Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad van 26 februari 2024 (eerste deel) (Kamerstuk 21501-32-1617)
Landbouw- en Visserijraad
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2024D06494, datum: 2024-02-22, bijgewerkt: 2024-02-27 11:28, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-32-1620).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: D.J.G. Graus, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (PVV)
- Mede ondertekenaar: A. Holtjer, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 32-1620 Landbouw- en Visserijraad.
Onderdeel van zaak 2024Z02842:
- Indiener: P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2024-02-27 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-02-28 11:15: Procedurevergadering commissie LNV (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2024-02-28 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-03-14 11:10: Tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad van 26 februari 2024 (eerste deel) (21501-32-1620) (Plenair debat (tweeminutendebat)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1620 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 22 februari 2024
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van 14 februari 2024 over de geannoteerde Agenda Landbouw- en Visserijraad van 26 februari 2024 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1617).
De vragen en opmerkingen zijn op 19 februari 2024 aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 22 februari 2024 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie,
Graus
Adjunct-griffier van de commissie,
Holtjer
VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES EN REACTIE VAN DE BEWINDSPERSOON
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de onderliggende stukken. Naar aanleiding hiervan hebben deze leden nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de PVV-fractie constateren dat de voorzitter van de Europese Commissie (EC) heeft aangegeven mogelijkheden te onderzoeken om de administratieve lasten van de boeren te verminderen. Deze leden kijken uit naar de analyse en zou willen verzoeken de urgentie te benadrukken.
De leden van de PVV-fractie zouden daarnaast willen aangeven dat een verzoek tot maatwerk met betrekking tot de positie van de boeren en vissers per lidstaat wenselijk is. Dit vanwege de grote verschillen per lidstaat.
De leden van de PVV-fractie ondersteunen de vraag met betrekking tot de wenselijkheid van een juridische beoordeling van de maatregelen van het Verenigd Koninkrijk (VK) ten opzichte van de bepalingen in de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst.
De leden van de PVV-fractie verzoeken de Minister zich te blijven inzetten in de onderhandelingen over de quota voor de visserijsector.
Antwoord
Tijdens de aankomende Raad zal ik wederom de urgentie benadrukken om de administratieve lasten voor de boeren en vissers te verminderen. Daarnaast zal ik, zoals ik ook heb gedaan tijdens de Raad van 23 januari jl., ervoor pleiten om in toekomstig landbouwbeleid meer rekening te houden met nationale omstandigheden, zoals hoge bevolkingsdichtheid in combinatie met een hoge gebruiksdruk op beperkte beschikbaarheid van land. Niet door uitzonderingen, maar door meer flexibiliteit voor lidstaten in het bereiken van doelstellingen, bijvoorbeeld door doelsturing. Ik dank de leden van de fractie van de PVV voor hun steun met betrekking tot de vraag over de wenselijkheid van een juridische beoordeling van de maatregelen van het Verenigd Koninkrijk (VK) ten opzichte van de bepalingen in de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst.
Voor wat betreft de inzet in de onderhandelingen over de quota voor de visserijsector kan ik u aangeven dat in het najaar weer de jaarlijkse onderhandelingen over de voor de Nederland belangrijkste vangstmogelijkheden (Total Allowable Catches, TAC’s) plaatsvinden. Hier wordt gewerkt aan het bereiken van politieke akkoorden met derde landen en binnen de EU over de vangstmogelijkheden voor de Middellandse Zee, de Zwarte Zee, de Oostzee, de Noordzee en de Atlantische Oceaan. De Europese Commissie voert namens de EU-lidstaten bilaterale onderhandelingen met het VK en met Noorwegen, en trilaterale onderhandelingen met het VK en Noorwegen. Zoals eerder aan de Kamer gecommuniceerd (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1554, Kamerstuk 21 501-32, nr. 1585, Kamerstuk 21 501-32, nr. 1574, Kamerstuk 21 501-32, nr. 1597 en Kamerstuk 21 501-32, nr. 1601) zet ik mij, net als in voorgaande jaren, in de onderhandelingen ervoor in dat de vangstmogelijkheden vastgesteld worden op het niveau dat overeenkomt met de doelstellingen van het Gemeenschappelijk Visserij Beleid (GVB). Hiertoe valt onder meer dat wordt beoogd dat bestanden op het niveau van maximale duurzame opbrengst (Maximum Sustainable Yield, MSY) kunnen worden bevist. Ten aanzien van gegevensarme bestanden vind ik dat per situatie bekeken moet worden wat passend is. Hierbij moet rekening worden gehouden met de best beschikbare wetenschappelijke informatie en mogelijke trends die daaruit voortkomen.
Voor het creëren van concurrerende economische omstandigheden zet ik mij in voor een gelijkspeelveld tussen de verschillende lidstaten. Verder vind ik het belangrijk dat er aandacht is voor de mogelijke sociaaleconomische gevolgen. De verschillende pijlers van het GVB, te weten de ecologische, sociale en economische duurzaamheid dienen in evenwicht te zijn.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de onderliggende stukken. Naar aanleiding hiervan hebben deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
I. Geannoteerde Agenda Landbouw- en Visserijraad 26 februari 2024
Het stemt de leden van de VVD-fractie positief dat de EC via een strategische dialoog mogelijkheden onderzoekt om de administratieve lasten van boeren te verminderen en toezegt een «grondige analyse» uit te voeren. Deze leden vragen zich af hoe de betrokkenheid van de Raad hierbij moet worden gezien. Hoofdzakelijk omdat deze leden hebben begrepen dat het Directoraat-generaal voor Landbouw en Plattelandsontwikkeling (DG AGRI) hierbij niet is betrokken, er geen namenlijsten bekend zijn van partijen met wie wordt gesproken en onduidelijk is hoe verantwoording door de EC wordt gewaarborgd. Herkent het kabinet dit beeld? Is de Minister bereid om de EC tijdens de Raad om verduidelijking van het proces rondom de strategische dialoog te verzoeken?
Antwoord
Tijdens de Raad van 23 januari jl. hebben de lidstaten, op initiatief van het Belgisch Voorzitterschap, de mogelijkheid gehad inbreng te leveren voor de dialoog georganiseerd door de voorzitter van de Europese Commissie (Commissie) Von der Leyen. De Raad of de lidstaten zijn dus geen deelnemer aan de dialoog. Het is onduidelijk op welke manier DG AGRI betrokken is, hoe de lidstaten verder bij dit proces betrokken zullen worden en hoe de verdere verantwoording door de Commissie is gewaarborgd. Ik zal in de Raad blijven aandringen op het belang van de dialoog en de Commissie verzoeken meer duidelijkheid te geven rondom het proces.
De leden van de VVD-fractie constateren met genoegen dat het Belgisch voorzitterschap vaccinaties voor dierziekten agendeert. Ziet het kabinet hier wellicht ook mogelijkheden om vaccinaties voor vogelgriep en blauwtong op de agenda te zetten? Kan het kabinet een stand van zaken geven van de ontwikkeling van beide vaccins?
Antwoord
Ik ondersteun dit agendapunt en de aandacht voor vaccinatie. Vaccinatie tegen dierziekten in het algemeen en tegen vogelgriep en blauwtong in het bijzonder is een actueel en erg belangrijk onderwerp. Vaccinatie tegen vogelgriep en blauwtong staan op de agenda van diverse gremia in de EU, waaronder de CVO-bijeenkomsten en de vaccinatiewerkgroep voor vogelgriep onder leiding van de Commissie. Het Belgisch voorzitterschap heeft ook op 24 januari jl. door middel van een ministeriële conferentie over bioveiligheid en vaccinatie aandacht besteed aan dit onderwerp. Op de Raad zal ik het belang van vaccinatie in de aanpak van dierziekten en de noodzaak voor een goede samenwerking tussen betrokken partijen benadrukken.
Ik heb de Kamer over het stappenplan voor vaccinatie tegen vogelgriep op 29 januari jl. geïnformeerd in de Kamerbrief over de voortgang Intensiveringsplan preventie vogelgriep (Kamerstuk 28 807, nr. 296). In september 2023 is gestart met een veldproef, waarvan de eerste resultaten in het voorjaar van 2024 worden verwacht. Als daaruit blijkt dat het vaccin ook onder praktijkomstandigheden effectief is, én het vaccin in de EU is toegelaten, zal worden gestart met een pilot op meerdere pluimveebedrijven (naar verwachting medio 2024). De eerste resultaten van de pilot (naar verwachting begin 2025) zullen worden gebruikt voor het bepalen van vervolgstappen richting een grootschalige vaccinatiecampagne. Tijdens de ministeriële conferentie van 24 januari jl. heeft Nederland onder andere aandacht gevraagd voor de internationale acceptatie van producten van gevaccineerde dieren.
Ik vind het van belang dat er zo snel mogelijk een vaccin tegen blauwtong beschikbaar komt op de markt. Tijdens de behandeling van de begroting van het Ministerie van LNV heb ik de Kamer geïnformeerd dat er inmiddels ten minste één producent een vaccin aan het ontwikkelen is. Tot nu toe loopt dit proces voorspoedig. Ondertussen zal ik de processen voor de toelating versnellen, zodat er hopelijk vóór de zomer een veilig en werkzaam vaccin beschikbaar is. Op korte termijn zal ik de Kamer met een aparte brief nader informeren over de ontwikkelingen ten aanzien van blauwtong.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de onderliggende stukken. Naar aanleiding hiervan hebben deze leden nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de NSC-fractie maken zich zorgen over de recente gebeurtenissen in Europa op gebied van landbouw. Deze leden zien dat veel agrariërs in de problemen raken door regelgeving. Welke maatregelen zijn mogelijk om een crisissituatie af te wenden en ruimte te geven om niet op een harde sanering af te stevenen?
Antwoord
Tijdens de Raad van 26 februari 2024 zal gesproken worden over mogelijke maatregelen om de huidige situatie in de agrarische sector te verbeteren. De lidstaten hebben in dit kader de mogelijkheid gekregen schriftelijk voorstellen te doen om de administratieve lasten voor boeren en vissers te verminderen. Ik heb hiertoe verschillende voorstellen gedaan aan het Belgisch voorzitterschap. Deze voorstellen richten zich onder andere op het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (waaronder het Nationaal Strategisch Plan), dierenwelzijn en voedselveiligheid. Daarnaast zet ik in op meer doelsturing, en benoem ik belangrijke dossiers zoals NGTs en RENURE. Ook heb ik de sector gevraagd om mee te denken over hoe we de administratieve lasten kunnen verminderen.
De leden van de NSC-fractie vragen ook welke voorstellen Nederland gaat doen op gebied van dierziekten. Hoe is het kabinet van plan vogelgriep aan te pakken? Hoe wil het kabinet zoönosen bestrijden? In dit kader vragen deze leden ook hoe het gaat lukken om zo snel mogelijk vrij te zijn van infectieuze bovine rhinotracheïtis (IBR) en Bovine Virus Diarree (BVD).
Antwoord
Ten aanzien van vogelgriep heeft de Kamer in juli 2023 het Intensiveringsplan preventie vogelgriep ontvangen (Kamerstuk 28 807, nr. 291). Dit plan bevat een groot aantal maatregelen ter preventie van vogelgriep ten behoeve van de volksgezondheid en de gezondheid van wilde en gehouden dieren. De voortgang heb ik onlangs in de brief aan de Kamer van 29 januari jl. (Kamerstuk 288 07, nr. 296) toegelicht.
Ten aanzien van de aanpak van zoönosen verwijs ik naar het Nationaal actieplan versterken zoönosenbeleid (Kamerstuk 25 295, nr. 1935). Het doel van het actieplan is om risico’s op het ontstaan en de verspreiding van zoönosen in de toekomst te verkleinen en voorbereid te zijn op een eventuele uitbraak. Op 31 augustus 2023 heeft de Kamer de Kamerrapportage Nationaal actieplan versterken zoönosenbeleid ontvangen (Kamerstuk 25 295, nr. 2123), waarmee de Kamer over de voortgang van de uitvoering van het actieplan is geinformeerd.
Op 4 september 2023 heb ik de Kamer geïnformeerd (Kamerstuk 29 683, nr. 276) over het feit dat ik samen met de sector de nationale regelgeving voor de bestrijding van IBR en BVD en de uitvoering van beide programma’s aan het uitwerken ben. Zodra bekend is hoe de programma’s er uit zullen zien, zal ik de Kamer hierover informeren.
De leden van de NSC-fractie constateren ook dat de Nederlandse visserij onder druk staat. Deze leden zijn van mening dat perspectief moet worden geboden door voldoende quotum te bieden en concurrerende economische omstandigheden te creëren. Wat doet het kabinet eraan om dit te realiseren?
Antwoord
In het najaar zullen weer de jaarlijkse onderhandelingen over de voor de Nederland belangrijkste vangstmogelijkheden (Total Allowable Catches, TAC’s) plaatsvinden. Hier wordt gewerkt aan het bereiken van politieke akkoorden met derde landen en binnen de EU over de vangstmogelijkheden voor de Middellandse Zee, de Zwarte Zee, de Oostzee, de Noordzee en de Atlantische Oceaan. De Europese Commissie voert namens de EU-lidstaten bilaterale onderhandelingen met het VK en met Noorwegen, en trilaterale onderhandelingen met het VK en Noorwegen. Zoals eerder aan de Kamer gecommuniceerd (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1554, Kamerstuk 21 501-32, nr. 1585, Kamerstuk 21 501-32, nr. 1574, Kamerstuk 21 501-32, nr. 1597 en Kamerstuk 21 501-32, nr. 1601) zet ik mij, net als in voorgaande jaren, in de onderhandelingen ervoor in dat de vangstmogelijkheden vastgesteld worden op het niveau dat overeenkomt met de doelstellingen van het Gemeenschappelijk Visserij Beleid (GVB). Hiertoe valt onder meer dat wordt beoogd dat bestanden op het niveau van maximale duurzame opbrengst (Maximum Sustainable Yield, MSY) kunnen worden bevist. Ten aanzien van gegevensarme bestanden vind ik dat per situatie bekeken moet worden wat passend is. Hierbij moet rekening worden gehouden met de best beschikbare wetenschappelijke informatie en mogelijke trends die daaruit voortkomen.
Voor het creëren van concurrerende economische omstandigheden zet ik mij in voor een gelijk speelveld tussen de verschillende lidstaten. Verder vind ik het belangrijk dat er aandacht is voor de mogelijke sociaaleconomische gevolgen. De verschillende pijlers van het GVB, te weten de ecologische, sociale en economische duurzaamheid, dienen in evenwicht te zijn.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de BBB-fractie hebben de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad voor 26 februari 2024 met veel interesse gelezen, zeker ook in het licht van de recente protesten van boeren in heel Europa.
De leden van de BBB-fractie vragen dan ook wat de Nederlandse voorstellen gaan zijn om de administratieve lasten voor boeren te verminderen, gezien de Belgische voorzitter de lidstaten om schriftelijke inbreng op dit punt heeft gevraagd. Deze leden zouden daarnaast graag van de Minister horen of er een mogelijkheid bestaat dat zij, en de andere leden van de commissie voor LNV, inbreng leveren voor de Nederlandse voorstellen.
Antwoord
Ik heb verschillende voorstellen gedaan aan het Belgisch voorzitterschap om de administratieve lasten voor boeren en vissers te verminderen. Deze voorstellen richten zich onder andere op het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (waaronder het Nationaal Strategisch Plan), dierenwelzijn en voedselveiligheid. Daarnaast zet ik in op meer doelsturing, en benoem ik belangrijke dossiers zoals NGTs en RENURE. Ook heb ik de sector gevraagd om mee te denken over hoe we de administratieve lasten kunnen verminderen. Indien de Kamer inbreng heeft voor de Nederlandse voorstellen, dan ontvang ik die graag, zodat ik die, samen met de voorstellen van de sector, bij mijn verdere inzet in Brussel kan betrekken. Ik ontvang deze voorstellen graag via de griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
De leden van de BBB-fractie verbaast het dat de documenten behorend bij het agendapunt «vaccinaties voor dierziekten zoals infectieuze boviene rhinotracheïtis (IBR)» nog ontbreken. Deze leden vragen de Minister daarom of die documenten, als en zodra die beschikbaar zijn, door te sturen naar de leden van de vaste commissie voor LNV, zodat een gepaste inbreng van de leden nog op tijd kan worden aangeboden aan de Minister.
Antwoord
Tijdens het schrijven van de Geannoteerde Agenda komt het regelmatig voor dat achtergronddocumenten nog niet beschikbaar zijn. Ik heb er al vaker op aangedrongen in Brussel dat deze eerder worden gedeeld na het verschijnen van de voorlopige agenda, zodat ik de Kamer volledig kan informeren over de Nederlandse inzet. Gezien het onregelmatig verschijnen van de achtergronddocumenten is het niet gebruikelijk deze actief met de Kamer te delen. De achtergronddocumenten zijn beschikbaar voor de Kamer via Delegates Portal.
Deze leden willen ondanks het ontbreken van de documenten alvast van de Minister vragen dat hij zich in ieder geval inzet om vaccinatie tegen blauwtongvirus serotype 3 snel mogelijk te maken.
Antwoord
Ik vind het van belang dat er zo snel mogelijk een vaccin tegen blauwtong op de markt beschikbaar komt. Tijdens de behandeling van de begroting van het Ministerie van LNV heb ik de Kamer geïnformeerd dat er inmiddels ten minste één producent een vaccin aan het ontwikkelen is. Tot nu toe loopt de ontwikkeling voorspoedig. Ondertussen zal ik de processen voor de toelating versnellen, zodat er hopelijk vóór de zomer een veilig en werkzaam vaccin beschikbaar is. Op korte termijn zal ik de Kamer met een aparte brief nader informeren over de ontwikkelingen ten aanzien van blauwtong.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie en reactie van de bewindspersoon
Het besluit van het Verenigd Koninkrijk om de visserij op zandspiering te verbieden
De leden van de PvdD-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van de inzet van de Minister wat betreft het besluit van het VK om de visserij op zandspiering in de Engelse en Schotse wateren te verbieden. In plaats van dit besluit toe te juichen, wil de Minister dat het besluit juridisch wordt beoordeeld vanwege de gevolgen voor Nederlandse vissers. Deze leden hebben ernstige bezwaren bij deze inzet van de Minister en hebben hier vragen over.
Deze leden wijzen erop dat tot nu toe elk jaar opnieuw onvoorstelbaar grote hoeveelheden zandspiering zijn gevangen. In 2021 is zo’n 446.765 ton uit de Noordzee gehaald, wat zich vertaalt naar meer dan 11 miljard individuele vissen (Blue Marine Foundation, 31 januari 2024, «Sandeel fishing banned on UK side of North Sea» (https://www.bluemarinefoundation.com/2024/01/31/sandeel-fishing-banned-on-uk-side-of-north-sea/). En dat in één jaar. De gevangen zandspiering wordt vooral gebruikt als huisdierenvoeding, meststof en voer voor vissen in viskwekerijen.
De leden van de PvdD-fractie constateren dat het besluit van VK niet zonder reden is genomen. Kan de Minister bevestigen dat het VK dit besluit heeft genomen om zeevogels, zoals papegaaiduikers, drieteenmeeuwen en alken te beschermen? Kan de Minister bevestigen dat deze zeevogels afhankelijk zijn van zandspiering voor het voeden van hun jongen? Erkent de Minister dat overbevissing ervoor zorgt dat deze beschermde vogels minder voedsel krijgen, waardoor de populaties onder druk staan? Deze leden wijzen erop dat in het VK één op de vier papegaaiduikers is verdwenen sinds het jaar 2000.
Antwoord
Het Britse Ministerie van Natuur, voedsel en landelijk gebied neemt de aangekondigde maatregelen in de Britse wateren van de Noordzee voor het veilig stellen van de voedselbeschikbaarheid voor hogere trofische niveaus in het ecosysteem, zoals vogels. Hoewel zandspiering een belangrijke rol speelt in het dieet van zeevogels, zijn zij niet exclusief afhankelijk van deze soort. Maatregelen dienen getroffen te worden binnen de wettelijke natuurkaders, gebaseerd op een gedegen wetenschappelijke onderbouwing. Verder wil ik aangeven dat de visserij van zandspiering wordt vastgesteld binnen de kaders van de wetenschappelijke vangstadviezen van de International Raad voor Onderzoek aan de Zee (International Council for Exploration of the Sea; ICES), gericht op een verantwoorde exploitatie en daarmee ter voorkoming van overbevissing. Ten aanzien van Nederlandse Vogelrichtlijngebieden zal onderzoek volgen naar voedselbeschikbaarheid in relatie tot instandhoudingsdoelstellingen van die gebieden.
De leden van de PvdD-fractie vragen de Minister of hij kennis heeft genomen van het rapport «Revive our Seas: The case for stronger regulation of sandeel fisheries in UK waters» uit 2021? Erkent de Minister de wetenschappelijke onderbouwing van dit rapport en de aanbeveling dat, om de zeevogels te beschermen, de visvangst van zandspiering in Engelse en Schotse wateren moet worden gestopt? Daarnaast is zandspiering niet alleen een belangrijke voedselbron voor deze zeevogels, maar ook voor zeezoogdieren, zoals bruinvissen, dwergvinvissen en de gewone en grijze zeehond (NIOZ, 21 oktober 2019, «Zandspiering; onbekend maakt onbemind» (https://www.nioz.nl/en/news/zandspiering-onbekend-maakt-onbemind#:~:text=De%20vangstquota%20voor%20zandspiering%20zijn,zandspiering%20in%20de%20Nederlandse%20wateren.).
Antwoord
Het door u genoemde rapport is opgesteld door een Britse NGO. Ik heb nog geen kennisgenomen van het genoemde rapport. Het is aan het Verenigd Koninkrijk maatregelen voor te stellen die zij noodzakelijk acht voor het behalen van gestelde natuurdoelen en deze te onderbouwen met de daarvoor relevante wetenschappelijke publicaties.
De leden van de PvdD-fractie vragen of de Minister het belangrijk vindt dat deze diersoorten ook in de toekomst kunnen blijven voortbestaan. Kan de Minister bevestigen dat het besluit van het VK, in lijn met de wetenschappelijke inzichten, een goede stap is om de kans te vergroten dat de populaties van deze dieren niet verder zullen afnemen of volledig zullen instorten? Indien de Minister deze analyse erkent, waarom steunt hij het VK dan niet in dit belangrijke besluit? De belangen van de vissers wegen voor de Minister toch niet zwaarder dan het beschermen van diersoorten en ecosystemen?
Antwoord
Ik ben het eens dat soorten die op grond van wettelijke kaders een beschermde status genieten, ook beschermd moeten worden. Ik acht het van belang dat die maatregelen gebaseerd zijn op een wetenschappelijke onderbouwing. Daarbij dient in het kader van het Gemeenschappelijk visserijbeleid ook gekeken te worden naar de sociale en economische gevolgen van de te nemen beschermende maatregelen. Over visserijgerelateerde zaken zijn afspraken gemaakt met het Verenigd Koninkrijk. Ik acht het daarom van belang om de maatregelen van het Verenigd Koninkrijk te toetsen aan de juridische kaders van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst om te bepalen of de voorgestelde maatregelen niet disproportioneel zijn richting de vloot van de Europese Unie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda. Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie horen graag of de Minister ervoor gaat pleiten dat behoud van vruchtbare landbouwgronden en de productiecapaciteit van deze gronden een belangrijkere rol moet spelen bij beleidsvorming op Europees niveau.
Antwoord
Tijdens de Raad van 23 januari jl. heb ik onder het agendapunt met betrekking tot de strategische dialoog benadrukt dat er behoefte is aan het veilig stellen van voldoende productiecapaciteit in de EU met het oog op de onzekere geopolitieke situatie en klimaatverandering. Ik zal me er voor blijven inzetten dat het behoud van vruchtbare landbouwgrond een plaats krijgt in de voedselstrategie van de EU.
De afwegingen over het beschermen van landbouwgrond is een nationale bevoegdheid en onderdeel van het Nederlandse ruimtelijke beleid. In het ontwerp Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) heeft het kabinet daarom het afwegingskader bescherming landbouwgrond opgenomen. Dit afwegingskader verplicht de overheden terughoudend te zijn met het onttrekken van landbouwgrond, het is slechts toegestaan na een zorgvuldige afweging langs de lijn van het afwegingskader. In verband met het behalen van de NPLG-doelen enerzijds en het belang voor voldoende landbouwgrond om de extensiveringsopgave te behalen en de relatieve hoge bodemvruchtbaarheid van alle landbouwgronden in Nederland anderzijds, dient er voor alle landbouwgronden een brede en zorgvuldig afweging gemaakt te worden. Deze gaat verder dan alleen de afweging inzake de vruchtbaarheid van de landbouwgrond.
De leden van de SGP-fractie lezen dat het Belgisch voorzitterschap lidstaten heeft verzocht schriftelijk voorstellen te doen voor vermindering van de administratieve lastendruk voor boeren. Kan de Minister de voorstellen die Nederland heeft ingediend naar de Kamer sturen?
De leden van de SGP-fractie constateren dat de generieke afbouw van de derogatie haaks staat op de klimaat- en kringloopambities van de EC. Gaat de Minister dit inbrengen als voorbeeld van regelgeving die zijn doel voorbij schiet en onnodige (administratieve) lastendruk met zich meebrengt? Gaat hij het momentum benutten om te pleiten voor tenminste gedeeltelijk behoud van de derogatie?
Antwoord
Ik heb verschillende voorstellen gedaan aan het Belgisch voorzitterschap om de administratieve lasten voor boeren en vissers te verminderen. Deze voorstellen richten zich onder andere op het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (waaronder het Nationaal Strategisch Plan), dierenwelzijn en voedselveiligheid. Daarnaast zet ik in op meer doelsturing, en benoem ik belangrijke dossiers zoals NGTs en RENURE. Ook heb ik de sector gevraagd om mee te denken over hoe we de administratieve lasten kunnen verminderen. Ik zal de Kamer op de hoogte blijven houden van mijn inzet in de komende Raden op dit punt.
De leden van de SGP-fractie hebben enkele vragen over de stap van de EC om GLMC 8 te versoepelen. Hoe wordt door de EC de teelt van vanggewassen gedefinieerd? Hoe lang moeten deze vanggewassen op het land staan? Wat gaat de Minister doen om ervoor te zorgen dat Nederlandse telers gebruik kunnen maken van deze versoepeling, mede gelet op de druk op de mestmarkt, en een ongelijk speelveld wordt voorkomen?
Antwoord
Voor de teelt van een vanggewas als hoofdgewas of als nateelt na een hoofdgewas wordt uitgegaan van een volwaardige teelt, aansluitend bij de reguliere praktijk. Vanwege onder andere de milieuvoordelen voor de gezondheid van de bodem. Aanvullend is wel de eis dat de gewassen zonder gewasbeschermingsmiddelen worden geteeld. Afhankelijk van de grondsoort en het hoofdgewas van de akkerbouwer, zijn er voorwaarden met een minimale teeltperiode voor een vanggewas als nateelt, waaraan voldaan moet worden. Ik neem binnenkort een besluit over de toepassing van de derogatie GLMC8, waarbij ik ook rekening houd met de genoemde overwegingen.