Voorhang oprichting stichting Delta Climate Center
Marinierskazerne Zeeland
Brief regering
Nummer: 2024D11403, datum: 2024-03-22, bijgewerkt: 2024-03-27 15:25, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-33358-44).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Brief van de Algemene Rekenkamer inzake Voorgenomen oprichting Stichting Delta Climate Center overleg op grond van artikel 4.7 Comptabiliteitswet 2016
- Advies Ministerie van Financiën inzake oprichten stichting Delta Climate Centre
- Statuten DCC definitief concept voor stichtingenkader
- Beslisnota bij Kamerbrief Voorhang oprichting stichting Delta Climate Center
Onderdeel van kamerstukdossier 33358 -44 Marinierskazerne Zeeland.
Onderdeel van zaak 2024Z04907:
- Indiener: R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2024-03-26 15:50: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-04-04 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2024-04-25 14:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
33 358 Marinierskazerne Zeeland
Nr. 44 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 maart 2024
Met deze brief maak ik aan uw Kamer het voornemen bekend tot oprichting van de Stichting Delta Climate Center. Deze bekendmaking geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure van 30 dagen, bedoeld in artikel 4.7, eerste lid, onderdeel a, van de Comptabiliteitswet 2016. Indien ten minste een vijfde van uw Kamer binnen deze termijn nadere inlichtingen vraagt, wordt de stichting niet eerder opgericht dan 14 dagen nadat de inlichtingen zijn verstrekt.
Aanleiding voor totstandkoming van het Delta Climate Center (DCC) is het Rijks-compensatiepakket «Wind in de Zeilen». In dit pakket is het oprichten van een kenniscentrum opgenomen als één van de maatregelen om Vlissingen en Zeeland ruimhartig te compenseren voor het intrekken van het Kabinetsbesluit om de Marinierskazerne te verplaatsen van Doorn naar Vlissingen. Het gaat hierbij om een hoogwaardig centrum van onderwijs, onderzoek en kennisontwikkeling in de hele waaier van middelbaar beroepsonderwijs, hoger beroepsonderwijs, wetenschappelijk onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Het DCC is een samenwerkingsverband tussen zes kennisinstellingen: HZ University of Applied Sciences, Scalda, University College Roosevelt, NIOZ, Wageningen University & Research en Universiteit Utrecht.
Ik heb uw Kamer op 16 februari 2023 geïnformeerd over het plan voor de oprichting van het Delta Climate Center.1 De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties heeft daarnaast halfjaarlijks, voor het laatst op 14 december jongstleden, het parlement geïnformeerd over de algehele voortgang van Wind in de Zeilen (de zevende voortgangsrapportage).2 Hier maakt ook het DCC onderdeel van uit. In het plan voor het DCC is het voornemen kenbaar gemaakt om tot de oprichting van een stichting te komen. Het oprichten van een stichting past bij de beoogde onafhankelijkheid van het kenniscentrum, de inhoudelijke doelen van het DCC en bij de gewenste samenwerkingsvorm. Met het oog hierop zijn de oprichters voornemens om een rechtspersoon naar Nederlands recht op te richten. Dit voornemen is conform het stichtingenkader getoetst door de Toetsingscommissie Verzelfstandigingen en heeft geresulteerd in een positief advies (zie bijlage 2).
Tevens is op grond van de Comptabiliteitswet 2016 overleg gevoerd met de Algemene Rekenkamer over de voorgenomen oprichting. Ik dank de Algemene Rekenkamer voor het constructieve overleg en ga hieronder in op de aandachtspunten die zij naar voren heeft gebracht. De Algemene Rekenkamer geeft aan, op grond van de activiteiten die de stichting uit zal voeren, de stichting te zien als rechtspersoon met een wettelijke taak. Zij geeft aan dat het ook betekent dat er een voldoende toezicht-, verantwoordings- en controlearrangement moet zijn, met bijzondere aandacht voor de ambitie van het DCC om actief op zoek te gaan naar aanvullende middelen.
Ten aanzien van de stichting als rechtspersoon met een wettelijke taak, heb ik een andere zienswijze dan de Algemene Rekenkamer. Een rechtspersoon voert alleen (direct) een wettelijke taak uit zoals beschreven in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) als deze rechtspersoon staat opgenomen in de bijlage bij die wet. Ik zie op dit moment geen aanleiding om de stichting DCC op te nemen in de WHW, ook omdat het onderwijs en onderzoek dat wordt verricht onder verantwoordelijkheid blijft plaatsvinden van de betreffende geaccrediteerde instellingen, die reeds een wettelijke taak hebben. Zij zijn gebonden aan de sectorale onderwijswetgeving voor bekostigde instellingen en deze kaders blijven van toepassing op de activiteiten die zij ontplooien ten behoeve van het DCC.
Ik deel wel de analyse van de Algemene Rekenkamer dat een adequaat toezicht-, verantwoordings- en controlearrangement van belang is. Een stichting is onafhankelijk, maar dat neemt niet weg dat er voldoende borging moet zijn dat de publieke middelen ook conform de doelen van Wind in de Zeilen besteed worden. Ik weeg hier nadrukkelijk ook het belang van de provincie Zeeland mee.
Ten aanzien van de vormgeving van de stichting zijn verschillende waarborgen ingesteld: het plan voor de oprichting van het DCC is ter goedkeuring voorgelegd aan de Stuurgroep Wind in de Zeilen3 en daarna met het parlement gedeeld. De activiteiten die de stichting kan ontplooien zijn vervolgens vastgelegd in haar conceptstatuten. In deze statuten is ook een informatieplicht aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) opgenomen. Bij een opheffing of wijziging van de doelstellingen van de stichting, zal dit dus eerst aan de Minister worden voorgelegd. Het DCC zal op grond van hun financiële omvang zelf een verantwoording met controleverklaring opstellen. Hiervoor wordt een eigen accountantsverklaring afgegeven op het niveau van de stichting. De betrokken kennispartners zijn verantwoordelijk voor het op een juiste manier voeren van de eigen administratie (conform «Sound Financial Management»), zodat activiteiten en projecten voor DCC te allen tijde goed herleidbaar en controleerbaar zijn. De accountants per kennispartner controleren de eigen administratie als onderdeel van de reguliere controles (jaarrekening). Tot slot zal de stichting DCC in haar handleiding met financiële richtlijnen en randvoorwaarden opnemen dat het voor het DCC te allen tijde mogelijk blijft om tussentijds een accountantsverklaring op te vragen bij de kennispartners, indien dat nodig wordt geacht.
Voor wat betreft het reguliere toezicht, verantwoording en controle, beoog ik een instellingssubsidie te verstrekken binnen de Kaderregeling subsidies OCW, SZW, VWS. Deze subsidies worden per boekjaar verstrekt en hierbij wordt zowel een financieel- als een activiteitenverslag vereist: het DCC dient, per activiteit, minimaal jaarlijks een beschrijving van de aard, omvang, duur en wijze van uitvoering van de beoogde en gerealiseerde activiteiten te geven, alsook een beschrijving van de met de activiteiten gerealiseerde doelstellingen, resultaten of producten. Als er verschillen zijn tussen geplande en gerealiseerde activiteiten, dan dienen die eveneens te worden toegelicht. Het financiële verslag bestaat uit een postgewijze toelichting van begrote en gerealiseerde bedragen en een toelichting op eventuele verschillen tussen begroting en realisatie.
De Algemene Rekenkamer benoemt verder terecht dat de Minister van OCW zich ook tegenover het parlement moet kunnen verantwoorden over de doelmatigheid en doeltreffendheid van de besteding van de specifiek voor het DCC geoormerkte middelen. In dat licht wijs ik graag op de halfjaarlijkse voortgangsrapportage van het complete Wind In de Zeilen pakket: hiermee informeert het kabinet elk half jaar als één geheel het parlement over de ontwikkelingen rondom de realisatie van de maatregelen. Als subsidievoorwaarde aan de stichting DCC zal worden opgenomen dat het DCC tijdig en voldoende informatie moet verstrekken voor deze voortgangsrapportages. Er zijn inmiddels zeven voortgangsrapportages verschenen, waaraan de oprichters van het DCC hun medewerking op dat vlak reeds naar tevredenheid hebben verleend. In de laatste voortgangsrapportage is voor het DCC een beschrijving opgenomen van de beoogde resultaten, de betrokken partijen, de financiën, planning en de beoogde afronding. Ik zal er bij eventuele wijzigingen in (het format van) de voortgangsrapportages op blijven letten dat er een voldoende verantwoording over de voor het DCC geoormerkte middelen blijft bestaan. Volledigheidshalve deel ik u tot slot hierover u mee dat de rijksbijdrage aan de afgesproken maatregelen van het pakket Wind in de zeilen met een omvang van € 651,9 miljoen voor de periode 2020–2030 inzichtelijk wordt gemaakt in een overzicht bij de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Tot slot vraagt de Algemene Rekenkamer naar een nadere onderbouwing van de keuze om geen Raad van Toezicht in te stellen voor het DCC. Deze toelichting bied ik u graag. In de huidige governancestructuur is ervoor gekozen om de Raad van Bestuur stevig bij het DCC betrokken te houden. Deze structuur is geschikt omdat de daadwerkelijke activiteiten van het DCC worden uitgevoerd binnen de deelnemende kennisinstellingen, die allemaal een eigen Raad van Toezicht hebben. Daarnaast wordt ook voorzien in extra, specifieke, toezicht op de besteding van de middelen middels het toezicht-, verantwoordings- en controlearrangement vanuit OCW zoals hierboven beschreven. Daarnaast kent het DCC een Adviesraad, waarin maatschappelijke en wetenschappelijke partijen zitting hebben die belang hebben bij de activiteiten van de stichting. De Adviesraad kan de Directie en de Raad van Bestuur gevraagd en ongevraagd adviseren over alle aangelegenheden betreffende het DCC.
De conceptstatuten van de stichting zijn bij deze brief gevoegd (bijlage 1), alsook het advies van de Toetsingscommissie Verzelfstandiging (bijlage 2) en het advies van de Algemene Rekenkamer (bijlage 3).
Een gelijkluidende brief heb ik heden gezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf
Kamerstukken II 2022–2023, 33 358, nr. 41. Marinierskazerne Zeeland | Tweede Kamer der Staten-Generaal↩︎
Kamerstukken II 2023–2024, 33 358, nr. 43. Marinierskazerne Zeeland | Tweede Kamer der Staten-Generaal↩︎
De Stuurgroep Wind in de Zeilen bestaat uit bestuurders van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, de provincie Zeeland en de gemeente Vlissingen.↩︎