Erkennen & Waarderen en de internationale praktijk bij wetenschapsfinanciers
Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Brief regering
Nummer: 2024D10753, datum: 2024-03-20, bijgewerkt: 2024-03-26 11:16, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31288-1109).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Onderdeel van kamerstukdossier 31288 -1109 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid.
Onderdeel van zaak 2024Z04616:
- Indiener: R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2024-03-21 14:06: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-04-04 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2024-10-03 10:00: Onderzoeks- en wetenschapsbeleid (Commissiedebat), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2024-10-10 13:10: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Nr. 1109 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 maart 2024
In maart 2023 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voortgang en de internationale ontwikkelingen op het gebied van «Erkennen & Waarderen».1 Ik schreef toen dat het breder erkennen en waarderen van de kwaliteiten van wetenschap en wetenschappers de afgelopen jaren op internationaal niveau in een stroomversnelling is gekomen. In deze brief informeer ik uw Kamer over de laatste ontwikkelingen. Ik richt mij, zoals toegezegd in het commissiedebat wetenschapsbeleid op 18 april 2023 (Kamerstuk 31 288, nr. 1037), op de hervorming van de onderzoeksbeoordeling bij wetenschapsfinanciers. Ik presenteer daarbij zoals toegezegd de bevindingen van een vergelijking tussen Amerikaanse wetenschapsfinanciers en de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).2
Erkennen & Waarderen
In 2019 hebben publieke kennisinstellingen en onderzoeksfinanciers het position paper «Ruimte voor ieders talent» gepubliceerd.3 Hierin geven zij aan een nieuwe weg in te slaan met het erkennen en waarderen van wetenschappers. Het landelijke programma Erkennen & Waarderen is hieruit voortgekomen. Het programma kent vijf ambities:
1. een grotere diversiteit van carrièrepaden en profielen voor wetenschappers;
2. het beoordelen van zowel individuele als teamprestaties van wetenschappers;
3. focus op de kwaliteit van het wetenschappelijk werk (en minder op kwantiteit);
4. alle aspecten van open science stimuleren;
5. goed academisch leiderschap stimuleren.
Ik onderschrijf deze ambities van harte. Hiermee wordt een gezondere en meer inspirerende academische cultuur beoogd waarin alle talenten gewaardeerd worden: onderwijs, onderzoek, impact, leiderschap en (voor universitair medische centra) patiëntenzorg. Dit sluit aan op mijn strategische ambitie om meer ruimte te creëren voor talent. Bovendien leidt meer ruimte voor impact en open science tot een betere aansluiting van de wetenschap op de maatschappij. Daarmee draagt het programma ook bij aan mijn strategische ambitie om de wetenschap meer maatschappelijke impact te geven. Het programma richt zich op een cultuurverandering en die moet van onderaf komen, vanuit de kennisinstellingen en de mensen zelf. Het is goed om te zien dat daar op zorgvuldige wijze stappen worden gezet. Ik steun de beweging financieel en draag het programma op nationaal en internationaal niveau uit.4
Ontwikkelingen in de hervorming van de onderzoeksbeoordeling
Onderdeel van het programma Erkennen & Waarderen is het veranderen van de beoordeling van wetenschappelijk onderzoek. De wens is om die beoordeling meer te baseren op kwalitatief inhoudelijke overwegingen met daarbij een verantwoord gebruik van kwantitatieve indicatoren. In maart 2023 heb ik uw Kamer aan de hand van een brief van de AWTI toegelicht dat er beperkingen zitten aan het gebruik van kwantitatieve bibliometrische indicatoren.5 Dit zijn indicatoren die gebruikt worden om wetenschappelijke prestaties te meten en die gebaseerd zijn op gegevens die aan het fenomeen publiceren ontleend zijn. Voorbeelden zijn de Journal Impact Factor en de H-index. Binnen verschillende instellingen wordt het beoordelingsproces daarom gemoderniseerd. Er wordt minder nadruk gelegd op bibliometrische indicatoren en meer op kwaliteit, inhoud, wetenschappelijke integriteit, creativiteit, bijdrage aan de wetenschap en/of maatschappij en erkenning van het specifieke profiel van een wetenschapper en domein(en) waarbinnen een wetenschapper actief is.
Ook wetenschapsfinanciers NWO en ZonMw hebben hierin stappen gezet. Zij geven onderzoekers meer ruimte om – evidence based – te onderbouwen wat hen de beste kandidaat maakt. Tevens zetten ze zich in om vormen van bias in de onderzoeksbeoordeling te voorkomen en het verantwoord gebruik van kwantitatieve indicatoren te bevorderen. Een voorbeeld van een bias is de gevoeligheid van de H-index voor leeftijd en ervaring. Hierdoor pakt deze maat minder goed uit voor jongere wetenschappers of vrouwelijke wetenschappers die vanwege verlof een minder track-record hebben kunnen opbouwen. Met hun acties geven de wetenschapsfinanciers invulling aan hun verantwoordelijkheid om het beste onderzoek en de beste wetenschapper te selecteren voor financiering.
Bij dit alles is het van belang om de internationale aansluiting niet uit het oog te verliezen. Het uitoefenen van wetenschap gebeurt immers vaak in internationaal verband. Uw Kamer heeft zorgen geuit dat de Nederlandse wetenschap vanwege de ontwikkelingen omtrent erkennen en waarderen uit de pas kan gaan lopen. Ik onderken deze zorgen en neem die ook serieus. Gelukkig heb ik tot nu toe geen aanwijzingen dat het anders evalueren van wetenschap en wetenschappers de internationale positie van de Nederlandse wetenschap negatief beïnvloedt.6 Ook internationaal bestaat de behoefte om de onderzoeksbeoordeling te hervormen en worden er stappen in dezelfde richting gezet als in Nederland. Zo noemde ik eerder al de Agreement on Reforming Research Assessment (RRA), een verdrag dat inmiddels ondertekend is door 680 instellingen uit meer dan 50 landen.7 De ondertekenaars werken samen aan de systematische hervorming van onderzoeksbeoordeling in de hiervoor opgerichte Coalition for Advancing Research Assessment (CoARA). Onder de ondertekenaars zijn ook wetenschapsfinanciers. Daaronder is ook de – voor Nederland belangrijke – European Research Council (ERC), die al een aantal belangrijke wijzigingen in de onderzoeksbeoordeling heeft doorgevoerd. De wijzigingen zijn in lijn met het Nederlandse programma Erkennen & Waarderen.8
Wetenschapsfinanciers hebben in mei 2023 een nieuwe stap gezet. Een wereldwijd collectief van 65 wetenschapsfinanciers, de Global Research Council (GRC), heeft een statement aangenomen met negen uitgangspunten voor nieuwe manieren van het beoordelen van onderzoek en onderzoekers.9 Deze komen overeen met het Nederlandse programma Erkennen & Waarderen. Zo zijn de wetenschapsfinanciers het eens dat voor de beoordeling van onderzoek in de eerste plaats een kwalitatieve aanpak nodig is, ondersteund door een open en verantwoord gebruik van kwantitatieve indicatoren. Een ander voorbeeld van een uitgangspunt is dat de financiers vinden dat aspecten als team science of citizen science moeten worden meegewogen in het beoordelingsproces. Dit bevestigt mijn beeld dat kennisinstellingen over de hele wereld dezelfde weg in zijn geslagen. Als er al sprake is van een afwijking tussen de Nederlandse en internationale praktijk van erkennen en waarderen, valt dit te wijten aan een verschil in tempo. Dit verschil mag niet te groot worden, maar vanwege de genoemde ontwikkelingen ga ik ervan uit dat een dergelijke afwijking in de toekomst steeds kleiner wordt.
Amerikaanse wetenschapsfinanciers en NWO vergeleken
Uw Kamer heeft verzocht om een vergelijking van de wijze van beoordelen zoals die gehanteerd wordt door NWO en de Amerikaanse wetenschapsfinanciers National Institutes of Health (NIH) en National Science Foundation (NSF).10 NIH financiert medisch onderzoek; NSF financiert onderzoek in het veld van wetenschap en techniek. Beide financiers hebben het bovengenoemde statement van de GRC over Erkennen & Waarderen ondertekend. In het vervolg van deze brief geef ik invulling aan mijn toezegging uw Kamer te informeren over de uitkomsten van een kwalitatieve vergelijking die NWO heeft gemaakt tussen haar eigen beoordelingsproces en die van NIH en NSF.11 Hierbij zijn overeenkomsten en verschillen tussen de zogenaamde Biosketch-formulieren van NIH en NSF en NWO’s evidence based cv in kaart gebracht.
NWO heeft in 2019 het narratief cv geïntroduceerd in het Talentprogramma. Dit cv is in 2023 doorontwikkeld in het evidence based cv.12 Het evidence based cv draait nog altijd om wetenschappelijke excellentie, maar is in lijn met het programma Erkennen & Waarden aangepast. Het cv heeft een bredere focus dan enkel wetenschappelijke publicaties, maximeert het aantal op te geven key outputs, staat alleen indicatoren toe die over een artikel zelf gaan en hanteert het meer open format van het narratief.
Er zijn een aantal overeenkomsten tussen de Biosketch-formulieren van NIH en NSF en NWO’s evidence based cv. Ten eerste hanteren de drie financiers een bredere definitie van output dan alleen de strikt traditioneel academische output, zoals tijdschriftartikelen. Ten tweede limiteren de financiers hoeveel output er genoemd kan worden, zowel numeriek als door middel van een pagina-limiet. Ten derde hanteren NIH en NSF net als NWO een meer open format waarin een narratieve vorm gehanteerd kan worden en vragen alle drie om onderbouwing te geven van de gekozen output.
Er zijn ook een paar verschillen te noemen. Alleen NWO staat het verwijzen naar volledige publicatielijsten niet toe en heeft expliciet beleid omtrent welke indicatoren wel of niet opgegeven mogen worden. NIH en NSF vragen overigens niet expliciet naar publicatielijsten of indicatoren in hun formulieren. Het opvoeren van een publicatielijst of het benoemen van een H-index of Journal Impact Factor is wel toegestaan.
Deze bevindingen ondersteunen mijn eerdere conclusie dat kennisinstellingen internationaal dezelfde weg in zijn geslagen met Erkennen & Waarderen als hier in Nederland. In een dergelijke transitie is het onvermijdelijk dat er enige verschillen in tempo zijn. Gezien hetgeen ik in deze brief heb vermeld, zie ik geen aanleiding om me zorgen te maken de impact van het verschil in tempo op de internationale positie van de Nederlandse wetenschap. De AWTI kwam eerder tot eenzelfde conclusie.13 Wel blijft het van belang om de internationale ontwikkelingen op het gebied van Erkennen & Waarderen te monitoren en aan te jagen om de aansluiting op het internationale speelveld te behouden. Naast mijn inzet in multilaterale netwerken en organisaties, zet ik daar ook op in via bilaterale samenwerking. Met de VS gebeurt dat bijvoorbeeld in werkbezoeken, beleidsdialogen en via de inzet van de onderwijs- en wetenschapsattaché. Zo heb ik tijdens mijn recente werkbezoek aan Washington DC zowel NSF als NIH gesproken over de Amerikaanse inzet op talent en de rol van Erkennen & Waarderen hierin.
Tot slot
NWO zet zich in om de principes van Erkennen & Waarderen navolging te laten krijgen in zowel het eigen beoordelingsproces als die van internationale collega-financiers. Ik heb van NWO begrepen dat zij tevens de praktijk van het evidence based cv met beoordelingscommissies, gebruikers en vertegenwoordigers uit het veld evalueert. Ik waardeer die zorgvuldigheid.
In een programma als Erkennen & Waarderen, waarin belangrijke veranderingen worden nagestreefd in de wetenschappelijke cultuur, is het van belang om de onderlinge aansluiting op nationaal en internationaal niveau te bewaken. De nationale partners in het programma hebben daar oog voor, net als ikzelf. We blijven bouwen aan een werkomgeving voor wetenschappers waarin zij de ruimte krijgen om hun diverse talenten te ontplooien. Uw Kamer ontvangt rond de zomer informatie over de voortgang van het programma Erkennen & Waarderen in 2023.14 Ik ben voornemens uw Kamer dan ook te informeren over de uitkomsten van de eerste Erkennen & Waarderen cultuurbarometer.15
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf
Kamerstuk 31 288, nr. 1028↩︎
Kamerstuk 29 338, nr. 270↩︎
https://recognitionrewards.nl/wp-content/uploads/2021/07/Position-paper-Ruimte-voor-ieders-talent.pdf. Dit position paper is ondertekend door UNL (toen VSNU), NFU, KNAW, NWO en ZonMw.↩︎
OCW subsidieert het programma van 2022 t/m 2026 met een totaalbedrag van € 1.625.000.↩︎
Kamerstuk 31 288, nr. 1028; briefadvies van de AWTI «Duiden van kwaliteiten van wetenschap»↩︎
Kamerstuk 31 288, nr. 1028; Kamerstuk 29 338, nr. 265↩︎
https://coara.eu/agreement/the-agreement-full-text/↩︎
Zo staat de ERC het bijvoorbeeld niet meer toe om de Journal Impact Factor op te voeren, is het aantal op te voeren wetenschappelijke output gelimiteerd tot tien en wordt er een narratief format gehanteerd. Zie: https://erc.europa.eu/news-events/magazine-article/research-assessment-ScC-view↩︎
https://globalresearchcouncil.org/grc-publications/↩︎
Kamerstuk 29 338, nr. 265↩︎
Kamerstuk 29 338, nr. 270↩︎
Voor meer informatie over het evidence based cv en het beoordelingsproces verwijs ik u graag naar mijn antwoorden op de vragen van uw Kamer over het artikel van Times Higher Education «CV-blind» grant review divides Dutch scientists» (2023Z03352)↩︎
Briefadvies van de AWTI «Duiden van kwaliteiten van wetenschap»↩︎
Ik heb uw Kamer toegezegd jaarlijks te rapporteren over de voortgang van het programma in Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 2276↩︎
Om de ontwikkelingen van het programma te kunnen volgen, wordt gedurende de looptijd tweemaal een steekproef uit onder het wetenschappelijk personeel van alle betrokken partners uitgezet. Deze steekproef bestaat uit een vragenlijst en gaat over de voortgang van de verschillende activiteiten binnen de instellingen.↩︎