Verslag van een schriftelijk overleg over Stand van zaken aanpak alleenverdieners (Kamerstuk 26448-740)
Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2024D06357, datum: 2024-02-20, bijgewerkt: 2024-02-27 16:14, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-26448-746).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: L.W.E. (Léon) de Jong, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (PVV)
- Mede ondertekenaar: T.M. Meester-Schaap, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 26448 -746 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI).
Onderdeel van zaak 2024Z02780:
- Indiener: C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
- Medeindiener: C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2024-02-27 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-02-27 16:30: Procedures en brieven SZW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2024-04-02 16:30: Uitvoering sociale zekerheid (Commissiedebat), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2024-04-04 12:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
26 448 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)
Nr. 746 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 20 februari 2024
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Ministers voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brief van 18 december 2023 over de stand van zaken aanpak alleenverdieners (Kamerstuk 26 448, nr. 740)
De vragen en opmerkingen zijn op 6 februari 2024 aan de Ministers voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorgelegd. Bij brief van 20 februari 2024 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie,
L. de Jong
De adjunct-griffier van de commissie,
Meester-Schaap
Vragen en opmerking vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben de brief van de Ministers en Staatssecretarissen met interesse gelezen. Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lazen in een eerdere brief dat het kabinet «grote urgentie» voelt om de betreffende problematiek op te lossen.1 Is dat nog steeds zo? En hoe blijkt dit uit de prioritering van het kabinet en de geschetste tijdlijn?
In reactie op de vraag van de GroenLinks-PvdA-fractie bevestigen wij dat wij onverminderd grote urgentie voelen om de alleenverdienersproblematiek voor de betreffende huishoudens op te lossen. Het is zeer ongewenst dat door de samenloop van fiscaliteit, toeslagen en sociale zekerheid huishoudens een besteedbaar inkomen hebben dat onder het niveau voor een bijstandspaar ligt. Wij werken met de VNG, Divosa, Belastingdienst, dienst Toeslagen en UWV parallel aan een aanpak om huishoudens nu te ondersteunen inclusief uitvoering van de motie Warmerdam c.s.2, een fundamentele oplossing te bieden vanaf 2028 en een overbruggingsregeling tot dat moment. Hiertoe zijn een wijziging van de Participatiewet en fiscaliteit in voorbereiding. We verwachten de noodzakelijke wijziging van de Participatiewet direct na het zomerreces bij uw Kamer te kunnen indienen. Voor de fundamentele oplossing via de fiscaliteit wordt in april een uitvoeringstoets bij de Belastingdienst aangevraagd, waarna het wetsvoorstel in september bij uw Kamer wordt ingediend. De aanpak met deze drie sporen laat zien dat we huishoudens nu ondersteunen én fundamenteel de problematiek oplossen. Dat bevestigt in onze ogen de urgentie bij het kabinet.
Deze leden merken op dat de tijdelijke overbruggingsregeling nog even op zich laat wachten. Zij vragen het kabinet om toe te lichten waarom een wijziging van de Participatiewet nodig is voor deze regeling, en of een andere vormgeving, zonder benodigde wetswijziging, ook mogelijk was. Zou een dergelijke regeling sneller uitvoerbaar zijn?
Een wetswijziging is van belang omdat daarmee het ambtshalve toekennen van een vast bedrag mogelijk wordt gemaakt. Gemeenten mogen nu alleen werken op aanvraag en moeten het gemis aan toeslagen precies per huishouden berekenen. Dit leidt tot hoge administratieve last bij gemeenten en inwoners. Door ambtshalve toekenning van een vast bedrag mogelijk te maken, kunnen gemeenten zonder aanvraag direct overgaan tot uitkeren.
Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie of de invoering van de «fundamentele oplossing» op schema loopt. Hoe groot is de kans dat invoering hiervan alsnog vertraging oploopt?
De uitwerking van de fundamentele oplossing loopt op schema. De Belastingdienst wordt in april gevraagd een uitvoeringstoets uit te voeren en de voorgestelde wetswijziging wordt vervolgens in september bij uw Kamer ingediend, met een beoogde invoeringsdatum van 1 januari 2028. De uitvoeringstoets moet uitwijzen of de beoogde invoering per 2028 daadwerkelijk mogelijk is.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de handreiking voor gemeenten. Deze leden vragen of er voor huishoudens die vermoeden dat zij tot de doelgroep behoren ook een mogelijkheid is om zich te melden bij de gemeenten. Deze leden zien graag in de voortgangsbrief of iedereen die tot de doelgroep behoort in beeld is, en of er aanvullende manieren nodig worden geacht om de doelgroep te bereiken.
Huishoudens die vermoeden dat zij tot de doelgroep behoren kunnen zich melden bij hun gemeente voor compensatie. Gemeenten kunnen nu al huishoudens die geraakt worden door de problematiek en zich melden, ondersteunen via de individuele bijzondere bijstand. Dit volgt uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB).
De motie Warmerdam c.s. roept het kabinet op om zich samen met gemeenten en sociaal raadslieden maximaal in te zetten om huishoudens actief te benaderen, door deze groep een brief te sturen waarbij ze geattendeerd worden op hun mogelijke recht op individuele bijzondere bijstand. Dit geldt voor huishoudens die de gemeente al in beeld heeft, omdat ze reeds aanvullende bijstand ontvangen. In de handreiking alleenverdienersproblematiek voor gemeenten worden hiertoe concrete suggesties gedaan. Aan de VNG en UWV is een uitvoeringstoets gevraagd om te bezien hoe dit praktisch ingevuld kan worden.
Tot slot wordt er gewerkt aan een lijst van alleenverdieners voor de uitvoering van de tijdelijke regeling en de motie Warmerdam. De door de leden genoemde voortgangsbrief volgt in mei. Dan wordt verder ingegaan op de stand van zaken op dat moment.
De leden van de VVD-fractie vragen ten aanzien van de fundamentele oplossing, welke in de fiscaliteit gevonden zou moeten worden, of het kabinet het met hen eens is dat naast doenbaarheid en uitvoerbaarheid eveneens de arbeidsparticipatie van met name vrouwen een relevant aandachtspunt is, zoals ook eerder in brieven ten aanzien van dit onderwerp is vermeld. Deelt het kabinet eveneens de opvatting dat deze fiscale oplossing zo gericht mogelijk moet zijn op de groep die geraakt wordt door de problematiek, om op deze manier onbedoelde en onwenselijke neveneffecten als gevolg van de structurele, fiscale oplossing te voorkomen?
Bij de uitwerking van de fundamentele oplossing zijn verschillende aspecten van belang. Naast doenbaarheid voor burgers en uitvoerbaarheid weegt het kabinet ook beleidsmatige aspecten, zoals het effect op de arbeidsparticipatie, en budgettaire effecten mee. Het uitgangspunt is om de oplossing zo veel mogelijk te richten op de betreffende huishoudens.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de stand van zaken met betrekking tot de oplossingsrichtingen voor de groep alleenverdienende huishoudens die een lager besteedbaar inkomen heeft dan een vergelijkbaar huishouden in de bijstand. Deze leden geven hierbij aan dat zij de oproep van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) om een lijst van gedupeerden te verkrijgen van harte ondersteunen. Op deze manier kunnen gemeenten proactief en gericht potentieel gedupeerden aanschrijven. Deze leden vragen het kabinet dan ook om hier snel werk van te maken en merken hierbij op dat de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) nooit bedoeld is om burgers niet te informeren over hun rechten.
Voor zover alleenverdienershuishoudens al bij gemeenten bekend zijn omdat zij reeds aanvullende bijstand ontvangen, kunnen gemeenten deze huishoudens nu al uit hun gemeentelijke systeem selecteren en hen gericht en proactief aanschrijven. De lijst met huishoudens is hierop een aanvulling. Het kabinet is doordrongen van het belang van het snel samenstellen van deze lijst. Hieraan wordt momenteel samen met de Belastingdienst, VNG, dienst Toeslagen, UWV en het Inlichtingenbureau gewerkt. Dit vergt tijd, zowel door technische uitdagingen als door de noodzaak van een correcte behandeling van alle gegevens van de betreffende huishoudens.
Voorts steunen de leden van de NSC-fractie het verzoek van de VNG om de uitvoering te vereenvoudigen door het uitkeren van een forfaitair bedrag in plaats van de intensieve individuele berekening die nu gemaakt moet worden voor het verstrekken van bijzondere bijstand. Deze leden vragen het kabinet dan ook om dit verzoek met spoed te honoreren. Is het kabinet hiertoe bereid?
Toekenning van individuele bijzondere bijstand gebeurt op basis van een individuele beoordeling van het huishouden door de gemeente. Het verstrekte bedrag moet gelijk zijn aan het bedrag aan gemiste toeslagen als gevolg van de problematiek. Dit is noodzakelijk om een onbelaste compensatie te bieden die daardoor niet meetelt in het toetsingsinkomen voor de toeslagen en niet tot verdere toeslagderving leidt. Omdat dit veel kennis en capaciteit van gemeenten vergt, heeft het kabinet afgelopen Prinsjesdag aangekondigd met een tijdelijke regeling te zullen komen op basis van een vast bedrag. Op dit moment werken we aan een wijziging van de Participatiewet voor de tijdelijke regeling, zodat gemeenten categoriale bijzondere bijstand (en dus een vaste tegemoetkoming) kunnen verlenen. Dit is in lijn met het verzoek van de VNG om te komen tot een eenvoudig uitvoerbare regeling.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van onderhavige brief.
De leden van de D66-fractie sporen de Minister aan om snelheid te maken met de oplossing van de alleenverdienersproblematiek. Deze leden vragen over de voortgang van de data protection impact assessment van de lijsten om uitvoering te geven aan de motie Warmerdam c.s.3 Ook vragen zij naar de voortgang van de nadere analyse naar de beste manier om de groep huishoudens in beeld te krijgen.
Een Data Protection Impact Assessment (DPIA) is gestart voor een correcte behandeling van alle gegevens van de betreffende huishoudens. Onderdeel van de DPIA is een juridische analyse. De DPIA wordt uitgevoerd door SZW, in samenspraak met de Belastingdienst, UWV, VNG, Inlichtingenbureau en dienst Toeslagen. Voor het samenstellen van de lijst worden gegevens van Belastingdienst, dienst Toeslagen en UWV gecombineerd. De verwachting is nu dat een geverifieerde lijst voor het zomerreces, mogelijk eind mei, opgeleverd kan worden. We hebben eerder de verwachting uitgesproken dat deze acties in het eerste kwartaal van 2024 afgerond worden. Dit blijkt niet haalbaar, door de complexiteit van de data die geanalyseerd moet worden, de juridische complexiteit en de vele onderlinge afhankelijkheden.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister nader in te gaan op de afweging tussen de overgangsregeling in 2024–2027 en de fundamentele oplossing in 2028. Deze leden vragen de Minister hierbij in te gaan op de gevolgen voor de huishoudens (over-/onderbetaling door forfaitaire aanpak), budgettaire gevolgen en gevolgen voor de informatievoorzieningscapaciteit (IV-capaciteit) van de Belastingdienst.
Omdat voor de invoering van de fundamentele oplossing een beroep wordt gedaan op de reeds overbevraagde IV-capaciteit van de Belastingdienst bleek deze oplossing niet op korte termijn maakbaar. Het kabinet vindt het echter belangrijk om toch op korte termijn een oplossing te bieden voor de betreffende huishoudens die minder belastend is in de uitvoering dan individuele bijzondere bijstand. Daarom heeft het kabinet met gemeenten en de betrokken uitvoerders de mogelijkheid onderzocht om met een overbruggingsregeling de betreffende huishoudens tijdelijk tegemoet te komen. Een tijdelijke regeling bleek niet op korte termijn uitvoerbaar voor UWV of dienst Toeslagen. Daarop heeft de VNG aangegeven dat gemeenten uitvoering kunnen geven aan een tijdelijke oplossing mits aan een aantal randvoorwaarden wordt voldaan. Ook dient een uitvoeringstoets door de VNG een positief beeld te geven van de uitvoerbaarheid. Het kabinet heeft in de Kamerbrief van 19 september 2023 (Kamerstuk 26 448, nr. 728) toegezegd aan deze randvoorwaarden te zullen voldoen. In deze brief meldt het kabinet ook dat het op basis van een eerste inschatting € 282 miljoen (cumulatief) reserveert voor beide oplossingen. De budgettaire gevolgen en de gevolgen voor de IV-capaciteit van de Belastingdienst van de fundamentele oplossing zullen nader worden toegelicht in de toelichting bij het wetsvoorstel.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen en van de Staatssecretarissen van Financiën van 18 december 2023. Deze leden hebben enkele vragen naar aanleiding van de brief.
De leden van de BBB-fractie constateren dat de brief ingaat op de tijdelijke overbruggingswetgeving die wordt getroffen om huishoudens in de doelgroep te compenseren via een gemeentelijke regeling. In hoeverre kan een gemeentelijke regeling volgens de bewindspersonen uniform en toereikend zijn, gezien het feit dat gemeenten nu via de gemeentelijke bijstand al zeer veel variatie hebben in de uitvoering?
Gemeenten hebben beleidsvrijheid bij de vormgeving en uitvoering van de bijzondere bijstand. In opdracht van het Ministerie van SZW is een Handreiking over de alleenverdienersproblematiek voor gemeenten opgesteld. Deze handreiking biedt handvatten voor beleidskeuzes en een stappenplan. Met als doel een meer uniforme aanpak te bevorderen. In de bijlage bij de handreiking zijn modelteksten voor websites en brieven opgenomen. In de tijdelijke overbruggingsregeling bevorderen we uniformiteit door een vast bedrag per huishouden te verstrekken.
Kan de Minister al iets meer uitleggen over hoe het forfaitaire bedrag wordt vastgesteld? Betreft dit een eenvoudige aanvulling tot aan het sociaal minimum per huishouden of gaat het om een complexere werking?
Met de tijdelijke overbruggingsregeling waaraan we nu werken, ontvangen alle huishoudens dezelfde tegemoetkoming. Dit is een vast bedrag. Het bedrag sluit daarom niet volledig aan bij het bedrag aan toeslagen dat deze huishoudens mislopen. De berekening van het precieze gemis aan toeslagen is echter zeer complex. Een regeling op basis van het individueel misgelopen bedrag zou de regeling onuitvoerbaar maken. Daarom is voor een vast bedrag gekozen. De hoogte van dit bedrag moet nog bepaald worden.
Overweegt het kabinet een systeem van voorschot en vaststelling naderhand? Zou het dus mogelijk zijn dat er in de toekomst terugbetaald dient te worden door huishoudens indien er teveel is uitgekeerd?
Nee. Voor de tijdelijke regeling is het uitgangspunt dat er geen sprake is van verrekenen en/of mogelijke terugvorderingen.
Ook vragen de leden van de BBB-fractie of de gemeentelijke uitvoering niet teveel wordt belast en wordt uitgebreid met deze voorstellen. Gemeenten bieden al gerichte ondersteuning, daar komt nu een instrument bij.
Wij delen in algemene zin de constatering van de leden van de BBB-fractie. Er wordt op verschillende fronten veel van de gemeentelijke uitvoering gevraagd. Echter, met de voorgenomen wijziging van de Participatiewet, wordt juist een tussenoplossing beoogd die voor gemeenten en huishoudens minder belastend is dan het huidige handelingsperspectief (individuele bijzondere bijstand). Doordat gemeenten na de wetswijziging zoveel mogelijk huishoudens ambtshalve een vaste tegemoetkoming kunnen verstrekken.
De leden van de BBB-fractie vragen wat de administratieve last is voor gemeenten. Hoeveel fte zal de gemeente Amsterdam, waar deze problematiek ook heerst, naar schatting moeten inzetten voor deze regeling?
Zoals eerder benoemd, hebben gemeenten beleidsvrijheid bij de vormgeving en uitvoering van de bijzondere bijstand. Gemeente Amsterdam heeft aan 250 huishoudens met een aanvullende bijstandsuitkering ambtshalve (dus zonder aanvraag) een vast bedrag verstrekt zonder individuele beoordeling. Dit brengt een relatief beperkte uitvoeringslast met zich mee. Voor de beantwoording van deze vraag is de uitvoering van gemeente Amsterdam geen representatieve weergave van de uitvoering bij andere (grote) gemeenten.
Voor beantwoording van de vraag is daarom gekeken naar de uitvoering bij de gemeente Rotterdam. De gemeente Rotterdam heeft huishoudens met een aanvullende bijstand gefaseerd aangeschreven over hun mogelijke recht op individuele bijzondere bijstand.
• In eerste instantie zijn huishoudens met een aanvullende bijstand tot 400 euro benaderd. Dit betrof 97 huishoudens, waarvan er op dit moment in 57 gevallen bijzondere bijstand is toegekend. In 17 gevallen loopt de beoordeling nog. In de overige dossiers is geen aanvraag ingediend of bleek geen recht op bijzondere bijstand te bestaan.
• Op dit moment wordt onderzocht of ook huishoudens met een aanvullende bijstand tussen 400–600 euro aangeschreven gaan worden.
• Daarnaast kunnen huishoudens via de website zelf een aanvraag doen.
Per huishouden is vervolgens individueel berekend wat de hoogte van de gemiste huur- en zorgtoeslag is en een advies gegeven over het compensatiebedrag. Per huishouden is de tijdsinzet gemiddeld circa 3.5 uur. Bij de uitvoering zijn vooral sociaal raadslieden en inkomensconsulenten van de gemeente betrokken.
In de periode van 1 juli 2023 tot en met 31 december 2023 kwam de ureninzet neer op afgerond 350 uur. Dit is exclusief de mogelijke inzet op de doelgroep met een aanvullende bijstand tussen de 400 en 600 euro. Naast personele inzet bij de uitvoering heeft de gemeente ook opstartkosten gemaakt en een projectplan ontwikkeld waarbij beleid- en stafmedewerkers betrokken zijn.
Hoelang zal het compenseren van deze groep naar schatting duren?
Dat valt niet precies te zeggen, maar er is ons alles aan gelegen dat dit zo snel mogelijk is. Om dit mogelijk te maken werken we aan een wetswijziging van de Participatiewet. Zodra het wetgevingsproces is voltooid, zullen gemeenten zich inspannen om deze huishoudens zo snel mogelijk tegemoet te komen. Tot dat moment kunnen huishoudens ondersteuning vragen op grond van de individuele bijzondere bijstand. Deze huishoudens krijgen dus tot dat moment al iedere maand een bedrag op hun rekening. We spannen ons in om gemeenten in staat te stellen om zoveel mogelijk huishoudens proactief te benaderen, zodat deze huishoudens weten dat, hoe en waar ze geholpen kunnen worden.
Gaat de Minister voorkomen dat dit extra ondersteuningsinstrument in de toekomst verder wordt uitgebreid?
Verdere toekomstige uitbreiding van dit instrument is niet aan de orde omdat de overbruggingsregeling een tijdelijk karakter heeft en van kracht zal zijn tot 2028.
Is de Minister van mening dat forfaitaire uitkeringen in de basis ongewenst zijn en alleen bij uitzondering gebruikt dienen te worden aangezien de bron van de ellende voortkomt uit het fiscale stelsel, en de problematiek idealiter integraal benaderd zou moeten worden?
De tijdelijke regeling met vaste tegemoetkoming is bedoeld ter overbrugging totdat de fundamentele oplossing via de fiscaliteit vanaf 2028 is gerealiseerd. De fundamentele oplossing via de fiscaliteit wordt de komende maanden uitgewerkt.
Hoe voorkomt de Minister dat de forfaitaire tijdelijke regeling als permanente oplossing wordt gezien door gemeenten en dat de langetermijnoplossing in 2028 uit beeld raakt?
Bij de afspraken over de tijdelijke regeling met de VNG heeft het kabinet toegezegd te zullen voldoen aan de gestelde randvoorwaarden om te komen tot een uitvoerbare tijdelijke regeling. Onderdeel daarvan is dat het kabinet per 2028 een fundamentele oplossing invoert. Daartoe zal de voorgestelde wetswijziging voor de fundamentele oplossing in september worden ingediend bij uw Kamer.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie waarderen het uitvoeren van de motie van D66, ChristenUnie, VVD en CDA4 waarin de regering wordt verzocht om zich maximaal in te spannen om de circa tienduizend huishoudens die nu door een onbedoelde samenloop van fiscaliteit, toeslagen en sociale zekerheid onder het bestaansminimum terecht zijn gekomen proactief te benaderen.
Tegelijk maken de leden van de CDA-fractie zich zorgen over het tempo dat gemaakt wordt met de structurele oplossing. Zorgvuldige wetgeving en uitvoering vraagt tijd. Tegelijk weten deze leden dat een groot aantal mensen moeite heeft met het vinden van hun weg naar bijvoorbeeld een gemeente om hulp te vragen, waardoor er een groot risico is dat een deel van deze tienduizend huishoudens onder de radar blijft en zij dus ondersteuning die zij wel nodig hebben, mislopen.
Om op grote schaal uitvoering te kunnen geven aan de proactieve benadering van huishoudens waartoe de eerdergenoemde motie oproept, is aan VNG en Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) gevraagd een uitvoeringstoets te doen. De uitvoeringstoets van het UWV is volgens de brief van het kabinet rond de jaarwisseling gereed. Kan de Minister de uitkomsten van deze uitvoeringstoets en die van de VNG die in februari 2024 gereed is aan de Kamer doen toekomen?
Wij zijn nog in afwachting van de uitvoeringstoets van de VNG. De uitvoeringstoets van UWV en die van de VNG over de mogelijkheden tot proactieve benadering van huishoudens willen wij in samenhang bezien. Naar verwachting volgt de uitvoeringstoets van de VNG begin maart. Zodra wij ook de uitvoeringstoets van de VNG ontvangen, zullen wij de uitvoeringstoetsen met uw Kamer delen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat met de VNG is afgesproken dat via de gemeentelijke netwerken geïnventariseerd wordt in hoeverre huishoudens bereikt worden met deze aanpak en waar gemeenten tegenaan lopen. Het kabinet geeft aan in de volgende voortgangsbrief te informeren over de uitkomsten. Wanneer kan de Kamer de volgende voortgangsbrief verwachten?
De volgende voortgangsbrief is voorzien in mei.
De leden van de CDA-fractie hebben vernomen dat de VNG voor het langdurig ondersteunen van gedupeerden enkele randvoorwaarden heeft opgesteld, zoals het verkrijgen van een lijst van gedupeerden, zodat gemeenten proactief en gericht potentieel gedupeerden kunnen aanschrijven en oproepen. Ook geeft de VNG aan dat de uitvoering vereenvoudigd moet worden door het uitkeren van een forfaitair bedrag in plaats van de intensieve individuele berekening die nu gemaakt moet worden voor het verstrekken van bijzondere bijstand. Doordat pas in de loop van 2024 aan beide voorwaarden kan worden voldaan, gaan gemeenten op dit moment wisselend om met de eenverdieners. Per gemeente kan dit verschillen tussen het actief oproepen vanuit hun eigen bestand tot enkel gedupeerden helpen die zichzelf melden. Herkent het kabinet het signaal van de VNG dat de huidige werkwijze veel tijd, capaciteit en specialistische kennis vraagt van de uitvoering en dat niet elke gemeente in staat is om gedupeerden proactief te benaderen en te helpen?
Ja, dat beeld wordt herkend. De VNG heeft onder een aantal gemeenten uitgevraagd of gemeenten actief op zoek zijn naar de groep met aanvullende bijstand, of ze de betreffende huishoudens actief benaderen en wat de aantallen zijn. Tot op heden heeft de VNG van 13 gemeenten reacties ontvangen. Deze gemeenten hebben bij elkaar ongeveer 700 huishoudens in beeld. Omdat niet bekend is hoe de stand van zaken is bij de andere gemeenten die nog niet hebben gereageerd op de uitvraag van de VNG is dit aantal te beperkt om nu conclusies aan te verbinden. De VNG blijft gemeenten benaderen om zicht te krijgen op het aantal huishoudens dat wordt ondersteund. In het meest recente SZW Gemeentenieuws worden enkele mogelijkheden hiertoe uitgelicht. Publicatie van het SZW Gemeentenieuws heeft eerder deze maand plaats gevonden. De verwachting is dat als gevolg hiervan meer gemeenten huishoudens actief zullen gaan benaderen. Ook de eerder gepubliceerde handreiking ondersteunt hen hierbij.
Daarnaast hebben de gemeenten geen zicht op gedupeerden die geen aanvullende bijstandsuitkering ontvangen. Op dit moment is het dus niet mogelijk om alle gedupeerden te ondersteunen. Kan het kabinet er zo spoedig mogelijk voor zorgen dat gemeenten een lijst met gedupeerden ontvangen, zodat gemeenten proactief en gericht potentieel gedupeerden kunnen aanschrijven en oproepen?
Het kabinet is doordrongen van het belang van het snel samenstellen van deze lijst. Het is echter een complex traject, zowel door technische uitdagingen vanwege het gebruik van gegevens van verschillende uitvoerders als door de noodzaak van een correcte behandeling van alle gegevens van de betreffende huishoudens. Naar verwachting is de lijst van huishoudens voor het zomerreces, mogelijk eind mei, gereed.
Is de Minister bereid de uitvoering door het uitkeren van een forfaitair bedrag te vereenvoudigen in plaats van de intensieve individuele berekening die nu gemaakt moet worden voor het verstrekken van bijzondere bijstand?
Het kabinet heeft afgelopen Prinsjesdag aangekondigd met een tijdelijke regeling te zullen komen op basis van een vast bedrag. Deze regeling komt in de plaats van de huidige werkwijze met arbeidsintensieve individuele berekening. Op dit moment werken we aan een wijziging van de Participatiewet voor deze tijdelijke regeling.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief. Dit leidt bij deze leden tot een aantal vragen en opmerkingen. Zij vinden het belangrijk dat er zo spoedig mogelijk een werkbare oplossing gevonden wordt voor deze groep alleenverdieners. Daarnaast dringen zij aan op een structurele oplossing voor de groeiende, onrechtvaardige kloof tussen een- en tweeverdieners, wat dergelijke problemen in de toekomst voorkomt.
Huidig handelingsperspectief en uitvoering motie Warmerdam
De leden van de SGP-fractie vragen allereerst om een update van de stand van zaken ten aanzien van de aanpak van deze problematiek voor alleenverdieners.
VNG en UWV werken aan een uitvoeringstoets. De leden van de SGP-fractie vinden dat zodra deze uitvoeringstoetsen gereed zijn, deze ook met de Kamer gedeeld moeten worden. Kan de Minister dat toezeggen?
In lijn met het antwoord op een vergelijkbare vraag van de leden van de CDA-fractie, zullen wij de uitvoeringstoetsen van UWV en de VNG in maart met de Kamer delen, zodra wij de uitvoeringstoets van de VNG hebben ontvangen.
Fundamentele oplossing per 2028
De leden van de SGP-fractie zien de alleenverdienersproblematiek als een uitvloeisel van een onrechtvaardig belastingstelsel, waarbij arbeidsparticipatie de heilige graal is en mensen die niet (kunnen) werken de rekening krijgen gepresenteerd via het belastingstelsel. Daardoor worden mensen met een uitkering veel zwaarder belast dan mensen zonder uitkering; ook alleenverdieners hebben een zwaardere belasting dan een huishouden waarbij beide partners werken, tot 9,9 keer meer. Deze leden vinden dan ook dat een fundamentele herziening van het belastingstelsel meer dan noodzakelijk is. Er wordt nu gewerkt aan een fundamentele oplossing via de fiscaliteit, lezen de leden. Waar moeten zij dan aan denken? Welke uitgangspunten worden gehanteerd bij deze fundamentele, fiscale oplossing?
In hoeverre worden daarbij ook mogelijkheden betrokken om de hardvochtige effecten van de arbeidsprikkels in de fiscaliteit te beperken, en de kloof tussen een- en tweeverdieners te dichten?
Voor de fundamentele oplossing in de fiscaliteit wordt een gerichte herinvoering van de uitbetaling van de algemene heffingskorting voor de betreffende doelgroep uitgewerkt. Ook wordt gekeken naar oplossingsrichtingen die materieel een vergelijkbaar effect hebben maar een andere technische vormgeving. Uitgangspunten zijn onder andere dat de oplossing zo weinig mogelijk vraagt van het doenvermogen van burgers en uitvoerbaar is. Hierbij zijn de impact op de informatievoorzieningscapaciteit van de Belastingdienst en de structurele gevolgen voor de uitvoering van belang. Daarnaast is er aandacht voor de beleidsmatige effecten en budgettaire effecten. Zoals gezegd is het doel van de maatregel het compenseren van een specifieke groep, namelijk alleenverdienende huishoudens met een lager besteedbaar inkomen dan een paar in de bijstand. Fundamentele keuzes over arbeidsprikkels en inkomensondersteuning in het fiscale stelsel en de positie daarin van een- en tweeverdieners zijn gelet op de demissionaire status van het kabinet aan een volgend kabinet.