Reactie op verzoek commissie over de vergoeding van psychosociale hulphond via UWV, zorgverzekeraar of gemeente
Hulpmiddelenbeleid in de gezondheidszorg
Brief regering
Nummer: 2024D11562, datum: 2024-03-25, bijgewerkt: 2024-03-26 15:34, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32805-174).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C. Helder, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Onderdeel van kamerstukdossier 32805 -174 Hulpmiddelenbeleid in de gezondheidszorg.
Onderdeel van zaak 2024Z04972:
- Indiener: C. Helder, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- : Gehandicaptenbeleid (Commissiedebat), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2024-03-26 15:50: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-04-11 11:00: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
32 805 Hulpmiddelenbeleid in de gezondheidszorg
Nr. 174 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 maart 2024
Bij brief van 25 oktober 2023, met het kenmerk 2023Z18359, heeft de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport mij gevraagd te reageren op een aan de commissie gestuurde burgerbrief. Het betreft een verzoek tot een inhoudelijke reactie met betrekking tot vergoeding van een hulphond voor mensen met een beperking in Nederland.
De schrijver van de brief geeft een reactie op een aantal punten die in een voorgaande brief zijn opgenomen. In deze brief zal ik helderheid proberen te geven op de punten die in de brief worden genoemd. Ik wil daarbij voorop stellen dat ik de urgentie van het vraagstuk begrijp en onderschrijf voor mensen die psychosociale problematiek ondervinden.
Vergoeding vanuit het basispakket van de zorgverzekering
Voor de behandeling van psychosociale problematiek, zoals deze zich kan voordoen bij autisme en PTSS, geldt dat hulphonden niet voldoen aan de vereisten om opgenomen te worden in het basispakket van de zorgverzekering. Ten aanzien van PTSS heeft het Zorginstituut een verdiepingsrapport Zinnige Zorg bij PTSS opgesteld (2021). De effectiviteit van deze hulphonden is onvoldoende bewezen (geen «stand van wetenschap en praktijk»).
Wel zijn er zeker positieve persoonlijke ervaringen met de inzet van een hulphond, maar het is onduidelijk wat de (kosten)effectiviteit is van het gebruik van een dergelijke hulphond. Het meeste onderzoek is gebaseerd op persoonlijke ervaringen van mensen en niet op objectieve metingen van de resultaten. De kwaliteit van het reeds uitgevoerde onderzoek naar deze hulphonden is daarom op dit moment niet bruikbaar voor het Zorginstituut om een standpunt in te nemen over de wenselijkheid van vergoeding vanuit het basispakket. Ten aanzien van PTSS heeft het Zorginstituut een verdiepingsrapport Zinnige Zorg bij PTSS opgesteld (2021). Het is niet aan mij om te beoordelen of het bewijs dat in de brief genoemd wordt relevant is voor de beoordeling van de stand van de wetenschap en praktijk. De expertise voor de beoordeling hiervan ligt bij zorgverzekeraars en het Zorginstituut Nederland. Wel weet ik dat er veel aandacht is voor de inzet van hulphonden en kan in verloop van tijd wellicht voldoende bruikbare kennis worden vergaard om tot een ander inzicht te komen.
Het Zorginstituut maakt gebruik van een vast beoordelingskader, dat voorschrijft op welke wijze vastgesteld kan worden of zorg aan het effectiviteitscriterium voldoet en daarmee voor vergoeding in aanmerking komt. Voor een uitgebreide uitleg verwijs ik u graag naar de publicatie1 van het Zorginstituut Nederland.
Wmo 2015
Ten aanzien van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo2015) geldt het volgende. Gemeenten onderzoeken en beoordelen iemands ondersteuningsbehoefte en kennen op basis daarvan een passende maatwerkvoorziening toe om iemands beperkingen in de zelfredzaamheid en/of participatie weg te nemen. Het kan bijvoorbeeld gaan om mensen met autisme of PTSS die aangeven baat te hebben bij een hulphond.
Uit jurisprudentie blijkt dat een gemeente een aanvraag voor een assistentiehond kan afwijzen, als zij van mening is dat deze geen passende oplossing biedt voor het wegnemen van beperkingen in zelfredzaamheid of participatie van de aanvrager of als er andere adequaat passende oplossingen zijn.
Het is van belang dat een gemeente zorgvuldig onderzoek verricht en kijkt naar de individuele behoeften van de aanvrager ten aanzien van zelfredzaamheid of participatie. Uit dit onderzoek kan onder andere naar voren komen dat er ten eerste meerdere passende oplossingen zijn om de zelfredzaamheid of participatie van de inwoner te vergroten. Ook kan duidelijk worden dat de inwoner wel graag een hulphond wil, maar zelf niet voldoende in staat is om de hond goed te (laten) verzorgen en benodigde beweging te bieden. Verder kan blijken dat de hulphond niet een passende oplossing is omdat de effectiviteit niet kan worden aangetoond.
Het is uiteindelijk aan de gemeente om te besluiten over de ondersteuningsbehoefte van een aanvrager.Als de gemeente concludeert dat een assistentiehond voor een inwoner geen passende oplossing is of dat er ook andere mogelijkheden zijn die de zelfredzaamheid en participatie van de aanvrager vergroten, dan hoeft de hulphond niet toegekend te worden. Anderzijds, als uit het Wmo-onderzoek blijkt dat de hulphond de enige passende oplossing is, dan zal de gemeente deze in de regel toekennen. Kortom, het is niet zo dat gemeenten een aanvraag om een assistentiehond per definitie mogen afwijzen. Als de aanvrager het niet eens is met een besluit dan is bezwaar en beroep mogelijk.
De schrijver stelt verder dat het beleid in strijd is met artikel 1 van de Grondwet. Het is geenszins de bedoeling dat gemeenten een hulphond bij voorbaat afwijzen. Gemeentelijke beleidsregels en individuele besluiten mogen niet strijdig zijn met de Grondwet of de Wmo 2015. Gemeenten dienen besluiten altijd te nemen met inachtneming van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht, waaronder het gelijkheidsbeginsel, het doen van zorgvuldig onderzoek en het motiveringsbeginsel. Wanneer een gemeente met inachtneming van het vorenstaande een gemotiveerd besluit neemt waarmee de toekenning van een assistentiehond wordt geweigerd, kan deze afwijzing niet gelijk worden gesteld met discriminatie zoals bedoeld in artikel 1 van de Grondwet.
Afsluitend
Ik begrijp dat het teleurstellend kan zijn als geoordeeld wordt dat een bepaalde vorm van ondersteuning waar iemand graag aanspraak op wil maken (op dit moment nog) niet voldoet aan de effectiviteitseisen. Wel zijn er mogelijkheden om vergoeding voor een hulphond te krijgen via bijvoorbeeld stichtingen die op basis van fondsen, subsidies of donaties hulphonden kunnen opleiden en plaatsen. Ik vind het van belang dat mensen de zorg en ondersteuning krijgen die ze nodig hebben. Ons beleid is daar ook op gericht. Daarbij is het ook belangrijk dat de zorg die geboden wordt ook daadwerkelijk bijdraagt aan een verbeteren van het kunnen participeren van de hulpvrager.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
C. Helder
Beoordeling stand van de wetenschap en praktijk 2023 | Publicatie | Zorginstituut Nederland↩︎