[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op verzoek commissie over de stand van zaken inzake de door de biologische fruitteeltsector aangevraagde vrijstelling voor de bestrijding van de appelbloesemkever en schurft met biologische bestrijdingsmiddelen

Gewasbeschermingsbeleid

Brief regering

Nummer: 2024D10421, datum: 2024-03-18, bijgewerkt: 2024-03-21 10:43, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-27858-650).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 27858 -650 Gewasbeschermingsbeleid.

Onderdeel van zaak 2024Z04490:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

27 858 Gewasbeschermingsbeleid

Nr. 650 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 maart 2024

Naar aanleiding van uw brief d.d. 8 maart 2024 met kenmerk 2024Z03680/2024D08935 hieronder mijn antwoord op uw verzoek, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. In deze brief verzoekt de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit mij en mijn collega van Infrastructuur en Waterstaat u op de hoogte te brengen van de stand van zaken over de door de biologische fruitteeltsector aangevraagde vrijstelling voor de bestrijding van de appelbloesemkever en schurft met biologische bestrijdingsmiddelen. De commissie verzoekt daarbij in het bijzonder om toe te lichten of en wanneer de aangevraagde vrijstellingen zullen worden verleend.

U verzoek betreft de aanvraag voor een vrijstelling voor de gewasbeschermingsmiddel Raptol en Curatio.

Ten eerste hecht ik er aan te blijven benadrukken dat vrijstellingen (op grond van artikel 38 van de Wet Gewasbeschermingsmiddelen) alleen bedoeld zijn voor onvoorziene noodsituaties, die niet op enige andere wijze te beheersen zijn. Om dat vast te stellen, laat ik mij adviseren door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), die toetst of er sprake is van een landbouwkundige noodsituatie waar het kortdurende noodverband van een vrijstelling een gerechtvaardigde oplossing voor is. Het proces hiervoor is op hoofdlijnen dat een sectororganisatie bij monde van een CEMP, coördinator effectief middelen en maatregelen pakket, een aanvraag tot vrijstelling conform art. 38 WGB indient bij de NVWA. De NVWA stelt vervolgens op mijn verzoek een advies op over de noodzaak van de aangevraagde vrijstelling. Indien dat advies positief is, en er dus sprake is van een landbouwkundige noodsituatie, doet daaropvolgend het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) een beoordeling of het aangevraagde gebruik veilig is voor mens, dier en milieu. De NVWA geeft een advies over de naleefbaarheid en handhaarbaarheid van de risico reducerende maatregelen die het Ctgb voorstelt. Dat advies beperkt zich tot de naleefbaarheid en handhaafbaarheid van de vrijstelling en geeft geen integrale afweging van de betekenis van het wel of niet verlenen van de vrijstelling voor het bestrijden van ziekten en plagen in de teelt. Het advies van het Ctgb en NVWA zijn vervolgens voor mij en mijn collega van IenW de basis waarop wij een besluit nemen over het al dan niet verlenen van een vrijstelling.

De aanvraag voor de vrijstelling van Raptol is op 1 november 2023 door de NVWA in behandeling genomen, die voor Curatio op 17 november 2023. Op 22 en 26 februari 2024, respectievelijk, heeft de NVWA in haar rol als coördinator van het aanvraagproces haar adviezen en die van het Ctgb voor Raptol en Curatio aan de beide departementen verzonden. Hierop is gestart met de interdepartementale afstemming en afweging. Naar aanleiding van de ontvangen adviezen is door de departementen nog nadere informatie bij de NVWA en het Ctgb ingewonnen, omdat het belang van de vrijstelling, de daaraan door het Ctgb verbonden strikte gebruiksvoorschriften en de naleefbaarheid daarvan zorgvuldig moet worden afgewogen tegen mogelijke risico’s voor mens, dier en milieu (waaronder ook waterkwaliteit).

Tot slot meld ik dat de fruitteeltsector al sinds 2018 jaarlijks een vrijstelling voor Raptol aanvraagt, en sinds 2017 voor Curatio al. In dat licht kan ondertussen niet langer gesproken worden van een onvoorziene noodsituatie. Dit is dan ook een bespreekpunt met de Nederlandse Fruitteelt Organisatie omdat voorkomen moet worden dat met vrijstellingen de normale procedure voor het toelaten van gewasbeschermingsmiddelen ontweken wordt. Vanuit het belang van de transitie naar een weerbaar teeltsysteem is het gewenst dat de aanvrager op zeer korte termijn inzet op alternatieven voor Raptol en Curatio.

Alles afwegende, ben ik samen met de Minister van IenW tot het volgende besluit gekomen:

Om verontreiniging van milieu en water te voorkomen worden onder strikte voorschriften vrijstellingen verleend voor zowel Raptol als Curatio. Deze voorschriften dienen stipt en aantoonbaar te worden nageleefd. Daarnaast moet de sector in een rapportage verantwoording afleggen over het gebruik van de vrijstelling en aangeven welke inspanningen worden verricht om tot een situatie te komen waarin geen vrijstellingen meer nodig zijn. De ingangsdatum is de dag na de dag van publicatie in de Staatscourant, deze publicatie vindt zo snel mogelijk plaats.

Ik betreur het dat een besluit over de aangevraagde vrijstellingen voor Raptol en Curatio om appelbloesemkever en schurft in de (biologische) teelt van appels geruime tijd op zich heeft laten wachten.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
P. Adema