[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op verzoek ATR-advies op ontwerpbesluit i.v.m. stellen van brandveiligheidsvoorschriften

Dierenwelzijn

Brief regering

Nummer: 2024D10423, datum: 2024-03-18, bijgewerkt: 2024-03-21 11:27, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-28286-1331).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 28286 -1331 Dierenwelzijn.

Onderdeel van zaak 2024Z04491:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

28 286 Dierenwelzijn

Nr. 1331 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 maart 2024

Hierbij stuur ik u een reactie op het verzoek van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om een reactie te geven op het advies van de Autoriteit toetsing regeldruk (hierna: ATR) met betrekking tot de wijziging van Besluit houders van dieren i.v.m. stellen van brandveiligheidsvoorschriften voor houden van dieren voor productie (kenmerk 2024Z02199/2024D07304), van 29 februari jl.

Bij de totstandkoming van het wijzigingsbesluit heb ik de ATR om advies gevraagd op het ontwerpbesluit. Het advies van de ATR heb ik verwerkt in het ontwerpbesluit zoals dat aan de Kamers op 10 januari 2024 is voorgehangen (Kamerstuk 28 286, nr. 1325). De manier waarop het advies van de ATR is verwerkt heb ik beschreven in hoofdstuk 4 van de Nota van Toelichting bij het ontwerpbesluit die de Kamers tevens ontvangen hebben in het kader van de voorhangprocedure. Dit betekent dat ik niet nog een aparte reactie heb gegeven op het advies, die is immers verwerkt in de Nota van Toelichting zelf. Hierbij licht ik de specifieke relevante passages uit de Nota van Toelichting er voor u uit:

Passage uit hoofdstuk 4 van de Nota van Toelichting

Allereerst heeft het adviescollege geadviseerd om te verhelderen waarom de frequentie van de twee typen keuringen verschilt en in hoeverre het de bedoeling is om de twee keuringen tegelijkertijd te laten uitvoeren. In reactie daarop wordt opgemerkt dat het verschil in frequentie van de keuringen komt door het verschil in de aard van de twee soorten keuringen. De veranderingen in elektrische installaties en mogelijk aanwezige zonnestroominstallaties zijn niet frequent. Het is daarom niet nodig om de elektrische installaties jaarlijks te keuren. Dit wordt ook bevestigd in gesprekken met brandveiligheidsexperts. Veranderingen op een veehouderij, zoals onderhoud aan de stal, zijn echter wel frequent. Dit betekent dat er in een jaar vanuit perspectief van brandveiligheid veel kan veranderen op de veehouderijlocatie. Daarom verschillen deze keuringen qua frequentie. Beide keuringen zouden in de praktijk gelijktijdig uitgevoerd kunnen worden, mits het lukt om twee verschillende keurders gelijktijdig te laten keuren. Het ligt namelijk niet voor de hand de keuringen door eenzelfde keurder uit te laten voeren. De aard van de keuringen verschilt dermate dat de uitvoering om een andere expertise van de keurder vraagt. Verder heeft het adviescollege geadviseerd om het keuringsschema voor de jaarlijkse brandveiligheidskeuring op te zetten in nauw overleg met de doelgroep veehouders. In reactie daarop kan worden opgemerkt dat, ondanks dat deze keuring pas in de regeling nader zal worden uitgewerkt, dit advies van het college zal worden overgenomen. Zoals gebruikelijk bij het opstellen van schema’s voor keuringen zullen alle relevante partijen, waaronder veehouders betrokken worden bij de ontwikkeling van het keuringsschema.

Als laatste adviseert het college om de regeldrukgevolgen van het voorstel nader in beeld te brengen, conform de landelijke methodiek. Daarbij kan worden gewerkt met bandbreedtes en concrete voorbeelden. Concreet wordt gevraagd om beter in kaart te brengen wat de herstelkosten kunnen zijn voor beide keuringen en een voorbeeld te geven ter indicatie. Dit is aangevuld in paragraaf 4.1.1.

Passage uit paragraaf 4.1.1. over de herstelkosten

Los van de kosten van de keuringen zelf, zijn er indien noodzakelijk ook kosten voor de herstelkeuring en de herstelmaatregelen voor de veehouder, welke leiden tot de toename van de nalevingskosten. De kosten aan de herstelverplichting bestaan uit de kosten voor herkeuring zelf en de kosten voor het herstellen van de geconstateerde gebreken. Het is lastig om van tevoren de kosten van de herstelwerkzaamheden in te schatten, aangezien het onbekend is wat de constateringen van brandrisico’s op de betreffende veehouderij zijn. De kosten kunnen uitblijven wanneer er op de veehouderijlocatie geen gebreken zijn geconstateerd, maar de kosten kunnen hoger oplopen wanneer er wel gebreken zijn geconstateerd. Het overgrote deel van de veehouderijlocaties waarbij geconstateerde gebreken herstel moeten worden, zullen naar inschatting een paar honderd tot hooguit een paar duizend euro moeten betalen voor het herstel. Deze bedragen zijn in relatie tot de omvang van de installatie, de bouwkosten en het belang van de goede werking van de elektrische installatie. Echter is het ook mogelijk dat de bovenkant van de range aan herstelkosten heel fors uitvallen. Bijvoorbeeld wanneer een groot deel van de elektrische installatie opnieuw gebouwd moet worden, kunnen de herstelkosten oplopen in de tonnen, met name als er ook een grote zonnestroominstallatie aanwezig is. De afweging is of deze herstelkosten onder de regeldruk moeten vallen. De herstelkosten worden namelijk veroorzaak door slechte of slecht onderhouden elektrische installaties. Dit is onderdeel van de normale bedrijfsvoering en staat in die zin los van deze regelgeving, aangezien deze nieuwe regels alleen de keuring als zodanig verplichten en niet de kwalitatieve normen voor elektrische installaties aanpassen. Mogelijke gebreken in onderhoud aan de elektrische installatie vallen niet onder de Wet dieren en het Besluit houders van dieren.

Zoals eerder vermeld is hier tevens regelgeving van toepassing op grond van de Arbowet en het Bouwbesluit. Bij de verplichte keuringen op grond van dit Besluit kan alleen worden geconstateerd dat er niet wordt voldaan aan andere regelgeving, maar hierop kan niet in het kader van dit Besluit worden gehandhaafd.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
P. Adema