Reactie op verzoek commissie over de brief inzake uitvoeren onderzoek pensioen nabestaanden van verzetsmilitairen
Voortgangsrapportage uitvoering wetten oorlogsgetroffenen
Brief regering
Nummer: 2024D09212, datum: 2024-03-11, bijgewerkt: 2024-04-09 14:49, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-20454-200).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: K.H. Ollongren, minister van Defensie
Onderdeel van kamerstukdossier 20454 -200 Voortgangsrapportage uitvoering wetten oorlogsgetroffenen.
Onderdeel van zaak 2024Z03933:
- Indiener: K.H. Ollongren, minister van Defensie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Defensie
- 2024-03-12 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-03-28 10:45: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Defensie
- 2024-03-28 13:20: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
20 454 Voortgangsrapportage uitvoering wetten oorlogsgetroffenen
Nr. 200 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 maart 2024
Mij is gebleken dat Defensie abusievelijk uw Kamer niet heeft geïnformeerd over een reactie op een brief van G.H. te R. (hierna: briefschrijver) over «uitvoeren van onderzoek naar pensioenen voor nabestaanden van verzetsmilitairen». U heeft dit verzoek op 10 oktober 2019 (Kamerstuk 2019Z17772/2019D40325) aan de Minister van Defensie gestuurd. De briefschrijver is met een schriftelijke reactie geïnformeerd over het nabestaandenpensioen. Dat is gebeurd bij brief van 25 februari 2020. In die brief is uitleg gegeven over de regels die destijds golden omtrent het nabestaandenpensioen. In deze brief is vanzelfsprekend specifiek ingegaan op de persoonlijke omstandigheid van briefschrijver mede naar aanleiding van gevoerde gesprekken met briefschrijver in de jaren daarvoor. In mijn reactie aan u, beperk ik mij, vanwege de privacy van betrokkene tot de relevante beleidsmatige aspecten, die ook voor deze casus golden.
Wanneer een (oud-)militair komt te overlijden hebben de nabestaanden recht op een militair nabestaandenpensioen. Voor de hoogte van het militair nabestaandenpensioen is van belang of het overlijden van de militair in verband staat met de gebreken die geleid hebben tot de toekenning van het invaliditeitspensioen. In sommige gevallen bleek dat er geen sprake is van een dergelijk (causaal) verband. Dit betekende dat de pensioengrondslag voor de nabestaanden minder hoog was. Ter voorkoming van een te grote inkomensterugval bestond destijds de regeling van de «glijdende schaal». Dit betrof een buitenwettelijke aanvulling waarbij het nabestaandenpensioen in het eerste jaar met 20% werd verhoogd (tot 70% van de pensioengrondslag) en jaarlijks werd afgebouwd met 10% per jaar tot het niveau van 50% van de pensioengrondslag. Met het vervallen van de regeling «glijdende schaal», is bepaald dat het op dat moment geldende percentage van kracht bleef. In bepaalde situaties betekende dat men blijvend aanspraak maakte op een hoger nabestaandenpensioen (van bijvoorbeeld 60%), in plaats van 50% van de grondslag.
Ik betreur het uiteraard dat u niet reeds in 2020 over deze afdoening bent geïnformeerd.
De Minister van Defensie,
K.H. Ollongren