[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Herziening benchmarkverordening (Kamerstuk 22112-3838)

Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2024D09759, datum: 2024-03-13, bijgewerkt: 2024-03-20 10:45, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-22112-3915).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 22112 -3915 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie.

Onderdeel van zaak 2024Z04202:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 3915 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 13 maart 2024

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Financiën over de brief van 24 november 2023 over het Fiche: Herziening benchmarkverordening (Kamerstuk 22 112, nr. 3838).

De vragen en opmerkingen zijn op 18 januari 2024 aan de Minister van Financiën voorgelegd. Bij brief van 13 maart 2024 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie,
Tielen

De griffier van de commissie,
Weeber

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

De leden van de VVD-fractie lezen verder dat het kabinet voornemens is in te zetten op het verkrijgen van bevoegdheden voor nationale toezichthoudende autoriteiten ten behoeve van de overeenstemming met betrekking tot de aanwijzing van een financiële benchmark als significant. Hoe is het kabinet voornemens hierop in te zetten?

Het voorstel bevat al een mogelijkheid voor nationale toezichthouders om een financiële benchmark aan te wijzen als significant. De benchmark en de beheerder daarvan moeten dan voldoen aan de benchmarkverordening. Het kabinet zet zich in om deze aanwijzingsbevoegdheid nader in te kaderen door de voorwaarden waaronder deze bevoegdheid kan worden uitgeoefend te preciseren. Dit bevordert de juridische zekerheid en uniforme toepassing door de lidstaten.

Ook zet het kabinet zich in om de samenwerking en onderlinge afstemming tussen de nationale toezichthouders te verbeteren voor het geval een aanwijzingsbesluit impact heeft op meerdere lidstaten. De situatie kan zich namelijk voordoen dat de nationale toezichthouder die toezicht moet gaan houden zich in een andere lidstaat bevindt dan de nationale toezichthouder die het aanwijzingsbesluit heeft genomen. Het kabinet zou graag zien dat ESMA de bevoegdheid krijgt om te bemiddelen bij eventuele meningsverschillen tussen de nationale toezichthouders.

Omdat de leden van de D66-fractie belang hechten aan vermindering van de regeldruk en aan internationale samenwerking, vragen deze leden naar verdere acties om de regeldruk rondom EU-verordeningen te verlagen. Kan de Minister toelichten wat de Europese acties zijn om de regeldruk rond anti-witwasbeleid te verlagen en welke acties daar in Nederland of andere samenwerkingsverbanden worden genomen?

Maatregelen rondom Europese antiwitwasinitatieven vormen geen onderdeel van de benchmarkverordening of van de voorgestelde wijzigingen daarvan. In mijn brief van 13 februari heb ik u geïnformeerd over het toen op handen zijnde akkoord voor een nieuw EU-antiwitwasraamwerk.1 De inzet van Nederland was onder andere gericht op het goed verankeren van de risicogebaseerde aanpak in het raamwerk.2 Dit betekent dat dit EU-raamwerk volgens Nederland zo moet worden vormgegeven dat de meeste inzet en aandacht moet uitgaan naar het aanpakken van de grootste witwasrisico’s en dat bij lage witwasrisico’s minder of geen maatregelen vereist zijn, zodat zowel voor de bank als voor bonafide klanten de regeldruk zo laag mogelijk is. Zoals ik in mijn brief van 13 februari heb aangegeven bevat het akkoord verschillende elementen die bijdragen aan de risicogebaseerde aanpak. Daarnaast zal de verdere harmonisatie van de regels in EU-verband een positief effect hebben op de regeldruk en kosten voor met name de instellingen die nu onder verschillende antiwitwasregimes in de EU opereren.

Nederland neemt ook nationaal maatregelen om de regeldruk die voortvloeit uit de EU-antiwitwasregelgeving te beperken. Dit blijkt onder andere uit de inzet om de toegang tot het betalingsverkeer te borgen en de aandacht voor de lasten die sommige klanten nu ervaren in de aanpak van witwassen door banken.

Ook de leden van de fractie van D66 hechten waarde aan de beschikbaarheid van benchmarks in de EU en hebben daarom begrip voor het kabinetsstandpunt. Deze leden vragen of er aanvullende maatregelen worden genomen om de aanwezigheid van relevante en kwalitatief hoogwaardige benchmarks in de EU te verzekeren.

De wijzigingen hebben tot doel ervoor te zorgen dat toegang tot relevante en kwalitatief hoogwaardige benchmarks in de EU wordt geborgd. De huidige benchmarkverordening legt strenge eisen op aan de beheerders van benchmarks die benchmarks aanbieden op de EU-markt. Deze strenge eisen leidt tot kosten en regeldruk voor de aanbieders van benchmarks. Tot nu toe was het overgrote deel van aanbieders uit derde landen van deze regels uitgezonderd op basis van een overgangsbepaling. Deze uitzondering zou eind 2025 verlopen waardoor ook derdelandenbenchmarks onder het toepassingsbereik van de verordening zouden gaan vallen. Een van de aanleidingen voor het huidige voorstel is het risico dat aanbieders uit derde landen, als gevolg van de regeldruk die voortvloeit uit de benchmarkverordening, na afloop van de overgangsperiode niet aan de EU-eisen zouden voldoen en hun activiteiten in de EU zouden staken. Dit had kunnen leiden tot een aanzienlijke afname van het aantal beschikbare benchmarks in de EU, met potentieel negatieve gevolgen voor financiële instellingen. Banken gebruiken deze benchmarks namelijk om financiële risico's af te dekken, producten aan te bieden om het risico van hun cliënten af te dekken en om een beleggingsportefeuille vast te stellen. Mogelijk hadden financiële instellingen dan bepaalde beleggings- en derivatenproducten niet langer in de EU kunnen aanbieden of alleen tegen hogere kosten, waarmee de concurrentiepositie van EU-gebruikers onder druk komt te staan evenals de financiële stabiliteit.

Om een duurzame oplossing te bieden, introduceert het voorstel een vereenvoudigde benadering van zowel EU- als niet-EU-benchmarks. Het voorstel vernauwt het toepassingsbereik van de verordening door benchmarks die geen systemisch financieel risico vormen in beginsel buiten het toepassingsbereik van de verordening te plaatsen met de mogelijkheid om deze benchmarks alsnog aan de regels van de verordening te laten voldoen op basis van andere overwegingen, zoals het consumentenbelang. Dit voorstel neemt hiermee drempels weg voor aanbieders van benchmarks uit derde landen. EU-gebruikers van benchmarks zullen daarom naar verwachting toegang houden tot een breed scala aan benchmarks. Er is daarom op dit moment geen aanleiding voor aanvullende maatregelen.

De leden van de BBB-fractie geven aan dat in de brief staat dat de Europese Commissie beoogt de lastendruk van EU-beheerders van kleinere benchmarks te verlichten, hetgeen in lijn is met haar beleid om het concurrentievermogen van de EU op de lange termijn te verbeteren. In hoeverre raakt dit nu ons concurrentievermogen en hoe zal het concurrentievermogen in de praktijk gaan verbeteren?

Deze herziening zal een breed scala aan belanghebbenden ten goede komen, van partijen die gegevens aanleveren voor het samenstellen van benchmarks tot aan aanbieders van benchmarks, gebruikers (financiële instellingen) en eindgebruikers (consumenten en beleggers).

De Commissie verwacht dat dit voorstel het aantal EU-beheerders dat onder de verordening valt, en daarmee de regeldruk, aanzienlijk zal verminderen. Op dit moment moeten EU-beheerders aan meer regels voldoen dan beheerders van benchmarks uit derde landen, die nog grotendeels zijn uitgezonderd van de verordening op basis van een overgangsbepaling. Het voorstel beoogt het gelijke speelveld tussen de beheerders van benchmarks binnen en buiten de EU te herstellen en ervoor te zorgen dat EU-benchmarks niet aan meer regels hoeven te voldoen dan benchmarks uit derde landen. Dit heeft een positieve impact op het concurrentievermogen van de EU.


  1. Kamerstukken II 2023–2024, 31 477, nr. 95↩︎

  2. Kamerstukken II 2021–2022, 22 112, nr. 3205↩︎