernemen wordt op verschillende manieren. Wat mij betreft moet de inzet zijn dat juist alle bedrijven in Nederland de mogelijkheid en kans krijgen om circulair te ondernemen. En wat ik zou willen voorkomen, is dat bedrijven omvallen of naar het buitenland gaan, omdat er niet een gelijk speelveld is, dat daarvan sprake zou zijn. Vanmorgen hebben we gelezen in de krant dat driekwart van de ondernemers het ondernemingsklimaat ziet verslechteren door grote zorgen over vergunningverlening, belastingen, regeldruk. Ik denk dat we daar heel erg voor op moeten passen.

Dan wil ik afsluiten met de Staatssecretaris te bedanken voor haar ambitieuze inzet, zo hoor ik haar zeggen, op de Europese wet- en regelgeving, om daar zo goed mogelijk invloed op uit te oefenen. Dank daarvoor.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Olger van Dijk namens de fractie van NSC. Ga uw gang.

De heer Olger van Dijk (NSC):

Dank, voorzitter, en dank ook aan de Staatssecretaris voor de uitgebreide beantwoording. Ze benadrukte vaak de demissionaire status van het kabinet, maar ook natuurlijk het feit dat de Kamer missionair is. Ik denk dat het elan dat ik vandaag toch wel degelijk bij de Staatssecretaris heb gehoord, dat missionaire elan wat NSC betreft, op de dingen die voorliggen zeker van toepassing is, en dat we haar willen aanmoedigen om daar vooral mee door te gaan de volgende maanden.

Heel kort: ik ben blij met een aantal toezeggingen die zijn gedaan. Ik noem even de verplichting om onuitwisbare statiegeldmarkering mee te nemen in een aantal processen, maar ook om de Kamer voor de zomer te informeren over het Afvalfonds, over de gemeenten waar gesprekken gaande zijn onder leiding van een onafhankelijke gespreksleider, alsook over de brief over de labels in Europa om reparatie te bevorderen.

Er resteren bij mij nog twee punten. Volgens mij had ik een vraag gesteld in eerste termijn over het goede voorbeeld geven door het Rijk ten aanzien van de 400 miljoen mondkapjes en hergebruik. En tot slot de vraag naar aanleiding van het antwoord op het verbod op het vernietigen van onverkochte elektronica en dat EU-onderzoek dat nu wel in gang is gezet. Ik heb in mijn inbreng een verbinding gemaakt met het perverse effect van de inzamelplicht en die 65% e-waste. Ziet de Staatssecretaris ook dat effect, en kunnen we aan die kant misschien nog wat doen?

De voorzitter:

Dank u wel. Het lid Kostić namens de Partij voor de Dieren.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Ja, dank u wel, voorzitter. Dichter bij huis; daar kan ik me helemaal bij aansluiten, meneer Boutkan. Volgens mij doe je lokaal wat kan en regionaal en Europees wat moet. Bedrijven willen graag die kansen pakken, samen met de Kamer, die missionair is, en gelukkig zei de Staatssecretaris ook: het is inderdaad aan de Kamer; de Kamer is aan zet.

Dan wil ik dit nog vragen. Voor ons is het heel belangrijk dat we een stap maken in het ondersteunen van mensen bij het maken van groene keuzes en om hen te beschermen tegen misleiding. Nu weet ik dat de Europese wetenschappelijke raad, TNO, WRR, WKR en Rli en verschillende gedragswetenschappers aanbevelingen hebben gedaan over een samenhangend pakket van maatregelen, om die uit te kunnen voeren. En nu is mijn nederige verzoek om het PBL opdracht te geven wat de range van het effect is van zo'n samenhangend pakket van maatregelen om duurzaam gedrag niet te ontmoedigen, en om in dat pakket van maatregelen de aanbevelingen van de net genoemde instellingen mee te nemen. Dat is één.

Het tweede waar ik nog even op wil terugkomen, gaat over de btw. Het is wel heel opmerkelijk dat de Staatssecretaris zegt dat dit niet mag van Europa. Het zit zo. Dat klopt niet. Artikel 93 en verder van de Btw-richtlijn bepalen de bandbreedte waarbinnen lidstaten ruimte hebben om de tarieven te bepalen, en daar is voldoende ruimte om een nultarief in te voeren voor de kringloopwinkel. Dat gebeurt overigens ook al in heel veel andere Europese landen. Zo hoeven die organisaties in Oostenrijk vaak maar 10% btw te betalen, in Denemarken 7%, in België 6%, Italië 5%. En in Frankrijk en Finland hoeven ze helemaal geen btw te betalen, want daar weten ze die organisaties te waarderen. Dus ik verzoek de Staatssecretaris hier serieus naar te kijken, anders zullen wij natuurlijk proberen om de Kamer hierin mee te nemen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk even of een korte schorsing gewenst is. Nee, we kunnen gelijk door. Kijk eens aan, hartstikke mooi. Dan zijn we toe aan de tweede termijn van de zijde van het kabinet. Ik wil graag de Staatssecretaris het woord geven voor het beantwoorden van de vragen.

Staatssecretaris Heijnen:

Ja. Om even op dat laatste punt terug te komen: ik ga dat ook nakijken via mijn collega van Financiën, want ik heb andere signalen vanuit dat ministerie. Ik laat dat dan nog even weten. Het kan binnen een weekje of zo; ik zorg dat er dan even een kort briefje komt.

Meneer Bamenga baalde een beetje, en ik geloof zijn buurman de heer Gabriëls ook, over het gebrek aan tijd voor dit belangrijke onderwerp. Ik snap dat heel goed, want het is een ontzettend belangrijk onderwerp en het is de eerste keer dat we in de gelegenheid zijn om daar wat uitgebreider met elkaar over te spreken. En ik moet zeggen dat ikzelf heel erg blij ben geworden van het enthousiasme in de Kamer, en ook van de ruimte die ik krijg voor de dingen af en toe. Dat had de heer Van Dijk wel terecht opgemerkt, dat ik probeer wat voorzichtig te zijn omdat ik ook vind dat dat hoort bij mijn demissionaire status. Maar ik ben natuurlijk dolblij als ik ruimte krijg van de Kamer om met dingen aan de slag te gaan. Dus ik voel dat als een aansporing van deze commissie om de dingen die ik in gang zet ook aan de Kamer voor te leggen. Ik zal dan zelf niet in beslissende zin dingen voorleggen, maar wel dingen voorleggen aan de Kamer, zodat de Kamer daar meer richting in kan gaan geven de komende tijd. Dus daar ga ik gewoon mee door.

Daarnaast zou ik ook nog graag een keer het aanbod willen doen dat telkens staat. We hebben in ons departement ontzettend veel mensen zitten die heel veel kennis hebben op het gebied van die circulaire economie. Ik kan mij heel goed voorstellen, want we hebben met best wel veel nieuwe commissieleden te maken dit keer ... Ik vind dat de commissie al heel veel weet, maar het is best fijn om even een wat verdiepende sessie te hebben over waar we vandaan komen, waar we naartoe willen. Dus dat we gewoon eens een keer zo'n sessie organiseren, als daar behoefte aan is vanuit de Kamer. Ik zeg daar dan wel even bij dat dat ook echt een brede behoefte moet zijn. Maar we organiseren dat dan natuurlijk altijd graag. En het staat Kamerleden ook altijd vrij om daarnaar te kijken als er op een bepaald onderdeel behoefte is aan verdieping.

Dan wilde ik graag doorgaan naar de beantwoording. De heer Bamenga vroeg nog naar de veelheid aan labels en duurzaamheidsclaims. Het Green Claimsvoorstel gaat daar gewoon bij helpen. Hij vroeg wanneer ik de Kamer daarover informeer. Dat is voor de zomer.

Dan: hoe staat het met het verbod op de vernietiging van onverkochte goederen? Hij vond mij daar wat vaag in, maar volgens mij was ik daar wel duidelijk in. Wellicht was het antwoord wat overcompleet. De onderhandelingen over de ecodesignverordening zijn in december 2023 afgerond. In de finale tekst staat een verbod op de vernietiging van onverkochte en geretourneerde kleding en schoeisel. Ik ben trots dat we dat erin hebben gekregen, want Nederland heeft daar ook hard voor gevochten. En de Commissie heeft de opdracht gekregen om dat ook voor andere productgroepen te overwegen, waaronder dus ook de elektronica, wat ik eerder zei. Daarnaast loopt, zoals u wellicht weet, ook een juridisch onderzoek naar mogelijkheden voor een nationaal verbod. Ik zal de Kamer in april daarover informeren, ook om te laten weten wat de uitkomsten van dat onderzoek zijn. Dan ga ik ook uitgebreid in op het bereikte akkoord over de kaderverordening ecodesign en het vervolgproces.

Meneer Bamenga vroeg ook nog naar die vouchers. Ik heb aangegeven dat we dat meenemen in de bredere verkenning naar het stimuleren van reparatie en dat we vóór de zomer aangeven wat er allemaal speelt op dat vlak. Ik snap dat hij dat ziet als een heel belangrijke oplossing. Ik sluit dat ook niet uit, maar wat ik net zei: er zijn allerlei verschillende maatregelen en knoppen waaraan we kunnen draaien, maar we kunnen niet alles gaan doen, dus we moeten kijken wat het meest effectief is en waar de voorkeur van de Kamer ligt. Dit wordt dus meegenomen in het onderzoek dat voor de zomer komt.

De heer Gabriëls stelde niet echt vragen, maar ik waardeer wel enorm dat ook gezien wordt dat er veel werk al verzet is. Maar ik onderken ook dat er nog een heleboel te doen is. Dus laten we hopen dat we daar de komende tijd constructief met elkaar aan kunnen blijven werken. Of tenminste, laten we hopen ... Ik hoop dat ik daar toch nog een tijdje aan mag blijven werken met u – via de voorzitter.

Dan had meneer Boutkan nog gevraagd naar een oplossing voor die lachgascilinders. Het probleem is, wat ik net al zei: het is eigenlijk illegaal. Dat maakt het heel ingewikkeld om daarop te handhaven, maar we blijven werken aan het minimaliseren van de lachgascilinders. Dat doen we samen met de sector. Er zullen binnenkort gesprekken zijn. Ik hecht er ook aan om te zeggen dat dat niet alleen maar IenW is, maar ik zit ook met de collega van VWS en de collega van JenV daarover aan tafel, want we hebben allemaal een stukje van de verantwoordelijkheid om te kijken hoe we de sector verder kunnen helpen.

Meneer Boutkan vroeg ook nog of ik mijn collega ertoe kan oproepen dat de spullen die het COA weggooit, beter kunnen worden gebruikt. Tja, ik roep iedereen op om dat te doen. Want ik heb die containers ook gezien, en dan denk ik ook: waar zijn we nou mee bezig? We zijn met z'n allen echt aan het proberen om naar hergebruik toe te werken; dat is zo'n beetje het hoogste wat je kunt hebben op die R-ladder, en dan gooien we spullen die nog vrijwel nieuw zijn – of tenminste, zo zagen ze eruit ... Ze waren nieuw, volgens de heer Boutkan. Tja, die gooien we dan weg? Wat zijn we dan aan het doen? Ik ben met overheidsinstanties allemaal convenanten aan het tekenen, waarin die zich committeren aan duurzame en circulaire inkoop. Laten we dan zeggen dat we weggooien ook zo veel mogelijk tegen willen gaan en willen kijken waar spullen hergebruikt kunnen worden. Al waren ze naar de Kringloop gegaan, dan waren ze nog goed van pas gekomen voor mensen. Maar ik zal het zeker overbrengen.

Voorzitter, dan rond ik bijna af, want ik heb nog maar één vraag. Die is van de heer Van Dijk, over mondkapjes. Ik kom schriftelijk terug op wat we daaraan kunnen doen.

En dan ben ik erdoorheen, meneer de voorzitter. O, toch niet. Ik krijg er nog twee doorgeschoven.

Over de perverse prikkel bij e-waste. Die is natuurlijk bekend. We kijken daarnaar in het doorontwikkeltraject van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. We kijken ook altijd kritisch naar de doelstellingen, dus zeker ook naar deze.

Dan had het lid Kostić nog gevraagd om een appreciatie van het PBL-maatregelenpakket richting consumenten. Daar kom ik graag op terug. Ik zal het PBL vragen in hoeverre ze dat kunnen doen.

En het is toch nog geen 17.30 uur, dus het is misschien handig dat ik het volgende nog even tegen de commissie zeg. Met de vorige commissie heb ik vaker besproken dat wij er met circulaire economie vaak heel slecht uit komen in de rekenmodellen van de planbureaus. Dat is een grote frustratie. Dat was bijvoorbeeld ook zo bij het klimaatpakket dat we hadden. Minister Jetten en ik wilden daarbij heel graag middelen ter beschikking stellen voor de circulaire economie, maar dat was ontzettend lastig, omdat eigenlijk al onze rekenmodellen toch nog steeds ingericht zijn op dat lineaire systeem. Daar had het lid Kostić het eerder ook al over: waar geef je nou je geld aan uit? De planbureaus onderkennen dat ook en zijn aan het kijken hoe ze hun rekenmodellen daar op een betere manier op kunnen inrichten. Dat gaat ons enorm helpen richting de toekomst en om onze economie meer circulair te maken. Laten we daar dus heel erg scherp op blijven met elkaar. Wellicht is het ook goed om daar nog eens wat dieper op in te gaan met elkaar.

Dan ben ik er nu echt doorheen, meneer de voorzitter, wiens achternaam ik nooit meer zal vergeten!

De voorzitter:

Er zijn heel veel Van Dijken in de Kamer en een tweetal De Grooten, dus ik snap dat het verwarrend is. Dat is geen enkel probleem, hoor! Ik zag de heer Boutkan sowieso z'n vinger nog opsteken voor een interruptie, dus ik wil hem daar graag de gelegenheid voor geven.

De heer Boutkan (PVV):

Wij zijn blij dat er in ieder geval op een wat breder niveau gesproken gaat worden over de lachgascilinders, maar dat roept wel een vraag op. Kan de Kamer dan een terugkoppeling krijgen over de uitkomsten van dat gesprek? En binnen welke termijn kan dat gebeuren?

Staatssecretaris Heijnen:

Even ter geruststelling van de heer Boutkan: dat deden we al. We spraken dus al breder, zowel met de sector als met de verschillende departementen. Het enige wat af en toe wat frustrerend kan zijn, is dat je hoopt op een bepaalde uitkomst, die daar dan niet zomaar van nature uit volgt. Maar we spreken met elkaar. We blijven ook in gesprek. We blijven kijken waar we kunnen helpen, binnen de mogelijkheden. Ik zal de Kamer daar ook op zo kort mogelijke termijn over informeren. Ik weet niet wanneer we daar weer een update van kunnen geven. Ik kijk even naar mijn ondersteuning. Laten we zeggen: over een paar maanden. Het hangt namelijk ook een beetje af van wanneer we weer samen zitten voor er wat zinnigs te melden is. Ik zal de Kamer dus sowieso voor de zomer hierover informeren.

Mevrouw Veltman (VVD):

De Staatssecretaris heeft ...

De voorzitter:

Excuus. Ik hoor dat de toezegging wordt vastgesteld op het voorjaar. Ja? Oké. Mevrouw Veltman, gaat u verder.

Mevrouw Veltman (VVD):

Ik hoorde van de Staatssecretaris dat de scenariostudie naar de toekomst van bouwgrondstoffen zo spoedig mogelijk naar de Kamer komt. Dat is fijn, maar dat is een relatief begrip. Kunt u dat nader toelichten?

Staatssecretaris Heijnen:

Het is niet van onze afdeling, dus we moeten heel even een andere afdeling binnen het ministerie daarover raadplegen. Ik laat dus nog even schriftelijk weten wanneer die precies komt.

De voorzitter:

Dan kijk ik nog even één keer naar de leden om te kijken of ik iemand gemist heb. Dat is niet het geval. Dan dank ik de Staatssecretaris voor de beantwoording in de tweede termijn.

Dan gaan we over naar de administratie, om het zo maar te zeggen. We nemen de toezeggingen even met elkaar door.

Om te beginnen heeft het lid Bamenga van D66 een tweeminutendebat aangevraagd. En als het goed is, hebben we een achttal toezeggingen van de Staatssecretaris. Ik zal ze even voordragen. Dan kunnen we kijken of iedereen het herkent.

– Voor de zomer ontvangt de Kamer een update over de resultaten die zijn geboekt door de onafhankelijke bemiddelaar bij de gesprekken tussen het Afvalfonds Verpakkingen en de gemeenten. Dat is een toezegging aan de heer Olger van Dijk.

– Nummer twee. De Staatssecretaris zal voor de Kamer op een rij zetten hoe in nationaal verband het aantal reparaties kan worden vergroot, en de Kamer hier voor het zomerreces over informeren. Dat is ook een toezegging aan de heer Olger van Dijk.

– Nummer drie. Op korte termijn zal de hoofdlijnennotitie over de circulaire-economiewet met de Kamer worden gedeeld. Dat is een toezegging aan het lid Kostić. Ik zie geknik.

– Nummer vier. Binnen een week wordt de Kamer geïnformeerd over de vraag of een nultarief van de btw mogelijk is bij de verkoop van tweedehandsproducten. Dat is ook een toezegging aan het lid Kostić.

Staatssecretaris Heijnen:

Een week, zegt u, maar ik moet even checken of het Ministerie van Financiën net zo snel kan werken als wij. Ik ga dus kijken of ik het binnen een week geregeld krijg.

De voorzitter:

Binnen enkele weken, hoor ik.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Heel kort. Het is goed om dat nultarief te checken, maar check ook de bandbreedte, dus of het in ieder geval lager kan dan nu.

De voorzitter:

Ik hoor een ja. Dat zal in dit pakketje worden meegenomen.

– Voor de zomer wordt de Kamer geïnformeerd over de veelheid aan duurzaamheidslabels in het kader van de greenclaimsverordening. Dat is een toezegging aan het lid Bamenga.

– De Kamer wordt nog geïnformeerd over wat er wordt gedaan met de mondkapjes. Dat is een toezegging aan het lid Olger van Dijk.

Hier zit geen termijn aan verbonden. Het is nu een soort van open toezegging: het komt nog een keer.

Staatssecretaris Heijnen:

Voorjaar.

De voorzitter:

Ook in het voorjaar. Dat zullen we daaraan toevoegen. Dat was nummer zes. Dan gaan we naar nummer zeven.

– De Staatssecretaris zal het PBL vragen onderzoek te doen naar een maatregelenpakket, en de Kamer hierover informeren. Dat is een toezegging aan het lid Kostić.

Staatssecretaris Heijnen:

Wacht even. Kunt u die nog eens herhalen, want volgens mij stond die er iets scherper dan bedoeld.

De voorzitter:

We zullen het iets anders formuleren. Het gaat over de vraag wat zij daarin kunnen betekenen.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Ja, in het kader van gedragsverandering, en om mensen te helpen om duurzame keuzes te maken en te beschermen tegen misleiding. Daar zijn een aantal rapporten over gepubliceerd. Het zou kunnen helpen, juist in de aanloop naar de formatie en richting een nieuw kabinet, als die informatie alvast op tafel ligt.

De voorzitter:

Duidelijk. We zullen de formulering iets aanpassen, maar het is helder. Dan de laatste toezegging.

– De Kamer zal worden geïnformeerd over de uitkomsten van de gesprekken over de lachgascilinders. Dat is een toezegging aan de heer Boutkan. Dat doen we in het voorjaar.

Dan kijk ik even of dat alle toezeggingen zijn en of alle toezeggingen zijn genoteerd.

Mevrouw Veltman (VVD):

Waar ik net als allerlaatste naar vroeg, zou ik ook als een toezegging willen noteren, over de scenariostudie naar de toekomst van de bouwgrondstoffen. Er wordt nog even nagegaan wanneer die komt, maar in ieder geval zo spoedig mogelijk. Dan horen we nog wanneer.

De voorzitter:

Oké.

– De scenariostudie bouwgrondstoffen komt zo spoedig mogelijk naar de Kamer, voor de zomer. Dat is een toezegging aan het lid Veltman.

Dan hebben we alle toezeggingen gehad. Dan rest mij niets anders dan in ieder geval de mensen die hier vandaag aanwezig zijn geweest te danken voor hun geduld. Dat doe ik ook aan onze gast van vandaag en aan de ambtelijke ondersteuning van de Staatssecretaris. U heeft namelijk toch even moeten wachten. Daarna moest u toch ook redelijk snel door alle antwoorden heengaan, dus complimenten daarvoor en dank daarvoor, ook namens de commissie. Ik wil ook de leden danken voor vandaag. We hebben het een halfuurtje sneller moeten afronden. Ik snap dat als je veel wil bereiken in een debat, dat soms tot wat ongenoegen in het gevoel leidt, maar ik ben toch dankbaar voor hoe we dit met elkaar hebben kunnen doen. Bij dezen sluit ik dit commissiedebat. Hartelijk dank.

Sluiting 17.23 uur.