Verslag van een commissiedebat, gehouden op 21 maart 2024, over Externe veiligheid
Handhaving milieuwetgeving
Verslag van een commissiedebat
Nummer: 2024D11714, datum: 2024-06-03, bijgewerkt: 2024-07-05 13:34, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-22343-395).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W.L. Postma, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat (Nieuw Sociaal Contract)
- Mede ondertekenaar: M. Schukkink, griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 22343 -395 Handhaving milieuwetgeving.
Onderdeel van zaak 2023Z18219:
- Indiener: V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2023-12-06 13:50: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-12-20 10:15: Procedurevergadering IenW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2024-03-21 13:00: Externe veiligheid (Commissiedebat), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2024-03-21 13:00: Externe veiligheid (Commissiedebat), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2024-03-28 13:20: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
22 343 Handhaving milieuwetgeving
28 089 Gezondheid en milieu
Nr. 395 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 3 juni 2024
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft op 21 maart 2024 overleg gevoerd met mevrouw Heijnen, Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, over:
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 12 oktober 2023 inzake beleidsreactie op signaalrapportage ILT: meer zicht en grip op pfas-afval nodig (Kamerstuk 35 334, nr. 282);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 18 oktober 2023 inzake voortgang beleid chemische stoffen (Kamerstuk 28 089, nr. 268);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 24 oktober 2023 inzake reactie op toezeggingen in commissiedebat Externe veiligheid van 11 oktober 2023 over beleid terugdringen gevaarlijke chemische stoffen (Kamerstuk 22 343, nr. 384);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 2 november 2023 inzake reactie op een tweetal aangenomen moties van het lid Klaver over Chemours Dordrecht (Kamerstuk 22 343-382 en 383) (Kamerstuk 22 343, nr. 387);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 25 oktober 2023 inzake toezegging gedaan tijdens het commissiedebat Externe veiligheid van 11 oktober 2023, over de opvolging van de motie van het lid Bouchallikh over de Nederlandse regels aanpassen zodat de Europese norm van 500 milligram stikstofdioxide per kubieke meter ook aan Tata Steel kan worden opgelegd (Kamerstuk 22 343-354) (Kamerstuk 22 343, nr. 385);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 25 oktober 2023 inzake invulling enkele moties en toezeggingen op het gebied van pfas (Kamerstuk 35 334, nr. 284);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 25 oktober 2023 inzake reactie op de motie van het lid Van Esch c.s. over bevoegde gezagen meer instrumenten geven om maatregelen te nemen tegen bedrijven en bedrijfsprocessen (Kamerstuk
33 118-262) (Kamerstuk 33 118, nr. 275);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 25 oktober 2023 inzake reactie bevoegde gezagen op het Onderzoeksraad voor Veiligheid-rapport Industrie en omwonenden (Kamerstuk 28 089, nr. 269);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 9 januari 2024 inzake milieuproblematiek Tata Steel (Kamerstuk 28 089, nr. 271);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 19 december 2023 inzake stand van zaken asfaltcentrales en Actieagenda Industrie en Omwonenden (Kamerstuk 28 089, nr. 270);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 10 januari 2024 inzake voortgang versterking VTH-stelsel – januari 2024 (Kamerstuk 22 343, nr. 390);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 15 januari 2024 inzake voorlopige beleidsreactie op rapportage ILT over de uitvoering van VTH-taken in Caribisch Nederland (Kamerstuk 22 343, nr. 391);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 19 december 2023 inzake resultaten praktijkproef asbestdaksanering met schuim (Kamerstuk 25 834, nr. 195);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 23 november 2023 inzake uitvoering van de motie van het lid Van Esch c.s. over een landelijk toetsingskader waarmee ZZS-plannen van bedrijven kunnen worden gecontroleerd (Kamerstuk 22 343-319) (Kamerstuk 22 343, nr. 389);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 15 februari 2024 inzake advies Commissie m.e.r. over de reikwijdte en het detailniveau van het milieueffectrapport – Nationaal Programma radioactief Afval (Kamerstuk 25 422, nr. 297);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 16 oktober 2023 inzake advies van de Commissie m.e.r. over de reikwijdte en het detailniveau van het milieueffectrapport voor wijziging Kernenergiewet ten behoeve van bedrijfsduurverlenging kerncentrale Borssele (Kamerstuk 32 645, nr. 119);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 30 oktober 2023 inzake rapport uitkomsten IRRS-missie (Integrated Regulatory Review Service) (Kamerstuk 25 422, nr. 294);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 19 december 2023 inzake diverse onderwerpen op het gebied van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming (Kamerstuk 25 422, nr. 296);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 28 februari 2024 inzake voortgang Impulsprogramma Chemische Stoffen (Kamerstuk 22 343, nr. 392).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de commissie,
Postma
De griffier van de commissie,
Schukkink
Voorzitter: Boutkan
Griffier: Koerselman
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Bamenga, Boutkan, Olger van Dijk, Gabriëls, Koekkoek, Kostić en Veltman,
en mevrouw Heijnen, Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.
Aanvang 13.00 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag, dames en heren hier aan tafel, op de publieke tribune en zij die thuis voor de buis zitten mee te kijken. Welkom allemaal bij dit commissiedebat Externe veiligheid. U ziet aan mijn linkerzijde de Kamerleden en de griffie zitten. Aan mijn rechterzijde zit uiteraard de Staatssecretaris, met haar ambtelijke ondersteuning. Van harte welkom. Een klein puntje van orde: er zijn vanmiddag stemmingen. Mogelijk ziet u een of meerdere Kamerleden opstaan om naar de stemmingen te gaan. Dat is niet uit desinteresse voor deze vergadering, maar omdat zij aanwezig moeten zijn in de plenaire zaal om te gaan stemmen. Dan weet u dat alvast. Het is nog niet bekend hoeveel dat er zullen zijn. Ik hoop niet dat iedereen opstaat, want dan twijfel ik aan mijn voorzitterschap. Maar we gaan het wel meemaken.
Ik heb verder geen bijzonderheden te melden, behalve dan dat wij vergaderen van 13.00 uur tot maximaal 17.00 uur vanmiddag. De spreektijd per Kamerlid, dus ook per fractie, is vijf minuten. In de eerste termijn zijn drie interrupties toegestaan. We gaan het zien. Ik hoop dat uw vervolgvraag daarna ook kort en bondig zal zijn. Ik geef het woord aan de heer Bamenga van D66 om af te trappen.
De heer Bamenga (D66):
Dank u wel, voorzitter. «Massaclaim in aantocht tegen de Staat over pfas in bodem». «Drinkwaterbedrijven luiden de noodklok over pfas in water.» «Groente, fruit en eieren besmet met pfas». Dit zijn slechts enkele voorbeelden uit het nieuws van de afgelopen twee weken. Iedereen in Nederland wordt geconfronteerd met het advies om het eten van eieren van eigen kippen te minderen en om groente en fruit nog grondiger te wassen. Ook krijgen ze te horen dat vis vol zit met chemische troep. Heel Nederland gaat gebukt onder deze kankerverwekkende stof. Mensen hebben recht op een gezonde leefomgeving. Mensen hebben recht op veilig voedsel, recht op een overheid die hen beschermt.
Vanuit Zuid-Holland ligt er nu een oproep aan de Staatssecretaris om een landelijke werkgroep of coördinator pfas aan te stellen en om daarnaast naar Australisch voorbeeld één website te maken waar burgers, bedrijven en gezondheidsprofessionals terechtkunnen met hun vragen over pfas. Is de Staatssecretaris bereid om opvolging te geven aan deze oproep en aan het Australische voorbeeld om een nationaal coördinator of werkgroep pfas in te stellen en te komen met één duidelijke website waar alles op het gebied van pfas samenkomt?
Voorzitter. Ons drinkwater dreigt fors duurder te worden als gevolg van pfas-vervuiling. In de regio Amsterdam zou dit gaan om een prijsstijging tot wel 22%. Daarmee dreigen we allemaal op te draaien voor de vervuiling die is aangericht door producenten van pfas. Drinkwaterbedrijven moeten nu al kostbare extra maatregelen nemen om pfas uit ons drinkwater te weren en waarschuwen dat drinkwater, als er niet snel een pfas-verbod komt, nog veel duurder zal worden. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat de rekening niet bij ons allemaal terechtkomt, maar in plaats daarvan bij de vervuiler?
Ondertussen ligt het Nederlandse voorstel voor een pfas-verbod in Brussel en is er nog steeds geen zicht op een uitkomst. Wel weten we dat onze groente en fruit bespoten mogen blijven worden met kankerverwekkende stoffen en dat boeren vaak niet eens weten dat er pfas in hun pesticiden zit. Dat is natuurlijk onacceptabel. Maar de Staatssecretaris blijft bij haar besluit om pfas toe te staan in pesticiden. Waarom blijven we iedereen in Nederland blootstellen aan appels, aardbeien en peren die onder de pfas zitten, vraag ik de Staatssecretaris. Kan zij duidelijkheid geven over wanneer het pfas-verbod eindelijk van kracht zal worden? Wanneer stopt deze pfas-kwelling?
Voorzitter. Dan een ander voorbeeld waarbij het recht van mensen op een gezond milieu in gevaar komt en waarbij mensen tegen muren aanlopen en in de verdrukking komen: Tata Steel. Geen miljardensubsidie voor Tata Steel zonder garantie voor de gezondheid: dat is de conclusie van de Expertgroep Gezondheid IJmond. Dat is een duidelijke oproep, die een meerderheid van de Kamer al eerder aan de Staatssecretaris heeft meegegeven door een motie van D66. Kan zij garanderen opvolging te geven aan deze duidelijke conclusie vanuit de expertgroep en, zo ja, hoe?
Rapport na rapport bevestigt dat omwonenden van Tata altijd gelijk hebben gehad. De overheid en wetgeving beschermen hen onvoldoende tegen de ziekmakende uitstoot van Tata. Dit probleem geldt niet alleen voor IJmond, maar voor heel Nederland. De huidige milieuwetgeving beschermt onze gezondheid onvoldoende tegen schadelijke uitstoot en maakt het onmogelijk om vervuilers echt hard aan te pakken. In andere woorden: voldoet een bedrijf aan de wet, dan nog ben je als omwonende niet veilig. Ik vraag aan de Staatssecretaris: waarom blijft actie daarop uit?
De Actieagenda Industrie en Omwonenden zou een uitkomst bieden voor al die mensen die wachten op actie: actie voor hun gezondheid, die van hun kinderen en die van alle generaties die nog komen gaan. Terwijl omwonenden ziek worden van industriële bedrijven, komt de Staatssecretaris met krap vijf pagina's aan actieagenda waarin meer dan 40 keer de woorden «onderzoeken» en «verkennen» staan. 40 keer! Dit is geen actieagenda, maar een onderzoeksagenda. Actie blijft wederom uit. De wet die niet voldoet, wordt niet aangepast. Omwonenden van industrie zijn opnieuw het slachtoffer. Er zijn geen data voor wanneer de resultaten verwacht worden, geen concrete stappen en geen betere bescherming van omwonenden. Graag ontvang ik hierop een reactie van de Staatssecretaris.
Tot slot, voorzitter.
De voorzitter:
Dat is mooi.
De heer Bamenga (D66):
Omwonenden van industrie voelen zich in de steek gelaten en niet gehoord. Het systeem van milieuwetgeving heeft gefaald. De Staatssecretaris is hoofdverantwoordelijk voor de veiligheid en gezondheid van alle omwonenden van industrie in Nederland. Staatssecretaris, sta op en ga pal staan voor al die omwonenden.
De voorzitter:
Ik dank u wel, meneer Bamenga. Dan geef ik nu het woord aan het lid Kostić, Partij voor de Dieren.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dank je wel. Helemaal correct! Ik word helemaal blij van de bijdrage van mijn collega van D66, want de maatschappij schreeuwt inderdaad om betere bescherming van de gezondheid en van ons milieu. Burgers moeten een rechtszaak voeren om hun gelijk te halen, in plaats van dat de overheid voor hen opkomt. Deze week wonnen burgers een rechtszaak tegen de Staat. Daarbij werd geconcludeerd dat de Staat omwonenden niet genoeg beschermde tegen Schiphol. Dit kabinet voerde ter verdediging schaamteloos het economisch belang van Schiphol op. Zo gaat het dus bij al die grootvervuilers. In deze Kamer en in de Omgevingswet hebben we afgesproken dat de gezondheid een leidend principe is. Is de Staatssecretaris bereid om met haar collega's niet langer in rechtszaken te strijden tegen burgers, maar proactief met burgers mee te denken over stappen om hun gezondheid te beschermen?
Voorzitter. Ter voorbereiding op dit debat is er een technische briefing geweest over de juridische mogelijkheden om de gezondheid van omwonenden van onder andere Tata Steel beter te beschermen. Daaruit bleek dat overheden meer kunnen doen en dat het Rijk regionale overheden meer verduidelijking en aansturing moet geven om gezondheid leidend te maken in beleid en om beleid hierover uit te werken. Is de Staatssecretaris bereid om per maatregel die in de technische briefing naar voren kwam, voor 4 april een terugkoppeling aan de Kamer te geven om te laten zien hoe ze die precies gaat oppakken?
Dan kom ik op de aanbevelingen van de Expertgroep Gezondheid IJmond. We weten al dat mensen kanker krijgen van Tata, maar de expertgroep stelt dat de gezondheidsrisico's zelfs worden onderschat. Een van de aanbevelingen is om een integrale gezondheidseffectrapportage op te stellen, waarmee gezondheidseffecten een volwaardige plaats krijgen in de afwegingen, onder andere rond vergunningverlening. Hoe staat de Staatssecretaris tegenover deze aanbeveling? De expertgroep wil helpen bij het opzetten en beoordelen van deze gezondheidseffectrapportage. Gaat de Staatssecretaris in op dat aanbod?
Voorzitter. Het huidige beleid is dat bedrijven zelf data aanleveren over wat zij uitstoten en dat zij zelf aan de bel moeten trekken als er iets mis is. De omgevingsdiensten doen slechts steekproefsgewijs controles. Maar op deze manier weten we niet wat er daadwerkelijk aan schadelijke stoffen de lucht ingaat. De data van Tata zijn bijvoorbeeld nog altijd incompleet en incorrect, en de meetinstallaties zijn niet altijd goed afgestemd. Omwonenden van Tata en ook van andere vervuilers, zoals SACHEM in Zaltbommel, vragen de overheid om bedrijven niet langer op hun blauwe ogen te geloven, maar te zorgen voor onafhankelijke metingen. Ook hierbij springen burgers nu in het vacuüm en met resultaat: sinds burgers camera's hebben gericht op Tata Steel is de omgevingsdienst gedwongen meer op te treden. Nu is er ook een infraroodsensor geplaatst waarmee dag en nacht gif dat ontsnapt uit Tata kan worden gesignaleerd. Maar dit zou niet op de schouders van burgers moeten rusten. Vindt de Staatssecretaris dat ook? Is de Staatssecretaris bereid om ervoor te zorgen dat er vanuit de overheid meer zelf wordt gemeten bij Tata? Dat kan bijvoorbeeld door meer slimme technologieën in te zetten en door uitbreiding van meetpunten, waardoor continu kan worden gemeten en actuele gegevens over schadelijke stoffen kunnen worden vergaard om handhavers en burgers zo te voorzien van betrouwbare informatie. Hetzelfde geldt natuurlijk bij andere grote vervuilers. In het kader van het maatwerk van Tata is het belangrijk om een volwaardige en onafhankelijke nulmeting te hebben van alle uitstoot en milieueffecten van Tata, want alleen zo kan onafhankelijk worden vastgesteld of de doelen worden behaald. Is de Staatssecretaris bereid hiervoor te zorgen?
Voorzitter. Van Aartsen en Sorgdrager concluderen over de versterking van het VTH-stelsel dat, wat er ook aan het huidige stelsel wordt verbeterd, het te versnipperd en vrijblijvend blijft. Enkel aanpassingen doen binnen het huidige stelsel, zoals de Staatssecretaris tot nu toe heeft gedaan, zal volgens hen niet leiden tot substantiële verbetering. Zij roepen dan ook op tot een stelseldiscussie. Maar in de reactie van de Staatssecretaris zien we weinig terug van zo'n stelseldiscussie. Kan zij hierop reflecteren? Kan zij toezeggen dat deze stelseldiscussie alsnog wordt gevoerd? Ik ben wel blij te lezen dat de Staatssecretaris eindelijk inziet dat haar stelselverantwoordelijkheid concreter moet worden ingevuld en dat zij meer regie moet nemen. Mijn fractie heeft hier meermaals op gehamerd. Wanneer kunnen we de wetswijziging verwachten waarin de Staatssecretaris dit wil regelen?
Voorzitter. Tijdens de begrotingsbehandeling van IenW heb ik met deze Staatssecretaris gedebatteerd over het instellen van een brede informatie- en minimalisatieplicht voor bedrijven ten aanzien van zeer zorgwekkende stoffen in afvalstromen waar nu geen inzicht in is. Provincies pleiten hiervoor, aangezien het niet weten of afval ZZS bevatten milieurisico's met zich meebrengt voor omwonenden. De Staatssecretaris gaf aan dat een informatieplicht geen bruikbare informatie zou opleveren. Maar in reactie op de ILT-signaalrapportage over pfas in afval – pfas is ook een ZZS – geeft de Staatssecretaris te kennen wel in te willen zetten op het concretiseren van een informatieplicht. Waarom wil de Staatssecretaris voor pfas in afval wel een informatieplicht, maar niet voor andere ZZS?
Tot slot, voorzitter. Hoe staat het met de uitvoering van de aangenomen motie van mijn fractie over het versneld uitfaseren van pfas in de zorgsector? Die motie is inmiddels al bijna een jaar oud.
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank u ook. Dan ga ik naar de heer Olger van Dijk van Nieuw Sociaal Contract.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Dank, voorzitter. Zoals bekend wil Nieuw Sociaal Contract onze Grondwet meer bij het politieke debat betrekken. Vandaag wijzen we op de grondwettelijke zorgplicht voor bescherming en verbetering van de gezondheid. Mensen in Nederland moeten ervan uit kunnen gaan dat vanuit de overheid alles in het werk wordt gesteld om dit te bereiken. De nieuwe Omgevingswet verduidelijkt dit: alle passende preventieve maateregelen ter bescherming van de gezondheid worden getroffen. De Drentse actiegroep Meten=Weten heeft een beroep gedaan op de Omgevingswet om te voorkomen dat bij een basisschool pesticiden worden gebruikt voor de teelt van lelies. Hoe kansrijk acht de Staatssecretaris dit beroep? Kan zij breder aangeven welke werking er nou uitgaat van dat bewuste artikel 4.22 in de Omgevingswet? Hoe stimuleert dit kabinet dat de uitgangspunten van dit artikel worden meegenomen bij de vergunningverlening? Worden onze decentrale bestuurders, dus het bevoegd gezag, daarin ook ondersteund?
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Stel dat het voor omwonenden heel moeilijk is om de Omgevingswet te gebruiken en een beroep te doen op dat voorzorgsprincipe om, in dat voorbeeld van Drenthe, het gebruik van pesticiden tegen te houden. Is Nieuw Sociaal Contract net als GroenLinks-Partij van de Arbeid van mening dat wij dan de wet moeten aanpassen?
De heer Olger van Dijk (NSC):
Dank voor de vraag. Mooi om te horen dat we het doel delen van meer aandacht voor de gezondheidskant. Tegelijkertijd willen wij eerst kijken of de bestaande wetgeving en de bestaande kaders voldoende zijn. De Omgevingswet is nieuw; per 1 januari. Ik vind de Drentse casus in die zin interessant omdat er voor het eerst een beroep op deze wet wordt gedaan. Vandaar ook mijn vraag: is dit kader voldoende of moeten we meer doen om het bevoegd gezag handvatten te geven? Dat in antwoord op de vraag van de heer Gabriëls.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Dank. De systeemwerkelijkheid van vergunningen, toezicht en handhaving verhoudt zich slecht met de daadwerkelijk ervaren gezondheidseffecten voor mensen.
De voorzitter:
Meneer Van Dijk, misschien kunt u even ademhalen? Ik zie namelijk dat het lid Kostić ook een interruptie heeft. Kort en bondig.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Oké. Ik werd net getriggerd door de vraag of dit genoeg is of dat er misschien meer richting moet worden gegeven aan de regionale overheden. Volgens mij was mijn collega ook bij de technische briefing over dit onderwerp. Daarin werd duidelijk gesteld door de juristen, en overigens ook door de omgevingsdiensten, dat er veel duidelijkere instructies van het Rijk nodig zijn. Zo kunnen we voorkomen dat elke regionale overheid het wiel hierop opnieuw moet uitvinden. Heeft u dat ook gehoord en gaat u daar samen met de Partij voor de Dieren in optrekken?
De heer Olger van Dijk (NSC):
Ik heb inderdaad toen zelf ook gevraagd of dat kader van de Omgevingswet misschien niet al voldoende is. Ik hoor ook graag het antwoord van de Staatssecretaris. Ik vermoed zomaar dat we nogal wat verduidelijking kunnen gebruiken richting de bevoegde gezagen, maar ik wil er ook niet op vooruitlopen. Soms is het ook zo dat er in de praktijk door burgers en omwonenden een beroep wordt gedaan op een nieuwe wet, er jurisprudentie ontstaat en daar ook weer werking van uitgaat. Misschien is dat ook hier wel het geval. Daarom vroeg ik ook naar die Drentse casus. Ik denk dat dat bij elkaar die duidelijkheid gaat geven. Voor Nieuw Sociaal Contract staat het in ieder geval overeind dat we blij zijn met dit artikel in de Omgevingswet en we denken dat we daarmee een mooi nieuw kader hebben, naast natuurlijk de basis in de Grondwet waarmee ik begon.
De voorzitter:
Dank u wel. Nog een tweede interruptie? Ja? Gaat u uw gang.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dat is heel goed om te horen, maar mijn collega heeft het over burgers die rechtszaken moeten voeren. Is mijn collega het met mij eens dat het heel veel last op de schouders legt van de burgers als van hen wordt verwacht dat ze de wet moeten interpreteren via een rechtszaak? Dat is een kostbare zaak. De overheid moet gewoon duidelijk zijn in hoe zij hierin de burgers beschermt.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Dit is een interessante vraag. Bij Nieuw Sociaal Contract kijken wij heel erg naar de verhoudingen tussen burgers en overheden, maar ook tussen maatschappelijke organisaties en bedrijven. Dat is een aspect dat ik hier graag wil benoemen. Wij geloven in een verantwoordelijke samenleving waarin burgers zelf verantwoordelijk nemen, maar ook bedrijven. Bedrijven moeten zich bewust zijn van wat hun activiteiten voor gevolgen hebben op de gezondheid van mensen en zich niet alleen houden aan die vergunningen en die systeemwerkelijkheid. Ik hoop dus ook dat we op een of andere manier bedrijven meer kunnen stimuleren om dat zelf te doen. Daar waar dat niet gebeurt, zullen we met elkaar moeten kijken hoe we dat verder kunnen stimuleren.
De voorzitter:
Dank u wel. Gaat u verder met uw betoog.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Er loopt een verkenning van het RIVM naar de mogelijkheden voor een gezondheidsonderzoek, waarbij de regionale GGD'en al betrokken zijn. Kan de Staatssecretaris aangeven of dit onderzoek een bredere focus heeft dan het oorspronkelijke verzoek vanuit Zuid-Holland Zuid, zodat die conclusies ook veel breder in Nederland toepasbaar zijn?
Voorzitter. De daadwerkelijke effecten op de gezondheid van mensen verdienen meer aandacht; we hadden het er al over. Mij valt op dat nog veel simpelweg niet bekend is. Meten is inderdaad nog altijd weten. In het stelsel wordt naast emissie van bedrijven ook gekeken naar immissie in de leefomgeving. De zogenaamde immissietoets zou breder kunnen worden opgezet dan enkel via toetsing aan de wettelijke grenswaarden, door bijvoorbeeld informatie over gezondheidseffecten mee te nemen. Is de Staatssecretaris bereid om een dergelijke verbreding van de immissietoets op te zetten? Dat zou dus ook zo'n hulpmiddel kunnen zijn waarmee we ook meer aandacht voor de gezondheid kunnen krijgen.
Voorzitter. De Europese herziening van de Richtlijn industriële emissies moet worden geïmplementeerd. Het is wat mijn fractie betreft goed om daar snel mee te beginnen. Kan het oplossen van de knelpunten in de praktijk als extra doel hieraan worden toegevoegd en is hiervoor een wijziging van de Omgevingswet nodig en, zo ja, op welke punten? Hoe bekijkt de Staatssecretaris het element van de compensatie voor gezondheidsschade? Voorkomen is nog altijd beter en een compensatiesamenleving is wat mijn fractie betreft ook een weinig aantrekkelijk toekomstbeeld. Is het mogelijk om een brief te krijgen over de contouren van implementatie van deze belangrijke richtlijn?
Voorzitter. In 2020 concludeerde de commissie-Van Aartsen dat het vergunningen-, toezichts- en handhavingsstelsel versterkt moet worden, omdat het niet goed functioneert door de fragmentatie en de vrijblijvendheid. Hierdoor ontstaat vermijdbare milieuschade. Is die situatie nu vier jaar later wezenlijk anders, aangezien het nalevingspercentage nota bene gedaald is van 89% naar 81%? Hoe beoordeelt de Staatssecretaris dit en wat doet zij concreet aan de zeer lage scores bij afval, zoals aan de score van 58% van ZZS in afval? Is er inmiddels gesproken met het Bestuurlijk Omgevingsberaad om dit nalevingspercentage te verhogen?
Voorzitter. De Staatssecretaris geeft zelf al aan dat vrijwel geen enkele van de 29 omgevingsdiensten marginaal voldoet aan de kwaliteitscriteria voor robuustheid. Kan de Staatssecretaris aangeven of zij al iets van verbetering ziet? Wordt er bijvoorbeeld iets gedaan met de oproep om te fuseren en om hiermee het werkgebied te vergroten? Is er gezien het falen van al die omgevingsdiensten toch niet meer actie vanuit het Rijk nodig? Dat brengt mij op de systeemverantwoordelijkheid, waarnaar vorige sprekers al verwezen. Wat mijn fractie betreft is er actie nodig en mag er direct een actieagenda worden gekoppeld aan de verkenning naar die systeemverantwoordelijkheid die de Staatssecretaris al van plan is te gaan doen.
Voorzitter. Veel bedrijven proberen naar eer en geweten de gevolgen van hun bedrijfsprocessen voor hun omgeving te minimaliseren. Helaas zijn er ook notoire verzakers, bedrijven die keer op keer de fout ingaan. Dat is NSC een doorn in het oog. Een keiharde aanpak is nodig. Hoe staat het met de aanpak van deze veelplegers?
Voorzitter. Het Impulsprogramma Chemische Stoffen wil met een onderzoek over voorzorg de onduidelijkheden rond potentiële ZZS oplossen. Het RIVM komt volgend kwartaal met de resultaten. Levert dat ook concrete en praktische handreikingen op over voorzorg voor de vergunningverleners? En klopt het dat uiteindelijk een kwart van de pZZS wordt aangemerkt als ZZS? Kunnen stoffen misschien sneller van de pZZS-lijst naar de ZZS-lijst of kunnen ze er misschien helemaal af, zodat er duidelijkheid is?
Voorzitter, tot slot. De NVWA raadt de consumptie van eieren van hobbykippen af voor een langere periode, vanwege de gezondheidsrisico's door hoge concentraties pfas. De collega van D66 verwees daar al naar. Zo'n generiek advies verbaast ons en roept zorgen op over de afgelopen tijd. Er wordt geadviseerd om een vervolgonderzoek te doen in een bredere onderzoeksprogrammering naar pfas. Pakt het kabinet deze handschoen op, zo is mijn vraag aan de Staatssecretaris. Is er op de korte termijn niet een beter advies voor consumenten nodig? Kan de Staatssecretaris hier met de collega's in het kabinet naar kijken?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Dijk. U krijgt nog een interruptie van mevrouw Koekkoek van Volt.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik wil nog een verduidelijkende vraag stellen over wat ik terughoor in de inbreng. Enerzijds hoor ik dat u er vertrouwen in heeft dat bedrijven mee willen gaan met de bestaande wetgeving en dat zij hun best doen. Anderzijds hoor ik de oproep om veelplegers hard aan te pakken. Mijn vraag is: wanneer spreken we van veelplegers en gaan we over op die harde aanpak?
De heer Olger van Dijk (NSC):
Dank voor de vraag. Ik heb hier geen harde definitie van veelplegers. Volgens mij heeft de Staatssecretaris die wel. Daar wordt ook in de brief aan gerefereerd en daar zou ik mij in eerste instantie bij willen aansluiten. Als bedrijven keer op keer in de fout gaan, dan denk ik dat je voor een andere aanpak moet gaan, dat je er dichter op moet gaan zitten en dat je er qua prioritering in de handhaving bovenop moet zitten.
De voorzitter:
Mevrouw Koekkoek, dit is uw tweede interruptie.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Als we de definitie hanteren die we nu hebben, dan hebben we het over bedrijven die al beboet zijn en waarbij je al genoteerd hebt: dit gaat niet goed. Maar naar welke harde aanpak moeten we dan toe? Ik stel deze vraag ook omdat ik in het antwoord in eerdere interrupties hoorde dat we niet te snel over moeten gaan op andere wetgeving, terwijl een hele harde aanpak van veelplegers dat volgens mij wel vereist.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Ik denk dat het en-en is. Ik denk dat het goed is dat de overheid in de basis vertrouwen geeft aan burgers en bedrijven. Ik denk dat heel veel bedrijven hier wel degelijk op een goede manier in zitten, maar we moeten ook constateren dat er een aantal notoire verzakers zijn, die keer op keer in de fout gaan. Vanuit de vergunningen die er zijn, kun je er met extra toezicht bovenop zitten en kun je ervoor zorgen dat je de aandacht erbij houdt. Ik denk dat dat een manier zou kunnen zijn. Tegelijkertijd denk ik – daarom stelde ik die vraag over de immissietoets – dat je ook naar de regels moet kijken om zo meer structurele aandacht voor de gezondheidskant te krijgen, want dat mist nu in het systeem. Dat is een mogelijkheid die ik suggereer. Ik ben benieuwd naar het antwoord van de Staatssecretaris. Misschien moeten we ook wel naar hele andere varianten gaan kijken. Ik hoorde hier nog wat andere suggesties vanuit het rapport over Tata. De expertgroep vroeg daar ook naar. Ik ben benieuwd naar het antwoord op die vraag van mijn collega van de Partij voor de Dieren.
De voorzitter:
De heer Gabriëls heeft ook nog een vraag voor u.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Behoren de bedrijven Chemours en Tata naar de mening van Nieuw Sociaal Contract ook tot de notoire verzakers?
De heer Olger van Dijk (NSC):
Die bedrijven hebben een lange geschiedenis. We komen nog te spreken over Tata, in het debat over de OVV. Ik wil mijn bijdrage op dat moment geven. Er is een geschiedenis van met elkaar spreken over de vergunningen die er zijn. Je ziet dat Tata zich op een aantal vlakken wel degelijk houdt aan de vergunningen, maar dat de gezondheidseffecten, ook in cumulatie, veel groter en nadeliger zijn. Dat is voor een deel het pijnlijke vraagstuk dat op tafel is gelegd en waar wij als Kamer en kabinet mee aan de slag moeten. Daar wil ik met de Kamer en de Staatssecretaris naar kijken. Chemours is een aantal keer in de fout gegaan. Zij hebben ook een last onder dwangsom gekregen. Ik denk dat de gesprekken vanuit de provincie al zijn geïntensiveerd. Dat is op zichzelf een goede zaak, maar dat is wel een verantwoordelijkheid die daar ligt, bij de omgevingsdiensten.
De voorzitter:
U heeft voor uzelf een podium gecreëerd, meneer Van Dijk, want u krijgt nog een interruptie.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik wil het heel concreet maken, in vervolg op de vraag van GroenLinks-PvdA. Tata Steel voldoet op één heel concreet punt niet aan de Europese wet- en regelgeving, namelijk op het gebied van rauwe cokes. Daar gaan ze al jaren mee de mist in. Niet één keer, niet twee keer, maar tientallen keren hebben ze overtredingen gepleegd. De provincie handhaaft al jaren op precies dezelfde manier, namelijk met dwangsommen. Als ik net het betoog van mijn collega hoor, is Tata Steel een veelpleger. Er zou veel meer op moeten worden ingezet om strenger te gaan handhaven en een stapje verder te gaan. Is mijn collega het met ons eens dat we in dit geval, als het gaat om Tata Steel en rauwe cokes, na jarenlang dwangsommen opleggen een stapje verder moeten gaan?
De heer Olger van Dijk (NSC):
Tata is een bedrijf dat uniek is in Nederland. Dat heeft te maken met de omvang, met wat ze leveren, met de geschiedenis en met de voor een deel verouderde installaties. Daar wordt ook al lang over gesproken. Ik denk ook dat het goed is dat die gesprekken worden voortgezet, ook door een nieuw kabinet. Dan gaat het om verduurzaming, over het terugdringen van de uitstoot, maar wat mij betreft ook over het beter meenemen van de effecten op de gezondheid van de bewoners. Vanuit die unieke situatie vind ik dat we daar op deze manier vol aandacht voor moeten hebben. Maar dat is wel een totaalpakket. Dat gaat niet alleen over het aanspreken met een dwangsom, maar ook over een gesprek over hoe je echt die verduurzaming bereikt en hoe je ervoor zorgt dat je nog steeds op een duurzame manier staal kunt maken, dat wij ook nodig hebben voor allerlei belangrijke transities in dit land. Tegelijkertijd moeten we zorgen dat er positieve effecten zijn te merken wat betreft de gezondheid en dat de negatieve effecten die daar nu dagelijks worden ervaren, worden tegengegaan. Ik denk dat dit een totaalaanpak is, waar we nog verder over komen te spreken, en dat het zinvol is om het op die manier te doen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we snel verder met de heer Gabriëls van GroenLinks-Partij van de Arbeid.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Dit is weer een voorbeeld van «we zijn allemaal voor gezondheid, maar toch voelen inwoners zich alleen staan». Elke dag lezen we in de krant over gezondheidsschandalen of inwoners die zich daar zorgen over maken, of het nu het pfas in eitjes betreft, uitspoeling van gif bij staalslakken, luchtkwaliteit rondom Tata, pfas in moedermelk rondom Chemours en microplastics in de Maas. Of denk aan de inwoners die zich zorgen maken over de verouderde chemische fabriek SACHEM in Zaltbommel. Mensen maken zich zorgen. Dat is niet onterecht, zo blijkt uit allerlei rapporten, waaronder uit het OVV-rapport, maar ook uit het rapport van Van Aartsen over het VTH-stelsel. Het gaat hierbij ook over het gebrek aan transparantie, capaciteit en het niet altijd goed kunnen functioneren van bevoegde gezagen of omgevingsdiensten. Inwoners willen gewoon leven, maar hun tijd wordt opgeslokt doordat zij zich moeten verdiepen in processen en metingen omdat zij op willen komen voor hun gezondheid. De overheid beschermt hen niet genoeg. Het leidt tot verlies aan levenskwaliteit. Wij lijken als maatschappij niet solidair naar deze mensen toe. We doen het beter dan het buitenland, wordt dan vaak gezegd. Maar is dat wel zo? Is dat niet een argument dat al die zorgen van die inwoners bagatelliseert?
De Actieagenda Industrie en Omwonenden is eindelijk verschenen. Die gaan we uitgebreider bespreken in het plenaire debat waar iedereen het nu over heeft, maar ik wil wel alvast mijn teleurstelling uitspreken dat we er een jaar op hebben moeten wachten. Zoals de heer Bamenga net al zei, komen hierin de woorden «verkenning», «onderzoeken» en zelfs «een verkenning naar een onderzoek» voor. Echt, het is gewoon geen actieagenda maar een onderzoeksagenda.
Dan hebben we nog een Impulsprogramma Chemische Stoffen. Dat zou bevoegde gezagen moeten helpen met inzicht in gebruik en onderbouwing van het voorzorgsprincipe, inzicht in cumulatieve effecten van gif, inzicht in potentieel zeer zorgwekkende stoffen et cetera, et cetera. Helaas kent dit programma een doorlooptijd van vier jaar. Kan de Staatssecretaris toezeggen om een impuls te geven aan dit impulsprogramma, zodat de omgevingsdiensten hier sneller wat aan hebben? Verder zou ik de Staatssecretaris ook willen vragen om alle brieven die wij krijgen en de communicatie over de impulsprogramma's en actieagenda's te laten scannen op het gebruik van begrijpelijke taal.
Drinkwaterbedrijven trekken aan de bel. De heer Bamenga had het er ook al over. Uit het rapport van AT Osborne, Inventarisatie vergunde PFAS-emissies in Nederland 2023, blijkt dat er enkele kilo's pfas-lozingen per jaar zijn vergund in het stroomgebied van de Maas. Uit een ander rapport, PFAS in de Rijkswateren, volgt dat er tientallen kilo's gevonden en geloosd worden in diezelfde Maas tussen Eijsden en de monding. Hoe verklaart de Staatssecretaris dit verschil tussen de vergunde lozingen en de daadwerkelijke lozingen? Het is niet eerlijk voor bedrijven waarvan we wel alles inzichtelijk hebben, want die worden aangesproken en zijn in beeld, terwijl er blijkbaar ook heel veel illegale lozingen zijn, die dus niet vergund zijn. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat zij meer gaat laten bemonsteren en dat zij er alles aan gaat doen om te achterhalen waar deze illegale lozingen vandaan komen? Het begint ook met inzicht.
Dan alvast over Tata. Punten die specifiek voor Tata gelden, maar die ook in het algemeen kunnen gelden, zijn bijvoorbeeld: «we zijn met z'n allen voor een gezondheidseffectrapportage», «hoe gaan we om met afgeschreven fabrieken en de beste beschikbare technieken?» en «wie meet wat en waarom?» Vorige week kregen we te horen en te zien dat er in de documentaireserie die nu draait over Tata is gezegd dat er rookwolken in het donker worden vrijgelaten, zodat omwonenden die niet kunnen detecteren. Is de Staatssecretaris hiermee bekend? Kan zij vertellen wat zij naar aanleiding van deze informatie heeft gedaan? Het is natuurlijk al erg genoeg dat omwonenden zich genoodzaakt voelen om zelf metingen te doen en incidenten te filmen. Hoe kan het dat organisaties en omwonenden nu al betere meetapparatuur lijken te hebben dan de omgevingsdienst? En dan het belangrijkste: delen de Staatssecretaris en de commissie – dus wij hier met z'n allen – de mening dat we toe moeten naar de situatie waarin omgevingsdiensten zelf onafhankelijk metingen kunnen verrichten in plaats van dat ze afhankelijk zijn van metingen van een bedrijf, dat zelf de tijdstippen van die metingen kan kiezen? Kan de Staatssecretaris aangeven of en, zo ja, hoe zij mogelijk wil maken dat omgevingsdiensten zelf gaan meten?
De expertgroep onder leiding van de heer Levi zegt dat ook de Kooks- en Gasfabriek 2 zo snel mogelijk moet sluiten. Welke stappen onderneemt de Staatssecretaris van Milieu naar aanleiding van het rapport Gezondheid in de IJmond? Heeft zij met het bevoegd gezag om tafel gezeten? Hoe gaan we met dit advies om? Er ligt ook nog een breed gesteunde motie van GroenLinks-Partij van de Arbeid om de uitstoot van NOx, dus stikstof, te verlagen naar 500 milligram. We kregen een brief waarin staat dat de omgevingsdienst richting de 500 milligram gaat, terwijl de Kamer daadwerkelijk heeft uitgesproken dat het 500 milligram stikstof per kubieke meter moet zijn. Kan de Staatssecretaris daar iets over zeggen?
Dan de Expertgroep Gezondheid ...
De voorzitter:
U zit aan uw tijd, meneer Gabriëls. Uw vijf minuten zijn om.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Zijn die nu al om?
De voorzitter:
Ja. De klok is onverbiddelijk.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Helaas. Bij het debat over het OVV-rapport gaan we dan alles zeggen.
De voorzitter:
Dat houden we tegoed.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Zeker.
De voorzitter:
Dan ga ik naar mevrouw Koekkoek van Volt.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dank u wel, voorzitter. De Onderzoeksraad voor Veiligheid, OVV, concludeerde dat het mogelijk en noodzakelijk is om burgers beter te beschermen. Ik leg graag de nadruk op de woorden «mogelijk» en «noodzakelijk». Er is dus geen enkele reden om het niet te doen. We moeten naar een economie toe waarin gezondheid net zo belangrijk is als groene productie. Waar het nu vaak erover gaat om fabrieken groen om te bouwen, wordt gezondheid over het hoofd gezien. Dat moet anders.
Voorzitter. In het rapport gaat het vooral over drie bedrijven: Tata Steel, Chemours en Asfalt Productie Nijmegen. Ik denk dat het goed is dat we het daar vandaag over hebben, maar ik wil ook een oproep doen. De provincies geven heel duidelijk aan dat er meer bronnen zijn die nu over het hoofd worden gezien, zoals Schiphol of bepaalde productieterreinen in de havens. Laten we ons dus niet blindstaren op alleen deze drie bedrijven.
Voorzitter. Ik wil het vandaag graag over drie dingen hebben: vertrouwen van burgers, meten is weten en de huidige aanpak. Laat ik beginnen met dat eerste: het vertrouwen van burgers. Het RIVM is heel helder: er wordt bij een bedrijf als Tata Steel te veel uitgestoten. Dat zorgt voor ziekte in de omgeving. Het is onduidelijk of nieuwe maatregelen genoeg effect hebben. Het RIVM weet wel zeker dat Tata Steel voor het grootste deel verantwoordelijk is voor de neerslag van zorgwekkende stoffen in de omgeving. Burgers hebben het vertrouwen opgegeven. Participatieavonden mislukken. Sommige burgers protesteren elke zaterdag buiten een bedrijf, zonder resultaten. Het werd al genoemd: rondom Tata hangen burgers nu zelf camera's op. Dat is natuurlijk echt niet hoe je het wil hebben. Dat is funest voor het vertrouwen. Vertrouwen wordt gebouwd met het nemen van verantwoordelijkheid.
Nu gaan er nieuwe vergunningen worden verleend als fabrieken worden omgebouwd. Volt ziet geen andere optie dan partijen medeverantwoordelijk maken voor het opruimen van de vervuiling via een redelijk percentage. Er zijn niet genoeg cijfers uit het verleden om een bedrijf verantwoordelijk te houden voor het opruimen van pfas of andere ziekmakende stoffen in de bodem, maar ondertussen zitten die wel overal, zonder dat we weten waar die precies vandaan komen. We gaan nu nieuwe vergunningen verlenen aan deze bedrijven als ze de nodige vergroenende ombouwingen doen aan hun fabrieken. Dat is iets goeds, maar ik vraag de Staatssecretaris of de regering van gezondheid hierbij ook een harde eis maakt, in combinatie met verantwoordelijkheid voor het opruimen van stoffen uit het verleden.
Voorzitter. Dan over het meten van de uitstoot. Het OVV-rapport concludeert dat zelfs bij een maximale inzet van het VTH-stelsel een gezonde leefomgeving voor omwonenden van industrie niet kan worden gegarandeerd. Dat staat zo in het rapport. De manier waarop we meten en de overheid burgers wil beschermen, werkt dus niet. Ondertussen gooien we wel enorme hoeveelheden gemeenschapsgeld naar rechtszaken, die provincies en gemeenten moeten betalen. Provincies, gemeenten en toezichthouders bij de omgevingsdiensten hebben bovendien te weinig kennis en capaciteit in huis om burgers goed bij te staan. Daardoor weten ze zich vaak geen raad als omwonenden aan de bel trekken. Volgens de OVV vervallen bedrijven en overheden bij klachten vaak in procedurele antwoorden, met stellingen als: het bedrijf voldoet aan de vergunning. Dat kan dan procedureel wel correct zijn, maar dat is ook niet goed voor het vertrouwen. Want als we zo antwoorden, voelt een burger zich echt niet gehoord. Daarnaast doen de drie bedrijven weinig meer dan wettelijk verplicht is. Zo wordt er weinig actief onderzoek gedaan naar de uitstoot en de gezondheidseffecten daarvan. In Nederland hebben we een meetstelsel dat zo ingericht is dat de verantwoordelijkheid voor dat meten bij het bedrijf zelf ligt. Ik sluit me dan ook aan bij wat collega's eerder hebben gezegd: we moeten bronmetingen toestaan. Volt heeft hier ook al eerder voor gepleit. Wees eerlijk over wat er gebeurt en zorg ervoor dat we zelf onze data kunnen ophalen en daarvoor niet afhankelijk zijn van bedrijven.
Voorzitter. Dan de huidige aanpak. Het rapport pleit voor een zwaardere weging van het voorzorgsbeginsel in vergunningverlening. Volt ziet dat dit samenhangt met een voorstel van een van onze gedeputeerden in Noord-Holland. Die heeft namelijk gepleit voor een proefballon rondom innovaties in het VTH-stelsel. Gezien de kerntaak van de overheid om de gezondheid van inwoners te beschermen en de problemen met het huidige VTH-stelsel zouden we willen verkennen of we toe kunnen werken naar een ander systeem. In plaats van het vergunnen van emissies willen we naar een waarborging van gezondheid. Dit zou dan ook heel goed aansluiten bij het voorstel van de OVV waarin duidelijk wordt gezegd dat het voorzorgsbeginsel beter moet worden gewaarborgd in de wet. Nu vraag ik aan de Staatssecretaris of zij een eerste reactie wil geven op deze gedachte. Ik begrijp dat het nog niet volledig is, maar ik zou wel graag alvast een ideeënuitwisseling daarover starten.
Dan de beste beschikbare technieken en vergunningen.
De voorzitter:
U kunt even ademhalen, want u heeft een interruptie van de heer Van Dijk.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Het is meer een verduidelijkende vraag van mijn kant. Ik hoor collega Koekkoek van Volt zeggen: we willen van het vergunnen van emissies naar het waarborgen van de gezondheid. Op zichzelf is NSC ook voor meer aandacht voor gezondheid, maar betekent dit idee dat we het hele emissiestelsel met alle toetsen dan ook loslaten of is dit iets integrerends of komt het ernaast te staan? Dat laatste, dus dat we in ieder geval ook wel de emissies in de gaten houden, lijkt mij logischer. Maar toch maar even deze verduidelijkende vraag.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik begrijp de vraag. Nee, je hoeft, denk ik, niet het hele stelsel om te gooien. Dat vond ik ook interessant aan wat we leerden tijdens de briefings waarin de Kamer werd geüpdatet over de stand van zaken en de beschikbare wetgeving en informatiemogelijkheden. We wegen de factor gezondheid nu niet mee, maar om dat wel te doen hoef je niet het hele stelsel volledig los te laten en opnieuw op te bouwen. Ook luisterend naar de inbreng van de heer Van Dijk net, denk ik dat we daarin dus wel dicht bij elkaar zitten. Ik ben er alleen zelf inmiddels aan toe dat we hier nu mee gaan starten. Daarvoor verwijs ik dus naar de provincie Noord-Holland, waar we eigenlijk kunnen starten met een pilot om uit te proberen hoe dit er dan uitziet. Ik hoop dat dat afdoende antwoord op de vraag is.
De voorzitter:
Gezien de reactie is dat prima. Gaat u verder. U heeft nog 34 seconden.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dan de beste beschikbare technieken en vergunningen. De provincie kan vaak niet goed vergunnen op basis van de beste beschikbare technieken, omdat het referentiedocument van de Europese Commissie waarin voor bedrijven is beschreven wat die beste beschikbare technieken zijn, is verouderd. In de praktijk blijkt dat het voor de provincies nauwelijks afdwingbaar is om bedrijven hun verouderde installaties te laten vervangen voor nieuwe installaties, ook als deze niet vallen onder de beste beschikbare technieken. Onze gedeputeerde in Zuid-Holland heeft het als volgt gesteld. We weten dat er nieuwe technieken zijn waar Chemours mee kan produceren, maar Chemours claimt dat dit technieken zijn die alleen op papier werken. Ze claimen daardoor niet te hoeven voldoen aan de eis om de beste beschikbare technieken te gebruiken. Dit is geen Europese vooruitgang, maar achteruitgang. Ik wil de Staatssecretaris vragen of zij bereid is om dit in Europa aan te kaarten en om die lijst zo snel mogelijk te actualiseren.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Ik dank u ook. Nee, mevrouw Kostić. Wij houden het aantal interrupties natuurlijk haarscherp in de gaten. In het kader van «streng doch rechtvaardig» krijgt u geen interrupties meer. We gaan snel over naar mevrouw Veltman van de VVD.
Mevrouw Veltman (VVD):
Dank u, voorzitter. Als speeltuinen dagelijks eerst schoongemaakt moeten worden voordat kinderen er kunnen spelen en als uit metingen blijkt dat er sprake is van gezondheidsschade door industriële emissies, dan moeten de overheid en bedrijven meer hun best doen om dit te voorkomen. Het moet echt anders. Omwonenden mogen verwachten dat de overheid zich maximaal inzet voor een schone leefomgeving en het beschermen van de gezondheid. De industrie moet binnen de eisen van de vergunning opereren en haar verantwoordelijkheid pakken. We vragen bedrijven op dat gebied het maximale te doen. De gevolgen die sommige industriële activiteiten hebben voor de gezondheid moeten nadrukkelijker worden meegewogen bij de vergunningverlening aan bedrijven. De OVV legde dit vorig jaar in een rapport bloot en deed aanbevelingen ter verbetering. Binnenkort staat hierover een plenair debat gepland. De VVD vindt dat bedrijven zich aan de regels moeten houden. Als een bedrijf buiten de vergunning opereert, moet daartegen worden opgetreden. Het toezicht moet goed geregeld zijn en er moet gehandhaafd worden waar dat nodig is.
Maar wat nodig is om gezondheid beter mee te wegen, gaat in feite verder dan dat, want de crux zit in die zaken die nu nog niet zwart-op-wit in een vergunning zijn opgenomen, maar wel nodig zijn voor de bescherming van de gezondheid van omwonenden. Er is kennis nodig bij de omgevingsdiensten, provincies en gemeenten om gezondheid uit voorzorg mee te kunnen wegen bij het afgeven van een vergunning. Er is informatie nodig over stoffen die een risico vormen voor de gezondheid, stoffen waarvoor de omgevingsdienst kan eisen dat het gebruik ervan geminimaliseerd wordt, ook al staan deze stoffen nog niet op de lijst van zeer zorgwekkende stoffen. Ook omwonenden zouden deze informatie moeten krijgen. Er zouden meer metingen moeten worden verricht om te weten wat de uitstoot is en welk effect die heeft op de omgeving. Ook hebben we ambitieuze regelgeving nodig op Europees niveau voor een gelijk speelveld, omdat emissies geen grenzen kennen, en om schone industrie in ons land te houden voor onze welvaart en onze banen. Daarvoor zijn ook de maatwerkafspraken die het kabinet maakt met de industrie over het terugdringen van de uitstoot van CO2 en over een veiligere en gezondere leefomgeving van groot belang.
Er is een programma gestart om de omgevingsdiensten te versterken. Van de 29 omgevingsdiensten bleken er in december jongstleden slechts 2 te voldoen aan de kwaliteitseisen. De VVD is zeer verbaasd over dit lage aantal. Ik vraag de Staatssecretaris hoe zij de omgevingsdiensten concreet gaat ondersteunen bij hun plan om per 2026 allemaal robuust te zijn.
Dinsdag hebben wij een tussentijds oordeel gekregen over hoe het gaat met dit programma. De conclusie is dat voortgaan op de huidige weg niet zal leiden tot substantiële verbetering. Het is te versnipperd en vrijblijvend. In de reactie van de Staatssecretaris lezen we dat ze voornemens is de wet te wijzigen om haar stelselverantwoordelijkheid beter te kunnen pakken om beter te kunnen sturen op de uitvoering. De omgevingsdiensten geven juist aan dat zij ernaar snakken dat de Staatssecretaris de juiste randvoorwaarden schept, dat er bijvoorbeeld een landelijk systeem komt voor het delen van informatie en kennis. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is hoe zij deze twee uiteenlopende beelden van wat er nodig is, met elkaar rijmt. Denkt zij niet dat een langdurig wetgevingstraject verlammend kan werken en voor veel vertraging kan zorgen?
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het verbeteren van de informatievoorziening en het uitwisselen van gegevens tussen omgevingsdiensten in het Programma Altijd Actuele Digitale Vergunning? Dit gaat helpen bij het verkrijgen van inzicht in de vergunningen van bedrijven door omwonenden, bij het goed kunnen vervullen van de toezichthoudende taak en bij het handhaven als dat nodig is.
In het ILT-onderzoek dat is gedaan naar het functioneren van de omgevingsdiensten is geconstateerd dat van de vergunningen die worden verleend, slechts 81% aan nationale en Europese regelgeving voldoet. De collega van NSC zei dat ook. Hoe zorgt de Staatssecretaris er samen met gemeenten en provincies voor dat er geen vergunningen worden verstrekt die niet in lijn zijn met onze regels?
Voorzitter. Om de omwonenden beter te beschermen hebben we een overheid nodig die sterk en daadkrachtig kan optreden. Als we de genoemde zaken niet op orde hebben, zijn we hiertoe onvoldoende in staat.
Dan pfas. De VVD deelt de zorgen over de effecten van het gebruik van pfas. Pfas horen niet in ons water en niet in onze bodem. Het zijn vaak schadelijke stoffen die eeuwigdurend in het milieu blijven zitten, met mogelijk schadelijke effecten op onze gezondheid. Er zijn veel onzekerheden over waar deze stoffen nu wel of niet in zitten en dat is niet goed. Het is de taak van de overheid om hier duidelijkheid over te scheppen. Het RIVM voert daarom momenteel een landelijk pfas-onderzoeksprogramma uit. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is wat de stand van zaken hiervan is en vooral hoe dit wordt vertaald naar gezondheidseffecten, want vooral dat willen we natuurlijk weten.
Op EU-niveau ligt een algehele pfas-ban voor. In dit kader...
De voorzitter:
U heeft er nog één, meneer Gabriëls, dus gaat uw gang.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ik vind het een hele goede inbreng over pfas, maatwerkafspraken en het meenemen van gezondheid. Vindt mevrouw Veltman de handelingen en acties van de Staatssecretaris op dit moment voldoende? Zijn het impulsprogramma dat er is, het chemischestoffenprogramma dat er is en de actieagenda die er is voldoende, of moeten we meer doen om de gezondheid van de inwoners te beschermen?
Mevrouw Veltman (VVD):
Volgens mij zijn we hier met z'n allen bezig om van allerlei acties te bekijken welk effect we daaruit halen om het beter te doen voor de omwonenden van de industrie. Voor ons geldt daar een gebalanceerde aanpak voor, omdat we willen dat de industrie verschoont en bij ons blijft, in Nederland. Zoals ik net zei, moet je er dus alles aan doen – dat is belangrijk volgens de VVD – om daar op een gebalanceerde manier verbetering in te brengen. Daar liggen mogelijkheden: door het binnen de vergunningen beter te kunnen doen, door de maatschappelijke verantwoordelijkheid die de bedrijven goed moeten nemen, door verheldering van zaken die in de Omgevingswet staan en waar we nog niet mee uit de voeten kunnen, door het versterken van de kennis en de capaciteit bij de omgevingsdiensten, en door bijvoorbeeld het snel en goed delen van informatie over twijfelachtige stoffen. Ik heb deze voorbeelden genoemd. Volgens mij is er werk aan de winkel op al deze punten.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog. Sorry mevrouw Veltman, er komt nog een nabrander van de heer Bamenga.
De heer Bamenga (D66):
Bij wat ik tot nu toe hoorde van mevrouw Veltman, dacht ik: oké, we zitten aardig op één lijn, zeker als zij spreekt over de gezondheid van de omwonenden. Op gegeven moment had u het over een gebalanceerde aanpak. Op zich ben ik in algemene zin wel voor een gebalanceerde aanpak, maar ik wil daar toch wat vragen over stellen. Het lijkt er, in ieder geval voor mij, op dat u met een «gebalanceerde aanpak» bedoelt dat er op dit moment nog onvoldoende urgentie is om daadwerkelijk zo snel mogelijk met maatregelen te komen om te zorgen dat pfas niet meer in al onze producten zit en dat de uitstoot ervan zo snel mogelijk beperkt wordt.
Mevrouw Veltman (VVD):
Ik hoop dat de heer Bamenga in ieder geval naar het eerste deel van mijn betoog heeft geluisterd. Ik heb net bij herhaling, ook op het verzoek van de heer Gabriëls, een aantal dingen genoemd die volgens mij beter kunnen. Dat is waar we aan moeten werken. Dat is wat ik bedoel met dat je zaken ook in balans moet zien. Dus ja, we werken aan bijvoorbeeld die maatwerkafspraken voor CO2-reductie van de industrie. Gelukkig wordt daar ook in meegenomen dat de effecten op de leefomgeving beter kunnen worden meegenomen en dat dat onderdeel van die afspraken is. Ik ben daar blij mee. Ik denk dat je daarmee een goede verduurzaamde industrie kan krijgen, die ook beter is voor de gezondheid van de omwonenden.
De voorzitter:
Is dit voldoende, meneer Bamenga? Ja, voor nu wel?
Mevrouw Veltman (VVD):
Ik realiseer me dat de heer Bamenga ook nog iets over pfas heeft gevraagd. Daar wou ik nu aan beginnen. Misschien helpt dat ook nog.
De voorzitter:
Daar heeft u nog 52 seconden de tijd voor.
Mevrouw Veltman (VVD):
In dit kader is het goed om ons te realiseren dat pfas helaas ook wordt gebruikt en ontstaat bij de productie van essentiële producten zoals elektrolysers voor waterstof of batterijen voor elektrische auto's. Daar is vaak nog geen alternatief voor of er is nog tijd nodig om hier onderzoek naar te doen. In oktober is met onze steun een motie aangenomen in de Kamer om met belanghebbenden hierover in gesprek te gaan en hier gezamenlijk een oplossing voor te bedenken. Maar het blijft stil. De tijd dringt. Kan de Staatssecretaris hier haast mee maken?
Tot slot, voorzitter, over nucleair. Dat staat hier ook op de agenda. Je zou het bijna vergeten. De VVD is blij dat de Staatssecretaris een evaluatie laat uitvoeren van het bestaande stelsel van wet- en regelgeving en het toezicht op de Kernenergiewet. Hierdoor kunnen mogelijke knelpunten in de bestaande wet- en regelgeving worden weggenomen om vertraging in het bouwproces van de nieuwe kerncentrales te voorkomen. Wat is de stand van zaken, vraag ik de Staatssecretaris. Kan de evaluatie zo snel mogelijk met de Kamer kan worden gedeeld en, zo ja, wanneer?
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Ik dank u ook hartelijk voor uw bijdrage. Dan geef ik nu tijdelijk het voorzitterschap over aan de heer Van Dijk, zodat ik mijn eigen bijdrage kan doen.
Voorzitter: Olger van Dijk
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Boutkan. Dan geef ik als voorzitter van deze vergadering op dit moment graag het woord aan het lid Boutkan van de PVV-fractie.
De heer Boutkan (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Negentien verschillende onderwerpen staan er op de agenda van deze commissie. Dat betekent keuzes maken binnen de gestelde tijd. Dus laat ik snel beginnen.
Het is al vaker langsgekomen: pfas. Ook de conclusies uit de signaalrapportage «Meer grip op PFAS in afval nodig» zijn zorgelijk. De PVV is een sterk voorstander van toezicht en handhaving, maar daarvoor moet het VTH-stelsel wel adequaat zijn uitgerust, niet alleen voor toezicht en handhaving, maar ook om tijdig vergunningen te verlenen die recht doen aan deze tijd. Op deze signaalrapportage antwoordt de Staatssecretaris dat er geen snelle oplossing is voor de knelpunten. De Staatssecretaris is er echter van overtuigd dat met de beschreven acties vol wordt ingezet op zowel de problematiek die de ILT signaleert als de bredere problematiek rond pfas. Toen ik dat las, moest ik denken aan de tijd dat ik zelf toezichthouder en handhaver was. Toen speelden pcb's, voluit «polychloorbifenylen», een grote rol. Het lijkt wel alsof de tijd heeft stilgestaan. Verwijzend naar de beantwoording van de Staatssecretaris stel ik de volgende vragen. Is de Staatssecretaris het met de PVV eens dat VTH op dit moment onvoldoende is toegerust om al zijn taken en werkzaamheden adequaat uit te kunnen voeren? Deelt de Staatssecretaris de zorgen van de PVV dat pfas via diverse afvalstromen terechtkomen in het milieu?
Dan de voortgang van VTH, in het bijzonder de versterking van het stelsel. In 2020 werd al de conclusie getrokken dat slechts 2 van de 29 omgevingsdiensten voldoen aan de gestelde indicatoren. Vervolgens moet voor 1 april 2024 een plan van aanpak opgesteld worden om uiterlijk 1 april 2026 te voldoen aan een robuuste omgevingsdienst. Gezien de datums van 1 april vindt de PVV dit een slechte grap. De PVV is verbaasd over het gemak om pas in 2026 te voldoen aan de gestelde vereisten. De PVV vraagt de Staatssecretaris daarom of er een reactie naar de Kamer gestuurd kan worden over het plan van aanpak. Kan over de voortgang tussentijds gerapporteerd worden aan de Kamer?
Voorzitter, dan asbest. De Staatssecretaris zegt over asbest dat het een gevaarlijke stof is en dat het vanuit milieuoogpunt zaak is om de verwijdering van asbestdaken te stimuleren. Tevens zegt de Staatssecretaris dat het van groot belang is dat gezond en veilig werken daarbij vooropstaat en dat emissiereducerende maatregelen genomen moeten worden. Er is een praktijkonderzoek uitgevoerd voor het verwijderen van asbest door middel van het inpakken met schuim. De resultaten vielen tegen en het is nu niet duidelijk wat het vervolg is voor de aanpak van verwijdering van asbest. De gemeenten Lelystad en Hof van Twente en het Expertise Centrum Asbest & Vezels vragen aandacht voor de problematiek van asbest en doen een aantal voorstellen. De PVV is benieuwd hoe de Staatssecretaris hiertegen aankijkt en welke plannen zij voor ogen heeft, afgezien van een bewustwordings- en communicatiecampagne over de verwijdering van asbestdaken.
Voorzitter. Dan de voortgang van het Impulsprogramma Chemische Stoffen; een mond vol. Dinsdag was er voor de commissieleden een technische briefing over dit onderwerp, waarvoor nogmaals dank. Helaas kwam de commissie in tijdnood door het uitlopen van de stemmingen. Ik wil hier graag gezegd hebben dat wij onze uitgenodigde gasten daarmee tekort hebben gedaan. Ik stel de vraag over fluorelastomeren nogmaals. Deze fluorelastomeren zitten in veel producten en worden door de OESO «polymers of low concern» genoemd. De PVV maakt zich zorgen naar aanleiding van de beantwoording door de Staatssecretaris over dit onderwerp in de brief van 19 maart. Volgens de Staatssecretaris wordt het Nederlandse standpunt pas duidelijk als het Europees Agentschap voor chemische stoffen zijn opinie op basis van de consultatie heeft opgesteld. Maar Nederland is toch een van de initiatiefnemers en voortrekkers? Daardoor zou het standpunt toch nu al bekend moeten zijn? Graag een antwoord.
De Staatssecretaris gaat een overleg organiseren met belanghebbenden en gaat hun reacties meewegen. De Staatssecretaris ziet het als uitvoering van de motie om in gesprek te gaan. Nu in gesprek gaan met bedrijven zal volgens de Staatssecretaris niet leiden tot meer duidelijkheid. Maar het is van belang dat de Staatssecretaris vóórdat het besluit er is met het Nederlandse bedrijfsleven in gesprek gaat over wat de mogelijke maatschappelijke en financiële effecten kunnen zijn van een totaalverbod. Hierbij kan voor fluorelastomeren gedacht worden aan bedrijven en opdrachtgevers die uit Nederland vertrekken, zelfs richting Engeland, want daar is de stof vrijgesteld. Er kan zelfs meer schade voor het milieu optreden omdat alternatieve producten kwalitatief minder goed zijn. De motie roept bovendien op om zo snel mogelijk met belanghebbenden in gesprek te gaan. Collega Veltman zei het ook al. Dat moet niet pas een jaar na het aannemen van de motie gebeuren. Als je pas na het voorstel van de Europese Commissie gaat inventariseren wat de mogelijke effecten kunnen zijn, ben je naar ons idee te laat, aangezien de motie oproept om de bevindingen uit de gesprekken in Brussel aan te kaarten en mee te nemen in de verdere onderhandelingen. Daardoor zijn we bang dat het standpunt van het Nederlands kabinet bij de presentatie al in cement is gegoten, voor zover dat niet al het geval was. Daarom roepen wij de Staatssecretaris op om nu vooral in gesprek te gaan.
De voorzitter:
Wilt u afronden? Uw tijd is op.
De heer Boutkan (PVV):
Ik stop gewoon. Tata Steel komt de volgende keer wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Boutkan. Er zijn geen interrupties. Ik geef u graag het woord weer terug als voorzitter.
Voorzitter: Boutkan
De voorzitter:
Dank u wel voor het waarnemen. Ik kon zelf geen interrupties plegen, want dat geeft zo'n verstorend beeld voor derden die kijken. Volgens mij heeft iedereen zijn eerste ronde gehad. Ik kijk naar de Staatssecretaris. U hebt veel vragen voor uw kiezen gekregen. Hoeveel tijd hebt u nodig? Ik hoor twintig minuten tot een klein halfuurtje. Daar gaan we dan tussenin zitten met 25 minuten. We middelen het uit. Het lijkt bijna wel wetgeving. Dat betekent dat we om 14.20 uur weer doorgaan met de vergadering. Ik schors de vergadering.
De vergadering wordt van 13.55 uur tot 14.20 uur geschorst.
De voorzitter:
Goedemiddag dames en heren, alle aanwezigen en, nogmaals, de kijkers thuis. Wij vervolgen de vergadering. Ik kijk even naar de Staatssecretaris. Gaat zij het in blokjes behandelen?
Staatssecretaris Heijnen:
Ja, voorzitter. Ik heb eerst een blokje over de OVV, industrie en omwonenden. Daarna heb ik een blokje over stoffen, een blokje over pfas, een blokje over Tata en een blokje over VTH. Daarna heb ik nog een blokje overig.
De voorzitter:
Dank u wel. Die blokjes zien er indrukwekkend uit vanuit mijn rechterooghoek gezien.
Ik kijk even naar de commissieleden. Mijn voorstel zou zijn om in deze ronde drie interrupties te doen en om na deze ronde te kijken of u nog behoefte heeft aan een tweede termijn. We doen dus eerst de beantwoording van de Staatssecretaris. Mocht u behoefte hebben aan een interruptie, dan is dat een korte en bondige interruptie. Ik verzoek u dus om niet meer het hele verhaal te herhalen; dat is in eerste termijn ook gezegd. U krijgt dus drie interrupties. Mochten er daarna nog vragen zijn, dan gaan we kijken of er nog tijd is om daar een vervolg aan te geven. Ik zie de heer Bamenga, van D66, mij een beetje vragend aankijken.
De heer Bamenga (D66):
Ik snap het voorstel. Ik zat zelf meer aan vier interrupties te denken, maar goed, ik weet van tevoren natuurlijk niet hoe goed de vragen beantwoord worden. Ik kan het nu moeilijk inschatten, maar ik vind het wel belangrijk dat we genoeg gelegenheid hebben om onze vragen te kunnen stellen.
De voorzitter:
Ik begrijp dat volledig, maar het is nu 14.25 uur en we hebben tot 17.00 uur. Ik hoop dat u zich allemaal kunt bedwingen met het stellen van vragen en ze ook kort en bondig kunt houden. Ik verzoek ook de Staatssecretaris om de beantwoording kort en bondig te houden. Dus ga uw gang.
Staatssecretaris Heijnen:
Voorzitter. Ik zal een goede poging wagen. Wellicht is het handig om te zeggen dat ik elk blokje, of de meeste blokjes, wil aftrappen met een algemene introductie en daarna de vragen zal beantwoorden. Ik ben uiteraard graag bereid om alle vragen te beantwoorden, maar gezien de drie interrupties is het misschien handig om tot het eind van het blokje te wachten om zeker te weten of de vraag erbij zit of niet.
Allereerst de OVV. Ik heb omwonenden van industriële gebieden gesproken. Zij hebben mij hun zorgen verteld over de gevolgen van de uitstoot op hun gezondheid. Die zorgen van omwonenden zijn gegrond. De Onderzoeksraad voor Veiligheid stelt in het rapport ook dat het niet vanzelfsprekend is dat de gezondheid van omwonenden voldoende wordt beschermd en dat bedrijven nog onvoldoende aandacht hebben voor de gezondheidseffecten van hun productieprocessen op de omwonenden. Dat zijn geen malse conclusies. Ik denk dat u het met mij eens bent dat dit betekent dat er actie nodig is. Het kabinet heeft dit ook al aangegeven in zijn eerdere reactie op dit rapport. De gezondheidsrisico's voor omwonenden moeten omlaag en we moeten het vertrouwen terugwinnen. Daarvoor moeten we samen aan de bak. Ik doel hierbij op de rijksoverheid, de provincies en de gemeentes, maar ook op de bedrijven zelf. Ik heb de Kamer op 15 maart 2024 de Actieagenda Industrie en Omwonenden toegestuurd. Die actieagenda bevat de meest urgente stappen om extra gezondheidswinst te realiseren. Ik spreek van urgentie, omdat er ook echt werk aan de winkel is. Tegelijkertijd weet ik dat het voor omwonenden nooit snel genoeg zal gaan. Dat is op zich natuurlijk begrijpelijk, maar ik wil ook realistisch zijn: we hebben dit niet van vandaag op morgen geregeld. De acties moeten zorgvuldig worden ingezet, de acties moeten juridisch standhouden en bedrijven moeten in staat zijn om de nodige maatregelen te treffen. Dat zijn overigens geen excuses, want het einddoel blijft gewoon staan: het moet gezonder. Het uitvoeren van de ambitieuze acties in deze agenda vraagt daarnaast om verdere besluitvorming, inclusief de bijbehorende financiering. Daarvoor heb ik de eerste stappen al in gang gezet, maar het is aan een volgend kabinet om daarmee verder te gaan.
Naast het uitvoeren van de actieagenda wordt er ook op andere manieren toegewerkt naar een schone industrie die bijdraagt aan duurzame welvaart. De industrie blijft voor Nederland belangrijk, maar zoals ik al zei: het moet wel gezonder. Zo worden er maatwerkafspraken gemaakt met de grootste industriële bedrijven over de reductie van CO2-emissies en de verbetering van de leefomgeving. In Europees verband zet ik mij verder in voor een verbod op pfas en voor strakkere Europese regulering van industriële emissies in water, bodem en lucht. Ook worden de Europese luchtkwaliteitsnormen meer in lijn gebracht met de nieuwste WHO-advieswaarden.
Voorzitter. Ik ga nu over tot het beantwoorden van de vragen.
De voorzitter:
Is interrumperen echt op dit moment nodig, meneer Gabriëls, of kunt u even wachten op de beantwoording van de vragen? Misschien zit het antwoord daar wel bij.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ik ga hiervoor toch een interruptie inleveren, hoezeer ik daar ook van baal, want ik wil graag een algemene opmerking plaatsen en misschien een vraag stellen. Wij zijn het allemaal met elkaar eens en leveren hier eigenlijk een voor een dezelfde bijdrage: wij vinden echt dat er meer moet op gezondheid. De Staatssecretaris vindt dat ook, maar het voelt best wel onbevredigend, want er is heel veel aan de hand en we willen ook snel stappen zetten. Welke algemene verhalen wij hier ook met z'n allen hebben, gelet op het vertrouwen van de inwoners wil ik, en eigenlijk iedereen, aan de Staatssecretaris vragen of er zaken zijn die wij wél al morgen, overmorgen of komende maand kunnen realiseren. Dan kunnen we in ieder geval laten zien dat we het er met z'n allen heel erg eens over zijn dat er iets moet gebeuren. Want anders blijft het: we zijn het met z'n allen eens, maar het zijn allemaal regels en impulsprogramma's van jaren – vier jaar, vijf jaar, zes jaar. Het voelt zo onbevredigend. Ik wil hier niemand ...
De voorzitter:
Meneer Gabriëls ...
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Nou ja, de vraag is dus: zijn er zaken waarmee we echt concreet een stap kunnen zetten en die niet duizend jaar duren of via allerlei omwegen gaan?
Staatssecretaris Heijnen:
Er gebeurt echt best wel heel erg veel. Ik zou toch ook het volgende tegen meneer Gabriëls willen zeggen. Ik zit hier nu twee jaar. Toen ik hier kwam, werd gezondheid niet als een volwaardig onderdeel meegewogen bij toekomstig industrieel beleid. De afgelopen twee jaar is het mede door steun van deze Kamer, waarvoor dank, gelukt om gezondheid daarvan wel een onderdeel te laten zijn. Dat zie je dadelijk ook terug, bijvoorbeeld in de maatwerkafspraken die wij met de bedrijven aan het maken zijn. Als het goed is, gaan meneer Gabriëls en de rest van de commissie dus ook zien dat ik op dat punt echt een voet tussen de deur heb gekregen, mede dankzij de steun van deze Kamer en deze commissie om steviger in te zetten op gezondheid. Dat gaat leiden tot verbeteringen voor mensen die in de omgeving van de industriële gebieden wonen waarmee wij bijvoorbeeld maatwerkafspraken aan het maken zijn.
In mijn introductie heb ik wel eerlijk gezegd – ik wil eerlijk zijn en blijven – dat ik dit niet van vandaag op morgen heb geregeld. Dit zijn processen die lang duren. Hetzelfde geldt voor de discussie over potentieel zeer zorgwekkende stoffen. Ik zal daar dadelijk ook nog wel wat over zeggen. Ook daarbij hebben wij het vaker over het voorzorgsbeginsel gehad: pas dat nou toe. Dat zie je steeds vaker terugkomen, omdat we ons op bepaalde thema's met z'n allen echt wel zorgen maken, en dan wordt heel snel naar het voorzorgsbeginsel gekeken. Maar zelfs als je naar een rechter gaat en het voorzorgsbeginsel toepast, wordt er ook getoetst op zorgvuldigheid, ook tegenover bedrijven in de zin van: mag je het wel op zo'n manier toepassen? Dat betekent dat alle stappen die wij zetten, zorgvuldig gezet moeten worden. Als ik brieven stuur waarin staat dat we een voornemen hebben of dat we aan het onderzoeken zijn hoe we dingen moeten doen, dan betekent dat ook dat we dat daarin allemaal meenemen.
We zitten dus niet stil, helemaal niet zelfs. Er gebeurt juist een heleboel en de komende tijd gaat er ook echt nog een heleboel gebeuren. Ik rond zo af, voorzitter. We moeten niet vergeten dat gezondheid pas zeer recent een onderdeel is geworden van het beleid dat wij voeren en dat processen in de politiek nu eenmaal geen kant-en-klare brokjesoplossingen hebben. We hebben ook te maken met veel andere spelers in de keten, die ook allemaal hun deel van de verantwoordelijkheid moeten nemen.
De voorzitter:
De beantwoording van de vragen uit blokje één.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik begin met de beantwoording.
De heer Bamenga vroeg naar de uitstoot van Tata: waarom blijft actie uit? De Actieagenda Industrie en Omwonenden is gericht op het beschermen van de gezondheid van de omwonenden. Beoordelen of wetten of regels moeten worden aangescherpt, maakt nadrukkelijk onderdeel uit van de actieagenda. Dat dient zorgvuldig te gebeuren. Daartoe worden dus eerst onderzoeken in gang gezet. Het is natuurlijk wel de bedoeling dat die zo snel mogelijk tot verbeteringen leiden. Op 4 april hebben we een plenair debat en dan kunnen we daar verder over spreken.
Lid Kostić vroeg of mijn collega's en ik bereid zijn om niet langer te strijden tegen burgers in rechtszaken. Ja, de dialoog tussen bedrijven, omwonenden en overheden verdient verbetering. Dat heb ik ook in de actieagenda opgenomen. Het is belangrijk dat de gezondheid van omwonenden volwaardig wordt meegenomen en als sturend principe kan worden betrokken bij het ontwikkelen van nieuw beleid, maar ik kan niet uitsluiten dat het voorkomt dat burgers rechtszaken aanspannen tegen besluiten van een bevoegd gezag. Een bevoegd gezag heeft en houdt daarin een eigen afwegingsruimte.
Ik wil hierbij toch nog heel even op het volgende aanhaken. Wat sommige inwoners of politieke partijen willen, is dat we ons aan de WHO-normen houden, die echt heel erg streng zijn. Dat zou leiden tot vergaande maatregelen. Als je die wilt halen, dan leidt dat bijvoorbeeld tot het weren van al het gemotoriseerd verkeer in de Randstad en tot het afschaffen van alle industrie in Nederland. Dat zijn maatregelen die je zou moeten nemen als je in Nederland op heel korte termijn bepaalde doelen zou willen halen. Dat zou je ook nog eens in onze buurlanden moeten doen, want lucht en water stoppen niet ineens bij de grens.
Het kan dus nog steeds voorkomen dat mensen niet blij of tevreden zijn met de normen die wij stellen. En ja, het staat iedereen vrij om daar bezwaar of beroep tegen aan te tekenen. Vervolgens moeten wij bekijken of wij vinden dat het binnen de kaders van de wet- en regelgeving gerechtvaardigd is om daarop te reageren of dat we met burgers mee kunnen bewegen. Ik vind wel dat dat iets is waarvoor we open zouden moeten staan.
Door de heer Van Dijk werden een aantal vragen gesteld over de Drentse actiegroep Meten=Weten, die een beroep heeft gedaan op de Omgevingswet om te voorkomen dat bij de teelt van lelies die dichtbij een basisschool plaatsvindt, pesticiden worden gebruikt. Hij vraagt hoe kansrijk ik dit acht. Meten=Weten heeft de GGD gevraagd het bevoegd gezag te adviseren over de manier waarop die bepaling in deze casus kan worden ingezet. Ik ben natuurlijk heel benieuwd naar het advies van de GGD daarover. Ik ben zelf niet bekend met de precieze details van deze casus. Het is voor mij dus ingewikkeld om daar nu iets over te zeggen.
Hij vroeg ook nog of ik breder kan aangeven welke werking nu precies uitgaat van artikel 4.22 van de Omgevingswet. Dat artikel is een belangrijke basisbepaling in de Omgevingswet. De komende periode zal de praktijk moeten uitwijzen op welke manieren die bepaling kan worden ingezet. De wet is pas kort van kracht. Voor zover ik weet, zijn er nog geen praktijkvoorbeelden bekend.
Meneer Van Dijk vroeg ook nog hoe het kabinet stimuleert dat de uitgangspunten van het artikel worden meegenomen bij de vergunningverlening. De toepassing van de Omgevingswet volgen wij natuurlijk op de voet. Dat geldt ook voor de jurisprudentie die daarbij ontwikkeld wordt. Als daaruit nieuwe informatie naar voren komt, dan zorgen we onder andere via het Informatiepunt Leefomgeving dat die kennis het bevoegd gezag daadwerkelijk bereikt. Op die manier kunnen vergunningverleners de meest actuele inzichten benutten bij het beoordelen en het wijzigen van vergunningen.
Meneer Van Dijk vroeg verder naar de lopende verkenning van het RIVM naar de mogelijkheden van een gezondheidsonderzoek waarbij de regionale GGD'en betrokken zijn. Hij vraagt of dat onderzoek een focus heeft die meer bestrijkt dan het oorspronkelijke verzoek uit Zuid-Holland-Zuid. Op dit moment lopen er diverse verkenningen van het RIVM naar de gezondheidsrisico's van industriële clusters. Er is een verkenning gestart bij Chemours en in het najaar zal een verkenning naar de meerwaarde van een dergelijk onderzoek bij Chemelot worden gestart. Die verkenningen worden allemaal op dezelfde manier vormgegeven; dat is de zogeheten proof of concept. Uiteraard zullen die verkenningen leiden tot een vergrote kennisopbouw, zowel bij het RIVM als bij overheden en bedrijven.
Meneer Van Dijk vroeg ook nog naar de OVV-actieagenda. Dat wordt in de actieagenda meegenomen. In het onderdeel «meten en weten» zijn diverse acties opgenomen die tot doel hebben om de emissiemetingen bij en rondom bedrijven opnieuw tegen het licht te houden en de transparantie over de meetresultaten te verbeteren. Op basis daarvan kijk ik of de verplichte immissietoets moet worden aangepast.
Mevrouw Koekkoek vroeg nog naar nieuwe vergunningen in het geval fabrieken worden omgebouwd. Zij vroeg of de regering daarbij van gezondheid een harde eis gaat maken in combinatie met de verantwoordelijkheid voor zaken uit het verleden voor wat betreft het opruimen van stoffen. De gezondheid van omwonenden is tot nu toe nog niet altijd even volwaardig meegenomen in de vergunningverlening. Dat blijkt ook uit het OVV-rapport. Ik vind het belangrijk om dat probleem te adresseren. Het is ook een centraal uitgangspunt onder de nieuwe Omgevingswet. Mijn inzet is dus om maximaal gebruik te maken van de mogelijkheden die de Omgevingswet ons daarbij biedt. Daarom wil ik samen met gemeenten en bevoegde gezagen onderzoeken hoe we dat het beste kunnen doen. Samen met het Ministerie van VWS ga ik een verkenning starten naar het versterken van de adviesrol van bijvoorbeeld de GGD. Bovendien wil ik de expertise van de GGD beter benutten om de communicatie met en het advies aan omwonenden over gezondheidsbescherming te verbeteren.
Mevrouw Koekkoek vroeg ook nog aan mij of ik met haar deel dat we ernaartoe moeten dat omgevingsdiensten zelf onafhankelijke metingen kunnen doen in plaats van dat zij daarvoor afhankelijk zijn van een bedrijf. Bedrijven zijn verantwoordelijk voor de controle van de eigen emissies, voor de controle van reinigingsapparatuur en voor hun jaarrapportage. De bevoegde gezagen voeren periodiek controlemetingen uit of laten periodiek controlemetingen uitvoeren. In het kader van de Actieagenda Industrie en Omwonenden zal aandacht besteed worden aan het verder verbeteren van metingen bij bedrijven. Daar hebben we dus wel aandacht voor.
Meneer Van Dijk vroeg hoe ik het element van compensatie ... Ik zie dat mevrouw Koekkoek wil interrumperen, maar ik heb nog twee vragen, voorzitter. Misschien kan ik het even afmaken.
Hoe kijk ik naar het element van compensatie voor gezondheidsschade? In het Nederlandse rechtssysteem is dat al mogelijk, maar voorkomen is natuurlijk beter dan genezen. Dat is voor mij het belangrijkste. Daar wil ik mij dus vooral op richten.
Meneer Van Dijk vroeg of het mogelijk is om een brief te krijgen over de contouren van de implementatie van de Richtlijn industriële emissies. De herziene Richtlijn industriële emissies is nog niet bekendgemaakt. De implementatietermijn is heel krap. In de toelichting op de wijzigingsvoorstellen zullen daarom al de contouren van de implementatie worden geschetst. Ik hoop dat ik de Kamer daarover voor het einde van het jaar een brief kan toesturen.
Voorzitter, dit is het einde van dit blokje.
De voorzitter:
U wilt nog steeds een interruptie plegen, mevrouw Koekkoek? Gaat uw gang.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik heb eigenlijk twee vragen. Ik hoor de Staatssecretaris zeggen: maximaal inzetten op mogelijkheden die de Omgevingswet biedt. Houdt dat ook het opruimen van vervuiling in? Mijn vraag is natuurlijk tweeledig. Enerzijds gaan we gezondheid meewegen in nieuwe vergunningen, maar gaan we ook de harde eis stellen om op te ruimen? En hoe dan? Dat is even de eerste vraag.
De voorzitter:
Een moment, Staatssecretaris. Meneer Gabriëls, u wilt ook een vraag stellen. Over hetzelfde onderwerp? Nee. Oké, dan ga ik naar de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik ga eerst in op het opruimen van vervuiling uit het verleden. Het leidend principe is al dat de vervuiler betaalt. Dat is dus an sich geborgd voor schade die is veroorzaakt tot een bepaalde datum. Alles wat daarvoor heeft plaatsgevonden is daar helaas van vrijgesteld. Zo zijn bedrijven verplicht om na de beëindiging van de activiteiten de bodem en het grondwater te herstellen. Dat zit dus al in de regelgeving.
De voorzitter:
Nog een vraag, mevrouw Koekkoek?
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Jazeker, over het punt van de metingen. Misschien begrijp ik het verkeerd en corrigeer mij dan vooral, maar uit het antwoord begreep ik dat we niet naar bronmetingen toegaan. Als ik dat goed heb begrepen, is mijn vraag waarom we niet naar bronmetingen toegaan. Want dan zijn we voor de input van gegevens niet meer van bedrijven afhankelijk.
Staatssecretaris Heijnen:
De metingen van de bedrijven zelf moeten geaccrediteerd zijn. Onafhankelijk wordt vastgesteld of die metingen voldoen aan de regelgeving. We proberen dat op die manier te borgen.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Daar heb ik een vervolgvraag over. Die vraag telt gewoon als een interruptie, neem ik aan.
De voorzitter:
Ja.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Bedrijven zijn zelf verantwoordelijk. Er wordt geaccrediteerd en er is een periodieke, onafhankelijke controle van de omgevingsdienst. De Staatssecretaris zegt dat in de actieagenda aan een verdere verbetering aandacht zal worden besteed. Mijn vraag is: welke concrete actie gaat zij dan ondernemen? We hebben daar dus aandacht voor, maar het is een actieagenda. Ik wil heel graag horen met welke concrete actie daar aandacht aan wordt gegeven, want anders blijven we de hele tijd spreken over onderzoek, verkennen ... Ik wil echt weten welke concrete actie zij dan gaat ondernemen.
De voorzitter:
Uw vraag is helder.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik heb net aangegeven dat we het in het debat van 4 april echt gaan hebben over de concretisering. Misschien is dat wat onbevredigend voor dit moment, maar dan hebben we alle informatie beschikbaar. Op dat moment kan meneer Gabriëls bekijken of hij dat voldoende vindt of dat hij vindt dat we nog meer moeten doen.
De voorzitter:
Mocht er nog wat tijd over zijn, meneer Gabriëls ... Dan kunt u misschien nog wat broeden op een vervolgvraag. Als u nu blijft hangen, dan ben ik bang dat u toch onbevredigd weggaat.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ja, maar dit is écht een vervolgvraag, want er wordt op een vraag ...
De voorzitter:
Dan kost het u wel een interruptie, hè. Dat weet u.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ja, laat dan maar.
De voorzitter:
Ja, streng doch rechtvaardig. Ik verzoek de Staatssecretaris om verder te gaan. O, er zijn er nog meer. Wie was eerder? Lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Even ter verduidelijking van die blokjes. Ik heb het gevoel dat mijn vragen wellicht niet worden behandeld. Ik had ook een uitgebreide vraag over de metingen, om die meer ter hand te nemen. Wellicht heeft de Staatssecretaris die geïnterpreteerd als alleen maar in het licht van Tata, maar die is breder bedoeld. Komt zij straks terug op die vraag? Ja? Oké, maar interpreteert u het alvast zo, Staatssecretaris.
Dan een echte interruptie. Ik maak eerst een opmerking. Ik vind het echt kwalijk dat de Staatssecretaris hier beweert dat de industrie weg moet en dat alle auto's de Randstad uit moeten als we de WHO-waarden – dat is volgens experts gewoon een gezondheidsnorm – willen halen. Dat is niet waar. Het RIVM heeft ook al gezegd: ja, het is pittig, maar het houdt vooral in dat de industrie haar uitstoot moet gaan halveren. Volgens mij is dat wat we moeten doen. Op dat vlak hoor ik dus graag een correctie van de Staatssecretaris.
De vraag is: waarom gaat zij in de actieagenda uit van de aanbevelingen in het OVV-rapport en niet ook van de geest van de Omgevingswet, namelijk dat het mogelijk is om meer te doen dan in de RIE en de BBT-conclusies is vastgesteld, dat je verder kan gaan? Waarom speelt zij daar niet meer mee?
De voorzitter:
Meneer Van Dijk, op hetzelfde punt of op een ander punt?
De heer Olger van Dijk (NSC):
Een andere vraag.
De voorzitter:
Dan ga ik naar de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Heijnen:
Het is natuurlijk een beetje flauw om de hele tijd te verwijzen naar het debat van 4 april, maar daarin komen de wat concretere maatregelen die we voorstellen aan de orde. Misschien dan toch heel even om de commissie een beetje tegemoet te komen. Je moet er bijvoorbeeld aan denken dat er nu vaak te weinig capaciteit is bij meetbureaus. We zijn dus aan het kijken naar manieren om de markt te prikkelen om ervoor te zorgen dat je in elk geval weer voldoende mensen hebt om dat werk te kunnen doen, wat echt heel hard nodig is. Daarbij werken wij samen met de omgevingsdiensten. Dat is al een concreet voorbeeld waar we het op 4 april over gaan hebben. Ik zou dus toch willen verwijzen naar dat moment, omdat we dan met elkaar echt de bredere discussie kunnen voeren.
De voorzitter:
Ik zie ... De Staatssecretaris.
Staatssecretaris Heijnen:
Er komt geen nieuwe actieagenda, maar we gaan die dan wel met elkaar bespreken. Ik denk dat dat het goede moment is om dat te doen.
De voorzitter:
Meneer Gabriëls, kunt u de microfoon uitzetten?
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ja, sorry.
De voorzitter:
Graag.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Wil de Staatssecretaris nog terugkomen op haar uitspraak dat de industrie moet verdwijnen als we de WHO-normen willen halen?
Staatssecretaris Heijnen:
Lid Kostić vraagt of ik kan terugkomen op de WHO-normen. Er zijn verschillende normen. Je hebt de normen die zijn aangescherpt. Als je die zou willen halen, zou je nu, per direct, vandaag, heel drastische maatregelen moeten nemen. Wij hebben steeds gezegd: wij willen toewerken naar het halen van normen, maar dat willen we wel samen met de industrie doen. Dat zie je bijvoorbeeld ook bij Tata. Uit het onderzoek van Levi, die echt heeft gekeken naar de gezondheidskant, blijkt toch dat omwonenden zeggen: we willen graag dat het schoner moet; het moet groener, het moet duurzamer, maar we willen wel graag dat het bedrijf blijft bestaan, want dat is ook belangrijk voor de werkgelegenheid en noem het allemaal maar op. En er zijn ook andere, geopolitieke belangen, waardoor je bijvoorbeeld staalproductie in Nederland of Europa zou willen houden. Dat zijn allemaal afwegingen die gemaakt worden.
Er is gewoon een verschil, ook echt wel een politiek verschil, tussen het tempo dat bepaalde partijen willen dat je hanteert en het tempo dat andere partijen willen dat je hanteert. Het is dus een gemiddelde. Ik schat zomaar in dat, als het aankomt op het stellen van milieudoelen, lid Kostić wat meer aan de zeer ambitieuze kant zit, maar er zijn ook partijen die andere belangen wel degelijk iets zwaarder laten wegen. Daardoor kom je uit op de voorstellen die ik inbreng. Natuurlijk is het wel goed om met elkaar van gedachten te wisselen over de vraag of we er scherp genoeg in zitten. Dat is alleen maar goed.
De voorzitter:
Ik hoor lid Kostić zeggen: dat was niet mijn vraag. Ik verzoek u ...
Staatssecretaris Heijnen:
Ik neem mijn woorden dus niet terug, want als je nu zou willen voldoen aan de normen, wat in de vorige periode ook weleens vaker door de Partij voor de Dieren is voorgesteld, dan zou je nu zeer drastische maatregelen moeten nemen. Daarover zegt echt een meerderheid in de Kamer: dat is ook niet de bedoeling. In die zin neem ik mijn woorden dus niet terug.
Ik zou graag willen ...
De voorzitter:
Ik kijk eerst even naar de heer Van Dijk, want hij had ook een interruptie voor u.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Ik kies er even één uit, en die gaat toch over de immissietoets – voor de helderheid: de ímmissietoets – voor de leefomgeving. Ik hoor de Staatssecretaris zeggen dat een aantal acties wordt voorgesteld in de actieagenda. We gaan kijken hoe we de transparantie over de gezondheidseffecten kunnen vergroten. Op dit punt toch de vraag om het concreter te maken. Ik krijg onvoldoende gevoel bij hoe dat dan bereikt wordt. Ik kwam met de suggestie over de immissietoets. Als ik het goed heb begrepen wordt later bekeken of die moet worden aangepast. Kan dat proces nog even worden geschetst? Wanneer ligt die vraag op tafel? Ik had in mijn vraag bewust wat ruimte gelaten voor de manier waarop je de gezondheidseffecten meeneemt, maar de immissietoets moet in ieder geval worden verbreed. Ik zie niet in hoe je dat op een andere manier kunt bereiken. Graag een reactie daarop.
Staatssecretaris Heijnen:
Dat zal ook echt moeten worden uitontwikkeld binnen de Omgevingswet. De bevoegde gezagen moeten daarmee aan de slag. Ik snap dat dit wat onduidelijk kan overkomen, maar het zal zich moeten gaan ontwikkelen. Ik weet niet of daarmee een bevredigend antwoord geef aan meneer Van Dijk.
De voorzitter:
Ik vermoed haast van niet.
De heer Olger van Dijk (NSC):
De immissietoets bestaat al. De gezondheidseffecten zitten daar nu niet in. Mijn vraag is eigenlijk heel simpel: waarom zou je die toets niet verbreden? Dat kan op verschillende manieren; daar zit wat mij betreft de ruimte. Maar op z'n minst moet informatie over gezondheidseffecten daarin worden meegenomen. Daarmee doe je volgens mij ook iets aan transparantie en leg je een soort bodem. Dat lijkt mij een heel verstandige richting. Misschien is er een alternatief, maar dan hoor ik dat ook graag.
Staatssecretaris Heijnen:
Dat onderzoeken we dus ook in het kader van de vergunning. De gezondheid is daarvan onderdeel. We vragen de GGD ook om een advies over hoe je dat op een goede manier kunt borgen. Daar zijn we dus al flink mee aan de slag. We vragen de GGD daarbij dus om advies.
De voorzitter:
U gaat verder, en wel met het tweede blokje. Dat is het blokje ...
Staatssecretaris Heijnen:
Dat is het blokje pfas, voorzitter.
De voorzitter:
Kijk eens aan, pfas.
Staatssecretaris Heijnen:
Meneer Bamenga vroeg of ik het ermee eens ben dat er een nationale coördinator of taskforce pfas moet komen of een website. Ik vind dat het geen meerwaarde heeft om nu een landelijke taskforce in het leven te roepen. De middelen en energie daarvoor kunnen beter benut worden in de bestaande programma's en projecten. Op het pfas-dossier ervaar ik een goede en constructieve samenwerking met alle betrokken overheden. Zo heb ik zelf heel regelmatig overleg met de provincie Zuid-Holland en de gemeente Dordrecht. Gisteren heb ik toevallig nog samen met ze gezeten. Voor informatie over pfas kan men ook terecht op de RIVM-website, waar echt al heel veel informatie op staat.
Dan vraagt meneer Bamenga waarom we iedereen in Nederland blijven blootstellen aan fruit met pfas. Gewasbeschermingsmiddelen mogen alleen op de markt worden gebracht als is aangetoond dat ze veilig kunnen worden toegepast. Dat wordt beoordeeld door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Zij houden daarbij ook rekening met mogelijke residuen op producten. Dat geldt dus ook voor pfas. Binnen het huidige Europese restrictievoorstel wordt voorgesteld om pfas die worden gebruikt als hulpstof voor gewasbeschermingsmiddelen, uit te faseren. In het Europese restrictievoorstel wordt daarnaast de aanbeveling gedaan om het gebruik van pfas in gewasbeschermingsmiddelen te monitoren en er wordt voorgesteld om criteria voor persistentie van geneesmiddelen, diergeneesmiddelen, biociden en gewasbeschermingsmiddelen te verbeteren. De Commissie heeft inmiddels dus aangekondigd stappen te ondernemen op het gebied van gewasbescherming. Ik steun de voorstellen van mijn collega van LNV, die heeft aangekondigd de Europese Commissie hierop actief te blijven bevragen.
De voorzitter:
Op het vorige antwoord heeft de heer Bamenga een interruptie.
De heer Bamenga (D66):
Het voorstel dat ik zojuist gedaan heb over een nationaal coördinator of een werkgroep pfas komt niet uit mijn koker. Het komt voort uit de werkbezoeken die ik afleg. Het komt van de mensen en de overheden die ermee te maken hebben. Ik concludeer dat er toch behoefte is aan meer coördinatie, meer regie en eigenlijk ook meer steun vanuit de landelijke overheid bij de aanpak van bijvoorbeeld pfas. Dat is een soort oproep, juist van die overheden waarvan u zegt dat u de indruk hebt dat het wel goed gaat. Ik wil daar dus graag een reactie op. Wilt u daar in ieder geval nog een keer mee in gesprek gaan? Ik krijg echt andere geluiden te horen.
De voorzitter:
Ik zeg niks, maar de Staatssecretaris zegt wel wat; ik hoorde u een paar keer «u» zeggen. Een kleinigheidje hoor, meneer Bamenga.
Staatssecretaris Heijnen:
We hebben een aantal grote pfas-clusters in Nederland en ik durf echt te beweren dat ik op een goede manier met die clusters om tafel zit. Datzelfde geldt voor de Minister van IenW, die bijvoorbeeld met de provincie Zeeland om tafel zit. We hebben een coördinator aangesteld die moet kijken naar de problematiek daar met betrekking tot pfas en, hoofdzakelijk, water. Ik heb gister zoals gezegd nog samen gezeten met de gedeputeerde van de provincie Zuid-Holland en de wethouder van Dordrecht om het te hebben over het pfas-cluster dat in die omgeving zit en waarover echt wel zorgen zijn. Die overleggen gaan dusdanig goed – dat wil ik even teruggeven aan de heer Bamenga, want die mensen heeft hij blijkbaar allemaal niet gesproken – dat we hebben afgesproken om niet meer maandelijks te vergaderen, omdat er ambtelijk zo'n goede afstemming is en wij elkaar bestuurlijk weten te vinden op het moment dat het nodig is. Een tijd geleden hebben de provincie Zuid-Holland en de gemeente Dordrecht zich terecht gemeld, zo van: we maken ons zorgen en we hebben echt meer inspraak nodig van de landelijke overheid, ook bestuurlijk. Toen heb ik meteen opgeschaald en zijn ik en mijn ambtenaren mee aan tafel gaan zitten. Dat zeg ik wellicht ter geruststelling van de heer Bamenga. In de grote clusters is er echt wel aandacht. Daarnaast is er zoals gezegd heel veel informatie beschikbaar, bijvoorbeeld op de RIVM-website; dat meldpunt. Daar staat heel veel informatie ter beschikking. Als mensen zeer sterk de behoefte voelen om hierover intensiever contact te hebben met rijksambtenaren, dan mag de heer Bamenga ze altijd naar mij doorsturen en dan zorg ik ervoor dat ze met elkaar in contact worden gebracht. Maar we hoeven niet iets heel nieuws op te gaan tuigen. We hebben immers al best veel plekken waar mensen terechtkunnen.
De voorzitter:
Ik zie dat mevrouw Veltman wil reageren, maar eerst ga ik naar de heer Bamenga voor een nieuwe interruptie.
De heer Bamenga (D66):
Ik heb wel degelijk een ander geluid gehoord van precies de mensen die u net noemde. We verschillen dus van mening over wat we kennelijk gehoord hebben, over de indrukken daarvan. Prima, dat laat ik voor nu maar even zitten.
U verwees eerder naar de wetgeving. Dat is misschien ook een van de vraagstukken. Wetgeving of regels enzovoort beschermen mensen onvoldoende. Wij pleiten er juist voor dat de wetgeving dermate wordt aangepast dat ze juist wel de gezondheid van mensen beschermt. Kan de Staatssecretaris daarop reageren?
De voorzitter:
Voordat de Staatssecretaris reageert, verzoek ik haar toch om wat korter en bondiger te antwoorden, want anders vrees ik dat we dadelijk nog in tijdnood komen ook.
Staatssecretaris Heijnen:
Het enige wat ik kan zeggen is dat wij ook werken aan een Europees pfas-verbod. Er gebeurt echt heel veel op het gebied van pfas. Over dat andere punt wil ik nog even zeggen dat ik echt geen enkel signaal heb, van de provincie Zeeland noch van de provincie Zuid-Holland, dat er behoefte is aan meer contact met de landelijke overheid. Wij werken heel goed samen. Op het moment dat er behoefte is aan aanvullende ondersteuning, dan zullen we daar altijd naar kijken. Of dat in de vorm moet zijn van een landelijke taskforce vraag ik mij af, omdat wij al heel veel kennis en kunde hebben. Wel meldt de provincie Zuid-Holland zich nu ook actief bij de mensen in Zeeland die op dit onderwerp bezig zijn, om te kijken of ze van hun kennis en expertise kunnen leren. Maar dat is ook heel erg goed.
Mevrouw Veltman (VVD):
Toen de Staatssecretaris begon over het onderwerp pfas, noemde zij heel kort medicijn-pfas-resten. Ik heb net in mijn bijdrage iets gezegd over essentiële pfas en ik denk dat medicijnen daar bij uitstek een voorbeeld van zijn. Ik ben even benieuwd wat de inzet van de Staatssecretaris is op dit vlak. Ik denk dat we heel voorzichtig moeten zijn om dit uit te bannen, omdat het essentieel is dat die medicijnen tot onze beschikking blijven.
Staatssecretaris Heijnen:
Bepaalde groepen zijn uitgezonderd van de restrictie. Daar horen medicijnen voor een groot deel bij. Hetzelfde geldt voor medische hulpmiddelen. Je wil eraan blijven werken te kijken naar goede en volwaardige alternatieven. Die zijn in steeds meer gevallen beschikbaar, maar zolang die niet beschikbaar zijn, zullen wij blijven pleiten voor een uitzondering voor bepaalde soorten pfas.
Voorzitter, met uw welbevinden ga ik door met de rest van de beantwoording van dit blok. Wanneer wordt het Europees verbod van pfas van toepassing, vraagt de heer Bamenga. Ik zou zeggen: zo snel mogelijk. Ik wil net als de heer Bamenga dat het zo snel mogelijk van kracht wordt. Tegelijkertijd wordt pfas gebruikt in heel veel verschillende toepassingen; we hadden het net al even kort over medicijnen. Het is dus ook belangrijk om de gevolgen van een verbod goed in beeld te hebben, inclusief de beschikbaarheid en de risico's van alternatieven.
Er wordt op Europees niveau een voorstel voor de restrictie voorbereid voor Europese besluitvorming. In de openbare raadpleging zijn meer dan 5.600 reacties binnengekomen, met meer dan honderdduizend pagina's informatie. Daarom werkt Nederland met de andere indienende lidstaten mee om die informatie zo snel mogelijk te verwerken, zodat we straks een zo concreet mogelijk beeld hebben van de consequenties als we op Europees niveau besluiten tot een verbod. De planning is dus afhankelijk van de voortgang op Europees niveau.
De heer Van Dijk vroeg nog naar pfas in eieren en het advies om vervolgonderzoek te doen. Hij vroeg of het kabinet die handschoen oppakt en of op korte termijn een beter advies voor consumenten nodig is. Het Ministerie van VWS is momenteel bezig met het uitzetten van het vervolgonderzoek. Naar verwachting kan dat binnen niet al te lange termijn van start gaan. Op deze manier wordt rekening gehouden met het broedseizoen van de kippen. Als de resultaten van dat onderzoek bekend zijn, zal worden gekeken of het consumptieadvies voor het eten van hobbykipeieren moet worden aangepast. Dat wachten we nog even af.
Dan de vraag van meneer Gabriëls naar pfas in rijkswateren en hoe ik verklaar dat er zo'n groot verschil is tussen vergunde en daadwerkelijke lozingen. Pfas is breed verspreid aanwezig in de leefomgeving. Pfas in rijkswateren is zeker niet alleen afkomstig van lozingen van bedrijven, maar komt ook door bovenstroomse aanvoer, diffuse emissies en nalevering van al in het systeem aanwezige pfas uit het verleden. Dat maakt het ook altijd wel lastig om te meten. De inzet is erop gericht om de emissies natuurlijk zo veel als mogelijk terug te dringen.
Meneer Gabriëls vroeg ook nog om te achterhalen waar illegale lozingen vandaan komen. De bevoegde gezagen gebruiken verschillende methoden om illegale lozingen op te sporen. Voorbeelden daarvan zijn inspecties van land en water ter plaatse. Ze nemen watermonsters en analyseren die om bijvoorbeeld pfas-emissies in de gemeentelijke rioleringen op te sporen. Ze gebruiken satellietbeelden en informatie en tips van bijvoorbeeld omwonenden. En er wordt samengewerkt met andere instanties, zoals de politie.
Dan vroeg meneer Boutkan nog of ik de zorg deel dat pfas via verschillende wegen in het milieu komt. Ja, die deel ik, want de risico's van pfas staan natuurlijk volop in de belangstelling. We weten de laatste jaren steeds meer over de schadelijkheid van pfas. We weten ook dat pfas wijdverspreid is en voorkomt in heel veel producten die we dagelijks gebruiken. Het komt voor in het milieu en soms ook in of op ons voedsel, zoals meneer Bamenga zei. Daarom is het belangrijk om de productie en het gebruik van pfas aan banden te leggen. We moeten proberen emissies naar water, lucht en bodem zo veel mogelijk te beperken.
Het lid Kostić vroeg nog hoe het staat met de uitvoering van de motie-Wassenberg/Van Esch om pfas in de zorgsector versneld uit te faseren. Die motie wordt uitgevoerd door het Ministerie van VWS. De Minister zal de Kamer waarschijnlijk dit voorjaar informeren over de uitvoering van die motie.
Mevrouw Veltman vroeg naar de stand van zaken bij het pfas-onderzoeksprogramma van het RIVM. Het betreft een meerjarig onderzoeksprogramma naar blootstelling aan pfas en de mogelijkheden om die naar beneden te brengen. Het programma loopt tot en met 2025. De Minister van IenW rapporteert daarover jaarlijks aan de Kamer. Dat doet hij voorafgaand aan het wetgevingsoverleg over Water, in het najaar. Het RIVM heeft een website ingericht over de voortgang van het programma en 28 februari heeft een belanghebbendenbijeenkomst plaatsgevonden.
Mevrouw Veltman ...
De voorzitter:
... heeft een interruptie voor u.
Mevrouw Veltman (VVD):
Misschien zou het net hierna komen, maar in het kader van dat programma dat u net toelichtte, vroeg ik vooral naar de gezondheidseffecten. O sorry, ik zeg niks, want die komt er nu aan, begrijp ik.
De voorzitter:
Dat is een kostbare interruptie van u. De Staatssecretaris.
Staatssecretaris Heijnen:
Ja, die komt er nu aan. Het onderzoeksprogramma kijkt naar blootstelling aan pfas en de mogelijkheden om die te verminderen, wetende dat we te veel pfas binnenkrijgen. Wat precies de gezondheidseffecten van pfas zijn, is daar geen onderdeel van. Internationaal wordt daar wel heel veel wetenschappelijk onderzoek naar gedaan. Wat het RIVM aanvaardbaar acht als blootstelling aan pfas wordt onder meer daarop gebaseerd.
Dat was het einde van dit blokje, voorzitter. Volgens mij kan ik doorgaan, want alle vragen zijn tussentijds al gesteld, behalve door de heer Van Dijk.
De voorzitter:
U mist een beantwoording in dit blokje, meneer Van Dijk?
De heer Olger van Dijk (NSC):
Ik dacht: ik wacht netjes tot dit blokje klaar is om mijn vraag te stellen.
De voorzitter:
Dat is ook het advies geweest vanuit deze richting.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Toch even over de pfas in de eieren van de hobbykippen. En waarom? Omdat ontzettend veel mensen hier aanwezig of in Nederland die kippen hebben lopen. Ik ben blij te horen dat VWS de handschoen oppakt, laat ik dat vooropstellen. Mijn vraag is vervolgens hoelang het nog gaat duren voordat dat advies wordt aangepast. Heel bewust heb ik gevraagd of er niet op korte termijn ander advies mogelijk is. Ik vind het erg onduidelijk als ik het lees. Langere tijd wordt het afgeraden om die eieren te eten. In de media zijn ook berichten verschenen met de strekking: af en toe maar even naar de supermarkt en dan kan je weer door met de eieren van je eigen kippen. Ik denk dat dit heel veel verwarring geeft, ook voor mensen thuis. Het is een generiek advies over heel Nederland, zeg ik erbij. Ik denk dat het handig is om toch nog eens te kijken of dat preciezer kan zijn. Wat betekent dat nou? Elke ochtend een eitje van de hobbykip kan dus niet meer. Of wel? Nogmaals, twee vragen aan de Staatssecretaris: hoelang duurt dat onderzoek nog en kan er op korte termijn nog eens naar dat advies gekeken worden?
Staatssecretaris Heijnen:
Ik had het er vanmorgen nog even met meneer Gabriëls over, toen wij elkaar toevallig spraken, dat mijn portefeuille best wel heel breed is en dat ik over veel dingen ga, maar nou net niet over hoeveel eieren van hobbykippen verstandig is om te eten. Dat is echt aan mijn collega van het Ministerie van VWS. Ik snap heel goed wat de heer Van Dijk zegt. Mensen moeten zich niet onnodig veel zorgen hoeven maken. Het is wel belangrijk om het dan ook goed te onderzoeken. Er is een advies afgegeven, dus er is niet ineens een verbod op het eten van eitjes van hobbykippen. Maar er is wel aanleiding gezien om het verder te onderzoeken, omdat het ook wat breder verspreid bleek te zijn dan gebieden waar veel pfas voorkomt. Ik zou zeggen: wacht dat onderzoek eerst even af, want als de Minister van VWS had gedacht dat het echt onverantwoord was, was er vast nu een verbod gekomen op het eten van eitjes van hobbykippen, en dat is niet gebeurd. Ik denk eerder dat er onrust ontstond en dat daarom is geadviseerd om even wat terughoudender te zijn. Het inhoudelijke advies komt. Er is nog even wat tijd voor nodig omdat ze ook rekening moeten houden met het broedseizoen van de kippen, begreep ik. Dan ga ik ervan uit dat een advies daarna zo snel mogelijk breed zal worden gecommuniceerd.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Weet u ook op welke termijn dat onderzoek er is, zodat duidelijk is wanneer mensen dat nieuwe advies kunnen verwachten?
Staatssecretaris Heijnen:
Ik dacht dat dat voor de zomer was, maar ik zal dat heel even dubbelchecken. Voor de zomer, had ik begrepen. Mocht dat niet zo zijn, dan kom ik er in tweede termijn nog even op terug.
De voorzitter:
Ik zag dat mevrouw Veltman ook nog een vraag had, maar ik weet niet of het een kip-eivraag is of een andere vraag.
Mevrouw Veltman (VVD):
Een andere vraag. Ik hoop dat ik dan mijn vorige zin mag afmaken. Dit gaat nog over dat programma van het RIVM. Ik hoor de Staatssecretaris zeggen dat het de bedoeling is dat de gezondheidseffecten hierop worden gebaseerd. Zou de Staatssecretaris ervoor in zijn om bij het RIVM of een andere onderzoeksinstantie te kijken of ze aan dit onderzoek heel direct ook het onderzoek naar de gezondheidseffecten kan koppelen?
Staatssecretaris Heijnen:
Ik denk dat het altijd belangrijk is dat we niet het wiel opnieuw gaan uitvinden. Als er internationale rapporten zijn waarop wij ons prima kunnen baseren, denk ik niet dat het heel erg nodig is om daar ook het RIVM weer een opdracht voor te geven. Ik zeg dat met name met het oog op de vele verzoeken die er, ook door deze commissie, gedaan zijn aan het RIVM om hele belangrijke zaken te onderzoeken. Ik zou zeggen: pick your battles, kies je gevechten. Hierover is internationaal gewoon veel kennis beschikbaar. Uiteraard, als we denken dat Nederland een unieke positie heeft, zouden we nog eens kunnen overwegen om het RIVM wel die opdracht te geven, maar de problematiek hier is vergelijkbaar met die in andere landen, dus daar kunnen we prima op voortborduren.
De voorzitter:
Gaat u verder dan, met het volgende blokje, neem ik aan.
Staatssecretaris Heijnen:
Dat gaat over Tata, voorzitter. Er zijn vergelijkbare vragen gesteld door de leden Bamenga, Kostić en Gabriëls. Die zeiden: geen miljardensubsidie zonder gezondheidswinst. Dat was een duidelijke oproep. Zij vroegen of ik kan garanderen opvolging te geven aan die duidelijke conclusie. Het is goed dat dat advies er nu ligt en dat het de expertgroep is gelukt om dat op korte termijn af te leveren. Daar ben ik heel blij mee. Dat geeft ook de mogelijkheid om het advies mee te nemen in de vergunningverlening en de eventuele maatwerkafspraak. Het streven van mij en de Minister van EZK is om de Kamer daar aan het einde van deze maand over te informeren. Dan zullen we ook spreken over de vervolgstappen die het kabinet wil zetten en voor zich ziet voor Tata en dan wordt ook een reactie gegeven op de aanbevelingen van de expertgroep.
Lid Kostić en de heer Gabriëls vroegen hoe het kan dat organisaties en omwonenden nu betere apparatuur lijken te hebben dan de omgevingsdienst. De metingen die de bewoners doen, kunnen natuurlijk altijd een interessante aanvulling zijn op zaken die verschillende overheden zelf uitvoeren. Het stellen van monitoringsvoorschriften in de vergunning, de monitoring en het uitvoeren van controlemetingen als dat nodig is, zijn taken van het bevoegd gezag en dat is de provincie Noord-Holland. Die taken zijn belegd bij de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. Die omgevingsdienst heeft een programma opgesteld waarin extra controlemetingen worden uitgevoerd. Recent is er ook een extra camera geplaatst voor toezicht op Kooksfabriek 1. Daarnaast evalueert de provincie op dit moment het Luchtmeetnet. Er gebeurt dus echt wel veel vanuit de omgevingsdiensten. Ik weet dat de bewoners heel erg betrokken zijn en ook zelf dingen inzichtelijk proberen te krijgen, maar er gebeurt ook echt wel heel veel vanuit de omgevingsdiensten. Dat wordt alleen maar verder aangescherpt; dat gebeurt de hele tijd al, zolang ik hier nu rondloop.
Meneer Gabriëls vroeg ook hoe het zit met het aanpassen van de Nederlandse regels, zodat de Kooksfabriek zo snel mogelijk aan de normen kan worden gehouden. De omgevingsdienst gaat over tot het wijzigen van de voorschriften die verbonden zijn aan de vergunning van Tata Steel. Daarbij wordt zo veel mogelijk de nadruk gelegd op het aanscherpen van de emissiegrenswaarde richting de 500 milligram per normaal kuub. Ik hoop dat de mensen thuis het ook nog een beetje kunnen volgen op deze manier, maar goed. Uit het onderzoek moet blijken of dat wettelijk afdwingbaar is binnen de huidige regels. Dat weten we nu nog niet, dus dat moeten we afwachten. De informatie die uit dat vergunningtraject naar voren komt, is ook noodzakelijk om het wetsvoorstel verder te kunnen brengen.
Meneer Gabriëls had nog een laatste vraag in dit blokje. Hij zei: vorige week kregen we te horen dat er rookwolken in het donker worden vrijgelaten. Hij vroeg of ik daarmee bekend ben. Het ministerie kent de precieze feiten en omstandigheden niet, dus dat maakt het een beetje lastig voor mij om daar goed op te kunnen reflecteren. Maar belangrijker dan de vraag of ík het weet, is de vraag of de omgevingsdienst, die het bevoegd gezag is, het weet. Die moet altijd over ongewone voorvallen worden geïnformeerd. Ik heb begrepen dat de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied op de hoogte is van de publiciteit en deze zaak ook onderzoekt als incident. Daarbij wordt beoordeeld wat er precies is gebeurd en of het bedrijf de regels heeft overtreden.
Dat was het einde van dit blokje, voorzitter.
De voorzitter:
Het lid Kostić heeft een vraag hierover.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Voorzitter, allereerst wil ik dit even bij u toetsen, want mijn vragen worden niet beantwoord.
De voorzitter:
Na deze rondes kijk ik u allen indringend aan met de vraag: herkent u zich erin dat uw vragen allemaal zijn beantwoord of niet? Dan turven we hoeveel vragen er nog openstaan.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Misschien moet ik dan even wachten. Ik vind het bijzonder.
De voorzitter:
Het lijkt me verstandig dat u gewoon even wacht. Dan kunt u aankruisen welke vraag nog niet beantwoord is, want u heeft zelf uw aantekeningen voor uw neus. Dan doen we dat zo.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik heb er nog twee.
De voorzitter:
Er komen nog twee blokjes volgens mij.
Staatssecretaris Heijnen:
Misschien gaat het over de stelseldiscussie. Dan komen de vragen er nog aan.
De voorzitter:
Gaat u gewoon door met de beantwoording.
Staatssecretaris Heijnen:
Anders kunnen er altijd in de tweede termijn nog vragen worden gesteld. Dan zorg ik dat die sowieso beantwoord worden, want ik moet zeggen dat we over het algemeen zo compleet mogelijk proberen te zijn in de beantwoording.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Heel kort, zodat de Staatssecretaris er alvast over na kan denken: mijn vraag over de metingen was specifieker dan waar de Staatssecretaris op antwoordde. Ik had concrete vragen over de gezondheidseffectrapportage en de nulmeting. Die heb ik nog niet beantwoord gezien.
De voorzitter:
Wie weet in het blokje...
Staatssecretaris Heijnen:
Ik zal zo even kijken of ik daarop terug kan komen. Ik probeer dat nog in de eerste termijn te doen, maar dan zal het bij de overige vragen zijn.
Het blokje VTH is ook nog een flink blokje. Dat gaat over vergunningverlening, toezicht en handhaving. Het is mijn ambitie om de leefomgeving schoner, veiliger en gezonder te maken. Daarbij zet ik me ervoor in om milieuschade te voorkomen in plaats van achteraf te herstellen. Dat vraagt om een sterker en onafhankelijker stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving. We zijn het interbestuurlijk programma anderhalf jaar geleden gestart. Dat hebben we gedaan op basis van tien aanbevelingen van de commissie-Van Aartsen met betrokken bestuurlijke partijen. Dat hebben we samen gedaan. We hebben ook vanaf het begin in gezamenlijkheid besproken wat de aanpak zou moeten zijn. Dat doen we in het interbestuurlijk programma Versterking VTH-stelsel. Dat loopt in september af. Een belangrijk resultaat van het interbestuurlijk programma is de set van robuustheidscriteria voor omgevingsdiensten. Daarin is met elkaar vastgesteld waaraan de omgevingsdiensten minimaal moeten voldoen. We hebben afgesproken dat alle omgevingsdiensten op 1 april 2026 aan die criteria moeten voldoen.
Ik heb meneer Van Aartsen en mevrouw Sorgdrager, die ook onderdeel was van de commissie, gevraagd om een review uit te voeren. Het is namelijk echt een belangrijk onderwerp. Er zitten hier best veel nieuwe commissieleden, maar ik heb hier heel veel debatten over gehad, ook met de vorige commissie. Ik zeg er eerlijkheidshalve bij dat er in de vorige commissie regelmatig zorgen waren over de voortgang. Ik heb toen steeds gezegd en benadrukt: dit is iets wat je echt samen zou moeten doen; het zou heel mooi zijn als dit van onderop vormgegeven kan worden. Maar ik heb ook steeds gezegd: als er niet snel genoeg stappen worden gezet, moet ik de stelselverantwoordelijkheid steviger naar mij toe trekken. Dat heb ik steeds benadrukt. Dat is de reden waarom ik nu aan meneer Van Aartsen en mevrouw Sorgdrager heb gevraagd om te kijken hoe de vlag er volgens hen bij hangt. Op een aantal onderdelen gaat het goed, maar je ziet ook dat er op een aantal onderwerpen behoorlijke uitdagingen zijn, wil je dat in een halfjaar nog realiseren. Zij constateren dat de deelnemers van het interbestuurlijk programma hard werken aan de versterking van het VTH-stelsel, maar ook dat het VTH-stelsel nog steeds te vrijblijvend is om de versterking te realiseren.
Hoewel het in eerste instantie dus een aangelegenheid is van het lokaal bestuur en maatwerk zeker nodig is, moet ik ook constateren dat het daadwerkelijk implementeren van de aanbevelingen te langzaam gaat. Ik heb eerder in de Kamer gezegd dat ik de regie zal moeten overnemen als er onvoldoende voortgang is. Dat moment komt wat mij betreft steeds dichterbij. Feit is dat alle partijen een rol hebben, maar ook dat er om het VTH-stelsel daadwerkelijk te versterken meer nodig is dan tot nu toe is gebeurd. Dat is ook een stevige regierol van het Rijk. Om die reden start ik met de voorbereiding van een wetswijziging waarmee mijn stelselverantwoordelijkheid verder geïnstrumenteerd wordt. Daarnaast ben ik in gesprek met Omgevingsdienst NL, ODNL, over taken waarvan het goed is om die landelijk te beleggen en over de financiering daarvan. Samen met alle partijen zorg ik voor een goede borging van de opbrengst van het interbestuurlijk programma over VTH. Ik zal de Kamer daar vlak na de zomer over informeren. De samenwerking met alle partijen zal uiteraard ook na het IBP VTH worden gecontinueerd. Het is dus ook echt niet klaar als het programma is afgelopen.
Lid Kostić vroeg of de stelseldiscussie wordt gevoerd. Ik hoop haar vraag al beantwoord te hebben met wat ik net zei. Ik vind het heel jammer, maar het gaat aan een nieuw kabinet zijn om te kijken hoe we daar precies invulling aan gaan geven. Maar ik heb wel gedacht en de ruimte gevoeld, tenzij de commissie zo meteen iets anders tegen mij zegt, om volop vooruit te gaan en te kijken wat ik allemaal aan voorstellen kan voorbereiden, zodat er dadelijk ook echt een pakket aan maatregelen klaarligt waaruit een nieuwe coalitie keuzes kan gaan maken. Maar ik wil het ook niet laten liggen, want dat zou heel erg jammer zijn. Het is namelijk echt een heel belangrijk thema. Ik vind dus dat hierin ook voortgang geboekt moet blijven worden.
Meneer Van Dijk vroeg nog hoeveel er nou eigenlijk is veranderd ten opzichte van vier jaar geleden. Ik denk echt dat er veel is gebeurd, zeker gezien de samenwerking die wij de afgelopen anderhalf jaar hebben gehad naar aanleiding van het rapport van Van Aartsen. We hebben in gezamenlijkheid bepaald wat de aanpak en de maatregelen moeten zijn om het stelsel te versterken. Er gebeurt dus echt al een heleboel. Het vervelende vind ik... Ik zit ook met de VNG en met het IPO om tafel. Die hebben ook aangegeven dat ze er best wel een beetje teleurgesteld over zijn dat het rapport zo stevig was en ik daar ook best wel stevig op heb gereageerd. Aan de andere kant heb ik heel nadrukkelijk een opdracht van de Kamer meegekregen. Ik wil in elk geval eerlijk aan de Kamer laten weten hoe ik erin sta. Als dat te scherp is, hoor ik dat uiteraard graag van de commissie.
Meneer Van Dijk vroeg ook of er inmiddels al gesproken is met het Bestuurlijk Omgevingsberaad om het nalevingspercentage te verhogen. Dat is nog niet in het Bestuurlijk Omgevingsberaad besproken. Er vinden dit jaar nog twee bijeenkomsten plaats. Daar zal het zeker bij geagendeerd worden.
Meneer Van Dijk vroeg ook nog naar de faaltoets bij alle omgevingsdiensten: is daar niet meer actie vanuit het Rijk bij nodig? Hij zei ook dat er aan de actieagenda een verkenning gekoppeld moet worden. Die verkenning heeft plaatsgevonden. Binnen het interbestuurlijk programma Versterking VTH-stelsel wordt hard gewerkt aan versterking van het stelsel. Uit de onderzoeken blijkt dat het nodig is om wat steviger de regie te pakken, maar dat is eigenlijk een herhaling van mijn eerdere antwoord.
Meneer Van Dijk vraagt ook nog hoe het gaat met de aanpak van veelplegers. Ik ben het natuurlijk met hem eens dat veelplegers hard moeten worden aangepakt. Sinds 2018 wordt er gewerkt aan een aanpak van zorgbedrijven. Er is ook een toolbox beschikbaar met handhavingsinstrumenten. De aanpak en monitoring van zorgbedrijven zijn opgenomen in het interbestuurlijk programma Versterking VTH-stelsel. Binnen dat programma wordt er ook voor gezorgd dat de toolbox in alle regio's wordt geïmplementeerd en dat die implementatie eenduidig wordt uitgevoerd.
Mevrouw Veltman zei: de Staatssecretaris is voornemens de wet te wijzigen om de stelstelverantwoordelijkheid beter uit te kunnen voeren, maar de omgevingsdiensten zeggen dat we naar de randvoorwaarden moeten kijken. Ze vroeg of ik daar niet mee kan helpen. Die zijn zeer relevant. Daarin neem ik ook mijn rol. Zo wordt binnen dat interbestuurlijk programma hard gewerkt aan de versterking van de informatievoorziening en -uitwisseling. Maar ik heb ook gezegd dat als het niet snel genoeg gaat, ik dan natuurlijk de regie moet pakken. Dat moment komt gewoon dichterbij. Het is volgens mij niet voldoende om het alleen maar te doen zoals mevrouw Veltman voorstelt.
De Staatssecretaris geeft aan, zegt de heer Van Dijk, dat geen van de omgevingsdienst marginaal voldoet aan de kwaliteitscriteria. Hij vroeg of ik kan aangeven of ik al iets van verbetering zie. Daar is het echt nog te vroeg voor. Mijn ambtenaren voeren op dit moment gesprekken met de bestuurders en directeuren van de omgevingsdiensten over de robuustheid van hun omgevingsdienst. Uiterlijk 1 april aanstaande dienen alle omgevingsdiensten een plan van aanpak in waarin de acties staan beschreven om tot een robuuste omgevingsdienst te komen. Ik beoordeel die plannen, waarna ik de voortgang op die acties ga monitoren en zo nodig zal bijsturen. De omgevingsdiensten moeten dus op 1 april 2026 robuust zijn.
Wordt er iets gedaan met de oproep om te fuseren, vraagt meneer Van Dijk. Het is nog te vroeg om daar iets van te zeggen. Het enige wat ik kan zeggen, is dat enkele omgevingsdiensten hebben aangegeven dat ze met een andere omgevingsdienst in gesprek zijn over verdergaande samenwerking. Dat was eerlijk gezegd voordat het programma begon ook al het geval. Per 1 januari zijn twee Gelderse omgevingsdiensten gefuseerd. Ook twee Utrechtse omgevingsdiensten gaan een nieuwe omgevingsdienst vormen per 1 januari 2026. We hebben het er in het interbestuurlijk programma natuurlijk ook over gehad dat er meer nodig is dan wat er tot nu toe is gebeurd.
Mevrouw Veltman vroeg eigenlijk hetzelfde. Hoe zorg je ervoor dat die omgevingsdiensten ondersteund worden om robuust te worden? Zodra mijn ambtenaren alle gesprekken hebben gevoerd, kan ik kijken wat wij daar aanvullend aan kunnen doen.
Mevrouw Veltman vroeg ook hoe er samen met gemeenten en provincies voor wordt gezorgd dat er geen vergunningen worden verstrekt die niet in lijn zijn met onze regels. Dat is natuurlijk echt een verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag. Vergunningaanvragen moeten voldoen aan de wettelijke kaders. Als dat niet het geval is, wordt de vergunning natuurlijk niet afgegeven.
Mevrouw Koekkoek vroeg naar de innovatie in andere systemen. Ze zei: «in plaats van vergunnen van emissies willen we naar een waarborging van gezondheid». Ze vroeg ook naar het voorzorgsbeginsel. Gezondheid en voorzorg zijn belangrijke uitgangspunten in de nieuwe Omgevingswet. Die willen we nu goed gaan benutten. Bevoegde gezagen krijgen dus ook hulp bij de uitvoering, onder andere via het impulsprogramma en de OVV-actieagenda.
Meneer Van Dijk vroeg naar het nalevingspercentage: wat doet u aan de lage naleving bij zeer zorgwekkende stoffen in afval? Daarover is gesproken met het Bestuurlijk Omgevingsberaad. De ILT heeft de exacte oorzaken niet kunnen achterhalen. Mogelijke oorzaken zijn de verscherpte aandacht voor de zeer zorgwekkende stoffen, waar het bevoegd gezag de juiste eisen aan moet stellen. Het rapport laat zien dat er geregeld een interventie van de ILT nodig is om het nalevingspercentage omhoog te krijgen. Het nalevingspercentage betreft de mate waarin een vergunning voldoet aan de relevante wet- en regelgeving. De ILT bespreekt de resultaten met de omgevingsdiensten en vraagt hen verbeteracties in te zetten. Ik agendeer dat ook in het Bestuurlijk Omgevingsberaad.
Mevrouw Veltman had nog een vraag over de stand van zaken met betrekking tot informatievoorziening en de uitwisseling van informatie. Daar wordt ook aan gewerkt in het kader van de versterking van het VTH-stelsel. Daarbij wordt de actuele digitale vergunning altijd betrokken. In mijn voortgangsbrief van rond aanstaande zomer zal ik de Kamer nader informeren over de stand van zaken.
Meneer Boutkan vroeg of ik het met de PVV eens ben dat het VTH-stelsel op dit moment onvoldoende is uitgerust om alle taken en werkzaamheden adequaat uit te voeren. Ja, dat ben ik met hem eens. Daarom hebben we dat programma. Uit alle onderzoeken, de bevindingen van het IBP, de review van mevrouw Sorgdrager en meneer Van Aartsen en de diverse oproepen blijkt dat ik met de huidige bevoegdheden onvoldoende kan sturen op de kwaliteit van de uitvoering door de omgevingsdiensten.
Meneer Boutkan vroeg ook wanneer de Kamer geïnformeerd wordt over de voortgang van het proces van het robuust worden van de omgevingsdiensten. De plannen van de omgevingsdiensten ontvang ik op 1 april van dit jaar. Ik ben gestart met het ontwikkelen van een instrument om de acties van omgevingsdiensten om robuust te worden en de voortgang daarop te monitoren. Direct na de zomer verwacht ik dit instrument ingevuld en gereed te hebben. Dan kan ik de Kamer daarover informeren.
Dat waren mijn antwoorden op de vragen. Misschien toch nog heel even het volgende. Ik weet dat de heer Van Aartsen en mevrouw Sorgdrager meekijken naar dit debat. Ik wil hen vanaf deze plek nog heel hartelijk danken voor hun aanvullend onderzoek. Ik hoop dat het een goede onderlegger is voor de verdere gesprekken die ik met de commissie zal hebben.
De voorzitter:
U had ook nog een blokje overig, meen ik. Maar er zijn wat reacties. In ieder geval mevrouw Koekkoek heeft nog een interruptie tegoed. Eén.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Over de Omgevingswet. Ik kan me namelijk best voorstellen dat de achterliggende gedachte daar misschien is: deze wet is net in werking getreden, we moeten even goed bezien hoe die werkt. Daar wil ik ook wel in meedenken. Maar wat ik begreep uit de technische briefings die we als Kamer hebben gehad, is dat zeker provincies zich niet altijd in staat voelen en zich niet juridisch sterk genoeg voelen staan om dat voorzorgsbeginsel uit te voeren. Als je bang moet zijn voor een rechtszaak, om het maar even zo te zeggen, zul je als provincie niet zo snel zelf dat beginsel gaan regelen. Het lastige van het beginsel is dat het vrij open is. Daarom mijn vraag. De Staatssecretaris zegt te gaan zorgen voor die ondersteuning. Zit daarin dan ook dat we een kader stellen voor wat we een goede richtlijn vinden, binnen wat juridisch kan, voor de invulling van dat voorzorgsbeginsel?
Staatssecretaris Heijnen:
Als voorbeeld zou ik de situatie rond Chemours willen noemen. Daar is de provincie Zuid-Holland zeer nauw bij betrokken, maar ook de gemeente Dordrecht en andere omliggende gemeenten. Wij hebben, ook in het kader van het hoger beroep, aangeboden om de kennis en expertise die wij op landelijk niveau beschikbaar hebben, te bundelen met de expertise van de provincie Zuid-Holland en met de expertise van de gemeente Dordrecht. Zo kunnen we bekijken of we een sterkere case kunnen maken met betrekking tot bepaalde stoffen waarvan wij denken dat het goed is als er nog eens goed wordt gekeken of die mogen worden toegepast. Zo kunnen we ervoor te zorgen dat de onderbouwing van het hoger beroep dat is aangetekend, nog steviger kan worden neergezet. Drie weten altijd meer dan twee. Zo simpel is het ook. Daarmee wil ik dus aangeven dat op het moment dat er een beroep wordt gedaan op de kennis en kunde die wij hier landelijk in huis hebben, wij die aanbieden. Maar het is natuurlijk uiteindelijk wel de bedoeling om de bevoegd gezagen zo stevig en sterk te hebben dat je zelf op bepaalde expertise kunt terugvallen.
Daarnaast denk ik wel dat het belangrijk is om te kijken hoe we ODNL in bepaalde gevallen wat meer kunnen positioneren voor de echt overkoepelende vraagstukken met een zeer ingewikkelde problematiek die op meerdere plekken in het land spelen. Dan kun je daar alle kennis bundelen. Je moet natuurlijk ook gewoon genoeg mensen hebben om het werk op een goede manier te kunnen doen. Vandaar dat we steeds kijken hoe we mensen enthousiast kunnen krijgen om überhaupt in die sector werkzaam te zijn. Want we hebben een tekort aan goede toezichthouding en noem het allemaal maar op.
We werken dus op alle mogelijke manieren samen om de krachten te bundelen. Als er mede naar aanleiding van de onderzoeken die er zijn nog aanvullende ideeën zijn, onderzoeken we die natuurlijk verder.
De voorzitter:
Dan bent u toegekomen aan het laatste blokje. Maar mevrouw Veltman ...
Mevrouw Veltman (VVD):
Ik heb nog een vraag over dit blokje.
De voorzitter:
Maar u hebt al drie interrupties gehad.
Mevrouw Veltman (VVD):
Die ene telt niet mee, hoor ik.
De voorzitter:
Ja, dat kan de griffier misschien wel zeggen, maar de voorzitter zegt dat niet. Nou, een korte dan, want ik ga mijn griffier natuurlijk niet afvallen.
Mevrouw Veltman (VVD):
Dank u wel voor uw toegefelijke gedachten vandaag. Daarnet heeft de Staatssecretaris aangegeven hoe de ambtenaren in gesprek zijn over de robuustheid. Ook gaf zij aan dat er voor de informatievoorziening een voortgangsrapportage volgt. Bij allebei mis ik toch een klein beetje de urgentie, als ik deze reactie hoor. Welke acties worden eraan gekoppeld? Hoe verlopen bijvoorbeeld de gesprekken tussen rijksambtenaren en de omgevingsdiensten over de robuustheid? Wanneer is iets wel goed en wanneer is iets niet goed? Ik snap dat er een rapportage komt voor de informatievoorziening. Hoe vindt de Staatssecretaris dat het verloopt? Hier is juist zo veel mogelijk. Hier is zo veel winst te boeken. De omgevingsdiensten snakken ernaar, dus zonder op die rapportage te wachten vraag ik: hoe staat het ervoor?
Staatssecretaris Heijnen:
Er is echt wel ruimte om gewoon tot acties over te gaan. Als het bijvoorbeeld gaat over het verstevigen van de robuustheid, de ideeën daarover, en de vraag om extra financiële ondersteuning, dan kijken wij waar er ruimte is om dat gewoon mogelijk te maken. We doen dus echt hele concrete dingen om te kijken hoe we de omgevingsdiensten met middelen, kennis of wat dan ook kunnen ondersteunen. Er gebeurt dus echt al een heleboel.
De voorzitter:
U gaat over naar het laatste blokje. Na het laatste blokje inventariseer ik welke vragen nog niet zijn beantwoord. De leden kunnen dat nu vast even uitzoeken, zodat zij dat kort en bondig kunnen aangeven. Vervolgens kijk ik naar de Staatssecretaris om te zien of ze die over het hoofd heeft gezien of dat ze nog wat tijd nodig heeft om die vragen te beantwoorden.
Staatssecretaris Heijnen:
Voorzitter, neem ook gerust de niet beantwoorde vragen mee naar de tweede termijn. Dan zorg ik ervoor dat die sowieso in de tweede termijn beantwoord worden. Ik heb nog een paar antwoorden. Ik heb nog extra gevraagd of er naar de vragen van lid Kostić kon worden gekeken. Ik hoop dus dat die nu allemaal heb.
Ik kom nu op het vervolgonderzoek over hobbykipeieren en het nieuwe advies. Ik heb begrepen dat dit wel nog enige tijd duurt. Ik heb het nog even laten checken. Het zal er in de tweede helft van 2025 zijn. Ik zou de heer Van Dijk willen vragen om even aan te kloppen bij de Minister van VWS als hij meer wil weten.
Lid Kostić vroeg of ik bereid was om een nulmeting uit te voeren om te komen tot goede afspraken met Tata Steel. Het streven is om de Kamer eind van deze maand te informeren over die vervolgstappen. Het kabinet heeft wel eerder aangegeven dat een eventuele maatwerkafspraak handhaafbaar en afdwingbaar moet zijn. Er zullen dus voldoende controlemechanismen moeten worden ingebouwd. Het kan zijn dat daarvoor een goede nulmeting nodig is, maar of dat zo is, weet ik nu gewoon nog niet.
Lid Kostić vroeg ook nog of de overheid zelf niet meer moet meten rond Tata Steel. De omgevingsdienst heeft een programma opgesteld waarin extra controlemetingen worden uitgevoerd. Recent is er ook een extra camera geplaatst, zoals ik al zei, om toezicht te houden op Kooksfabriek 1. Daarnaast evalueert de provincie op dit moment het luchtmeetnet, waarmee in de omgeving van Tata Steel wordt gemeten of de luchtkwaliteit voldoet aan wettelijke normen. Ik bekijk ook nog welke verbeteringen ik mogelijk zie in de OVV-actieagenda als het gaat om de systematiek van meten en monitoren.
Lid Kostić vroeg verder of ik een gezondheidseffectrapportage ga opstellen. Om gezondheidseffecten een volwaardige plaats te geven in de afweging is het advies van de expertgroep om in dit traject parallel aan de milieueffectrapportage ook een integrale gezondheidseffectrapportage op te stellen. Die aanbeveling wordt op dit moment nog bekeken. Het streven is om de Kamer eind deze maand te informeren over de vervolgstappen die het kabinet zet op het dossier Tata Steel. Daarbij wordt ook een reactie op de aanbevelingen van de expertgroep gegeven.
De voorzitter:
Nee, lid Kostić, u bent door uw interrupties heen. Ik proef dat hier iemand naast mij zit met een ijzerzaag in de binnenzak, haha. Ik zie dat er één is doorgehaald, dus u mag nog één interruptie doen.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Volgens mij heb ik alleen maar gewezen op het feit dat mijn vragen niet werden beantwoord.
De voorzitter:
Nee, u hebt al twee interrupties achter de rug, dus u mag nu een derde doen.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Maar goed, ik vind deze even belangrijk, want die gaat over het meten. De Staatssecretaris doet nu alsof eigenlijk alles koek en ei (zonder pfas) is. Ik kom zelf uit Noord-Holland. Ik weet hoe die omgevingsdienst werkt. Ik ken het programma. Dat loopt al een tijdje. Ik hoop dat de Kamer weet dat die camera er alleen is gekomen nadat de burgers zelf daarmee zijn gaan experimenteren. Zij hebben een camera neergezet en uiteindelijk hebben ze de omgevingsdienst op die manier gedwongen om zelf één camera neer te zetten. Mijn conclusie is dat er bij de omgevingsdienst nog onvoldoende zicht is op de stoffen die worden uitgestoten. Eigenlijk worden steeds ad-hocmetingen gedaan of er wordt achteraf nog gemeten, waardoor we steeds achter de feiten aanlopen. Mijn concrete vraag was of de Staatssecretaris dat met ons eens is. Is zij bereid om te kijken of wij vanuit de overheid kunnen zorgen voor meer meetapparatuur, meer camera's en continue metingen, zodat we niet steeds nog achteraf moeten kijken wat ze uitgestoten hebben en afhankelijk blijven van Tata Steel?
Staatssecretaris Heijnen:
Om op dat laatste punt terug te komen: dat is echt aan het bevoegd gezag. Daar gaan de provincie en de Staten over, maar die zullen deze discussie ongetwijfeld ook volgen en dus horen dat lid Kostić van mening is dat er meer controle zou moeten zijn. Ik heb aangegeven dat ik het belangrijk vind dat de maatwerkafspraken handhaafbaar en afdwingbaar zijn. Mij werd ook gevraagd of daarvoor een goede nulmeting nodig is. Als die nodig is, zullen we niet nalaten om die te doen, maar ik weet nu gewoon nog niet of die per se nodig is of dat we het op een andere manier kunnen invullen. Dat nog even op dit punt.
Dan had lid Kostić ook nog een punt over de infraroodcamera. Die zou geen verantwoordelijkheid van de burgers moeten zijn. De metingen die de bewoners doen, kunnen natuurlijk altijd een interessante aanvulling zijn op zaken die verschillende overheden ook al uitvoeren. Het stellen van monitoringsvoorschriften in de vergunning en alle andere zaken zijn gewoon belegd bij de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. We bekijken ook welke verbeteringen er mogelijk zijn, ook als het gaat om de systematiek van meten en monitoren. Dat heb ik ook in de OVV-actieagenda gezet.
Dan heb ik nog een vraag van meneer Van Dijk over een verkenning ... Nee, die heb ik volgens mij al gehad. Die ging over de bredere focus van het oorspronkelijke verzoek van Zuid-Holland-Zuid. Die heb ik al gehad, hè?
Dan nog de vraag van mevrouw Veltman wanneer de evaluatie van de Kernenergiewet wordt gedeeld. Die evaluatie is recent afgerond en wordt een dezer dagen aan de Kamer toegestuurd. Ik ben het met mevrouw Veltman eens dat ons systeem klaar moet zijn voor alle nieuwe ontwikkelingen. U zult zien dat uit de evaluatie blijkt dat de wetgeving voldoet. Op onderdelen kan en zal die worden aangescherpt, maar de veiligheid is goed geborgd en er is geen belemmering bij toezicht of vergunningaanvragen.
Dan vroeg de heer Boutkan nog of ik nog meer kan doen aan asbest dan de asbestdakencommunicatie. Naast het reguliere asbestbeleid is het belangrijk dat deze bron van asbestdaken nu zo snel mogelijk verwijderd wordt. De asbestdaken zijn nu vrijwel allemaal aan het eind van hun levensduur. Nadat bleek dat de Eerste Kamer geen verbod op asbestdaken wilde, heb ik besloten om alles op alles te zetten om asbestdakenbezitters zover te krijgen om hun dak te vervangen. Daarom start er dit jaar een brede, meerjarige communicatieaanpak gericht op verschillende doelgroepen die zo'n dak hebben. Ik zeg daar wel even bij dat een heleboel dingen die wij hier behandelen, superbelangrijk zijn maar dat we ook moeten kijken naar de budgetten die beschikbaar worden gesteld voor het beleid dat we hebben. Op dit punt zijn de budgetten relatief beperkt, wat betekent dat we met name kijken naar informatiecampagnes die wij kunnen doen.
Dat waren de antwoorden op mijn vragen, voorzitter. Ik hoop dat ik nu nog wat completer was dan in eerste instantie.
De voorzitter:
Mijn voorstel is om nu eerst even te inventariseren. Ik verzoek u om de vragen die volgens u niet zijn beantwoord kort en bondig op te noemen. Daarmee voorkomen we een extra ronde na deze beantwoording. Ik begin bij mevrouw Veltman met de vraag welke van uw vragen nog niet zijn beantwoord. Dan doen we daarna weer een korte schorsing, zodat die vragen alsnog beantwoord kunnen worden. Dan pas kunnen we door naar een tweede termijn. Anders gaan deze niet-beantwoorde vragen stilzwijgend naar de tweede termijn toe en dat ontneemt u een derde termijn, die wij niet kennen. Dus mevrouw Veltman, heeft u nog vragen openstaan die niet zijn beantwoord?
Mevrouw Veltman (VVD):
Nee. Dank voor de antwoorden. Ik zie uit naar de tweede termijn.
De voorzitter:
Mevrouw Koekkoek, heeft u nog vragen openstaan uit de eerste termijn die niet zijn beantwoord?
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ja, voorzitter. Dat is er één, denk ik, namelijk de vraag over de lijst van de Europese Commissie met de beste beschikbare technieken, de actualisatie daarvan en de inzet daarop. Die staat nog open.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ik heb er één, maar misschien heb ik ook niet goed opgelet. Kan de Staatssecretaris toezeggen om een impuls te geven aan het Impulsprogramma Chemische Stoffen?
De heer Olger van Dijk (NSC):
Nee, dank, voorzitter. Ik ga zo verder in tweede termijn.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Als ik het goed heb, zijn er drie vragen onbeantwoord. Eentje is niet zo moeilijk, denk ik. Wanneer kunnen we de wetswijziging verwachten waarmee de Staatssecretaris wil regelen dat de stelselverantwoordelijkheid concreter wordt ingevuld? Dan heb ik twee wat uitgebreidere vragen. De eerste gaat over de technische briefing over de juridische mogelijkheden om de gezondheid beter te beschermen. Tijdens die technische briefing werd een aantal concrete aanbevelingen gedaan. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is of zij bereid is om te kijken naar de voorgestelde maatregelen die in deze technische briefing naar voren kwamen, waar we overigens van links tot rechts allemaal enthousiast over waren, en voor 4 april per maatregel aan ons terug kan koppelen of en hoe zij daarmee aan de slag wil gaan.
Ten slotte heb ik een vraag over de ZZS in afvalstromen. Waarom wil de Staatssecretaris voor pfas in afval wel een informatieplicht in lijn met de ILT-signaalrapportage, maar wil zij die niet voor andere ZZS?
Dank u wel.
De voorzitter:
Die herken ik. De heer Bamenga.
Mevrouw Veltman (VVD):
Ik heb even een punt van orde. Ik heb net de beantwoording van het lid Kostić gehoord. Ik ben bij de technische briefing geweest en ik ben ook enthousiast voor het grootste deel van wat ik daar heb gehoord. Maar bij een aantal dingen die daar zijn besproken, hoort echt nog een politieke discussie. Ik ben het er dus niet mee eens dat we daar allemaal onverdeeld enthousiast over waren. Daarover wil ik even een punt gemaakt hebben. Daar hebben we toch allemaal nog onze eigen mening over.
De voorzitter:
Het is goed dat u dit opmerkt; eenieder beleeft dit op zijn of haar eigen wijze, ook politiek gezien. Lid Kostić, heel kort.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Mijn collega heeft helemaal gelijk. Ik vroeg juist aan de Staatssecretaris om daarop te reageren, zodat we daarover vervolgens een politieke discussie kunnen voeren. Volgens mij was het gevoel in ieder geval dat het een waardevolle bijdrage was, die niet ging over welke wel en welke niet. Maar we zijn het helemaal met elkaar eens.
De voorzitter:
Het is in ieder geval goed dat we het dáárover eens zijn. Ik kijk naar de heer Bamenga om te zien of zijn vragen allemaal zijn beantwoord.
De heer Bamenga (D66):
Ik houd het even hierbij.
De voorzitter:
Dan kijk ik even zelf naar mijn spiekbriefje. Ik had ook gevraagd naar de voortgang op de versterking van het VTH-stelsel. Kunt u na 1 april, maar voor 2026, de Kamer tussentijds op de hoogste stellen van de voortgang daarvan? U heeft wel gezegd dat u na de zomer hierop terugkomt, maar daartussen zit nog twee jaar. Misschien kunt u de toezegging doen dat u ons laat weten wat er in die twee tussenliggende jaren gaat gebeuren.
Ik had ook de nodige vragen gesteld over de voortgang van het Impulsprogramma Chemische Stoffen, en dan heb ik het natuurlijk met name over de fluorelastomeren. Die vragen zaten er allemaal in. Ik kan ze wel opnieuw opnoemen, maar misschien heeft u ze nog. Anders ga ik ze opnieuw opnoemen. Het punt was namelijk dat u zelf in uw brief heeft gezegd dat af te wachten, maar wij zijn een van de initiatiefnemers. Dat standpunt over pfas en die stop moet toch al bekend zijn? Hoe zit het met de «goede» pfas-stoffen? U heeft de vragen weer?
Staatssecretaris Heijnen:
Heel even terugkomend op die vraag: er komt een technische briefing. Dat wil ik graag doen, maar dat lukt niet voor 4 april. Dat lukt wel voor de zomer. Daarin komen we dan ook terug op de antwoorden met betrekking tot bijvoorbeeld fluor.
Ik ben heel even aan het kijken wat nu slim is om te doen, want ik krijg hier nog een paar vragen door. Ik denk dat ik op de meeste wel een antwoord heb. Zullen we heel even drie minuutjes schorsen?
De voorzitter:
Dat was ook mijn voorstel. Hoeveel tijd heeft u nodig?
Staatssecretaris Heijnen:
Een paar minuutjes. Ik blijf hier zitten.
De voorzitter:
Dan schorsen we de vergadering even en dan gaan we zo weer verder.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan de Staatssecretaris voor de beantwoording van de nog openstaande vragen.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik zal ze snel even doorlopen. De eerste vraag ging over de actualisatie van de lijst met best beschikbare technieken. Ik deel de mening dat die niet snel genoeg wordt geactualiseerd. Wel worden er voorstellen gedaan om de actualisering te versnellen. Dat is niet opgenomen in de nieuwe RIE, maar in de evaluatie van het BREF-proces neem ik dat wel mee.
Dan kom ik op de tweede vraag. De heer Gabriëls vroeg of het mogelijk is een impuls te geven aan het impulsprogramma. Het is echt niet mijn bedoeling om pas na vier jaar met resultaten te komen. Op onderdelen waarbij dat kan, zullen ook eerder stappen gezet worden waar de bevoegde gezagen iets aan gaan hebben. Neem dus van mij aan dat ik daar bovenop zit en dat ik doe wat ik kan.
Dan was er nog een vraag van lid Kostić over wanneer het wetsvoorstel omtrent de stelselverantwoordelijkheid wordt ingediend. Daar had ik trouwens al antwoord op gegeven, maar dat maakt niet uit. Ik zet dat in gang, maar het is echt aan mijn opvolger om dat voorstel in te dienen. Dat staat ook in mijn brief die deze week is gestuurd.
Dan werd er nog door lid Kostić gevraagd naar een briefing. Ik ben bereid daarnaar te kijken. Dat zou eventueel nog voor de zomer zijn.
De heer Boutkan vroeg mij naar de rapportage van de voortgang op het interbestuurlijk programma Versterking VTH-stelsel. Dat zal ik sowieso twee keer per jaar doen. Ik wacht daarmee dus niet tot 2026. Nog heel even op het laatste punt, over de informatie naar aanleiding van een technische briefing waar de heer Boutkan naar vroeg. Dat is geen nieuwe technische briefing; dat is een brief die voor de zomer komt.
Dan was er nog één vraag, ook van lid Kostić, over pfas in afval en waarom de informatieplicht niet geldt voor andere zeer zorgwekkende stoffen. De informatiebehoefte over zeer zorgwekkende stoffen in afval moet per type afval bekeken worden. De ILT heeft de informatiebehoefte voor specifieke typen pfas-afval bekeken. De informatiebehoefte over zeer zorgwekkende stoffen in afval hangt dus af van het type afvalstof en het type verwerking. Het is heel lastig om gedetailleerd in de wet vast te leggen welke informatie geleverd moet worden, want dat levert een grote last voor de bedrijven op. Ook zorgt dat voor heel erg veel onbruikbare informatie. Voor enkele specifieke afvalstromen met pfas heeft de ILT gesignaleerd welke informatie ontbreekt terwijl die wel nodig is. In mijn beleidsreactie op dat signaal beschrijf ik welke acties ik onderneem. Verder zet ik in op de verduidelijking van de bestaande informatieplicht over stoffen in afval, via een aanpassing van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen.
Volgens mij heb ik dan wel alle vragen beantwoord, voorzitter.
De voorzitter:
Ik zie geen vragende blikken of vingers die omhoog gaan. We kunnen dus over naar de tweede termijn. Het is mij in mijn oor gefluisterd dat het gebruikelijk is dat de tijd wordt gedeeld. In de tweede termijn krijgt u een derde van de eerste termijn, dat zou betekenen dat u 1 minuut en 40 seconden heeft. Dat is voor sommigen natuurlijk heel krap, en voor anderen weer ruim. Laten we gewoon een poging wagen om op 1 minuut en 40 seconden te zitten, dan kijken we daarna hoe het uitpakt met de tijd.
Vindt u het goed als ik begin bij mevrouw Veltman voor de tweede termijn? O, is dat ongebruikelijk? Ik word heel snel tot orde geroepen, dus ik begin gewoon bij de heer Bamenga. Ik dacht: ik begin eens aan de andere kant, maar schijnbaar hoort dat hier niet. Ik leer snel, dat ziet u wel.
De heer Bamenga (D66):
Fijn dat u snel leert, voorzitter. Ik zou graag meteen een tweeminutendebat willen aanvragen. Ik dank de Staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen. Omdat ons beeld heel erg verschilde als het gaat om de behoefte aan een nationaal coördinator, dacht ik: ik ga toch even kijken naar de aantekeningen van mijn werkbezoeken. Daarin trof ik het volgende weer aan, evenals de behoefte aan een taskforce. Ik zie hier een mail vanuit de Drechtsteden waarin gezegd wordt: er is behoefte aan een betere coördinatie rondom pfas en Chemours bij de verschillende ministeries, we kunnen erg veel leren van de goede ervaringen van verschillende plekken en we willen graag een interdepartementaal aanspreekpunt. Het gaat zo voort. Ik zou dus toch aan de Staatssecretaris willen vragen om met de bestuurders van die gebieden in gesprek te gaan, om te kijken of die behoefte inderdaad leeft. Ik hoor graag een volgende keer – we treffen elkaar denk ik weer op 4 april – of daar behoefte aan is. Dat is in ieder geval de informatie die ik heb. Dat wil ik nog even meegeven aan de Staatssecretaris. Verder kijk ik uit naar een volgend debat hierover.
De voorzitter:
Dank u wel. U bent keurig binnen de tijd gebleven. Lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dank u wel. Ik ben wat aarzelend. Ik vind deze Staatssecretaris zeer sympathiek, maar ik moet toch heel kritisch zijn. Ik zie de hele tijd dat er heel veel onderzoeken worden gedaan, dat er wordt verkend en dat er wordt doorgeschoven, maar ondertussen gebeurt er concreet te weinig voor de gezondheid. Ik wil de Staatssecretaris in ieder geval bedanken voor het feit dat zij goed wil kijken naar die technische briefing, maar ik wil haar toch weer aansporen om wellicht wat eerder te reageren, namelijk voor 4 april, in plaats van voor de zomer. Tenzij «voor 4 april» hetzelfde betekent als «voor de zomer». Dan kunnen we de informatie uit de technische briefing meteen meenemen in ons debat over het OVV-rapport.
Dan had de Staatssecretaris het over de evaluatie van het BREF-proces. Wanneer komt die evaluatie?
Dan over de ZZS in afvalstromen. Daarover zegt de Staatssecretaris: daar kijkt de ILT naar en dat verschilt per stof. Heeft de ILT dan echt gekeken naar alle ZZS en beoordeeld waarvoor een informatieplicht moet gelden en waarvoor niet? Of hebben ze hierin alleen maar naar pfas gekeken? Ik ben benieuwd hoe dat precies wordt bepaald, want de vorige keer dat we hierover in debat gingen, vond de Staatssecretaris het überhaupt niet nodig om naar welke ZZS dan ook in de afvalstromen te kijken. Dat vond ik opvallend.
Ten slotte. Als het gaat om de metingen blijft de Staatssecretaris ernaar verwijzen dat ze gaat kijken naar het meetsysteem en of dat moet worden herzien. Dan is mijn vraag: wanneer krijgen we daar de resultaten van?
Het volgende is echt heel belangrijk voor ons. Is de Staatssecretaris bereid toe te zeggen dat in dat proces wordt bezien of het inderdaad mogelijk en nodig is dat het Rijk, dan wel andere overheden, veel meer gaat inzetten op het zelf meten rondom die bedrijven en daarover omwonenden raadplegen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank u ook. U ging over de tijd, maar goed. De heer Van Dijk.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Dank, voorzitter. Dank aan de Staatssecretaris voor de beantwoording. De winst is, volgens mij, dat we allemaal zeggen: het moet gezonder. Ook de Staatssecretaris zegt dat. Laten we dan ook kijken hoe we daar de komende tijd stappen in kunnen zetten. Ik heb onder andere een toezegging gehoord om een aantal zaken, zoals de naleefpercentages, te bespreken bij de Bestuurlijke Omgevingsberaden. Graag nog even bevestiging daarvan.
Ik zit nog even met het punt van de Omgevingswet en de zaken die daar nu in ontwikkeling zijn. Ik refereerde aan een zaak in Drenthe. Ik begreep dat de Staatssecretaris zei: dat komt terug bij het Informatiepunt Leefomgeving. Zou de Staatssecretaris de Kamer daar actief over kunnen informeren, misschien rond de zomer al? Hoe staat het nou met dit soort zaken vanuit de Omgevingswet, die nieuwe bepaling? Het helpt ons denk ik ook in onze informatievoorziening als we dat weten.
Dan een punt over de immissietoets. Ik begrijp dat de Staatssecretaris pas later wil kijken of die moet worden aangepast. Dan zou mijn vraag toch zijn of zij al zou willen onderzoeken hoe je die zou kunnen verbreden, naast de wettelijke grenswaarden, met elementen van informatie over in ieder geval de gezondheidseffecten.
Dan kom ik nog even op de Richtlijn industriële emissies. Ik begreep dat er voor het einde van het jaar een brief komt over de implementatie daarvan. Zou dat misschien toch wat sneller kunnen? Ik vraag de Staatssecretaris of zij rond de zomer kan komen met de contouren van die belangrijke richtlijn.
Dan kom ik nog op het VTH-stelsel. Ik ga met belangstelling kijken naar de ideeën over dat wetsvoorstel. Mijn vraag is of de Staatssecretaris hierin ook het aspect van de ketenverantwoordelijkheid mee zou kunnen nemen, vanuit het Rijk, maar ook richting het OM en de politie. Daar zit ook iets in. Zou ze daar ook naar willen kijken?
Tot slot. Dan sluit ik toch weer af met de pfas in de eieren van de kippen. Het onderzoek daarnaar vindt plaats in de tweede helft van 2024, heb ik begrepen. Ik zal daarover in ieder geval contact opnemen met de collega die over VWS gaat. Maar het is een belangrijke zorg, laat ik dat nog genoemd hebben.
Dank.
De voorzitter:
Het is nog geen volledig gekookt ei geworden, maar u was gezien de tijd wel op weg dit ei te laten koken. De heer Gabriëls.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Mijn hoofdpunt in deze tweede inbreng is eigenlijk de actieagenda. Ik vroeg over het zelf meten, dus het meten door bedrijven of omwonenden. Het antwoord was: bedrijven zijn zelf verantwoordelijk en zijn geaccrediteerd, en er zijn periodieke controles door de omgevingsdiensten. Daarnaast zegt de Staatssecretaris: we zijn bezig met verdere verbeteringen, we hebben daar aandacht voor. Ik stel vervolgens de vraag welke concrete actie u dan gaat verrichten. Als antwoord krijg ik: dat gaan we nog uitwerken en dat krijgt u dan 4 april te horen. Dan is mijn vraag: is de actieagenda waar we een jaar op hebben moeten wachten, die er dus ligt en waarvoor het plenaire debat al één keer is uitgesteld, dan de actieagenda met de concrete punten of is er nog ergens iets met concrete uitwerkingen? Want dat is wat u zei. Het liefst heb ik die zo snel mogelijk voor 4 april, zodat we niet dan te horen krijgen dat er nog allemaal concretiseringen nodig zijn. Mijn vraag ging immers over concretisering. Daar wil ik dus heel graag een antwoord op.
Mijn tweede punt is dat ik, als dat kan, graag voor 4 april inzicht zou willen hebben in wie nou verantwoordelijk is voor die metingen, zodat wij, als we dat zouden willen, eventueel gezamenlijk een motie zouden kunnen indienen waarin iets staat in de richting van dat omwonenden in ieder geval niet verantwoordelijk zijn voor de metingen. Het maakt mij niet uit wie wel verantwoordelijk is – dat kan bij de omgevingsdiensten of bij het Rijk liggen – maar ik wil dat inzichtelijk is wat wij daarin zouden kunnen doen, mochten we wat willen doen.
De voorzitter:
Complimenten, meneer Gabriëls. U bleef binnen de tijd. Dan de heer Koekkoek. Nee, ik moet natuurlijk «mevrouw Koekkoek» zeggen! Ik zit vanwege de complimenten nog zo met meneer Gabriëls in gedachten. Mevrouw Koekkoek.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Kan gebeuren, voorzitter. Dat is helemaal prima. Ik wil eigenlijk nog twee punten aanstippen. Het eerste punt gaat over Europa. Ik ben blij te horen dat we inzetten op een snellere actualisatie van de lijst met beste beschikbare technieken. Ik denk dat dat heel erg goed is, ook omdat het natuurlijk heel veel nut zou hebben als we als heel Europa zeggen: we staan voor dat verbod op pfas. Nederland wil dat; dat is hartstikke goed. Ik weet ook dat onze gedeputeerde uit Zuid-Holland dit weekend naar Lille gaat, omdat daar in Frankrijk net een nieuwe vergunning voor het lozen van pfas is afgegeven. Onze gedeputeerde gaat daar spreken over wat onze ervaringen in Nederland zijn. Ik hoop dat de Staatssecretaris alles op alles zet om ook bijvoorbeeld Frankrijk achter zo'n verbod te krijgen. Dat zou echt het meest zoden aan de dijk zetten.
Het tweede punt dat ik nog wil aanstippen betreft de metingen die nu door burgers zelf gedaan worden. Ik wil eigenlijk vooral de zorg, die ik ook bij andere collega's proef, uitspreken dat burgers nu geen vertrouwen hebben in de manier waarop wij niet alleen die metingen verrichten, maar überhaupt de leefomgeving gezond houden. Ik hoor dat er veel inzet is, dus ik wil ook zeggen dat ik zie wat voor stappen er al gezet zijn. Ik weet ook dat we het op 4 april verder gaan hebben over wat we nog meer kunnen doen. Maar ik hoop dat we dat stukje gevoel en vertrouwen ook meenemen, want wanneer een burger een brief krijgt waarin alleen wordt gezegd «het mag binnen de vergunning» en die burger voelt vervolgens de noodzaak om zelf te gaan meten of te gaan demonstreren, dan zit het ’m nog niet eens in de regelgeving, maar dan moeten we ook iets richting dat gevoel doen. Ik hoop daar dus op 4 april ook verder over te kunnen spreken.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Ik dank u ook en ook voor u complimenten; u bleef ook ruim binnen de tijd. Mevrouw Veltman.
Mevrouw Veltman (VVD):
Dank u, voorzitter. Nogmaals dank voor de antwoorden en voor het omgaan met ons ongeduld aan deze kant van de tafel. Allereerst wil ik vragen of de Staatssecretaris in het kader van goede kennis- en informatieopbouw over bijvoorbeeld gevaarlijke of zorgwekkende stoffen nog wat meer kan kijken hoe juist ook het bedrijfsleven daarin kan samenwerken. Ik begrijp dat er weleens met wat afstand naar bepaalde bedrijven gekeken wordt, maar ik zie ook dat heel veel bedrijven in de chemische industrie bijvoorbeeld juist voorstander zijn van strengere regels op Europees niveau en ook zelf kunnen bijdragen aan de kennisontwikkeling daarover, ook aan de andere kant van de tafel, dus aan de overheidskant. Ze hebben namelijk research-and-developmentafdelingen, die gewoon heel veel te bieden hebben. Ik weet dat ze daar graag in samenwerken, maar ik weet ook dat ze aangeven: kan dat alsjeblieft wat meer, want dan kunnen we helpen met die kennis- en informatieopbouw. Zou de Staatssecretaris dus willen toezeggen dat zij daar wat meer naar gaat kijken en dat wat meer vorm gaat geven?
Het tweede wat ik wil vragen is het volgende. We hebben het net ook even kort gehad over de samenwerking tussen omgevingsdiensten en bijvoorbeeld het OM en de politie, maar ik zou daar andere rijksdiensten zoals Rijkswaterstaat, de Arbeidsinspectie en de ILT aan toe willen voegen. Ik merk dat de omgevingsdiensten grote behoefte hebben aan betere afstemming en samenwerking met die diensten. Zou de Staatssecretaris nog eens nadrukkelijk willen kijken naar het verbeteren van die afstemming en samenwerking?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. U bevond zich precies op de grens van de tijd. Zou ik de heer Van Dijk kunnen verzoeken of hij nog even voor mij waarneemt? Want ik heb zelf ook nog even een vervolgvraag op de eerste termijn.
Voorzitter: Olger van Dijk
De voorzitter:
Ik neem het hierbij over. Dan geef ik graag het woord weer aan de heer Boutkan van de PVV.
De heer Boutkan (PVV):
Ik heb een vraag naar aanleiding van de beantwoording in de eerste termijn. Daarbij kwam de maatwerkaanpak langs. In Nederland spreken we over het maken van maatwerkafspraken zoals in andere Europese landen, maar ondertussen zijn de klimaatopgave voor de industrie en de ambitie voor de maatwerkaanpak dit jaar twee keer verhoogd, zowel bij het klimaatpakket in het voorjaar als bij de augustusbesluitvorming. En dan ligt er ook nog eens een opgave om de impact op de leefomgeving te verminderen en de gezondheid van de omwonenden te waarborgen. Dat laatste is wat de PVV betreft een vanzelfsprekendheid, maar dat tussentijds verhogen levert geen bijdrage aan het in gezamenlijkheid komen tot maatwerkafspraken. Ik hoor dan ook graag hoe de Staatssecretaris hiertegen aankijkt.
Dan asbest. In mijn eerste termijn heb ik gevraagd wat de Staatssecretaris eventueel nog voor ogen had behalve die bewustwordings- en communicatiecampagne. Is de Staatssecretaris bereid om met de partijen die ik al eerder heb genoemd, namelijk de gemeentes en expertisecentra, toch nog eens om tafel te gaan om er gezamenlijk uit te komen en te onderzoeken of er binnen dat beperkte budget – dat heeft zij gezegd – toch mogelijkheden zijn om de aanpak van asbest te gaan oppakken? We zien namelijk elke keer weer dat er bij branden en dergelijke hele straten en buurten afgezet moeten worden. Dat is toch eigenlijk niet meer van deze tijd, zou ik bijna willen zeggen. Mijn oproep is dus: gaat u alstublieft nog een keer in gesprek. Is de Staatssecretaris daartoe bereid?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Graag gedaan. Ik draag het voorzitterschap weer over aan u, meneer Boutkan.
Voorzitter: Boutkan
De voorzitter:
Dan ga ik door naar de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik wil heel even een paar minuutjes hebben om af te kunnen stemmen, als u het niet erg vindt.
De voorzitter:
Dan doen we dat.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
We gaan luisteren naar de beantwoording door de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik kom eerst even terug op de vraag van de heer Bamenga over gesprekken met Drechtsteden. Ik zal bij mijn volgende bestuurlijk overleg nog eens even goed kijken waar nou precies de behoefte zit. Ik weet niet of de heer Bamenga met bestuurders heeft gesproken of met politici, want tussen de wensen van bestuurders en politici kan natuurlijk ook nog verschil zitten. Ik moet zeggen dat we bestuurlijk in principe echt goede afstemming hebben, maar ik ga het nog een keer dubbelchecken om daar zeker van te zijn.
De voorzitter:
De heer Bamenga, heel kort.
De heer Bamenga (D66):
Ik heb een antwoord op de vraag: met bestuurders.
Staatssecretaris Heijnen:
Dan had het lid Kostić nog een aantal vragen, onder andere over pfas in afval. Het ILT-signaal ging alleen over pfas-stromen. Het is niet zo dat andere zeer zorgwekkende stoffen in afval niet belangrijk zijn, maar in het Besluit melden ga ik de bestaande informatieplicht versterken.
De voorzitter:
Heel kort, Kamerlid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik heb een verduidelijkende vraag, die al in mijn eerste vraag zat. ILT heeft dus alleen maar naar pfas gekeken. Welke reden is er om niet naar die andere ZZS te kijken? Dat was mijn oorspronkelijke vraag. Hoe beoordeel je dan dat pfas er wel toe doet en die andere ZZS er niet toe doen? Wordt er straks ook gekeken of het noodzakelijk is om voor andere ZZS toch een informatieplicht in te stellen?
Staatssecretaris Heijnen:
Er zijn er echt best wel veel zeer zorgwekkende stoffen, zo veel dat we die niet allemaal in beeld hebben. Het is dus bijna een onmogelijke opgave om daarmee aan de slag te gaan. Daar zit het probleem dus. Je kunt alles doen, maar dan moet je daar ook de middelen voor hebben en noem het allemaal maar op. Van pfas weten we dat die zeer zorgwekkend zijn. Dat is dus de reden waarom zij daar wel op toetsen en op andere stoffen niet. Maar ik denk dat we steeds moeten blijven kijken wat we aanvullend zouden kunnen doen binnen de mogelijkheden die we hebben. Laten we dat gesprek dus vooral gaande houden, zou ik willen zeggen.
Dan toch nog eventjes over de opmerking van het lid Kostić dat er te weinig concreets gebeurt. Ik heb echt geprobeerd uit te leggen dat ik denk dat er in de afgelopen twee jaar veel gebeurd is. Dat is misschien niet altijd in acties te vertalen, maar het begint met beleid, en vervolgens bouw je daarop voort. Toen ik hier begon, was gezondheid geen volwaardig onderdeel van de toekomstige-industriepolitiek. Dat is nu veranderd. Dat is niet zomaar van vandaag op morgen gegaan; andere departementen hebben daar ook echt nog hun mening over geuit, zal ik maar zeggen. Ik ben er echt trots op dat we hebben weten te bereiken dat dat daar nu onderdeel van is. Ik denk overigens dat dat heel hard nodig is. Je ziet ook dat de maatschappelijke discussie daarover steeds meer begint toe te nemen. In de Kamer en zeker in deze commissie worden daar veel signalen over afgegeven. Dat hebben we met elkaar voor elkaar gebokst.
We zitten nu dus aan het begin van het meer rekening houden met gezondheid binnen het bestaande beleid en het toekomstige beleid dat we gaan maken. Dat moeten we zorgvuldig doen. Dat is waarom we dingen toch stap voor stap moeten doen. Ik weet dat er soms wordt gedacht «lange halen, gauw thuis», maar het moet bijvoorbeeld ook juridisch stand blijven houden. Je hebt met heel veel partijen afspraken te maken en je hebt ook niks – dat zeg ik er maar even bij – aan hele strenge regels als je daar niet op kunt handhaven. Het versterken van het toezichts- en handhavingssysteem is bijvoorbeeld ook nog ontzettend belangrijk, want anders richt je met z'n allen een wassen neus op; daar hebben we ook niks aan. We moeten dus echt zorgen dat we op heel veel verschillende borden blijven schaken.
Ik wil de commissie oproepen om mij vooral scherp te houden. Vind het dus ook niet vervelend om dingen tegen me te zeggen, want dat helpt mij ook om het oog heel scherp op de bal te houden en bijvoorbeeld signalen door te geven en te bespreken met collega's die weer heel erg stevig sturen op andere belangen. Wat dat betreft is het dus alleen maar heel erg goed om de discussie hier soms ook in alle scherpte te voeren. Dan zal ik erbij zeggen wat er wel kan en wat er niet kan.
In dat kader: die reactie voor 4 april gaat gewoon echt niet lukken. Dat moeten we ook zorgvuldig voorbereiden.
Mij werd door het lid Kostić ook gevraagd of ik wil toezeggen dat wordt bezien of het Rijk en andere overheden niet meer moeten gaan meten. We proberen in die actieagenda echt het meten en het weten te versterken. Daarover spreken we graag ook nog verder op 4 april. Als je het verder wil versterken, moeten daar natuurlijk middelen voor beschikbaar zijn. Die discussies moeten vervolgens in de Kamer gevoerd worden.
Dan vroeg het lid Kostić ook nog naar de evaluatie van het BREF-proces. Dat is binnen twee jaar na publicatie van de RIE. Eind april wordt een werkprogramma vastgesteld. Dan weten we ook meer, dus dan zullen we de Kamer daarover informeren.
Dan had de heer Van Dijk nog de vraag of de contourenbrief eerder kan komen. Ik wil er wel naar kijken of ik u kan informeren, maar dat zal na de zomer worden omdat er eerst nog een Europees voorstel nodig is. Dat komt pas eind juni. Ik kan daar niet op vooruitlopen.
Dan vroeg meneer Van Dijk of ik wil kijken naar de ketenverantwoordelijkheid bij de versterking van het VTH. Dat wil ik uiteraard meenemen in het wetsvoorstel dat ik voorbereid.
Dan vroeg meneer Van Dijk ook nog naar de immissietoets en gezondheid. We zullen ernaar kijken of we gezondheid beter kunnen borgen in de immissietoets.
Van Dijk vroeg ook nog of ik de Kamer rond de zomer kan informeren of een stand van zaken kan geven met betrekking tot de Omgevingswet, en dan specifiek de casus-Drenthe. Dat zeg ik graag aan hem toe.
Dan vroeg de heer Van Dijk ook nog naar de aanpak van veelplegers en zorgbedrijven. Ik zeg toe dat ik in het Bestuurlijk Omgevingsberaad de aanpak van veelplegers en zorgbedrijven zal agenderen.
De heer Gabriëls vroeg ook naar de concreetheid. Dat is, denk ik, gewoon een frustratie van ons allemaal. We willen allemaal zo concreet mogelijk worden. De actieagenda is compleet, dus het is geen extra stuk.
Op het punt van het uitvoeren van de metingen door de overheid wil ik ook nog even terugkomen. De heer Gabriëls vroeg hoe het kan dat omwonenden dat moeten doen. Het is natuurlijk belangrijk dat de overheid metingen uitvoert. Als er wordt gevraagd om álle metingen uit te voeren, is dat zeer intensief en kostbaar, zoals ik net ook tegen het lid Kostić zei. Dan zal er ook nagedacht moeten worden over een goede dekking.
Ik ga door met mevrouw Veltman, die sprak over de versterking van de kennis van het VTH-stelsel. Ik ben zeker bereid om te kijken naar het versterken van de kennis. Het is een van de acties in het programma. Ik heb ook gezegd bereid te zijn daarvoor financiële middelen beschikbaar te stellen.
Mevrouw Veltman had nog een vraag over de versterking van het VTH-stelsel en de versterking van andere partijen. Ik ben bereid om daarnaar te kijken, ook naar het verbeteren van de samenwerking, bijvoorbeeld de samenwerking met de ILT.
Meneer Boutkan had nog een vraag over maatwerk. Het klopt dat we daar een ambitieuze aanpak op hebben. Het gaat mij echt om het verbeteren van de gezondheid. EZK gaat over de klimaatopgave.
Meneer Boutkan vroeg wat we nog kunnen doen wat betreft het extra geld voor asbestdaken. Ik moet hem toch echt teleurstellen. Ik heb eerder in brieven aangegeven dat ik met de resterende middelen wil inzetten op een campagne die gericht is op meerdere partijen, omdat we denken dat we zo het beste tot een versnelling van de sanering door particulieren kunnen komen. We hadden eerst nog een budgetje om te helpen om bepaalde asbestdaken te saneren. Dat was maar heel weinig geld. Daar moest nog best veel bij worden gelegd, want het was gewoon niet genoeg. Het liefst zou ik een hele grote zak geld hebben, want ik vind het wel een probleem dat we moeten oplossen. Die ruimte was er echter niet.
Dan had ik nog een vraag van mevrouw Koekkoek te beantwoorden over het pfas-verbod. Zij vroeg mij of ik daarover nog even kan schakelen met Frankrijk, omdat dit een heel belangrijk land is om mee te krijgen. Het gaat om een Europees verbod, dus dat is ook voor Frankrijk heel belangrijk. Ik zal zeker nog eens even contact met mijn collega zoeken om nog eens te kijken in hoeverre Frankrijk bereid is om dat pfas-verbod mede te ondersteunen. Dat waren als het goed is alle antwoorden.
Nee, wacht, nog eentje; ik ben te snel geweest. Hoe halen we het gevoel weg dat bedrijven alles binnen een vergunning mogen doen? Dat was nog een vraag van mevrouw Koekkoek. Daarover gaan we het ook op 4 april hebben, als we de actieagenda gaan bespreken.
De voorzitter:
Dat waren ze echt?
Staatssecretaris Heijnen:
Volgens mij waren dat alle antwoorden, voorzitter. Het waren er ook best veel. Je kunt in 1 minuut en 40 seconden blijkbaar toch nog heel veel nieuwe vragen stellen, is mij opgevallen.
De voorzitter:
Ik leer hier elke dag bij en ik verwonder mij ook over mijn collega's, maar ik kijk ook vaak met respect naar hoe ze het voor elkaar krijgen. Ik kijk even rond. Ik zie mevrouw Veltman nog haar hand opsteken. Dat geldt ook voor de heer Gabriëls en lid Kostić. Dan ga ik toch even het rijtje af.
Mevrouw Veltman (VVD):
De Staatssecretaris zegt dat zij zeer bereid is om te kijken naar het bevorderen van kennis, zodat er meer kennis van zaken komt. Dat weet ik en dat is ook goed. Ik lees dat ook terug in allerlei stukken. Maar mijn vraag was specifiek: kan er extra aandacht komen voor en kan er extra ingezet worden op de samenwerking met de sector, met de industrie, om de kennis die zij hebben, goed te kunnen gebruiken? Ik weet dat de omgevingsdiensten echt wel in gesprek zijn met bedrijven om daar het beste te kunnen realiseren voor de gezondheid van omwonenden, maar daar gaat het mij juist om. Ga in gesprek met de sector, zodat je de kennis van hun R&D, van hun onderzoeksafdeling, goed kunt gebruiken. Doe dat wat meer dan op dit moment gebeurt, zou ik willen zeggen.
Dan het tweede punt. De Staatssecretaris noemde kort de ILT, maar ik bedoelde het breder. De omgevingsdiensten hebben echt behoefte aan een nadrukkelijker en meer gestructureerde samenwerking met de verschillende rijksdiensten. Daarbij noemde ik ook Rijkswaterstaat en de Arbeidsinspectie. «Dat doe ik» was mij net even iets te snel. Ik merk dat het beter kan. Ik vraag de Staatssecretaris hoe dat te doen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Kunt u daar gelijk op antwoorden?
Staatssecretaris Heijnen:
Ja, zeker. Dat kan ik. We doen dat ook wel, maar ik zal daar nog even nadrukkelijk aandacht voor vragen, ook intern.
Het eerste punt was: hoe betrek je het bedrijfsleven erbij en hoe zorg je ervoor dat je al die kennis ook goed gebruikt? Ik vind het heel belangrijk om het bedrijfsleven er op een goede manier bij te betrekken. Gisteren zaten mijn buurvrouw hier en de directeur-generaal nog in de auto op weg naar Chemelot om daar een werkbezoek af te leggen om vervolgens inhoudelijk met elkaar te bespreken waar behoefte aan is en welke kennis daar is om de industrie bijvoorbeeld meer circulair te maken. Zij zijn daar namelijk in gespecialiseerd. Zowel Mark Harbers als ik hebben de afgelopen jaren echt al wel ingezet op het openen van de luiken binnen het ministerie. We hebben echt zo veel mogelijk tegen onze ambtenaren gezegd: ga naar bedrijven en andere instanties toe om daar kennis en kunde op te halen en te kijken wat het beleid dat wij hier maken, in de praktijk doet. Want soms kun je iets achter een tekentafel verzinnen, maar dat betekent nog niet dat het in de praktijk ook per se gaat werken. Natuurlijk moet je daarin wel altijd je eigen objectiviteit bewaren, maar dat is een no-brainer, denk ik.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ik had in de beantwoording iets niet helemaal begrepen. De Staatssecretaris zei: ik ben bereid daar financiële middelen aan te besteden. Waar ging dat over?
De voorzitter:
Dit lijkt wel een quizvraag.
Staatssecretaris Heijnen:
Volgens mij ging het erom dat meneer Gabriëls aandacht vroeg voor extra metingen. Dat was niet zo?
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Nee, het was niet in antwoord op een vraag die ik gesteld had. Het ging over het VTH-stelsel en toen zei u: ik ben bereid om daar extra middelen aan te besteden.
Staatssecretaris Heijnen:
Dat gaat om het versterken van de kennis en de infrastructuur, bijvoorbeeld. Wanneer er goede ideeën zijn, gaan wij altijd op zoek naar potjes binnen de middelen die we hebben en ...
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Maar ... Sorry, voorzitter.
De voorzitter:
Via de voorzitter, graag.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ja, sorry. Is dat onderdeel van die 18 miljoen of is dat boven op die 18 miljoen? Is dat onderdeel van de motie die door de Kamer is aangenomen om te bezien of er meer geld beschikbaar gesteld kan worden? Ik snapte die relatie niet helemaal. Het is wel interessant om dat hier te horen.
Staatssecretaris Heijnen:
Dat gaat over die 18 miljoen. Ik moet daar wel bij zeggen: er worden ideeën bedacht, maar die 18 miljoen is nog niet uitgeput. Geld is dus niet altijd het hoofdprobleem, wil ik maar zeggen. Het gaat ook om andere dingen die op een betere manier moeten worden geregeld. Natuurlijk heb je uiteindelijk voor de versterking van het totale stelsel wel middelen nodig, en dan red je het echt niet met 18 miljoen. Daar komen dus ook weer voorstellen voor, maar we hebben dat potje net gemaakt om de versneller er nu al op te zetten. Daarin is gewoon geld beschikbaar voor goede ideeën die bijvoorbeeld de samenwerking of de kennisoverdracht bevorderen. Ik denk dus dat het goed is dat er niet alleen naar mij gekeken wordt, maar dat er ook een oproep wordt gedaan tot de omgevingsdiensten en de bevoegde gezagen. Dat doe ik natuurlijk ook zelf, maar het kan ook geen kwaad om vanuit de Kamer te zeggen: jongens, gebruik dat nou, want daarmee kun je misschien wel zorgen voor een extra versnelling.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik heb twee verduidelijkende vragen. De ene gaat toch nog over de ZZS. De Staatssecretaris zegt terecht dat er heel veel ZZS zijn en het dus heel veel middelen kost om dat allemaal te gaan uitzoeken. Maar de ILT heeft nu in ieder geval geoordeeld dat het bij pfas nodig is om een informatieplicht in te stellen. Is de Staatssecretaris bereid om de ILT dan ook de opdracht te geven om te kijken of er nog andere zeer zorgwekkende stoffen zijn waarvan het echt belangrijk is om daarvoor een informatieplicht in te stellen? Ik vraag dat ook omdat dit niet alleen komt vanuit de Partij voor de Dieren. Dit komt vanuit de provincie. Het lijkt ons belangrijk om dat niet zomaar te negeren.
Dan mijn laatste verduidelijkende vraag. Ik hoop dat dit gewoon een toezegging was van de Staatssecretaris. Ze zei dat ze sowieso bezig was om te bezien of het systeem van metingen moet worden herzien. Ik begrijp natuurlijk dat daar eventueel geld bij komt kijken, maar dat was mijn vraag niet. De vraag was of zij kan toezeggen om bij dat herzien te kijken of het Rijk kan inzetten op meer controle vanuit de overheid op de metingen, in overleg met omwonenden. Als zij dat kan toezeggen, scheelt me dat weer een motie.
Staatssecretaris Heijnen:
Dat is dus weer onderdeel van die actieagenda. Uiteindelijk is het natuurlijk ook aan de Kamer om daar weer wat van te vinden. Het gaat erom dat we moeten zorgen dat het systeem op een goede manier is ingeregeld. Dat staat buiten kijf. Maar op het moment dat je zegt dat er meer gemeten moet worden, zouden daarvoor eventueel ook meer middelen ter beschikking moeten worden gesteld. Dat kan ik nu niet zomaar toezeggen, dus we gaan dit nog bespreken.
De voorzitter:
Dat gaan we dan verder doen op de 4de.
Staatssecretaris Heijnen:
Wat zegt u?
De voorzitter:
Op 4 april.
Staatssecretaris Heijnen:
Ja, het is inderdaad onderdeel van dat gesprek.
Dan nog even over het versterken van de informatieplicht met betrekking tot de zeer zorgwekkende stoffen. Moet je die niet uitbreiden? Dat bezien we ook in het kader van het versterken van de informatieplicht. Het zou dus kunnen dat het wel aan de orde komt, maar ik zal de oproep van lid Kostić om te kijken of daar aandacht voor kan zijn nog eens extra overbrengen. Maar nogmaals, volgens mij zien we allebei het probleem of de uitdaging waar je voor staat als je zegt dat je het voor alle zeer zorgwekkende stoffen moet doen. Dat is gewoon veel te omvangrijk. Maar ik begrijp dat er eigenlijk wordt gevraagd om een soort van aanscherping van bepaalde stoffen waarvan je denkt dat die echt kwaad zouden kunnen.
De heer Bamenga (D66):
Ik ben in ieder geval blij met het antwoord van de Staatssecretaris dat ze de nationaal coördinator pfas verder gaat bespreken in het eerstvolgende bestuurlijk overleg daarover. Ik wil alleen nog weten wanneer dat is en of wij als Kamer geïnformeerd zullen worden over wat daaruit gekomen is.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik geloof dat het volgende overleg in juni is. Dan zal het dus besproken worden.
De heer Bamenga (D66):
Ja, maar worden we daarover ook geïnformeerd?
Staatssecretaris Heijnen:
Uiteraard.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan had ik alleen zelf namens de PVV-fractie nog een korte vraag naar aanleiding van de beantwoording. U zegt dat u de Kamer voor de zomer informeert over het beleid inzake die fluorelastomeren. Ik had daar meerdere vragen over gesteld, maar die hoeven nu niet allemaal meer beantwoord te worden. Het lijkt wel of de urgentie op dit onderwerp ontbreekt op het ministerie, terwijl de druk in het veld toch hoog is. Kan de brief ook eerder verstuurd worden dan voor de zomer?
Staatssecretaris Heijnen:
Ik zal eens even kijken, voorzitter, of het mogelijk is om de heer Boutkan een brief te sturen met daarin het antwoord op de vragen die hij heeft gesteld. Ik wil nog wel afgehecht hebben dat de heer Boutkan op het moment dat we bepaalde informatie nog niet kunnen delen, misschien wel een aantal keren te horen krijgt dat dat antwoord op een later moment volgt. Maar dan zeg ik hem bij dezen toe dat we nog eens even kijken naar een brief met daarin de beantwoording van de technische vragen die hij zojuist heeft gesteld.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan neem ik nu even de tijd om met u de lijst van toezeggingen te verifiëren, dus let u allen goed op.
– De Kamer wordt geïnformeerd over de contouren van de implementatie van de herziening van de Richtlijn industriële emissies. Dat zal na de zomer gebeuren.
– De Kamer ontvangt eind deze maand een reactie op de aanbevelingen van de Expertgroep Gezondheid IJmond, inclusief informatie over de vervolgstappen ten aanzien van Tata Steel.
– De Kamer ontvangt dit voorjaar een reactie op de motie-Wassenberg over de uitfasering van pfas in de zorgsector.
– Voor de zomer wordt de Kamer geïnformeerd over de voortgang van het robuust worden van de omgevingsdiensten in de volgende voortgangsbrief interbestuurlijk programma Versterking VTH-stelsel.
In de tweede helft van 2025 ontvangt de Kamer het vervolgonderzoek over de hobbykipeieren. Of 2024?
Staatssecretaris Heijnen:
Ja, 2025, en het komt van VWS.
De voorzitter:
Dan de volgende toezegging.
– Een dezer dagen ontvangt de Kamer de evaluatie van de Kernenergiewet.
– Voor de zomer, maar op een wat kortere termijn, wordt de Kamer geïnformeerd over het beleid inzake fluorelastomeren.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik probeer dat onderdeel wat naar voren te halen, ja.
De voorzitter:
De volgende toezegging.
– Voor de zomer ontvangt de Kamer een reactie op de adviezen uit de technische briefing over de juridische mogelijkheden om de gezondheid van omwonenden van Tata Steel beter te beschermen.
– De Kamer wordt rond de zomer geïnformeerd over de toepassingsmogelijkheden van artikel 4.22 van de Omgevingswet, inclusief de casus-Drenthe.
Ik heb een toezegging niet op mijn lijstje staan – die ging vrij snel – over de gesprekken met Drechtsteden. Dat zou in juni gebeuren?
Staatssecretaris Heijnen:
We hebben sowieso een overleg in juni, maar daarnaast kan ik het altijd even checken. We hebben normaal gesproken elke maand een overleg. We hebben nou net gisteren besloten dat we dat voor de eerste keer naar juni zouden verzetten, dus over langer dan een maand. We hebben ook afgesproken dat we elkaar even snel weten te vinden als er dingen tussendoor zijn. Ik kan dat volgende week aan de heer Bamenga laten weten.
De heer Bamenga (D66):
Volgende week is natuurlijk beter dan juni, dus daar ga ik zeker mee akkoord.
De voorzitter:
Daar ben ik zeer blij mee, meneer Bamenga.
Ik merk dat ik een toezegging gemist heb. Dat is waarschijnlijk die over veelplegers, of niet?
De heer Olger van Dijk (NSC):
Volgens mij heb ik de Staatssecretaris in de tweede termijn horen zeggen – ik ben daar heel blij mee – dat ze toch naar de immissietoets wil kijken, en hoe ze daarin gezondheidseffecten zou kunnen meenemen.
De voorzitter:
Dat klopt.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Dat lijkt mij een toezegging.
De voorzitter:
En welke actie volgt daarop, bijvoorbeeld een brief?
Staatssecretaris Heijnen:
We kijken ernaar. Het kan als toezegging genoteerd worden, maar ik heb beloofd ernaar te kijken. Anders blijven we met elkaar toezeggingen opschrijven. Het is eerlijk gezegd hetzelfde als de toezegging over de brief over kernenergie. Die staat gewoon op de planning. Ik heb hier gezegd dat die brief eraan komt. Dat kun je zien als een toezegging, of het is gewoon lopend beleid, waarvan we weten dat het eraan komt.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Mijn beeld is niet dat het lopend beleid is. Ik heb er eerder ook naar gevraagd. Het is een verbreding van de grondslag richting informatie over gezondheidseffecten, waar het nu vooral grenswaarden zijn. Ik vroeg om dat te bekijken en er onderzoek naar te doen. Dat lijkt mij echt wel een toezegging over een nieuwe stap die gezet wordt.
Staatssecretaris Heijnen:
Misschien is het handig dat we toezeggen om het mee te nemen in de evaluatie van de OVV-actieagenda. Daar zijn regelmatig evaluaties van. We kunnen het daarin meenemen. Is dat voldoende voor meneer Van Dijk, of wil hij het liever op een andere manier?
De heer Olger van Dijk (NSC):
Mijn vraag was concreet of kan worden onderzocht hoe het kan worden verbreed, dus hoe de immissietoets nu wordt opgezet zodat in ieder geval informatie over gezondheidseffecten wordt meegenomen bij de immissietoets, in plaats van alleen de wettelijke grenswaarden.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik heb even snel geklankbord. Ze zouden het na de zomer kunnen leveren. Dan doen we het even apart.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Oké, dank.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan heb ik ook nog genoteerd staan... O, ik zie eerst nog het lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Als het gaat om ZZS-stoffen in afvalstromen heb ik durven te begrijpen van de Staatssecretaris dat ze met experts gaat bezien of er een informatieplicht nodig is voor enkele andere ZZS-stoffen. Klopt dat?
Staatssecretaris Heijnen:
Ik heb beloofd om even contact op te nemen de ILT om met hen te bespreken wat er mogelijk is. Dat kan ik toezeggen. Ik ben wel afhankelijk van wanneer zij daarop kunnen reageren. Zodra ik die reactie binnen heb, stuur ik dat aan het lid Kostić en de rest van de Kamer door.
De voorzitter:
Dank u wel.
Tot slot heb ik nog genoteerd dat het lid Bamenga van D66 een tweeminutendebat heeft aangevraagd. Dat blijft staan. We hebben nog een vergadering tegoed, maar het is uw goed recht om voor de tussentijd een tweeminutendebat aan te vragen.
Ik dank u allen hartelijk voor uw aanwezigheid en de beantwoording; ook alle ambtenaren die hieraan hebben meegewerkt.
Sluiting 16.44 uur.