[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over het rapport ‘Eenzaam gesloten. Als gevangenispersoneel voor kinderen met psychiatrische problemen zorgt’

Jeugdzorg

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2024D11888, datum: 2024-03-26, bijgewerkt: 2024-04-02 08:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31839-996).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31839 -996 Jeugdzorg.

Onderdeel van zaak 2024Z05102:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

31 839 Jeugdzorg

Nr. 996 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 26 maart 2024

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het rapport «Eenzaam gesloten. Als gevangenispersoneel voor kinderen met psychiatrische problemen zorgt» (2024Z04417).

De vragen en opmerkingen zijn op 18 maart 2024 aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 26 maart 2024 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie,
Agema

Adjunct-griffier van de commissie,
Heller

Inhoudsopgave blz.
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties 2
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie 2
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie 3
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie 4
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie 6
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie 7
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie 9
II. Reactie van de Minister 11

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het rapport «Eenzaam Gesloten». Ondanks dat er eerder al zorgelijke signalen en rapporten zijn geweest over schrijnende ervaringen van jongeren die verbleven in de gesloten jeugdzorg, zijn deze leden alsnog geschrokken van de verhalen uit dit recente rapport. De Staatssecretaris van VWS heeft aangegeven dat er extra inspanningen nodig zijn voor passende alternatieven voor kwetsbare jongeren met complexe problemen die op een crisisafdeling verblijven. Kan de Staatssecretaris aangeven welke alternatieven of zorgvormen hij bedoelt? Graag enkele voorbeelden.

De leden van de PVV-fractie vragen hoe het kabinet gaat zorgen voor voldoende gekwalificeerd personeel dat de juiste zorg kan verlenen. Deze leden steunen de afbouw van de gesloten jeugdzorg, maar maken zich, net als de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), zorgen over de manier waarop dit gebeurt. Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel JeugdzorgPlus-plekken er zijn afgebouwd?

Hoeveel van deze plekken zijn vervangen door een passend alternatief, zonder langdurige afzondering en/of repressie? Wordt er op deze alternatieven ook behandeling aangeboden aan de jongeren?

Voorts willen de leden van de PVV-fractie weten wat de gevolgen zijn van de opnamestop op de Zeer Intensieve Kortdurende Observatie- en Stabilisatie (ZIKOS)-afdelingen in Harreveld en Zetten voor de jongeren die daar op dit moment nog verblijven. Kan het kabinet hun veiligheid garanderen? Zijn er sinds de opnamestop jongeren geweigerd voor de ZIKOS-afdelingen? Zo ja, hoeveel en op welke manier en waar worden deze jongeren opgevangen?

De leden van de PVV-fractie vragen wanneer de Kamer het inspectierapport over de ZIKOS- afdelingen kan ontvangen. Is het mogelijk dit voor het plenaire debat te ontvangen? Zo nee, waarom niet? Waarom waren de ZIKOS-afdelingen niet betrokken bij de eerdere inspectiebezoeken?

De leden van de PVV-fractie constateren dat de jongeren in het rapport een aantal ernstige voorvallen benoemen. Zo wordt er gesproken over een meisje dat met een traumahelikopter naar het ziekenhuis werd gebracht. Is hiervan een melding gemaakt bij de IGJ? Er wordt ook gesproken over het overlijden van een groepsgenoot na het negeren van de intercom. Is hiervan melding gemaakt bij de IGJ? Hoeveel kinderen zijn er overleden tijdens hun verblijf op een ZIKOS-afdeling?

De leden van de PVV-fractie vragen of het kabinet kan aangeven wat de protocollen zijn voor zorgaanbieders in dergelijke situaties. Zijn er gekwalificeerde gedragswetenschappers betrokken bij de inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen op de ZIKOS-afdelingen? Op welke manier hebben deze jeugdzorgaanbieders gegevens aangeleverd over vrijheidsbeperkende maatregelen aan de IGJ?

Tot slot hebben de leden van de PVV-fractie nog enkele vragen over de tarieven. Wat is het gemiddelde tarief voor een etmaal in een JeugdzorgPlus-instelling? Wat is het gemiddelde tarief voor een etmaal op een ZIKOS-afdeling? Kan de Staatssecretaris aangeven uit welke componenten dit tarief bestaat (verblijf, behandeling, dagbesteding, onderwijs, vervoer, etc.)? Kan de Staatssecretaris aangeven wat er met het geld is gebeurd dat niet besteed is aan behandeling, onderwijs of de inzet van voldoende personeel?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben het rapport «Eenzaam gesloten» van Jason Bhugwandass met afschuw gelezen. Deze leden danken Jason voor zijn keiharde werk, maar vinden het schandalig dat het zo ver heeft moeten komen dat Jason dit onderzoek zelf heeft moeten doen. Veel van de misstanden die worden beschreven in het rapport zijn immers verschillende keren aangekaart, door zowel jongeren en ouders als door de leden zelf in de Kamer. De eerste vraag is dan ook: waarom is hier nooit op gehandeld? Waarom is er niet eerder naar de jongeren geluisterd? Hoe kan het dat de IGJ niet eerder bij deze instellingen heeft ingegrepen en dat dit nu pas gebeurt? Hoe kan het dat na het uitvoerige rapport van Commissie De Winter1 niet scherper op dit soort misstanden is toegezien? Kan de Staatssecretaris vertellen wat er met de aanbevelingen van Commissie De Winter is gebeurd? Kan de Staatssecretaris een nieuw schematisch overzicht geven in aanvulling op het schema van 14 november 2022 en concreet per aanbeveling uiteenzetten wat er is gedaan en vooral wat het heeft opgeleverd? Kan hij ook zeggen of hij zelf tevreden is met de manier waarop de aanbevelingen zijn opgevolgd? Kan de Staatssecretaris datzelfde doen met de tijdlijn met mijlpalen die staan in het actieplan «De best passende zorg voor kwetsbare jeugd»2 dat door zijn ambtsvoorganger in 2019 werd gepresenteerd als «het actieplan gesloten jeugdhulp»? Dus een schematische update van de ambities en maatregelen uit de tijdlijn, of die ambities en maatregelen zijn gehaald, wat ze hebben opgeleverd en welke nog open staan?

Zoals eerder gevraagd willen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie graag een reactie van de Staatssecretaris op het rapport «Eenzaam Gesloten». Kan de Staatssecretaris hierbij ook ingaan op de rol van de IGJ? Hoeveel inspecteurs zijn er die toezien op de jeugdzorg? Is er voldoende capaciteit en zijn er voldoende financiële middelen hiervoor bij de IGJ? Waarom komt de IGJ niet in actie bij individuele meldingen? In het rapport worden ook aanbevelingen gedaan. Kan de Staatssecretaris per aanbeveling een reactie geven?

Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie

De leden van de NSC-fractie hebben met zorg kennisgenomen van het rapport «Eenzaam Gesloten», geschreven door Jason Bhugwandass. Het rapport legt opnieuw een ernstige situatie bloot, waar lang geleden al wat aan gedaan had moeten worden. Deze leden hebben een aantal vragen opgesteld. Deze vragen hebben vooral betrekking op het vaststellen van de verklarende en in stand houdende factoren voor grensoverschrijdende incidenten in de accommodaties voor gesloten jeugdzorg.

De leden van de NSC-fractie vragen wat de Staatssecretaris vindt van de samenplaatsing van jeugdigen die met een civielrechtelijke maatregel gesloten zijn geplaatst samen met jeugdigen die uit de strafrechtelijke voorlopige hechtenis worden geschorst, onder de voorwaarde dat zij civielrechtelijk opgesloten worden geplaatst.

De leden van de NSC-fractie wijzen erop dat tot 2008 jeugdigen met een machtiging gesloten jeugdhulp in een justitiële jeugdinrichting werden geplaatst. In die inrichtingen werden ook de jeugdigen onder strafrechtelijke titel geplaatst. Deze samenplaatsing leidde tot het ongewenste gevolg dat jeugdigen met een civielrechtelijke maatregel in aanraking kwamen met jeugdige delinquenten.

Ook werd de samenplaatsing als onrechtvaardig ervaren. Jeugdigen met een civielrechtelijke beschermingsmaatregel die geen strafbaar feit hadden gepleegd werden aan hetzelfde regime onderworpen als de jeugdige die wel strafbare feiten had gepleegd en daarvoor was veroordeeld. Om deze redenen is de Wet op de jeugdzorg herzien en is op 1 januari 2008 de civielrechtelijke gesloten jeugdzorg geïntroduceerd. Met de herziening werd uitdrukkelijk beoogd dat jeugdigen met een civielrechtelijke maatregel niet worden samengeplaatst met jeugdigen die op grond van een strafrechtelijke maatregel vastzitten. Inmiddels worden al lange tijd de accommodaties voor gesloten jeugdzorg benut voor het plaatsen van jeugdigen met een strafrechtelijke titel. Dat kan door de schorsing van de preventieve hechtenis of een voorwaardelijke Plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel), beide op de grond dat diegene wordt geplaatst in een JeugdzorgPlus- instelling. Vindt de Staatssecretaris samenplaatsing aanvaardbaar, gelet op de uitdrukkelijke regeling die in 2008 tot stand is gekomen om te voorkomen dat die samenplaatsing plaatsvindt?

De leden van de NSC-fractie vragen of de Staatssecretaris weet hoeveel jeugdigen in 2020–2023 gesloten zijn geplaatst vanuit een geschorste voorlopige hechtenis. Weet de Staatssecretaris aansluitendop de vorige vraag hoeveel jongeren in 2020–2023 gesloten zijn geplaatst terwijl zij werden verdacht van het plegen van één of meer geweldsdelicten?

De leden van de NSC-fractie vragen hoe in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg een veilige woonsituatie kan worden geboden als jeugdigen met een strafrechtelijke maatregel daar worden geplaatst, gelet op de inwerkingtreding van de Wet rechtspositie gesloten jeugdzorg op 1 januari 2024. Deze wetswijziging werd nodig geacht om de rechtspositie van jeugdigen in de gesloten jeugdzorg te versterken en te verbeteren, onder meer door de mogelijkheid om vrijheidsbeperkende maatregelen te nemen te beperken. De mogelijkheden van begeleiders op groepen om te begrenzen door vrijheidsbeperkende maatregelen te nemen, zijn met de inwerkingtreding van die wet immers goeddeels vervallen.

De leden van de NSC-fractie vragen wat de Staatssecretaris ervan vindt dat jeugdigen gesloten mogen worden geplaatst als niet direct en gelijktijdig met die plaatsing diagnostiek en behandeling plaatsvindt om de opvoedproblemen, die de ontwikkeling van jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren, op te lossen.

De leden van de NSC-fractie brengen het «vernietigende» rapport van Move in herinnering, waarin staat dat Woodbrookers niet in staat is om de behandeling te bieden die noodzakelijk is.3 Woodbrookers heeft zelf aangegeven te gaan stoppen met JeugdzorgPlus. Wat is er veranderd en wat maakt dat een doorstart wordt gemaakt?4

Recent kwam de ZIKOS-afdeling uitgebreid in de media aan bod.5 De leden van de NSC-fractie verwijzen in dit verband ook naar de Kamervragen die het lid Bruyning van het NSC heeft gesteld op 13 maart 2024.6 Het gaat dan om incidenten in de periode van 2015 tot 2024 zoals beschreven in het rapport «Eenzaam gesloten» van Jason Bhugwandass.

De leden van de NSC-fractie wijzen erop dat de ZIKOS-afdeling een afdeling is die onderdeel uitmaakt van de jeugdzorgaanbieder iHub. De verantwoordelijkheid voor die incidenten ligt bij de bestuurder van iHub. Dat betreft dezelfde bestuurder die nu als bestuurder van Jeugdhulp Friesland verantwoordelijk is voor de doorstart van de Woodbrookers. Kan de Staatssecretaris verklaren hoe van ouders en kinderen kan worden verwacht dat, gelet op de ernst van de incidenten in beide instellingen, deze bestuurder nu zorg kan dragen voor een veilige situatie in de instellingen waar kinderen worden geplaatst?

De leden van de NSC-fractie constateren dat de regeling op grond waarvan slachtoffers van geweld in de jeugdzorg aanspraak maken op een schadevergoeding van 5.000 euro, is geëindigd. Die regeling was bedoeld voor kinderen die tussen 1945 en 2018 in een pleeggezin of instelling slachtoffer werden van geweld of misbruik. De regeling is inmiddels uitgevoerd en kan niet meer tot het toekennen van een vergoeding leiden.7 Vindt de Staatssecretaris met de kennis van nu dat deze regeling opnieuw moet worden opengesteld voor de nieuwe slachtoffers, zoals die zijn gemaakt in de Woodbrookers en op de ZIKOS-afdeling? Als de Staatssecretaris dat vindt, ligt het dan wat de Staatssecretaris betreft in de rede dat de uitgekeerde schade door de overheid wordt verhaald op de betrokken instelling die verantwoordelijk is voor het leed dat aan de jeugdigen is toegevoegd?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met groot verdriet en met ontzetting kennisgenomen van het rapport «Eenzaam gesloten» dat 12 maart 2024 is gepresenteerd. De beschreven ervaringen geven een gezicht en een verhaal achter de signalen die de politiek al in verschillende mate eerder ontving over de grote problemen die jongeren in de gesloten jeugdzorg ervaren. Het is mede vanwege deze signalen dat de leden van de D66-fractie, evenals veel andere leden, zich hebben ingezet op een spoedige afbouw van gesloten jeugdzorg, het opzetten van adequate alternatieven voor deze kwetsbare jongeren en het versterken van de rechtspositie van jongeren die in gesloten jeugdzorg verblijven. Het rapport toont wat betreft de leden van de D66-fractie aan dat de opgave groot en dringend is om snel een oplossing te vinden voor jongeren die nu in de gesloten jeugdzorg bevinden en recht te doen aan jongeren die in gesloten jeugdzorg hebben gezeten, zodat zij een leven kunnen opbouwen. Daartoe hebben deze leden nog de volgende vragen aan de Staatssecretaris.

De leden van de D66-fractie constateren dat de afgelopen jaren reeds meerdere onderzoeken vanuit de IGJ zijn verschenen met harde conclusies over de gang van zaken in de gesloten jeugdhulpafdelingen waar het rapport «Eenzaam gesloten» ook naar verwijst. Zo wijzen deze leden op de onderzoeken van oktober 20208, november 20219 en september 202310 naar ’t Anker in Harreveld en het onderzoek uit 202111 naar de locatie in Zetten. Kan de Staatssecretaris per onderzoek ingaan op de verhouding tussen wat de IGJ constateert en wat beschreven staat in het rapport «Eenzaam gesloten»? In hoeverre vallen verschillen in constateringen vooral te verklaren door een verschil in tijd en in hoeverre doordat de IGJ bepaalde signalen van jongeren niet heeft gekregen of hier niet naar heeft gehandeld? Welk handelingskader kennen de IGJ en de Staatssecretaris indien bij een bepaalde locatie herhaaldelijk wordt aangetoond dat passende zorg niet geboden kan worden? Bij hoeveel meldingen wordt daadwerkelijk overgegaan tot sluiting of een stop, en waarom is daar niet eerder tot overgegaan?

De leden van de D66-fractie vragen waarom de signalen vanuit jongeren niet altijd leidden tot de benodigde actie in het verleden. Kan de Staatssecretaris een overzicht geven wat de gangbare procedure is indien er een melding wordt gemaakt over misstanden binnen een gesloten jeugdzorginstelling, waar dan ook? Wordt dit anders opgepakt dan bij andere zorginstellingen? Hoe snel worden signalen doorgegeven aan de IGJ of aan het ministerie om eventueel actie te ondernemen? Hoe vaak heeft de Staatssecretaris persoonlijk contact gehad met jongeren die een melding maakte van misstanden in de gesloten jeugdzorg en met hoeveel afzonderlijke jongeren heeft de Staatssecretaris gesproken? Welke conclusies zijn hem uit deze gesprekken het meest bijgebleven?

De leden van de D66-fractie wijzen op het recente onderzoek naar alle gesloten jeugdhulpinstellingen, waarbij de IGJ constateert dat nagenoeg nergens passende hulp geboden wordt. Welke acties heeft de Staatssecretaris in werking gezet naar aanleiding van deze conclusie en welk gevolg heeft dat tot nu toe gehad? Is er een beeld in hoeverre de Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp die per 1 januari 2024 in werking is getreden navolging heeft gekregen in de werkwijze van deze instellingen en daadwerkelijk wordt nageleefd?

De leden van de D66-fractie merken tevens op dat de IGJ noemt dat veel instellingen jongeren die strafbaar gedrag vertonen zeer terughoudend opnemen, omdat bij deze doelgroep vaker vrijheidsbeperkende maatregelen nodig zijn. Heeft de Staatssecretaris zicht op hoeveel jongeren dit betreft en waar deze wel worden opgevangen? Wie zorgt hier voor coördinatie zodat deze jongeren in ieder geval ergens opgevangen worden? Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat in ieder geval voorkomen moet worden dat deze jongeren dak- of thuisloos raken? Hoe kan het dat bijna overal passend aanbod ontbreekt voor jongeren met verslavingsproblematiek in de gesloten jeugdzorg? Is het niet zaak om direct allereerst te starten met de aanpak van een verslaving voordat begonnen kanworden met een zorgtraject? Kan de Staatssecretaris een overzicht geven van de alternatieven die nu opgezet worden voor gesloten jeugdzorg als onderdeel van het afbouwpad en welk deel daarvan contra-indicaties hebben voor jongeren met een verslaving of strafbare feiten, waardoor deze in de praktijk alleen aangewezen zijn op gesloten jeugdhulp?

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB hebben kennisgenomen van het rapport «Eenzaam gesloten». Deze leden hebben de volgende vragen aan de Staatssecretaris.

In het rapport wordt vermeld dat jongeren op ZIKOS-afdelingen weinig uren onderwijs kregen (gemiddeld zo'n twee uur per dag). Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat iedere jongere recht heeft op onderwijs als een manier om zichzelf te ontwikkelen? Zo ja, hoe verklaart de Staatssecretaris dan deze informatie?

Daarnaast lezen de leden van de BBB-fractie in het rapport dat vrijheidsbeperkende maatregelen werden toegepast bij jongeren, niet alleen wanneer zij boos waren, maar ook wanneer zij verdrietig waren, moesten huilen, of zelfs als zij opgewekt waren. Deze leden zijn van mening dat deze jongeren gezien moeten worden los van het label dat de maatschappij hen heeft opgelegd. Het uiten van emoties moet dan ook vrij zijn voor hen. Wat is de visie van de Staatssecretaris hierop? En vindt de Staatssecretaris het niet onacceptabel dat deze jongeren gestraft werden voor het uiten van hun emoties?

De leden van de BBB-fractie lezen ook dat jongeren op ZIKOS-afdelingen aangaven dat zij niet vrij hun mening konden uiten en dat zij als het ware op eieren moesten lopen. Deze leden vinden dat iedere jongere zijn of haar mening moet kunnen geven, dat is hun recht. Hoe verklaart de Staatssecretaris deze cultuur op de ZIKOS-afdelingen?

Verder lezen de leden van de BBB-fractie in het rapport dat de groepsleiders vaak machtsbelust werden genoemd. Ook gaven jongeren aan dat groepsleiders ongepaste grapjes maakten over zelfbeschadiging, terwijl zij wisten waar de jongeren gevoelig voor waren. Jongeren meldden zelfs dat groepsleiders bewust triggers opwekten en escalatie uitlokten, wat vaak resulteerde in vrijheidsbeperkende maatregelen. Wat is de visie van de Staatssecretaris op dit machtsmisbruik? En waarom is er geen onafhankelijk aanspreekpunt naast de begeleider in dit soort instellingen? Ook willen deze leden weten waarom meldingen van jongeren (als zij deze al deden) gezien werden als individuele meldingen en niet serieus genomen werden.

Daarnaast lezen de leden van de BBB-fractie in het rapport over ernstige misstanden in de instellingen. Een jongere vertelde bijvoorbeeld dat het drie dagen duurde voordat een groepsleider haar vroeg of zij wilde douchen. Ook gaven jongeren aan dat zij soms geen deken of kussen kregen en op een koud incontinentie-zorgmatras in een kamer moesten slapen waar 24/7 het licht aan stond. Soms werd de intercom bewust uitgezet door groepsleiders, omdat zij er geen zin in hadden. Dit heeft in sommige situaties zelfs tot levensgevaar geleid. Hoe kijkt de Staatssecretaris hier tegenaan? En is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat de omstandigheden in deze instellingen nog erger waren dan in een gevangenis?

Verder lezen de leden van de BBB-fractie dat in het rapport wordt vermeld dat ZIKOS-afdelingen niet lijken te zijn ingericht op jongeren met eetstoornissen. Verschillende jongeren gaven aan dat zij naar het ziekenhuis hadden moeten worden gebracht, maar dat dit niet gebeurde. Het gedrag van deze jongeren werd vaak gezien als aandachtvragend. Hoe kan het dat deze kwetsbare gevallen niet werden opgepakt en waarom zijn er geen signalen gemeld bij de IGJ?

De leden van de BBB-fractie lezen ook dat jongeren snel, onnodig en te hard gefixeerd werden. Sommige jongeren vertelden zelfs dat praten geen optie was. Als een maatregel al gerechtvaardigd was, werd deze volgens verschillende jongeren vaak te lang aangehouden. Onder fysiek geweld vielen onder andere pijnprikkels, nekklemmen, wurggrepen, slaan en dreigen met slaan, en schoppen in de knieholtes. Er zijn ook signalen van seksueel grensoverschrijdend gedrag, variërend van seksueel getinte opmerkingen tot het binnendringen van het lichaam van jongeren door groepsgenoten of groepsleiders. De jongeren beschrijven een cultuur waarin seksueel grensoverschrijdend gedrag werd gefaciliteerd. Deze signalen waren al jaren bekend bij de IGJ. Hoe kan het dat hier nog steeds niet tegen is opgetreden en waarom worden meldingen van seksueel grensoverschrijdend gedrag niet serieus genomen door de IGJ?

Daarnaast lezen de leden van de BBB-fractie dat bijna alle jongeren aangeven last te hebben van trauma, traumaklachten te ervaren, traumatherapie te hebben gehad of traumatherapie te gaan volgen als gevolg van hun verblijf op een ZIKOS-afdeling. Door de vele maskeren zijn verschillende jongeren op andere manieren hun problemen gaan uiten, waardoor het gevaar minder zichtbaar wordt. Deze afdelingen zijn juist bedoeld om trauma's te behandelen en niet om meer trauma's te veroorzaken. Wat gaat de Staatssecretaris doen om ervoor te zorgen dat deze jongeren niet met meer trauma's naar buiten komen? En is de Staatssecretaris bereid om namens het kabinet excuses aan te bieden aan kinderen die binnen de gesloten jeugdzorg hebben gezeten?

De leden van de BBB-fractie lezen dat een substantieel aantal jongeren in het rapport aangeeft dat zij het vertrouwen hebben verloren in hulpverlenende instanties en mensen in het algemeen. Hierdoor is het zeer waarschijnlijk dat deze groep jongeren in de toekomst zorgmijdend gedrag zal vertonen. Is de Staatssecretaris het hiermee eens? Zo ja, is de Staatssecretaris bereid om met deze jongeren in gesprek te gaan om te voorkomen dat zij zorg gaan mijden in de toekomst?

De leden van de BBB-fractie lezen ook dat deze signalen al langer bekend zijn zo schreef de IGJ in juni 2011: «De jongeren in deze groep zitten relatief veel op hun kamer. Er wordt naar gestreefd hen aan minimaal twee eetmomenten op de groep te laten deelnemen». Kan de Staatssecretaris hierop reflecteren, hoe kan het dat er sinds 2011 niks is veranderd?

Verder lezen de leden van de BBB-fractie dat voor 2008 kinderen zonder strafblad regelmatig werden opgesloten in de jeugdgevangenis. Toen de overheid daarmee wilde stoppen, is de gesloten jeugdzorg ontstaan. Deze leden vinden net als het onderzoek dat de aanname dat dit personeel geschikt is voor het behandelen van psychiatrische problematiek zeer onterecht is gebleken. De medewerkers vertelden dat zij onvoldoende waren uitgerust om de psychiatrische groep jongeren te behandelen. Dat had enerzijds te maken met een gebrek aan middelen, zoals voldoende personeel. Anderzijds was het personeel niet voldoende specifiek opgeleid om met de complexe doelgroep te werken. Zij legden uit dat medewerkers van ZIKOS initieel veelal uit de gevangenis kwamen. Ook de medewerkers vertelden dat de cultuur zeer repressief was. Er was geen sprake van een open werkklimaat en zij hebben zich niet gesteund gevoeld door de afdelingshoofden en gedragswetenschappers. Het klimaat voelde ook voor medewerkers onveilig. Wat is de visie van de Staatssecretaris hierop? Was het besluit om gevangenispersoneel in te zetten voor de behandeling van kwetsbare jongeren, die liefde en ondersteuning nodig hadden, een verkeerde beslissing?

Daarnaast lezen de leden van de BBB-fractie dat sommige jongeren aangaven dat zij beter geplaatst hadden kunnen worden in een open voorziening, zoals gezinshuizen, pleeggezinnen, open residentiële jeugdzorg, of de licht verstandelijke beperking (LVB-)zorg. Een aantal jongeren zou ook ambulante behandeling hebben gewild. Daarnaast gaven jongeren aan dat zij behoefte hadden aan een veilige omgeving met liefde en nabijheid. Zij verlangden naar iemand met wie zij gewoon konden praten en van wie zij een knuffel konden krijgen. Kan de Staatssecretaris reageren op deze voorstellen? En hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat deze jongeren in de toekomst meer inspraak krijgen? Is het een idee om een adviesorgaan op te richten met jongeren uit de jeugdzorg, die een duidelijke visie hebben op communicatie binnen de jeugdzorg?

Tot slot zijn de leden van de BBB-fractie van mening dat deze jongeren los gezien hadden moeten worden van het label dat de maatschappij hen heeft opgelegd. Alle jongeren hebben kwaliteiten die gezien moeten worden. Deze leden zijn erg geschrokken van dit rapport, ook al waren veel van de bevindingen al eerder naar voren gekomen in andere onderzoeken. Daarom vragen deze leden de Staatssecretaris om de zeven aanbevelingen uit het rapport samen met de jeugdzorg-jongeren te bespreken en te overwegen. Is de Staatssecretaris bereid om dit te doen? En wat is de visie van de Staatssecretaris op het principe van «high trust – high penalty», wat betekent dat bij het overtreden van de wet een opnamestop wordt ingesteld en bij meerdere signalen binnen één jaar tijd de instelling wordt gesloten?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het rapport «Eenzaam gesloten». Deze leden willen allereerst hun waardering uitspreken voor dit rapport. Zij benadrukken dat de ervaringen van de grote groep jongeren die in het rapport worden beschreven zeer schokkend zijn, maar erkennen daarbij wel dat de auteur terecht opmerkt dat er al jarenlang vergelijkbare signalen naar voren zijn gebracht over de ZIKOS-afdelingen. Zij hebben dan ook een aantal kritische vragen en opmerkingen. De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris hoe het kan dat de misstanden die in het rapport worden beschreven nog zo lang door hebben kunnen gaan, ondanks dat er al jarenlang signalen voor die misstanden waren. Daarbij merken deze leden op dat het rapport laat zien dat de ervaringen over tijd stabiel zijn, wat erop wijst dat de situatie in al die tijd dus ook niet of nauwelijks is verbeterd.

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat dit rapport serieus moet worden opgepakt en dat de aanbevelingen moeten worden opgevolgd. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat hij aan de slag gaat met alle aanbevelingen uit het rapport? Is hij ook bereid om excuses aan te bieden aan de jongeren die op de ZIKOS-afdelingen hebben gezeten voor het feit dat er vanuit de overheid zo lang niet is ingegrepen, ondanks alle signalen van misstanden?

De leden van de SP-fractie lezen in het rapport dat zowel jongeren als (oud-)medewerkers en zelfs de IGJ hebben aangegeven dat het personeel op de ZIKOS-afdelingen onvoldoende was opgeleid om te werken met de doelgroep. Het personeel zou zelfs veelal afkomstig zijn uit het gevangeniswezen. Hoe kan het dat medewerkers die hiervoor niet waren opgeleid toch veel werd ingezet op de ZIKOS- afdelingen? Welke opleidingseisen worden en werden er door de zorginstellingen gesteld aan personeel dat wordt ingezet op de ZIKOS-afdelingen? Welke opleidingseisen worden er vanuit de overheid gesteld aan personeel dat wordt ingezet op de ZIKOS-afdelingen? Hoe zit dat bij andere vormen van jeugdzorg die zijn gericht op zeer kwetsbare kinderen? In hoeverre zijn deze opleidingseisen volgens de Staatssecretaris voldoende?

De leden van de SP-fractie benadrukken dat het op dit moment ook zeer belangrijk is om snel een oplossing te vinden voor de groep jongeren die momenteel nog op de ZIKOS-afdelingen zit of die daar zou worden geplaatst als er geen opnamestop zou zijn. Dit rapport maakt duidelijk dat die jongeren er geen baat bij hebben om op de ZIKOS-afdelingen te worden geplaats en daar in veel gevallen zelfs meer schade van ondervinden. Deze jongeren hebben echter nog steeds wel een plek nodig die wel passend en veilig voor hen is, waar ze wel de zorg, aandacht en ondersteuning kunnen krijgen die zij nodig hebben. Hoe kan dit voor deze groep geregeld worden? Waar kunnen zij nu terecht? Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat deze jongeren nu eindelijk wel de zorg, aandacht en ondersteuning kunnen krijgen die zij nodig hebben?

Tot slot willen de leden van de SP-fractie onderstrepen dat de huidige crisis in de jeugdzorg niet het moment is voor een bezuinigingsopgave. Het moet in de discussie over de toekomst van de jeugdzorg nu vooral gaan over hoe kwetsbare jongeren de hulp en zorg gegeven kan worden die zij nodig hebben, niet om ombuigingen, taakstellingen en bezuinigingen. Iedere keer dat er gediscussieerd moet worden over geld, kan dat afleiden van de noodzakelijke veranderingen die nodig zijn om jongeren beter te kunnen helpen. Er zijn genoeg plekken in de jeugdzorg waar geld bespaard kan worden door bijvoorbeeld commerciële belangen uit de zorg te slopen, maar van tevoren alvast een bezuiniging inboeken creëert het risico dat dit ten koste gaat van de jongeren en dat is momenteel wel het laatste wat we kunnen gebruiken. Daarom doen deze leden een klemmend beroep op het kabinet om de hervormingsagenda jeugdzorg niet te blijven koppelen aan een bezuinigingsopgave van een miljard euro en de volstrekt onverantwoorde voorgenomen bezuiniging van 511 miljoen euro te schrappen.

II. Reactie van de Staatssecretaris

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het rapport «Eenzaam Gesloten». Ondanks dat er eerder al zorgelijke signalen en rapporten zijn geweest over schrijnende ervaringen van jongeren die verbleven in de gesloten jeugdzorg, zijn deze leden alsnog geschrokken van de verhalen uit dit recente rapport. De Staatssecretaris van VWS heeft aangegeven dat er extra inspanningen nodig zijn voor passende alternatieven voor kwetsbare jongeren met complexe problemen die op een crisisafdeling verblijven. Kan de Staatssecretaris aangeven welke alternatieven of zorgvormen hij bedoelt? Graag enkele voorbeelden.

De extra inspanningen bestaan uit de ondersteuning die het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ) biedt om bij te dragen dat jongeren (die verwezen worden naar ZIKOS of daar nu nog verblijven) een passende vervolgplek krijgen. Om een passende vervolgplek te organiseren worden ook de regionale expertteams, bovenregionale expertisenetwerken, gecertificeerde instellingen en betreffende zorgorganisatie betrokken. Het OZJ beziet of (tijdelijk) overbruggingszorg georganiseerd moet worden, of dat een jongere kan blijven op de huidige plek met de toevoeging van extra behandeling, begeleiding of kennis. Hierbij wordt elke keer, in nauw overleg met jongeren en hun ouders, gekeken naar de specifieke situatie. Op deze wijze is bijvoorbeeld een jongere thuis gaan wonen met 24/7 begeleiding en een andere jongere geplaatst bij verslavingskliniek Yes we can.

De leden van de PVV-fractie vragen hoe het kabinet gaat zorgen voor voldoende gekwalificeerd personeel dat de juiste zorg kan verlenen.

De krappe arbeidsmarkt is en blijft ook de komende periode één van de grootste uitdagingen. Dit geldt ook voor beschikbaarheid van personeel in de jeugdhulp. Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle partijen waaronder werkgevers, opdracht verlenende gemeenten, brancheverenigingen, sociale partners en het Rijk om te investeren in de beschikbaarheid van personeel, de inzet van goed gekwalificeerd personeel en het anders organiseren van goede zorg. Het Rijk heeft hierin een stimulerende en faciliterende rol.

We verwachten dat de transformatie naar kleinschaligheid o.a. een positief effect zal hebben op de aantrekkelijkheid van het werken in deze vorm van jeugdzorg. Het werk vraagt een specifieke mix van kennis, vaardigheden en competenties. De ondersteuning van de werkgever hierbij is cruciaal.

Ondersteuning op het gebied van vergroten van de professionele autonomie van professionals, investeren in continue scholing van personeel en borgen dat er een cultuur van blijvend leren is hierbij cruciaal.

Deze leden steunen de afbouw van de gesloten jeugdzorg, maar maken zich, net als de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), zorgen over de manier waarop dit gebeurt. Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel JeugdzorgPlus-plekken er zijn afgebouwd? Hoeveel van deze plekken zijn vervangen door een passend alternatief, zonder langdurige afzondering en/of repressie? Wordt er op deze alternatieven ook behandeling aangeboden aan de jongeren?

In 2020 bedroeg het aantal plaatsen 1002. De huidige transformatieplannen van de aanbieders van gesloten jeugdhulp lopen tot en met circa 2026. Binnen deze termijn verwachten de aanbieders de 457 plaatsen huidige grootschalige jeugdhulp om te bouwen naar kleinschalig georganiseerde plekken en 399 alternatieve plekken (zowel residentieel als ambulant) te hebben opgebouwd. Zij gaan 146 plekken afbouwen.12 Zolang aanbieders deze plekken geregistreerd hebben als gesloten jeugdhulp geldt de Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp als uitgangspunt voor de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen. Dat betekent dat langdurige afzondering niet is toegestaan omdat een insluiting alleen is toegestaan bij noodsituaties en in principe maximaal één dag mag duren met eenmaal voor ten hoogste nog één dag mag worden verlengd. Een aanbieder mag een vrijheidsbeperkende maatregelen ook niet inzetten als straf.

In kleinschalige voorzieningen krijgen jongeren ook behandeling aangeboden. Er zijn ook ambulante intensieve behandelalternatieven om plaatsing in een (gesloten) jeugdhulpinstelling te voorkomen.

Voorts willen de leden van de PVV-fractie weten wat de gevolgen zijn van de opnamestop op de Zeer Intensieve Kortdurende Observatie- en Stabilisatie (ZIKOS)-afdelingen in Harreveld en Zetten voor de jongeren die daar op dit moment nog verblijven. Kan het kabinet hun veiligheid garanderen?

De inspectie houdt toezicht op de kwaliteit en veiligheid van zorg. De betrokken instellingen hebben na inspectiebezoek maatregelen genomen om de veiligheid van de kinderen die nu op de ZIKOS- afdelingen verblijven voldoende te garanderen. De inspectie werkt verder aan het onderzoek naar de ZIKOS-afdelingen en bekijkt of en welke vervolgacties nodig zijn. De resultaten van het toezicht publiceert de inspectie in rapporten.

Zijn er sinds de opnamestop jongeren geweigerd voor de ZIKOS-afdelingen? Zo ja, hoeveel en op welke manier en waar worden deze jongeren opgevangen?

Sinds het instellen van de opnamestop hebben enkele verwijzers gevraagd om een opname op de ZIKOS-afdeling. De VNG heeft Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ) gevraagd om te helpen zodat jongeren (die verwezen worden naar ZIKOS of daar nu nog verblijven) een passende vervolgplek krijgen. Hiervoor heeft OZJ een brief gestuurd naar alle jongeren die op dat moment nog binnen ZIKOS verbleven. Ook verwijzers worden (al dan niet via de zorginstellingen) verwezen naar OZJ. Om een passende vervolgplek te organiseren worden ook de regionale expertteams, bovenregionale expertisenetwerken, gecertificeerde instellingen en betreffende zorgorganisatie betrokken. Er wordt samen met ouders en jongeren en betrokken zorgverleners een verklarende analyse gemaakt. En indien noodzakelijk een panel van inhoudelijk deskundigen georganiseerd.

Tegelijkertijd wordt gekeken of (tijdelijk) overbruggingszorg georganiseerd moet worden, of dat een jongere kan blijven op de huidige plek met de toevoeging van extra behandeling, begeleiding of kennis. Hierbij wordt elke keer, in nauw overleg met jongeren en hun ouders, gekeken naar de specifieke situatie.

De leden van de PVV-fractie vragen wanneer de Kamer het inspectierapport over de ZIKOS- afdelingen kan ontvangen. Is het mogelijk dit voor het plenaire debat te ontvangen? Zo nee, waarom niet?

Het is voor de IGJ niet mogelijk om deze rapporten voor het plenaire debat te verzenden. Het toezicht naar de ZIKOS-afdelingen naar aanleiding van recente signalen is nog niet afgerond; daar werkt de IGJ nu hard aan. Zie: Toezicht IGJ op ZIKOS-afdelingen in Harreveld en Zetten. Tot de openbaarmaking van de inspectierapporten kan de IGJ niet verder ingaan op de bevindingen en het toezicht. De IGJ hoopt de rapporten eind april te kunnen publiceren. Instellingen hebben de mogelijkheid te reageren op feitelijke onjuistheden en kunnen bezwaar indienen tegen de besluiten van de IGJ. Wanneer bezwaar wordt ingediend zal het proces tot openbaarmaking langer duren.

Waarom waren de ZIKOS-afdelingen niet betrokken bij de eerdere inspectiebezoeken?

De IGJ heeft de afgelopen jaren toezicht uitgevoerd bij de ZIKOS afdelingen. Daarnaast waren de ZIKOS afdelingen onderdeel van het toezicht dat de IGJ in het najaar van 2023 uitvoerde naar de af- en ombouw gesloten jeugdzorg. De rapporten en Factsheet van dit toezicht heeft de IGJ in januari en februari 2024 gepubliceerd.

De leden van de PVV-fractie constateren dat de jongeren in het rapport een aantal ernstige voorvallen benoemen. Zo wordt er gesproken over een meisje dat met een traumahelikopter naar het ziekenhuis werd gebracht. Is hiervan een melding gemaakt bij de IGJ?

Van deze gebeurtenis is geen melding gemaakt bij de IGJ. Het lopende toezicht van de IGJ richt zich op de kinderen die nu op de ZIKOS verblijven. De IGJ gaat daarnaast beoordelen op welke van de door Jason aangeleverde nieuwe signalen een vervolg nodig heeft.

Er wordt ook gesproken over het overlijden van een groepsgenoot na het negeren van de intercom. Is hiervan melding gemaakt bij de IGJ?

De IGJ is op de hoogte van één overlijden op de gesloten jeugdzorg-instelling in Zetten in 2018 waarbij er melding is van een onopgemerkte intercom oproep. De ZIKOS afdeling in Zetten bestond toen nog niet. Hiervan is door de IGJ eigenstandig onderzoek gedaan.13

Hoeveel kinderen zijn er overleden tijdens hun verblijf op een ZIKOS-afdeling?

De IGJ is op de hoogte van twee overlijdens door suïcide op de ZIKOS in Harreveld in 2019 en 2023. Beide calamiteiten zijn bij de IGJ gemeld en hiervan heeft de IGJ eigenstandig onderzoek gedaan14. De IGJ is op de hoogte van één overlijden door suïcide op de ZIKOS in Zetten in 2019. Dit is bij de IGJ gemeld en hiervan heeft de IGJ een eigenstandig onderzoek gedaan. Dit onderzoek en het onderzoek waarnaar wordt gerefereerd bij de vorige vraag waren aanleiding voor een vervolgonderzoek.15

De leden van de PVV-fractie vragen of het kabinet kan aangeven wat de protocollen zijn voor zorgaanbieders in dergelijke situaties. Zijn er gekwalificeerde gedragswetenschappers betrokken bij de inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen op de ZIKOS-afdelingen?

Zorgaanbieders zijn wettelijk verplicht calamiteiten bij de IGJ te melden. Een suïcide in geslotenheid valt onder de definitie van een calamiteit en is daarmee een verplichte melding. In de leidraad meldingen Jeugd staat beschreven dat bij een overlijden van een jeugdige binnen een gesloten setting, altijd eigenstandig onderzoek vanuit de inspectie plaatsvindt.

De instellingen voor gesloten jeugdhulp hanteren de «Veldnormen terugdringen vrijheidsbeperkende maatregelen».16 In de normen is opgenomen dat gekwalificeerde gedragswetenschappers betrokken zijn bij de inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen.

De inspectierapporten over ’t Anker en Pactum Zetten bevat daarover de volgende informatie.

Bij de ZIKOS in Harreveld is een gedragswetenschapper betrokken bij de intake, waarbij ook de inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen wordt besproken. Samen met ouders en jeugdigen bespreekt de gedragswetenschapper wat in het perspectiefplan wordt opgenomen over de inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen. De gedragswetenschappers vertellen dat zij betrokken zijn bij de inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen. Over de inzet van maatregelen die in het plan staan worden zij geïnformeerd, maar niet altijd vooraf geconsulteerd als een maatregel direct moet worden ingezet. Over maatregelen die niet in het plan staan vindt altijd consultatie vooraf plaats.

De inspectie concludeerde dat Pactum, locatie Zetten op een groot aantal onderdelen niet voldoet aan de Veldnormen terugdringen vrijheidsbeperkende maatregelen. Het gaat om de tijdigheid en kwaliteit van de signaleringsplannen en het voldoende betrekken van een gedragsdeskundige bij elke inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen. Daarnaast moeten maatwerkafspraken gemaakt worden over de inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen gemotiveerd vanuit het persoonsbeeld, het persoonlijk perspectief en/of de individuele behandeling. Er mogen geen generieke maatregelen worden ingezet, zoals het pedagogisch inzetten van vrijheidsbeperkende maatregelen bij een jongere of het standaard/generiek inzetten van vrijheidsbeperkende maatregelen in fases.

Op welke manier hebben deze jeugdzorgaanbieders gegevens aangeleverd over vrijheidsbeperkende maatregelen aan de IGJ?

Op basis van de Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp die per 1 januari 2024 in werking is getreden, zijn gesloten jeugdhulpaanbieders verplicht om cijfers aan te leveren over de inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen bij de IGJ. De wet kent op dit punt een overgangsperiode van 6 maanden, waardoor deze verplichting pas per half 2024 geldt. De inspectie verwacht de eerste aanlevering van de gegevens uiterlijk zes weken na 1 juli 2024.

Tot slot hebben de leden van de PVV-fractie nog enkele vragen over de tarieven. Wat is het gemiddelde tarief voor een etmaal in een JeugdzorgPlus-instelling?

Dit is niet bekend. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de inkoop van gesloten jeugdhulp. De middelen die gemeenten hiervoor ontvangen zijn onderdeel van de Algemene Uitkering van het Gemeentefonds. Dat betekent dat het aan gemeenten is keuzes te maken in de aanwending van deze middelen en om afspraken te maken met zorgaanbieders over de jeugdzorg die zij wensen in te kopen. De precieze afspraken tussen gemeenten en aanbieders zijn vertrouwelijk.

Het type afspraken verschilt overigens ook per regio en aanbieder, waardoor het überhaupt lastig is hier een gemiddelde voor te berekenen. Zo kunnen afspraken gemaakt worden met een leegstandsvergoeding, maar ook zonder. In het kader van de beweging naar kleinschaligheid ontvangen we wel signalen dat groepsgrootte een belangrijke factor is in de hoogte van de afgesproken tarieven. In verschillende regio’s wordt al gewerkt met kleinschalige initiatieven, waardoor de tarieven hier gemiddeld hoger zullen liggen.

Wat is het gemiddelde tarief voor een etmaal op een ZIKOS-afdeling? Kan de Staatssecretaris aangeven uit welke componenten dit tarief bestaat (verblijf, behandeling, dagbesteding, onderwijs, vervoer, etc.)? Kan de Staatssecretaris aangeven wat er met het geld is gebeurd dat niet besteed is aan behandeling, onderwijs of de inzet van voldoende personeel?

ZIKOS is één van de landelijke functies waarvoor de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) namens alle gemeenten afspraken maakt met aanbieders die een essentiële, landelijke functie vervullen in het zorglandschap. De VNG hanteert voor de ZIKOS-plaatsen een integraal tarief, waarin behandeling, begeleiding en overige kostencomponenten zijn verdisconteerd. Aangezien het een integraal tarief betreft, kan niet worden aangegeven welk deel de zorgaanbieder voor elk component gebruikt. Het gemiddelde tarief van een ZIKOS-plaats kan in verband met de vertrouwelijkheid van bedrijfsgevoelige informatie niet gedeeld worden met de Kamer. Er is jaarlijkse controle door een accountant bij het vaststellen van de jaarrekening en het controleren van financiële productieverantwoording. Mochten hieruit of anderszins signalen naar voren komen dat middelen oneigenlijk worden uitgegeven, dan zal daarover het gesprek met de betrokken instelling gevoerd worden. Voor de jeugdzorg is het de verantwoordelijkheid van gemeenten dat gesprek te voeren. Ik vertrouw erop dat zij dit adequaat oppakken.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben het rapport «Eenzaam gesloten» van Jason Bhugwandass met afschuw gelezen. Deze leden danken Jason voor zijn keiharde werk, maar vinden het schandalig dat het zo ver heeft moeten komen dat Jason dit onderzoek zelf heeft moeten doen. Veel van de misstanden die worden beschreven in het rapport zijn immers verschillende keren aangekaart, door zowel jongeren en ouders als door de leden zelf in de Kamer. De eerste vraag is dan ook: waarom is hier nooit op gehandeld? Waarom is er niet eerder naar de jongeren geluisterd? Hoe kan het dat de IGJ niet eerder bij deze instellingen heeft ingegrepen en dat dit nu pas gebeurt?

Knelpunten in de (gesloten) jeugdzorg

De IGJ heeft de afgelopen jaren consequent en in meerdere publicaties gewezen op verschillende knelpunten in de (gesloten) jeugdhulp. In de op 29 februari 2024 gepubliceerde Factsheet over het toezicht op de om- en afbouw van de gesloten jeugdzorg, waar ook de ZIKOS afdelingen onder vallen constateert de IGJ onder meer dat17:

– Er onvoldoende passende hulp is voor jeugdigen in de gesloten jeugdzorg;

– GGZ-hulp in de gesloten jeugdzorg onvoldoende beschikbaar is waardoor jeugdigen maanden wachten op behandeling en therapie;

– Het onvoldoende lukt om tijdige hulp in te zetten;

– De samenwerking en toereikend (vervolg)aanbod onvoldoende is;

– Het niet bij alle voorzieningen lukt om de inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen terug te dringen;

– Dat de balans tussen het bieden van veiligheid en het geven van autonomie een zoektocht is;

– Elke voorziening gebruik moet maken van zzp’ers als gevolg van krapte op de arbeidsmarkt;

– Het ontbreekt aan randvoorwaarden zoals: Geschikte gebouwen, genoeg bekwaam personeel, kleinere groepen.

Ook agendeert de IGJ sinds 2019 het gegeven dat het een gezamenlijke opdracht voor het Rijk, de gemeenten, de brancheorganisaties, de instellingen en de jeugd-ggz is om te werken aan de voorwaarden die noodzakelijke en duurzame veranderingen voor deze complexe doelgroep bewerkstelligen. Een aantal van de geconstateerde knelpunten om te komen tot passende hulp voor de jeugdigen in de gesloten jeugdzorg overstijgt de invloedsfeer van de individuele zorgaanbieder. Ook toezicht (alleen) kan deze knelpunten niet oplossen.

Het toezicht op de instellingen met ZIKOS-afdelingen

Naast het agenderen van knelpunten in de sector heeft de IGJ ook op instellingsniveau toezicht uitgevoerd op de ZIKOS-afdelingen. Hieronder staat contextinformatie over de gesloten jeugdhulp en de inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen en relevante toezichtsactiviteiten van de laatste vijf jaar:

2019

Naar aanleiding van signalen afgegeven door onder andere belangenvertegenwoordigers in de pers dat sprake was van veel vrijheidsbeperking in de gesloten jeugdzorg startte de IGJ in 2019 een toezichtstraject met de focus op het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen. Op basis van een verkennend toezicht in de gesloten jeugdzorg in dat jaar constateerde de inspectie dat instellingen zelf invloed hadden op een aantal factoren om vrijheidsbeperking minder in te zetten, zoals de organisatiecultuur en de invoering van een bepaalde methodiek. De oplossing voor andere factoren lag deels buiten de instellingen, zoals invloed op de groepsgrootte en de continuïteit van personeel. De IGJ benoemde een gezamenlijke opdracht voor het Rijk, de gemeenten, de brancheorganisaties en de instellingen om te werken aan de voorwaarden voor een ontwikkelingsgericht klimaat in de instellingen. De afgelopen jaren heeft de IGJ in haar toezicht consequent aandacht voor het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen.

2021–2022

In de afgelopen jaren heeft de IGJ meerdere bezoeken gebracht aan de ZIKOS afdelingen. Zo heeft de IGJ in 2021 een onderzoek ingesteld naar een mogelijk repressief klimaat op ’t Anker. Hierop is een verbetertraject ingezet. De IGJ concludeerde in 2022 onder meer dat er maatregelen waren doorgevoerd die de onderliggende oorzaken die het repressieve klimaat in stand hielden aanpakten. De groepsgrootte is in die periode onder meer verkleind waardoor medewerkers meer tijd en aandacht konden besteden aan de jeugdigen. Ook was het aantal plaatsingen in de isoleercel en de frequentie van het toepassen van vrijheidsbeperking zoals vasthouden en fixeren sterk afgenomen. De IGJ sloot het verbetertraject af maar bleef aandacht vragen voor investering in het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen. Sinds dit verbetertraject heeft de IGJ geen actuele signalen over de ZIKOS ontvangen die wezen op een klimaat waarin sprake was van (verbaal) grensoverschrijdende bejegening.

2023–2024

De inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen zoals plaatsing op de kamer is onderwerp van aandacht gebleven voor de inspectie en vraagt hierop verbetering. Zie onder meer de rapporten over af- en ombouw gesloten jeugdhulp die de inspectie in januari en februari dit jaar over publiceerde.

Voor de ZIKOS van ’t Anker stelt de IGJ onder meer het niet acceptabel te vinden dat jongeren op hun kamer moeten verblijven, omdat er andere jongeren op de groep zijn en niet omdat dit voor hun veiligheid of behandeldoelen nodig is. Dit is wettelijk niet toegestaan. Daarnaast heeft een deel van de jongeren onderliggende psychiatrische problematiek, die binnen ’t Anker niet afdoende behandeld kan worden. Hierop wordt verbetering gevraagd en tegelijkertijd geconstateerd dat ’t Anker hiervoor deels afhankelijk is van andere factoren.

Voor de ZIKOS in Zetten gold dat de jeugdhulpverleners zich zorgen maakten over de implementatie van de veldnormen en de nieuwe wet. Medewerkers vertelden de inspectie dat ze zien dat iedereen wel de wil heeft om de inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen naar beneden te brengen, en echt te werken vanuit het «nee-tenzij» principe en alternatieven in te zetten, maar dat er belemmeringen zijn onder andere door het grote verloop onder de medewerkers, de werkdruk, de groepsgrootte, de (inrichting van de) gebouwen en een gebrek aan scholing en ondersteuning.

Ingrijpen op instellingsniveau neemt de geconstateerde knelpunten in het stelsel niet weg. Het ontbreekt dan nog steeds aan veilige passende hulp met voldoende deskundige hulpverleners. Signalen over (verbaal) grensoverschrijdend gedrag waren bij de IGJ ten tijde van dit toezicht niet bekend en zijn hierin niet meegewogen.

In dit toezicht op de gesloten jeugdhulp, waaronder de ZIKOS-afdelingen, sprak de IGJ met veel jeugdigen waaronder ook jeugdigen die op de ZIKOS verbleven. Ter voorbereiding op het toezicht sprak de IGJ met 81 jeugdigen en tijdens het toezicht in het najaar van 2023 met 85 jeugdigen. Dit probeert de IGJ zo goed als mogelijk te doen. We moeten constateren dat er factoren zijn die maken dat de signalen over (verbale) grensoverschrijdende bejegening van deze jeugdigen tijdens deze gesprekken niet boven tafel zijn gekomen. Dit kan bijvoorbeeld komen doordat het moeilijk is voor jeugdigen om zomaar hun verhaal te vertellen terwijl ze in een afhankelijkheidspositie zitten of, zoals Jason aangeeft, dat jeugdigen eigenlijk pas kunnen vertellen over hun ervaringen als ze een tijd weg zijn uit een instelling.

Het is waardevol dat Jason de ervaringen van de jeugdigen met wie hij sprak kon en mocht delen met de IGJ. Op basis van deze signalen heeft de IGJ onaangekondigd toezicht uitgevoerd en onderzoek ingesteld naar deze signalen. De signalen waren voor de VNG reden een opnamestop in te stellen.

Naar aanleiding van de eerste terugkoppeling van het toezicht besloot iHUB één van de twee groepen te sluiten en een team op non-actief te stellen. Ook Pactum ondernam direct acties.

Het toezicht naar de ZIKOS-afdelingen naar aanleiding van recente signalen is nog niet afgerond, daar werkt de IGJ nu hard aan. Zie: Toezicht IGJ op ZIKOS-afdelingen in Harreveld en Zetten. Tot de openbaarmaking van de inspectierapporten kan de IGJ niet verder ingaan op de bevindingen en het toezicht.

De IGJ gaat onderzoeken hoe de informatie van ervaringsdeskundigen beter gebruikt kan worden in het toezicht. De aanbevelingen van het rapport worden hierin meegenomen. De IGJ gaat reflecteren op het eigen toezicht op de ZIKOS-afdelingen. Hier wil de IGJ ook andere stakeholders bij betrekken.

Hoe kan het dat na het uitvoerige rapport van Commissie De Winter18 niet scherper op dit soort misstanden is toegezien?

In lijn met de aanbevelingen van Commissie De Winter over het toezicht heeft de inspectie onder andere thematisch toezicht naar de af- en ombouw van de gesloten jeugdhulp uitgevoerd. Daarbij heeft de inspectie alle locaties bezocht. In het toezicht op de gesloten jeugdhulp, waaronder de ZIKOS afdelingen, sprak de IGJ met veel jeugdigen in de gesloten jeugdzorg waaronder ook jeugdigen die op de ZIKOS verbleven: Voor de zomer 2023 met 81 jeugdigen in de gesloten jeugdhulp ter voorbereiding op het toezicht en tijdens het toezicht in het najaar van 2023 met 85. Dit probeert de IGJ zo goed als mogelijk te doen. We moeten constateren dat er factoren zijn die maken dat de signalen over (verbale) grensoverschrijdende bejegening van deze jeugdigen tijdens deze gesprekken niet boven tafel zijn gekomen. Dit kan bijvoorbeeld komen doordat het moeilijk is voor jeugdigen om zomaar hun verhaal te vertellen terwijl ze in een afhankelijkheidspositie zitten of, zoals Jason aangeeft, dat jeugdigen eigenlijk pas kunnen vertellen over hun ervaringen, als ze een tijd weg zijn uit een instelling. Eerder deed de inspectie onderzoek naar het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen in de JeugdzorgPlus en sprak hierbij ook met jongeren. De inspectie maakt zich al langere tijd zorgen over de passendheid van de hulp die kwetsbare jongeren in Nederland krijgen en heeft hier in verschillende publicaties aandacht voor gevraagd. De IGJ gaat onderzoeken hoe de informatie van ervaringsdeskundigen beter gebruikt kan worden in het toezicht. De aanbevelingen van het rapport worden hierin meegenomen

Kan de Staatssecretaris vertellen wat er met de aanbevelingen van Commissie De Winter is gebeurd? Kan de Staatssecretaris een nieuw schematisch overzicht geven in aanvulling op het schema van 14 november 2022 en concreet per aanbeveling uiteenzetten wat er is gedaan en vooral wat het heeft opgeleverd? Kan hij ook zeggen of hij zelf tevreden is met de manier waarop de aanbevelingen zijn opgevolgd?

Hieronder treft u een per aanbeveling een overzicht aan van de stand van zaken.

1. Erkenning bieden aan slachtoffers van geweld

– De financiële regeling is inmiddels afgerond. Er zijn in totaal 27.454 aanvragen ingediend, waarvan er 22.409 zijn toegewezen.

– De documentaire en website staan online geborgd.

– De subsidie bij Slachtofferhulp Nederland voor de financiering van lotgenotencontact liep t/m eind 2023. Hiermee zijn jaarlijks bijeenkomsten georganiseerd.

– Het totale pakket aan erkenningsmaatregelen wordt op dit moment geëvalueerd door het WODC. Resultaten worden in voorjaar 2025 verwacht.

2. Archieven van de commissie toegankelijk houden en uitbreiden

Archief is overgedragen aan gesloten gedeelte van het archief van het Ministerie van JenV (i.v.m. privacy). Nu de financiële regeling is afgerond, gaat het dossier naar Nationaal Archief. In verband met privacy hebben

alleen individuele betrokkenen toegang tot hun eigen archief.

3. Verbeteren hulpaanbod slachtoffers geweld in de jeugdzorg

De subsidie aan Trimbos voor het Centraal Informatie en Expertisepunt (CIE) is verlengd tot medio 2024, zodat de website met informatie voor slachtoffers, naasten en professionals en de contactlijn (in afgeslankte

vorm) langer beschikbaar blijft.

4. Plaatsing in (gesloten) instellingen voorkomen

– Uitvoeringsplan af- en ombouw gesloten jeugdhulp.

– Wet «rechtspositie gesloten jeugdhulp» is in werking getreden, waarmee de Jeugdwet is gewijzigd.

– Stoppen met gesloten plaatsingen is expliciet onderdeel van Hervormingsagenda. (Hoofdstuk 2.4)

– Bestuurlijk aanjager aangesteld t.b.v. afbouw gesloten jeugdhulp.

5. Groepsgrootte leefgroepen in instellingen verkleinen Ombouw residentiële jeugdzorg onderdeel van Hervormingsagenda; Consortium Kleinschaligheid ingesteld.
6. Goed geschoold personeel en pedagogische continuïteit Kwaliteit onderdeel van Hervormingsagenda, waarbij een nieuwe werkstructuur en adviesraad zijn ingesteld.
7. Meer samenwerken met ouders en familie Na de evaluatie Actieplan verbetering feitenonderzoek wordt nu samen met o.a. Jeugdstem, LOC en anderen het vervolg vormgegeven. Hierin ook expliciet kinderperspectief meegenomen.
8. Verbeteren ondersteuning pleegouders

– Versterking van pleegouderraden.

– De lerende beweging.

– Het goede gesprek.

– Financiering van platform Pleegzorg.nl. -De nieuwe wervingscampagne is gestart in november 2023, hierbij is expliciet aandacht voor netwerk- en deeltijdpleegzorg.

9. Betere uitoefening van de rol van gezinsvoogd

– Nieuwe kwaliteitskaders en prestatiebeschrijvingen zijn in 2023 opgesteld.

– Extra middelen zijn in 2023 vrijgemaakt om caseload naar beneden te brengen (landelijk tarief).

10. Betere invulling van de uithuisplaatsing bij voogdij

– Beleidsreactie advies van de Adviescommissie Rechtsbescherming en Rechtsstatelijkheid verwacht in april 2024.

– Medio 2024 contouren wetsvoorstel verbetering rechtsbescherming verwacht.

11. Proactief en onafhankelijk toezicht De IGJ spreekt in haar risicogestuurde en thematisch toezicht met jongeren. Bijvoorbeeld in het meest recente thematisch toezicht op de gesloten jeugdzorg sprak de IGJ voor de zomer in 2023 met 81 jeugdigen in de gesloten jeugdzorg ter voorbereiding op het toezicht en tijdens het toezicht in het najaar van 2023 met 85. Ook bezocht de IGJ alle instellingen die gesloten jeugdzorg leveren in dit toezicht. De IGJ kijkt in haar toezicht naar toepassing vrijheidsbeperkende maatregelen en seksueel grensoverschrijdend gedrag. Ook in het toezicht op de nieuwe toetreders bezoekt de IGJ proactief zorgaanbieders.
12. In de jeugdzorg geweld met kinderen bespreken Er is de afgelopen jaren extra geld geïnvesteerd zodat Jeugdstem de groepsbezoeken verder kon intensiveren. Hoe vaak de vertrouwenspersonen langsgaan, is afhankelijk per soort instelling. Ook lichten zij actief jongerenraden en cliëntenraden in over hun rechten. Het JeugdWelzijnsBeraad heeft inmiddels bij verschillende instellingen het thema veiligheid bespreekbaar gemaakt, in samenwerking met de jongeren die daar verbleven.
13. Prevalentiestudie naar veiligheid in jeugdzorg met verblijf Herhaalonderzoek veiligheidsbeleving jeugdhulp met verblijf loopt. De resultaten worden rond de zomer van 2024 verwacht. Het onderzoeksplan is afgestemd met lotgenotenorganisaties. Zowel lotgenoten als jongeren betrokken bij uitvoering onderzoek.

Het rapport van commissie De Winter over geweld in de jeugdzorg tussen 1945–2019 heeft grote indruk gemaakt op alle betrokken partijen. Het rapport maakte duidelijk dat we er onvoldoende in geslaagd zijn om de meeste kwetsbare kinderen die onder onze verantwoordelijkheid vielen de passende zorg en veiligheid te bieden die zij nodig hebben. Het rapport van Jason laat zien dat we er nog niet zijn. Er zijn grote veranderingen in de jeugdzorg nodig om voor de meest kwetsbare jeugdigen de juiste zorg beschikbaar te stellen waar jeugdigen niet te maken krijgen met geweld. Deze veranderingen kosten tijd. Ik zie al wel bemoedigende resultaten, bijvoorbeeld in de af- en ombouw van de gesloten jeugdhulp en de invoering van de Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp. Maar ik sluit mijn ogen niet voor de signalen dat we nog niet zijn waar we willen – en moeten – zijn.

Kan de Staatssecretaris datzelfde doen met de tijdlijn met mijlpalen die staan in het actieplan «De best passende zorg voor kwetsbare jeugd»19 dat door zijn ambtsvoorganger in 2019 werd gepresenteerd als «het actieplan gesloten jeugdhulp»? Dus een schematische update van de ambities en maatregelen uit de tijdlijn, of die ambities en maatregelen zijn gehaald, wat ze hebben opgeleverd en welke nog open staan?

De resultaten van het actieplan Best passende zorg voor kwetsbare jongeren zijn in de eindrapportage aan de Tweede Kamer gestuurd via het actieprogramma Zorg voor Jeugd20.

Zoals eerder gevraagd willen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie graag een reactie van de Staatssecretaris op het rapport «Eenzaam Gesloten». In het rapport worden ook aanbevelingen gedaan. Kan de Staatssecretaris per aanbeveling een reactie geven?

Kan de Staatssecretaris hierbij ook ingaan op de rol van de IGJ?

1. Ga over tot sluiten van ZIKOS

Op dit moment geldt een cliëntenstop. Het valt nu nog niet te zeggen voor hoe lang dat het geval is. Dat betekent dat instellingen die nu een jongere zouden willen aanmelden voor een ZIKOS- plaatsing hiervoor een alternatief moeten vinden. Om dat mogelijk te maken heb ik middelen beschikbaar gesteld voor de VNG om OZJ in te zetten. Hun inzet is dat jongeren die verwezen worden naar ZIKOS of daar nu nog verblijven een passende (vervolg)plek krijgen. Hiervoor heeft OZJ een brief gestuurd naar alle jongeren die op dat moment nog binnen ZIKOS verbleven. Om een passende vervolgplek te organiseren betrekt OZJ ook de regionale expertteams, bovenregionale expertisenetwerken, gecertificeerde instellingen en betreffende zorgorganisatie. Er wordt samen met ouders en jongeren en betrokken zorgverleners een verklarende analyse gemaakt. Tegelijkertijd wordt gekeken of (tijdelijk) overbruggingszorg georganiseerd moet worden, of dat een jongere kan blijven op de huidige plek met de toevoeging van extra behandeling, begeleiding of kennis. Hierbij wordt elke keer, in nauw overleg met jongeren en hun ouders, gekeken naar de specifieke situatie. De VNG beziet de komende maanden of het verantwoord is om de ZIKOS-plaatsen definitief te sluiten.

2. Organiseer passende zorg voor jongeren met een ZIKOS-indicatie

Zoals hierboven beschreven zijn we daar druk mee bezig. Voor een structurele oplossing is het noodzakelijk dat de (gesloten) jeugdhulp en de jeugd-ggz beter gaan samenwerken. Alleen dan kunnen deze jongeren de bepleite zorg van hoge kwaliteit krijgen. Samen met de VNG wil ik hierover met deze sectoren afspraken maken.

3. Maak excuus aan kinderen die op een ZIKOS-afdeling zijn geplaatst

Ik ben van mening dat er erkenning moet komen voor het leed dat jongeren hebben ervaren. Dat moeten we zorgvuldig doen. Anders heeft erkenning van leed geen betekenis. Daarom richt ik een proces in om te komen tot erkenning van het leed dat jongeren hebben ervaren. Wij gaan met jongeren in gesprek om van hen persoonlijk te horen wat zij hebben ervaren en waar zij behoefte aan hebben. Ook wordt gesproken met de VNG en aanbieders over hoe we dit vorm geven. De IGJ gaat daarnaast onderzoek doen naar eigen handelen. En de aanbeveling voor onafhankelijk onderzoek uit «Eenzaam gesloten» neem ik over. Ik denk dat dit goed is en zet dit op korte termijn in gang. Deze jongeren verdienen alle zorgvuldigheid en een plan naar de toekomst.

4. Aanspreekpunt en passende hulp voor jongeren en hun naasten die in het verleden op een ZIKOS- afdeling verbleven

Samen met de VNG heb ik OZJ gevraagd een aanspreekpunt te organiseren waar jongeren die op een ZIKOS-afdeling hebben verbleven en hun naasten terecht kunnen.

5. Actief opsporen van geweld

In het verlengde van aanbevelingen van de commissie De Winter klinkt een pleidooi voor een actief toezicht door de overheid om geweld en repressie op te sporen. Ik heb de IGJ gevraagd in hun toezicht expliciet te vragen naar geweldservaringen.

6. Onderzoek hoe het komt dat er niet eerder is ingegrepen

Deze aanbeveling neem ik over. Naar aanleiding van de in «Eenzaam gesloten» opgetekende getuigenissen onderken ik de behoefte aan een onafhankelijk onderzoek. Dan kan er ook wederhoor zijn bij partijen die nu in het rapport niet of nauwelijks aan het woord komen.

7. Ingrijpende veranderingen bij de inspectie

De IGJ gaat reflecteren op het eigen toezicht op de ZIKOS-afdelingen. Hier wil de IGJ ook andere stakeholders bij betrekken. De IGJ gaat onderzoeken hoe de informatie van ervaringsdeskundigen beter gebruikt kan worden in het toezicht. De aanbevelingen van het rapport worden hierin meegenomen.

Hoeveel inspecteurs zijn er die toezien op de jeugdzorg? Is er voldoende capaciteit en zijn er voldoende financiële middelen hiervoor bij de IGJ?

Bij de inspectie is 44 fte inspecteurs werkzaam die toezien op ongeveer 8000 jeugdhulpaanbieders. Uiteraard kent de capaciteit van de IGJ grenzen, dat maakt dat de IGJ keuzes moet maken. De IGJ richt zich op de grootste risico’s én op die zaken waar zij het grootste effect kunnen bewerkstelligen. En daarnaast acteert de IGJ op risico’s die maatschappelijk urgent zijn.

Waarom komt de IGJ niet in actie bij individuele meldingen?

De IGJ kan wél in actie komen in geval van individuele meldingen. Dit is afhankelijk van de aard van de melding en welke risico afweging de inspectie hierin maakt. Meldingen en klachten over incidenten, misstanden en terugkerende tekortkomingen zijn voor de IGJ een belangrijke bron van informatie. Iedereen kan een signaal afgeven bij het Landelijk Meldpunt Zorg. Daarnaast moeten zorgaanbieders bepaalde incidenten (zoals calamiteiten en geweld) verplicht bij de inspectie melden. Signalen en meldingen (over eenzelfde jeugdhulpaanbieder) worden in samenhang bekeken en beoordeeld. Een melding over een jeugdige die overlijdt op het moment dat hij of zij in een gesloten jeugdzorg voorziening verblijft is altijd aanleiding voor een eigenstandig onderzoek van de IGJ. Informatie hierover wordt wel openbaar. Het meest recente rapport is van oktober 2023.21

Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie

De leden van de NSC-fractie hebben met zorg kennisgenomen van het rapport «Eenzaam Gesloten», geschreven door Jason Bhugwandass. Het rapport legt opnieuw een ernstige situatie bloot, waar lang geleden al wat aan gedaan had moeten worden. Deze leden hebben een aantal vragen opgesteld. Deze vragen hebben vooral betrekking op het vaststellen van de verklarende en in stand houdende factoren voor grensoverschrijdende incidenten in de accommodaties voor gesloten jeugdzorg.

De leden van de NSC-fractie vragen wat de Staatssecretaris vindt van de samenplaatsing van jeugdigen die met een civielrechtelijke maatregel gesloten zijn geplaatst samen met jeugdigen die uit de strafrechtelijke voorlopige hechtenis worden geschorst, onder de voorwaarde dat zij civielrechtelijk opgesloten worden geplaatst. De leden van de NSC-fractie wijzen erop dat tot 2008 jeugdigen met een machtiging gesloten jeugdhulp in een justitiële jeugdinrichting werden geplaatst. In die inrichtingen werden ook de jeugdigen onder strafrechtelijke titel geplaatst. Deze samenplaatsing leidde tot het ongewenste gevolg dat jeugdigen met een civielrechtelijke maatregel in aanraking kwamen met jeugdige delinquenten. Ook werd de samenplaatsing als onrechtvaardig ervaren. Jeugdigen met een civielrechtelijke beschermingsmaatregel die geen strafbaar feit hadden gepleegd werden aan hetzelfde regime onderworpen als de jeugdige die wel strafbare feiten had gepleegd en daarvoor was veroordeeld. Om deze redenen is de Wet op de jeugdzorg herzien en is op 1 januari 2008 de civielrechtelijke gesloten jeugdzorg geïntroduceerd. Met de herziening werd uitdrukkelijk beoogd dat jeugdigen met een civielrechtelijke maatregel niet worden samengeplaatst met jeugdigen die op grond van een strafrechtelijke maatregel vastzitten. Inmiddels worden al lange tijd de accommodaties voor gesloten jeugdzorg benut voor het plaatsen van jeugdigen met een strafrechtelijke titel. Dat kan door de schorsing van de preventieve hechtenis of een voorwaardelijke Plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel), beide op de grond dat diegene wordt geplaatst in een JeugdzorgPlus-instelling. Vindt de Staatssecretaris samenplaatsing aanvaardbaar, gelet op de uitdrukkelijke regeling die in 2008 tot stand is gekomen om te voorkomen dat die samenplaatsing plaatsvindt?

De uitvoering van de machtiging gesloten jeugdhulp werd oorspronkelijk gereguleerd door de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj). Dat betekende dat in de justitiële jeugdinrichtingen (JJI’s) naast jeugdigen met een strafrechtelijke titel ook jeugdigen met een civielrechtelijke titel (de machtiging gesloten jeugdhulp) verbleven. Daarover ontstond maatschappelijke en politiek discussie omdat in toenemende mate het als onwenselijk werd ervaren dat jeugdigen die niet strafrechtelijk waren veroordeeld in een JJI werden geplaatst. Dit resulteerde uiteindelijk in een wijziging van de Wet op de jeugdzorg in 2008, op grond waarvan civielrechtelijke jeugdigen niet langer werden geplaatst in JJI’s, maar in speciale accommodaties voor gesloten jeugdhulp.22 M.a.w. het niet langer willen plaatsen van civielrechtelijke geplaatste jeugdigen in een instelling met strafregime was de aanleiding voor het ontstaan van instellingen voor gesloten jeugdhulp.

De Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) doet in strafzaken een onderzoek en geeft een advies aan de rechter waarbij het pedagogisch perspectief een belangrijke factor is. Bij ernstige zorgen over de ontwikkeling of opvoedsituatie van een jeugdige kan de RvdK het strafonderzoek uitbreiden naar een kinderbeschermingsonderzoek. Vervolgens kan de kinderrechter op grond van het advies van de RvdK besluiten de voorlopige hechtenis van de jeugdige te schorsen en een machtiging gesloten plaatsing afgeven. De jongere komt dan in een instelling voor gesloten jeugdhulp, met passende hulp en begeleiding voor de problematiek van de jeugdige. (Denk bijv. aan zeer jonge kinderen (12–14 jaar) of jongere met psychiatrische problematiek). Een dergelijk verzoek voor het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp moet de rechter op drie criteria beoordelen:

1. Is de jeugdhulp noodzakelijk in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren.

2. Is de opneming en het verblijf noodzakelijk en geschikt zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.

3. Zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen te behandelen.

Als hieraan naar het oordeel van de kinderrechter voldaan is en deze een machtiging gesloten jeugdhulp verleent, is het aan de instantie die de machtiging ten uitvoer legt (de Gecertificeerde Instelling voor Jeugdbescherming en jeugdreclassering, GI), om te bepalen waar een kind wordt geplaatst. Die verantwoordelijkheid voor een goede plaatsing heeft vervolgens ook de instelling.

De leden van de NSC-fractie vragen of de Staatssecretaris weet hoeveel jeugdigen in 2020–2023 gesloten zijn geplaatst vanuit een geschorste voorlopige hechtenis. Weet de Staatssecretaris aansluitend op de vorige vraag hoeveel jongeren in 2020–2023 gesloten zijn geplaatst terwijl zij werden verdacht van het plegen van één of meer geweldsdelicten?

Op beide vragen moet ik helaas het antwoord schuldig blijven. Maar ik deel met de Kamer het belang van meer inzicht in wat er precies gebeurt op het snijvlak van strafrecht en (gesloten) jeugdhulp.

Daarom laten de Minister voor Rechtsbescherming en ik samen met de VNG nader onderzoek doen om te kijken hoe de afweging gaat tussen zorg en detentie, welk kader meegegeven zou kunnen worden en wat op welk niveau georganiseerd zou moeten worden om ook deze complexe doelgroep, die tussen zorg en strafrecht in valt, goed te kunnen ondersteunen.

De leden van de NSC-fractie vragen hoe in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg een veilige woonsituatie kan worden geboden als jeugdigen met een strafrechtelijke maatregel daar worden geplaatst, gelet op de inwerkingtreding van de Wet rechtspositie gesloten jeugdzorg op 1 januari 2024. Deze wetswijziging werd nodig geacht om de rechtspositie van jeugdigen in de gesloten jeugdzorg te versterken en te verbeteren, onder meer door de mogelijkheid om vrijheidsbeperkende maatregelen te nemen te beperken. De mogelijkheden van begeleiders op groepen om te begrenzen door vrijheidsbeperkende maatregelen te nemen, zijn met de inwerkingtreding van die wet immers goeddeels vervallen.

Het is niet mogelijk dat jeugdigen op basis van een strafrechtelijke maatregel in een instelling voor gesloten jeugdhulp kunnen worden geplaatst. Wel is het mogelijk dat na schorsing van de voorlopige hechtenis een jongere op basis van een civielrechtelijke machtiging gesloten jeugdhulp in een instelling voor gesloten jeugdhulp wordt geplaatst. Ook met de inwerkingtreding sinds 1 januari 2024 van de Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp blijft het mogelijk vrijheidsbeperkende maatregelen toe te passen. Wel zijn die aan strengere voorwaarden verbonden. Een vrijheidsbeperkende maatregel mag uitsluitend gericht zijn op het waarborgen van de veiligheid van een jeugdige of anderen, het afwenden van gevaar voor de gezondheid van een jeugdige of anderen of het bereiken van de doelen voor de jeugdige, die zijn opgenomen in het hulpverleningsplan. De Jeugdwet bevat de volgende vrijheidsbeperkende maatregelen:

• Op de jeugdige kan toezicht uitgeoefend worden tijdens het verblijf;

• De jeugdige kan verboden worden bepaalde plaatsen te betreden;

• De jeugdige kan beperkingen opgelegd krijgen in deelname aan gemeenschappelijke (vrijetijd)activiteiten;

• De jeugdigen kan tijdelijk worden overgeplaatst binnen de gesloten accommodatie of naar een andere gesloten accommodatie.

• De jeugdigen kan worden verplicht tijdelijk in de eigen kamer of in een afzonderlijke ruimte te verblijven, zonder afsluiting van die kamer of ruimte.

• Vastpakken of vastpakken en vasthouden.

• De jeugdige kan verplicht worden deel te nemen aan een jeugdhulp-verleningsprogramma of een geneeskundige behandeling te ondergaan.

• De jeugdige kan beperkt worden in de contacten met personen en organisaties buiten de gesloten accommodatie.

• Controlemaatregelen bij het gegronde vermoeden van aanwezigheid van bezit van ongeoorloofde gedragsbeïnvloedende middelen of voorwerpen.

• Insluiting (alleen bij noodsituatie).

De leden van de NSC-fractie vragen wat de Staatssecretaris ervan vindt dat jeugdigen gesloten mogen worden geplaatst als niet direct en gelijktijdig met die plaatsing diagnostiek en behandeling plaatsvindt om de opvoedproblemen, die de ontwikkeling van jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren, op te lossen.

Een kinderrechter willigt een verzoek voor een machtiging gesloten jeugdhulp in als:

– De jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren

– De opneming en het verblijf noodzakelijk en geschikt zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken;

– Er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen te behandelen.

Deze criteria laten zien dat een opname in de gesloten jeugdhulp direct gekoppeld is aan behandeling. Die moet dan ook zo spoedig mogelijk starten.

De leden van de NSC-fractie brengen het «vernietigende» rapport van Move in herinnering, waarin staat dat Woodbrookers niet in staat is om de behandeling te bieden die noodzakelijk is.23 Woodbrookers heeft zelf aangegeven te gaan stoppen met JeugdzorgPlus. Wat is er veranderd en wat maakt dat een doorstart wordt gemaakt?24

De Woodbrookers is de gesloten jeugdhulplocatie van aanbieder Jeugdhulp Friesland. Die heeft op basis van het rapport van Move Professionals een verbeterplan opgesteld en rapporteert periodiek hierover aan de Inspectie Gezondheidszorg Jeugd (IGJ). Jeugdhulp Friesland heeft ondertussen in oktober 2023 aangegeven dat zij voornemens was per 1 juli 2024 de gesloten jeugdhulp bij de locatie de Woodbrookers te sluiten. De aanbieder gaf destijds aan dat te doen uit de door hen ervaren politieke wens om de afbouw van dergelijke locaties te versnellen. De Friese gemeenten hebben daarop als opdrachtgever voor de uitvoering van de Jeugdwet Jeugdhulp Friesland gemeld dat bij sluiting van deze gesloten jeugdhulpplekken Jeugdhulp Friesland voor voldoende «gesloten plekken» moet zorgen op een wijze die aansluit die past bij de huidige zienswijze op gesloten jeugdhulp en de wettelijke vereisten. Daar heeft Jeugdhulp Friesland gevolg aan gegeven.

Recent kwam de ZIKOS-afdeling uitgebreid in de media aan bod.25 De leden van de NSC-fractie verwijzen in dit verband ook naar de Kamervragen die het lid Bruyning van het NSC heeft gesteld op 13 maart 2024.26 Het gaat dan om incidenten in de periode van 2015 tot 2024 zoals beschreven in het rapport «Eenzaam gesloten» van Jason Bhugwandass. De leden van de NSC-fractie wijzen erop dat de ZIKOS-afdeling een afdeling is die onderdeel uitmaakt van de jeugdzorgaanbieder iHub. De verantwoordelijkheid voor die incidenten ligt bij de bestuurder van iHub. Dat betreft dezelfde bestuurder die nu als bestuurder van Jeugdhulp Friesland verantwoordelijk is voor de doorstart van de Woodbrookers. Kan de Staatssecretaris verklaren hoe van ouders en kinderen kan worden verwacht dat, gelet op de ernst van de incidenten in beide instellingen, deze bestuurder nu zorg kan dragen voor een veilige situatie in de instellingen waar kinderen worden geplaatst?

De raad van toezicht van Jeugdhulp Friesland is verantwoordelijk voor het aanstellen van de bestuurder bij deze organisatie.

De leden van de NSC-fractie constateren dat de regeling op grond waarvan slachtoffers van geweld in de jeugdzorg aanspraak maken op een schadevergoeding van 5.000 euro, is geëindigd. Die regeling was bedoeld voor kinderen die tussen 1945 en 2018 in een pleeggezin of instelling slachtoffer werden van geweld of misbruik. De regeling is inmiddels uitgevoerd en kan niet meer tot het toekennen van een vergoeding leiden.27 Vindt de Staatssecretaris met de kennis van nu dat deze regeling opnieuw moet worden opengesteld voor de nieuwe slachtoffers, zoals die zijn gemaakt in de Woodbrookers en op de ZIKOS-afdeling? Als de Staatssecretaris dat vindt, ligt het dan wat de Staatssecretaris betreft in de rede dat de uitgekeerde schade door de overheid wordt verhaald op de betrokken instelling die verantwoordelijk is voor het leed dat aan de jeugdigen is toegevoegd?

De tijdelijke regeling financiële tegemoetkoming voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg is inmiddels afgerond en was onderdeel van het brede pakket aan erkenningsmaatregelen na een groots, meerjarig onderzoek naar geweld binnen de jeugdzorg door commissie De Winter. Tijdens de looptijd is er veelvuldig gebruik van gemaakt – ook door jongeren die recentelijk in de jeugdzorg verbleven. Ik ben niet voornemens deze regeling opnieuw open te stellen. Daarom richt ik een proces in om te komen te erkenning van het leed dat jongeren hebben ervaren. Ik ben ontdaan door de zaken die aan het licht gekomen zijn in het rapport van Jason. Wat jongeren op de ZIKOS-afdeling hebben meegemaakt als het gaat om psychisch, fysiek en seksueel geweld had niet mogen gebeuren. Zeker niet op een plek waar zij met een rechtelijke machtiging waren geplaatst zodat zij op een veilige en beschermende plek passende hulp zouden krijgen. Daarnaast zien we ook dat het bieden van zorg voor deze jongeren die veelal een gevaar voor zichzelf zijn, vraagt om verbetering. Het is goed dat er maatregelen zijn genomen en er intensief gezocht wordt naar geschikte plekken voor de jongeren.

Mijn prioriteit ligt nu bij het zorgen dat de broodnodige verbetering van de zorg voor deze soms uiterst kwetsbare jongeren gerealiseerd wordt. Dit kan niet in één keer geregeld worden, maar vraagt tijd en al onze inspanning en die van instellingen. Daar wil ik nu alle benodigde energie op inzetten.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met groot verdriet en met ontzetting kennisgenomen van het rapport «Eenzaam gesloten» dat 12 maart 2024 is gepresenteerd. De beschreven ervaringen geven een gezicht en een verhaal achter de signalen die de politiek al in verschillende mate eerder ontving over de grote problemen die jongeren in de gesloten jeugdzorg ervaren. Het is mede vanwege deze signalen dat de leden van de D66-fractie, evenals veel andere leden, zich hebben ingezet op een spoedige afbouw van gesloten jeugdzorg, het opzetten van adequate alternatieven voor deze kwetsbare jongeren en het versterken van de rechtspositie van jongeren die in gesloten jeugdzorg verblijven. Het rapport toont wat betreft de leden van de D66-fractie aan dat de opgave groot en dringend is om snel een oplossing te vinden voor jongeren die nu in de gesloten jeugdzorg bevinden en recht te doen aan jongeren die in gesloten jeugdzorg hebben gezeten, zodat zij een leven kunnen opbouwen. Daartoe hebben deze leden nog de volgende vragen aan de Staatssecretaris.

De leden van de D66-fractie constateren dat de afgelopen jaren reeds meerdere onderzoeken vanuit de IGJ zijn verschenen met harde conclusies over de gang van zaken in de gesloten jeugdhulpafdelingen waar het rapport «Eenzaam gesloten» ook naar verwijst. Zo wijzen deze leden op de onderzoeken van oktober 202028, november 202129 en september 202330 naar ’t Anker in Harreveld en het onderzoek uit 202131 naar de locatie in Zetten. Kan de Staatssecretaris per onderzoek ingaan op de verhouding tussen wat de IGJ constateert en wat beschreven staat in het rapport «Eenzaam gesloten»? In hoeverre vallen verschillen in constateringen vooral te verklaren door een verschil in tijd en in hoeverre doordat de IGJ bepaalde signalen van jongeren niet heeft gekregen of hier niet naar heeft gehandeld?

Knelpunten in de (gesloten) jeugdzorg

De IGJ heeft de afgelopen jaren consequent en in meerdere publicaties gewezen op verschillende knelpunten in de (gesloten) jeugdzorg. In de op 29 februari 2024 gepubliceerde Factsheet over het toezicht op de om- en afbouw van de gesloten jeugdhulp, waar ook de ZIKOS-afdelingen onder vallen constateert de IGJ onder meer dat:

– Er onvoldoende passende hulp is voor jeugdigen in de gesloten jeugdhulp.

– GGZ hulp in de gesloten jeugdhulp onvoldoende beschikbaar is waardoor jeugdigen maanden wachten op behandeling en therapie.

– Het onvoldoende lukt om tijdige hulp in te zetten.

– De samenwerking en toereikend (vervolg)aanbod onvoldoende is.

– Het niet bij alle voorzieningen lukt om de inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen terug te dringen.

– Dat de balans tussen het bieden van veiligheid en het geven van autonomie een zoektocht is.

– Elke voorziening gebruik moet maken van zzp’ers als gevolg van krapte op de arbeidsmarkt

– Het ontbreekt aan randvoorwaarden zoals: Geschikte gebouwen, genoeg bekwaam personeel, kleinere groepen.

Ook agendeert de IGJ sinds 2019 het gegeven dat het een gezamenlijke opdracht voor het rijk, de gemeenten, de brancheorganisaties, de instellingen en de jeugd-ggz is om te werken aan de voorwaarden die noodzakelijke en duurzame veranderingen voor deze complexe doelgroep bewerkstelligen. Een aantal van de geconstateerde knelpunten om te komen tot passende hulp voor de jeugdigen in de gesloten jeugdzorg en overstijgen de invloedsfeer van de individuele zorgaanbieder. Ook toezicht (alleen) kan deze knelpunten niet oplossen.

Het toezicht op de instellingen met ZIKOS-afdelingen

Naast het agenderen van knelpunten in de sector heeft de IGJ ook op instellingsniveau toezicht uitgevoerd op de ZIKOS-afdelingen. Hieronder staat contextinformatie over de gesloten jeugdhulp en de inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen en relevante toezichtsactiviteiten van de laatste vijf jaar:

2019

Naar aanleiding van signalen afgegeven door onder andere belangenvertegenwoordigers, in de pers, dat er sprake was van veel vrijheidsbeperking in de gesloten jeugdzorg startte de IGJ in 2019 een toezichtstraject met de focus op het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen. Op basis van een verkennend toezicht in de gesloten jeugdzorg in dat jaar constateerde de inspectie dat instellingen zelf invloed hadden op een aantal factoren om vrijheidsbeperking minder in te zetten; zoals de organisatiecultuur en de invoering van een bepaalde methodiek. De oplossing voor andere factoren lag deels buiten de instellingen, zoals invloed op de groepsgrootte en de continuïteit van personeel. De IGJ benoemde een gezamenlijke opdracht voor het rijk, de gemeenten, de brancheorganisaties en de instellingen om te werken aan de voorwaarden voor een ontwikkelingsgericht klimaat in de instellingen. De afgelopen jaren heeft de IGJ in haar toezicht consequent aandacht voor het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen.

2021–2022

In de afgelopen jaren heeft de IGJ meerdere bezoeken gebracht aan de ZIKOS-afdelingen. Zo heeft de IGJ in 2021 een onderzoek ingesteld naar een mogelijk repressief klimaat op ’t Anker. Hierop is een verbetertraject ingezet. De IGJ concludeerde in 2022 onder meer dat er maatregelen waren doorgevoerd die de onderliggende oorzaken die het repressieve klimaat in stand hielden aanpakten. De groepsgrootte is in die periode onder meer verkleind waardoor medewerkers meer tijd en aandacht konden besteden aan de jeugdigen. Ook was het aantal plaatsingen in de isoleercel en de frequentie van het toepassen van vrijheidsbeperking zoals vasthouden en fixeren sterk afgenomen. De IGJ sloot het verbetertraject af maar bleef aandacht vragen voor investering in het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen. Sinds dit verbetertraject heeft de IGJ geen actuele signalen over de ZIKOS ontvangen die wezen op een klimaat waarin sprake was van (verbaal) grensoverschrijdende bejegening.

2023–2024

De inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen zoals plaatsing op de kamer is onderwerp van aandacht gebleven voor de inspectie en vraagt hierop verbetering. Zie onder meer de rapporten over af- en ombouw gesloten jeugdzorg die de inspectie in januari en februari dit jaar over publiceerde.

Voor de ZIKOS van ’t Anker stelt de IGJ onder meer het niet acceptabel te vinden dat jongeren op hun kamer moeten verblijven, omdat er andere jongeren op de groep zijn en niet omdat dit voor hun veiligheid of behandeldoelen nodig is. Dit is wettelijk niet toegestaan. Daarnaast heeft een deel van de jongeren onderliggende psychiatrische problematiek, die binnen ’t Anker niet afdoende behandeld kan worden. Hierop wordt verbetering gevraagd en tegelijkertijd geconstateerd dat ’t Anker hiervoor deels afhankelijk is van andere factoren.

Voor de ZIKOS in Zetten gold dat de jeugdhulpverleners zich zorgen maakten over de implementatie van de veldnormen en de nieuwe wet. Medewerkers vertelden de inspectie dat ze zien dat iedereen wel de wil heeft om de inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen naar beneden te brengen, en echt te werken vanuit het «nee-tenzij» principe en alternatieven in te zetten, maar dat er belemmeringen zijn onder andere door het grote verloop onder de medewerkers, de werkdruk, de groepsgrootte, de (inrichting van de) gebouwen en een gebrek aan scholing en ondersteuning.

Ingrijpen op instellingsniveau neemt de geconstateerde knelpunten in het stelsel niet weg. Het ontbreekt dan nog steeds aan veilige passende hulp met voldoende deskundige hulpverleners. Signalen over (verbaal) grensoverschrijdend gedrag waren bij de IGJ ten tijde van dit toezicht niet bekend en zijn hierin niet meegewogen. In dit toezicht op de gesloten jeugdzorg, waaronder de ZIKOS-afdelingen, sprak de IGJ met veel jeugdigen waaronder ook jeugdigen die op de ZIKOS verbleven. Ter voorbereiding op het toezicht sprak de IGJ met 81 jeugdigen en tijdens het toezicht in het najaar van 2023 met 85 jeugdigen. Dit probeert de IGJ zo goed als mogelijk te doen. We moeten constateren dat er factoren zijn die maken dat de signalen over (verbale) grensoverschrijdende bejegening van deze jeugdigen tijdens deze gesprekken niet boven tafel zijn gekomen. Dit kan bijvoorbeeld komen doordat het moeilijk is voor jeugdigen om zomaar hun verhaal te vertellen terwijl ze in een afhankelijkheidspositie zitten of, zoals Jason zegt, dat jeugdigen eigenlijk pas kunnen vertellen over hun ervaringen, als ze een tijd weg zijn uit een instelling.

Het is waardevol dat Jason de ervaringen van de jeugdigen met wie hij sprak kon en mocht delen met de IGJ. Op basis van deze signalen heeft de IGJ onaangekondigd toezicht uitgevoerd en onderzoek ingesteld naar deze signalen. De signalen waren voor de VNG reden om een opnamestop in te stellen. Naar aanleiding van de eerste terugkoppeling van het toezicht besloot iHUB om één van de twee groepen te sluiten en een team op non-actief te stellen. Ook Pactum ondernam directe acties.

Het toezicht naar de ZIKOS-afdelingen naar aanleiding van recente signalen is nog niet afgerond, daar werkt de IGJ nu hard aan. Zie: Toezicht IGJ op ZIKOS-afdelingen in Harreveld en Zetten. Tot openbaarmaking van inspectierapporten kan de IGJ niet verder ingaan op de bevindingen en het toezicht.

De IGJ gaat onderzoeken hoe de informatie van ervaringsdeskundigen beter gebruikt kan worden in het toezicht. De aanbevelingen uit het rapport worden hierin meegenomen. De IGJ gaat reflecteren op het eigen toezicht op de ZIKOS-afdelingen. Hier wil de IGJ ook andere stakeholders bij betrekken.

Welk handelingskader kennen de IGJ en de Staatssecretaris indien bij een bepaalde locatie herhaaldelijk wordt aangetoond dat passende zorg niet geboden kan worden?

Op de website van de IGJ staat uitleg over de inrichting van het toezicht en de mogelijk in te zetten interventies. Als de IGJ vaststelt dat de kwaliteit van zorgverlening onvoldoende is of de kans op vermijdbare schade groot, grijpen ze in. Het interventiebeleid van de IGJ beschrijft de maatregelen die genomen kunnen worden nadat een normafwijking is geconstateerd en hoe deze interventies worden toegepast.

Bij hoeveel meldingen wordt daadwerkelijk overgegaan tot sluiting of een stop, en waarom is daar niet eerder tot overgegaan?

De vraag bij hoeveel meldingen wordt overgegaan tot sluiting kan niet concreet beantwoord worden. De afweging over de te nemen interventies zijn situatie afhankelijk.

Na een melding kan de IGJ een onderzoek instellen. Afhankelijk van de uitkomsten van dit onderzoek, kan dit leiden tot een (tijdelijke) opnamestop totdat de instelling voldaan heeft aan de gestelde eisen. Als de IGJ vaststelt dat de kwaliteit van zorgverlening onvoldoende is of de kans op vermijdbare schade groot, grijpen ze in. Het interventiebeleid van de IGJ beschrijft de maatregelen die genomen kunnen worden nadat een normafwijking is geconstateerd en hoe deze interventies worden toegepast.32 Interventies van de IGJ zijn altijd gericht op het opheffen van de geconstateerde normafwijking en daardoor op leren en verbeteren door de aanbieder. De IGJ is dan ook niet de partij om een aanbieder te sluiten. De inkoper kan bv op basis van bevindingen van de IGJ wel besluiten de zorg niet meer in te kopen of geen jeugdigen meer te plaatsen.

Bij een bevel, een van de zwaarst in te zetten maatregelen van de IGJ, kan overgegaan worden tot verplichte overplaatsing van cliënten. Deze maatregel kan echter maar voor de duur van zeven dagen worden afgegeven. De IGJ moet dan opnieuw toetsen of de geconstateerde normafwijkingen zijn opgeheven en de hulp dus weer voortgang kan krijgen of het bevel verlengd moet worden.

Om een bevel op te kunnen leggen moet de IGJ constateren dat sprake is van een acuut onveilige situatie voor de jeugdige en dit zo nodig bij een bestuursrechter kunnen aantonen. Dit heeft de IGJ in het toezicht tot nu toe op de ZIKOS-afdelingen niet geconstateerd.

De leden van de D66-fractie vragen waarom de signalen vanuit jongeren niet altijd leidden tot de benodigde actie in het verleden. Kan de Staatssecretaris een overzicht geven wat de gangbare procedure is indien er een melding wordt gemaakt over misstanden binnen een gesloten jeugdzorginstelling, waar dan ook?

Handelen van de inspectie is afhankelijk van de aard van de melding en welke risico afweging de inspectie hierin maakt. Meldingen en klachten over incidenten, misstanden en terugkerende tekortkomingen zijn voor de IGJ een belangrijke bron van informatie. Iedereen kan een signaal afgeven bij het Landelijk Meldpunt Zorg. Daarnaast moeten zorgaanbieders bepaalde incidenten (zoals calamiteiten en geweld) verplicht bij de inspectie melden.

De Leidraad Meldingen Jeugd is de basis voor de behandeling van verplichte- en andere meldingen binnen de jeugdhulp door de IGJ en de Inspectie Justitie en Veiligheid.33

Het toezicht van de inspectie krijgt op verschillende manieren vorm. Met incidententoezicht wordt gereageerd op meldingen van burgers, zorgaanbieders, gemeenten en andere instanties.

Signalen en meldingen (over eenzelfde jeugdhulpaanbieder) worden in samenhang bekeken en beoordeeld.

Analyse en interpretatie van beschikbare informatie over zorgaanbieders, signalen en meldingen bepalen de onderwerpen en thema’s voor het toezicht van de IGJ.

De signalen die de IGJ ontvangt worden hierin meegewogen. De IGJ kiest onder meer onderwerpen waar de grootste risico’s worden gezien. In de afgelopen jaren heeft dit geleid tot rapporten over onder meer: De jeugdbeschermingsketen en de Ombouw gesloten jeugdzorg.

Wordt dit anders opgepakt dan bij andere zorginstellingen?

Nee. Het werkproces van de IGJ is voor de gesloten jeugdhulp-instellingen niet anders dan voor andere zorginstellingen.

Hoe snel worden signalen doorgegeven aan de IGJ of aan het ministerie om eventueel actie te ondernemen?

Het moment van het afgeven van een signaal door een jongere bij de IGJ ligt buiten de invloed van de IGJ. Zodra het Landelijk Meldpunt Zorg een signaal ontvangt, wordt deze direct beoordeeld. Op basis daarvan worden de vervolgacties bepaalt.

Hoe vaak heeft de Staatssecretaris persoonlijk contact gehad met jongeren die een melding maakte van misstanden in de gesloten jeugdzorg en met hoeveel afzonderlijke jongeren heeft de Staatssecretaris gesproken? Welke conclusies zijn hem uit deze gesprekken het meest bijgebleven?

Vrijwel vanaf het moment dat ik Staatssecretaris werd heb ik gesprekken gehad met jongeren die mij verteld hebben over hun negatieve ervaringen in de gesloten jeugdhulp. Dat ben ik blijven doen. Bij elk werkbezoek heb ik jongeren gevraagd naar hun ervaringen. Wat mij daarin het meest is bijgebleven, is dat zij niet de aandacht en zorg kregen die zij wilden. Toch waren er ook jongeren die mij vertelden dat zij het weliswaar niet fijn vonden, maar dat deze fase nodig was geweest om weer richting aan hun leven te geven.

De leden van de D66-fractie wijzen op het recente onderzoek naar alle gesloten jeugdhulpinstellingen, waarbij de IGJ constateert dat nagenoeg nergens passende hulp geboden wordt. Welke acties heeft de Staatssecretaris in werking gezet naar aanleiding van deze conclusie en welk gevolg heeft dat tot nu toe gehad?

Het beeld dat uit de rapporten van de IGJ naar voren komt herken ik. Het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen lukt, maar nog niet overal in dezelfde mate. Er zijn locaties waar het beter lukt passende hulp te bieden inclusief de verbinding met onderwijs dan op andere locaties.

Ook herken ik het beeld dat hier en daar uitgestelde besluitvorming over het voortbestaan van locaties een hinderpaal is voor investeringen in innovatie. Dat laatste benadrukt dat er knopen moeten worden doorgehakt. Dat vraagt landelijke regie. Daarom heb ik bestuurlijk aanjager Leon Meijer aangesteld om te zorgen voor een stevige landelijke regie. In zijn eerste verkenning is hij op dezelfde vraagstukken gestuit. Ik heb hem daarom gevraagd op basis van zijn verkenning, de signalen van de Inspectie en de Jeugdautoriteit bestuurlijke afspraken voor te bereiden tussen Rijk, gemeenten en aanbieders. Ik denk dan aan afspraken over:

– Een landelijke programmaorganisatie om de jeugdregio’s te ondersteunen.

– Hoeveel capaciteit nog nodig is per landsdeel voor jongeren die nu in de gesloten jeugdhulp geplaatst worden.

– Welke alternatieve vormen ontwikkeld moeten worden.

– De inrichting van de regeling voor de financiering van frictiekosten die gepaard gaan met de af- en ombouw van gesloten jeugdhulp. In het kader van de Hervormingsagenda is hiervoor € 185 mln. beschikbaar.

Ik wil voor de zomer van 2024 deze landelijke afspraken maken. In de Jeugdbrief die ik eveneens voor de zomer zal doen toekomen zal ik uw Kamer daarover informeren.

Is er een beeld in hoeverre de Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp die per 1 januari 2024 in werking is getreden navolging heeft gekregen in de werkwijze van deze instellingen en daadwerkelijk wordt nageleefd?

De kerndoelen van de Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp zijn het versterken van de rechtspositie van jeugdigen in de gesloten jeugdhulp en het terugdringen van de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen. Met de Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp zijn extra rechtswaarborgen en voorwaarden ingebouwd in hoofdstuk 6 van de Jeugdwet, in het bijzonder voor het toepassen van vrijheidsbeperkende maatregelen. Jeugdhulpinstellingen moeten zich nu houden aan het nee, tenzij- beginsel zodat alleen onder strikte voorwaarden dwang mag worden toegepast. Bovendien gelden er nu extra eisen bij de toepassing van elke maatregel en moeten de instellingen verantwoording afleggen aan de IGJ over de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen. Dit brengt een deels nieuwe manier van werken met zich mee. Daarom hebben instellingen zes maanden de tijd gekregen om te voldoen aan de eisen rondom het opstellen van hulpverleningsplannen en het beleidsplan.

De gesloten jeugdhulpinstellingen hebben de afgelopen jaren al zelf ingezet op het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen in de gesloten jeugdhulp ook al lukt het nog niet bij alle locaties van gesloten jeugdhulp om volledig te voldoen aan het nee, tenzij-beginsel. De IGJ heeft geconstateerd dat de instellingen voor gesloten jeugdhulp er steeds beter in slagen om minder vrijheidsbeperkende maatregelen in te zetten.34

De leden van de D66-fractie merken tevens op dat de IGJ noemt dat veel instellingen jongeren die strafbaar gedrag vertonen zeer terughoudend opnemen, omdat bij deze doelgroep vaker vrijheidsbeperkende maatregelen nodig zijn. Heeft de Staatssecretaris zicht op hoeveel jongeren dit betreft en waar deze wel worden opgevangen? Wie zorgt hier voor coördinatie zodat deze jongeren in ieder geval ergens opgevangen worden? Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat in ieder geval voorkomen moet worden dat deze jongeren dak- of thuisloos raken?

De belangrijkste uitkomst daarvan is dat er in het huidige landschap vrijwel geen integraal aanbod is voor jongeren met een hoog forensisch profiel. Voorkomen moet worden dat deze jongeren daarom dak- of thuisloos worden. Er is meer nodig dan het opplussen van bestaand aanbod zoals de huidige gesloten jeugdhulp. Het vraagt om wezenlijk ander aanbod. Over de ontwikkeling daarvan zullen de Minister voor Rechtsbescherming en ik voor de zomer bestuurlijke afspraken maken met gemeenten en aanbieders, waarbij wordt aangesloten bij het landelijk traject dat is ingericht rondom de transformatie van de gesloten jeugdzorg en de residentiele jeugdhulp. Wij doen dat op basis van de quickscan Forensische doelgroep die binnenkort afgerond wordt.

Hoe kan het dat bijna overal passend aanbod ontbreekt voor jongeren met verslavingsproblematiek in de gesloten jeugdzorg? Is het niet zaak om direct allereerst te starten met de aanpak van een verslaving voordat begonnen kan worden met een zorgtraject?

Behandeling van jongeren met een verslaving is vaak complex omdat verslaving voort kan komen uit andere onderliggende problematiek, zoals psychische of gedragsproblemen of deze kan versterken. Uit onderzoek is bekend dat jongeren middelengebruik minder snel als probleem zien en daardoor niet gemotiveerd zijn tot behandeling. Het gebeurt vaak dat problematisch middelengebruik bij jongeren in de jeugdhulp niet (tijdig) gesignaleerd wordt en problemen verergeren. Of dat jongeren in de gesloten jeugdhulp komen omdat eerdere (klinische) verslavingsbehandelingen niet hebben mogen baten. Het is belangrijk om dit te verbeteren zodat we voorkomen dat jongeren met een verslaving in de gesloten jeugdhulp terecht komen.

Voor de behandeling en begeleiding van jongeren met verslavingsproblematiek zijn diverse handvatten beschikbaar voor professionals. Bijvoorbeeld de zorgstandaard voor drugs van Akwa GGZ en het kennisdossier over jongeren met problematisch middelengebruik en/of verslaving van het Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie. Om te zorgen dat jongeren binnen de gesloten jeugdhulp passende zorg ontvangen is het van groot belang om de kennis en expertise van de jeugd-ggz (waaronder jeugdverslavingszorg) steviger te betrekken bij de ontwikkelingen binnen de gesloten jeugdhulp. Samen met de VNG zijn hiertoe eerste gesprekken geweest met Jeugdzorg Nederland en de Nederlandse GGZ.

Kan de Staatssecretaris een overzicht geven van de alternatieven die nu opgezet worden voor gesloten jeugdzorg als onderdeel van het afbouwpad en welk deel daarvan contra-indicaties hebben voor jongeren met een verslaving of strafbare feiten, waardoor deze in de praktijk alleen aangewezen zijn op gesloten jeugdhulp?

Een compleet overzicht van alternatieven zoals hier gevraagd heb ik niet. Het Consortium Kleinschaligheid is bezig het aanbod in kaart te brengen. Vanuit het Consortium Kleinschaligheid weet ik dat er volop alternatieven worden ontwikkeld, ook voor jongeren met een forensisch profiel (o.a. in Zuid Holland is een voorziening gestart speciaal voor deze doelgroep). Voor zover bekend werken de meeste instellingen niet met contra-indicaties.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB hebben kennisgenomen van het rapport «Eenzaam gesloten». Deze leden hebben de volgende vragen aan de Staatssecretaris. In het rapport wordt vermeld dat jongeren op ZIKOS- afdelingen weinig uren onderwijs kregen (gemiddeld zo'n twee uur per dag). Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat iedere jongere recht heeft op onderwijs als een manier om zichzelf te ontwikkelen? Zo ja, hoe verklaart de Staatssecretaris dan deze informatie?

Ik vind het belangrijk dat iedere jongere onderwijs krijgt, ook als deze in een gesloten jeugdhulpinstelling verblijft. Onderwijs is dan ook onderdeel van de gebruikelijke dagbesteding van jongeren, ook op de betreffende ZIKOS-afdelingen. Dat er nog te vaak onvoldoende onderwijs wordt gegeven, vind ik zorgelijk. Datzelfde geldt voor de situatie waarin onderwijs ingezet wordt als een privilege. Onderwijs is een recht voor ieder kind, en kan in sommige gevallen juist ook helpen voor deze jongeren om zich te kunnen richten op iets anders en zich verder te ontwikkelen voor hun periode na de jeugdhulp.

Tegelijkertijd kunnen er soms ook redenen zijn dat een jongere het onderwijs niet volledig kan volgen. Bijvoorbeeld omdat de jongere ziek is, er mentaal te veel speelt om goed lessen te kunnen volgen of omdat er één-op-één onderwijs nodig is, terwijl de school onvoldoende personeel heeft om dit te kunnen bieden. Dit kan ertoe leiden dat er in de praktijk minder uren onderwijs worden gegeven dan wenselijk is. Naar aanleiding van dit signaal zal de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs aan de Inspectie van het Onderwijs vragen om hier in de aankomende kwaliteitsonderzoeken extra aandacht aan te besteden.

Daarnaast lezen de leden van de BBB-fractie in het rapport dat vrijheidsbeperkende maatregelen werden toegepast bij jongeren, niet alleen wanneer zij boos waren, maar ook wanneer zij verdrietig waren, moesten huilen, of zelfs als zij opgewekt waren. Deze leden zijn van mening dat deze jongeren gezien moeten worden los van het label dat de maatschappij hen heeft opgelegd. Het uiten van emoties moet dan ook vrij zijn voor hen. Wat is de visie van de Staatssecretaris hierop? En vindt de Staatssecretaris het niet onacceptabel dat deze jongeren gestraft werden voor het uiten van hun emoties?

Een vrijheidsbeperkende maatregel tegen de wil van de jongere of van degene die het gezag over de jongere uitoefent mag uitsluitend gericht zijn op het waarborgen van de veiligheid van een jeugdige of anderen, het afwenden van gevaar voor de gezondheid van een jeugdige of anderen of het bereiken van de doelen voor de jeugdige, die zijn opgenomen in het hulpverleningsplan. Daar bovenop geldt het nee, tenzij-beginsel. Dit houdt in dat een vrijheidsbeperkende maatregel niet is toegestaan, tenzij er geen minder bezwarende alternatieven zijn, de maatregel evenredig is en redelijkerwijs te verwachten effectief is. Dit betekent dat het niet is toegestaan en dus onacceptabel is om vrijheidsbeperkende maatregelen toe te passen bij wijze van straf of als een jongere alleen emoties uit.

De leden van de BBB-fractie lezen ook dat jongeren op ZIKOS-afdelingen aangaven dat zij niet vrij hun mening konden uiten en dat zij als het ware op eieren moesten lopen. Deze leden vinden dat iedere jongere zijn of haar mening moet kunnen geven, dat is hun recht. Hoe verklaart de Staatssecretaris deze cultuur op de ZIKOS-afdelingen? Verder lezen de leden van de BBB-fractie in het rapport dat de groepsleiders vaak machtsbelust werden genoemd. Ook gaven jongeren aan dat groepsleiders ongepaste grapjes maakten over zelfbeschadiging, terwijl zij wisten waar de jongeren gevoelig voor waren. Jongeren meldden zelfs dat groepsleiders bewust triggers opwekten en escalatie uitlokten, wat vaak resulteerde in vrijheidsbeperkende maatregelen. Wat is de visie van de Staatssecretaris op dit machtsmisbruik?

Het is bovenal triest dat jongeren op de ZIKOS-afdelingen deze ervaringen hebben gehad. Dat maakte helaas deel uit van de repressieve sfeer die deze jongeren daar hebben ervaren. Ik vind dat kwalijk omdat juist deze jongeren behoefte hadden en hebben aan bescherming en veiligheid. En het past ook niet in een omgeving waarin jeugdzorgmedewerkers cliëntgericht en cliëntvriendelijke behoren te werken.

En waarom is er geen onafhankelijk aanspreekpunt naast de begeleider in dit soort instellingen?

In alle instellingen komen wekelijks onafhankelijke vertrouwenspersonen. Dat is wettelijk geregeld. Deze vertrouwenspersonen ondersteunen beroepsmatig jongeren bij de uitoefening van hun rechten.

Ook willen deze leden weten waarom meldingen van jongeren (als zij deze al deden) gezien werden als individuele meldingen en niet serieus genomen werden.

De IGJ neemt individuele meldingen van jongeren zeer zeker serieus. Signalen en meldingen (over eenzelfde jeugdhulpaanbieder) worden in samenhang bekeken en beoordeeld.

Daarnaast lezen de leden van de BBB-fractie in het rapport over ernstige misstanden in de instellingen. Een jongere vertelde bijvoorbeeld dat het drie dagen duurde voordat een groepsleider haar vroeg of zij wilde douchen. Ook gaven jongeren aan dat zij soms geen deken of kussen kregen en op een koud incontinentie-zorgmatras in een kamer moesten slapen waar 24/7 het licht aan stond.

Soms werd de intercom bewust uitgezet door groepsleiders, omdat zij er geen zin in hadden. Dit heeft in sommige situaties zelfs tot levensgevaar geleid. Hoe kijkt de Staatssecretaris hier tegenaan? En is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat de omstandigheden in deze instellingen nog erger waren dan in een gevangenis?

Ook voor deze ervaringen geldt dat het bovenal triest is dat jongeren op de ZIKOS-afdelingen deze nare ervaringen hebben gehad. Dat maakte helaas deel uit van de repressieve sfeer die deze jongeren daar hebben ervaren. Ik vind dat kwalijk omdat juist deze jongeren behoefte hadden en hebben aan bescherming en veiligheid. En het past ook niet in een omgeving waarin jeugdzorgmedewerkers cliëntgericht en cliëntvriendelijke behoren te werken.

Verder lezen de leden van de BBB-fractie dat in het rapport wordt vermeld dat ZIKOS-afdelingen niet lijken te zijn ingericht op jongeren met eetstoornissen. Verschillende jongeren gaven aan dat zij naar het ziekenhuis hadden moeten worden gebracht, maar dat dit niet gebeurde. Het gedrag van deze jongeren werd vaak gezien als aandacht vragend. Hoe kan het dat deze kwetsbare gevallen niet werden opgepakt en waarom zijn er geen signalen gemeld bij de IGJ?

In de Jeugdwet is geregeld dat instellingen een melding dienen te maken bij de IGJ wanneer zich een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis heeft plaatsgevonden die betrekking heeft op de kwaliteit van de jeugdhulp en die tot een ernstig schadelijk gevolg voor of de dood van een jeugdige of ouder heeft geleid.

Om jongeren met een eetstoornis eerder te herkennen, beter begrijpen en beter te behandelen financiert het Ministerie van VWS de Ketenaanpak Eetstoornissen (K-EET). Zo zijn er (boven)regionale netwerken rondom eetstoornisproblematiek zodat professionals elkaar sneller weten te vinden vragen over de omgang met eetstoornisproblematiek. Daarnaast is er vanuit K-EET een collegiale, telefonische advieslijn voor zorgprofessionals, waaronder zorgprofessionals vanuit de residentiële en gesloten jeugdhulp om zo te zorgen dat de juiste kennis en expertise breed beschikbaar is.

De leden van de BBB-fractie lezen ook dat jongeren snel, onnodig en te hard gefixeerd werden. Sommige jongeren vertelden zelfs dat praten geen optie was. Als een maatregel al gerechtvaardigd was, werd deze volgens verschillende jongeren vaak te lang aangehouden. Onder fysiek geweld vielen onder andere pijnprikkels, nekklemmen, wurggrepen, slaan en dreigen met slaan, en schoppen in de knieholtes. Er zijn ook signalen van seksueel grensoverschrijdend gedrag, variërend van seksueel getinte opmerkingen tot het binnendringen van het lichaam van jongeren door groepsgenoten of groepsleiders. De jongeren beschrijven een cultuur waarin seksueel grensoverschrijdend gedrag werd gefaciliteerd. Deze signalen waren al jaren bekend bij de IGJ. Hoe kan het dat hier nog steeds niet tegen is opgetreden en waarom worden meldingen van seksueel grensoverschrijdend gedrag niet serieus genomen door de IGJ?

Naast het agenderen van knelpunten in de sector heeft de IGJ ook op instellingsniveau toezicht uitgevoerd op de ZIKOS afdelingen. Hieronder contextinformatie over de gesloten jeugdzorg en de inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen en relevante toezichtsactiviteiten van de laatste vijf jaar:

2019

Naar aanleiding van signalen afgegeven door onder andere belangenvertegenwoordigers, in de pers, dat er sprake was van veel vrijheidsbeperking in de gesloten jeugdzorg startte de IGJ in 2019 een toezichtstraject met de focus op het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen. Op basis van een verkennend toezicht in de gesloten jeugdzorg in dat jaar constateerde de inspectie dat instellingen zelf invloed hadden op een aantal factoren om vrijheidsbeperking minder in te zetten; zoals de organisatiecultuur en de invoering van een bepaalde methodiek. De oplossing voor andere factoren lag deels buiten de instellingen, zoals invloed op de groepsgrootte en de continuïteit van personeel. De IGJ benoemde een gezamenlijke opdracht voor het rijk, de gemeenten, de brancheorganisaties en de instellingen om te werken aan de voorwaarden voor een ontwikkelingsgericht klimaat in de instellingen. De afgelopen jaren heeft de IGJ in haar toezicht consequent aandacht voor het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen.

2021–2022

In de afgelopen jaren heeft de IGJ meerdere bezoeken gebracht aan de ZIKOS-afdelingen. Zo heeft de IGJ in 2021 een onderzoek ingesteld naar een mogelijk repressief klimaat op ’t Anker. Hierop is een verbetertraject ingezet. De IGJ concludeerde in 2022 onder meer dat er maatregelen waren doorgevoerd die de onderliggende oorzaken die het repressieve klimaat in stand hielden aanpakten. De groepsgrootte is in die periode onder meer verkleind waardoor medewerkers meer tijd en aandacht konden besteden aan de jeugdigen. Ook waren het aantal plaatsingen in de isoleercel en de frequentie van het toepassen van vrijheidsbeperking zoals vasthouden en fixeren sterk afgenomen. De IGJ sloot het verbetertraject af maar bleef aandacht vragen voor investering in het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen. Sinds dit verbetertraject heeft de IGJ geen actuele signalen over de ZIKOS ontvangen die wezen op een klimaat waarin sprake was van (verbaal) grensoverschrijdende bejegening.

2023–2024

De inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen zoals plaatsing op de kamer is onderwerp van aandacht gebleven voor de inspectie en vraagt hierop verbetering. Zie onder meer de rapporten over af- en ombouw gesloten jeugdzorg die de inspectie dit jaar over publiceerde.35

Voor de ZIKOS van ’t Anker stelt de IGJ onder meer het niet acceptabel te vinden dat jongeren op hun kamer moeten verblijven, omdat er andere jongeren op de groep zijn en niet omdat dit voor hun veiligheid of behandeldoelen nodig is. Dit is wettelijk niet toegestaan. Daarnaast heeft een deel van de jongeren onderliggende psychiatrische problematiek, die binnen ’t Anker niet afdoende behandeld kan worden. Hierop wordt verbetering gevraagd en tegelijkertijd geconstateerd dat ’t Anker hiervoor deels afhankelijk is van andere factoren.

Voor de ZIKOS in Zetten gold dat de jeugdhulpverleners zich zorgen maakten over de implementatie van de veldnormen en de nieuwe wet. Medewerkers vertelden de inspectie dat ze zien dat iedereen wel de wil heeft om de inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen naar beneden te brengen, en echt te werken vanuit het «nee-tenzij» principe en alternatieven in te zetten, maar dat er belemmeringen zijn onder andere door het grote verloop onder de medewerkers, de werkdruk, de groepsgrootte, de (inrichting van de) gebouwen en een gebrek aan scholing en ondersteuning.

Ingrijpen op instellingsniveau neemt de geconstateerde knelpunten in het stelsel niet weg. Het ontbreekt dan nog steeds aan veilige passende hulp met voldoende deskundige hulpverleners. Signalen over (verbaal) grensoverschrijdend gedrag waren bij de IGJ ten tijde van dit toezicht niet bekend en zijn hierin niet meegewogen.

In dit toezicht op de gesloten jeugdzorg, waaronder de ZIKOS-afdelingen, sprak de IGJ met veel jeugdigen waaronder ook jeugdigen die op de ZIKOS verbleven. Ter voorbereiding op het toezicht sprak de IGJ met 81 jeugdigen en tijdens het toezicht in het najaar van 2023 met 85 jeugdigen. Dit probeert de IGJ zo goed als mogelijk te doen. We moeten constateren dat er factoren zijn die maken dat de signalen over (verbale) grensoverschrijdende bejegening van deze jeugdigen tijdens deze gesprekken niet boven tafel zijn gekomen. Dit kan bijvoorbeeld komen doordat het moeilijk is voor jeugdigen om zomaar hun verhaal te vertellen terwijl ze in een afhankelijkheidspositie zitten of, zoals Jason zegt, dat jeugdigen eigenlijk pas kunnen vertellen over hun ervaringen, als ze een tijd weg zijn uit een instelling.

Het is waardevol dat Jason de ervaringen van de jeugdigen met wie hij sprak kon en mocht delen met de IGJ. Op basis van deze signalen heeft de IGJ onaangekondigd toezicht uitgevoerd en onderzoek ingesteld naar deze signalen. De signalen waren voor de VNG reden om een opnamestop in te stellen. Naar aanleiding van de eerste terugkoppeling van het toezicht besloot iHUB om één van de twee groepen te sluiten en een team op non-actief te stellen. Ook Pactum ondernam directe acties.

Het toezicht naar de ZIKOS-afdelingen naar aanleiding van recente signalen is nog niet afgerond, daar werkt de IGJ nu hard aan.36 Tot de openbaarmaking van de inspectierapporten kan de IGJ niet verder ingaan op de bevindingen en het toezicht.

De IGJ gaat onderzoeken hoe de informatie van ervaringsdeskundigen beter gebruikt kan worden in het toezicht. De aanbevelingen van het rapport worden hierin meegenomen. De IGJ gaat reflecteren op het eigen toezicht op de ZIKOS-afdelingen. Hier wil de IGJ ook andere stakeholders bij betrekken.

Daarnaast lezen de leden van de BBB-fractie dat bijna alle jongeren aangeven last te hebben van trauma, traumaklachten te ervaren, traumatherapie te hebben gehad of traumatherapie te gaan volgen als gevolg van hun verblijf op een ZIKOS-afdeling. Door de vele maskeren zijn verschillende jongeren op andere manieren hun problemen gaan uiten, waardoor het gevaar minder zichtbaar wordt. Deze afdelingen zijn juist bedoeld om trauma's te behandelen en niet om meer trauma's te veroorzaken. Wat gaat de Staatssecretaris doen om ervoor te zorgen dat deze jongeren niet met meer trauma's naar buiten komen?

Inmiddels is van de drie ZIKOS-afdelingen er één ontbonden en bij de overige twee geldt een cliëntenstop. Dat vind ik een verstandig besluit. Zo wordt voorkomen dat meer jongeren beschadigd kunnen worden door plaatsing op de huidige ZIKOS-locaties.

En is de Staatssecretaris bereid om namens het kabinet excuses aan te bieden aan kinderen die binnen de gesloten jeugdzorg hebben gezeten?

Het kabinet heeft excuses aangeboden voor het leed dat jongeren in de gesloten jeugdhulp hebben ondervonden door lichamelijk of psychisch geweld, op grond van de conclusies van Commissie de Winter. Bredere excuses voor het verblijf in de gesloten jeugdhulp kan ik echter niet maken, aangezien ik dan zou zeggen dat verblijf in de gesloten jeugdhulp als zodanig niet deugt. Ik zie namelijk dat de gesloten jeugdhulp en de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen soms wél nodig waren en dat de inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen soms ook nodig zal blijven. Maar uiteraard alleen als het echt nodig is en er geen alternatief is, op een zorgvuldige wijze en binnen de grenzen van de wet. Wel is het inzicht er nu dat we jongeren beter kunnen helpen in een andere setting, waar op dit moment aan gewerkt wordt bij het traject voor de afbouw van gesloten jeugdhulp. Daarnaast zijn er met de Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp in de Jeugdwet strengere voorwaarden opgenomen voor de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen.

De leden van de BBB-fractie lezen dat een substantieel aantal jongeren in het rapport aangeeft dat zij het vertrouwen hebben verloren in hulpverlenende instanties en mensen in het algemeen. Hierdoor is het zeer waarschijnlijk dat deze groep jongeren in de toekomst zorgmijdend gedrag zal vertonen. Is de Staatssecretaris het hiermee eens? Zo ja, is de Staatssecretaris bereid om met deze jongeren in gesprek te gaan om te voorkomen dat zij zorg gaan mijden in de toekomst?

Dat jongeren die nu hun vertrouwen hebben verloren in hulpverlenende instanties minder snel weer een beroep op zorg zullen doen kan ik mij voorstellen. Ik ben uiteraard bereid met hen in gesprek te gaan om te zien hoe we dit kunnen voorkomen. Daarom wil ik ervoor zorgen dat er, zoals aanbevolen in »Eenzaam gesloten» een aanspreekpunt komt waar deze jongeren en hun naasten terecht kunnen.

De leden van de BBB-fractie lezen ook dat deze signalen al langer bekend zijn zo schreef de IGJ in juni 2011: «De jongeren in deze groep zitten relatief veel op hun kamer. Er wordt naar gestreefd hen aan minimaal twee eetmomenten op de groep te laten deelnemen». Kan de Staatssecretaris hierop reflecteren, hoe kan het dat er sinds 2011 niks is veranderd?

Naast het agenderen van knelpunten in de sector heeft de IGJ ook op instellingsniveau toezicht uitgevoerd op de ZIKOS-afdelingen. Hieronder contextinformatie over de gesloten jeugdzorg en de inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen en relevante toezichtsactiviteiten van de laatste vijf jaar:

2019

Naar aanleiding van signalen afgegeven door onder andere belangenvertegenwoordigers, in de pers, dat er sprake was van veel vrijheidsbeperking in de gesloten jeugdzorg startte de IGJ in 2019 een toezichtstraject met de focus op het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen. Op basis van een verkennend toezicht in de gesloten jeugdzorg in dat jaar constateerde de inspectie dat instellingen zelf invloed hadden op een aantal factoren om vrijheidsbeperking minder in te zetten; zoals de organisatiecultuur en de invoering van een bepaalde methodiek. De oplossing voor andere factoren lag deels buiten de instellingen, zoals invloed op de groepsgrootte en de continuïteit van personeel. De IGJ benoemde een gezamenlijke opdracht voor het rijk, de gemeenten, de brancheorganisaties en de instellingen om te werken aan de voorwaarden voor een ontwikkelingsgericht klimaat in de instellingen. De afgelopen jaren heeft de IGJ in haar toezicht consequent aandacht voor het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen.

2021–2022

In de afgelopen jaren heeft de IGJ meerdere bezoeken gebracht aan de ZIKOS-afdelingen. Zo heeft de IGJ in 2021 een onderzoek ingesteld naar een mogelijk repressief klimaat op ’t Anker. Hierop is een verbetertraject ingezet. De IGJ concludeerde in 2022 onder meer dat er maatregelen waren doorgevoerd die de onderliggende oorzaken die het repressieve klimaat in stand hielden aanpakten. De groepsgrootte is in die periode onder meer verkleind waardoor medewerkers meer tijd en aandacht konden besteden aan de jeugdigen. Ook waren het aantal plaatsingen in de isoleercel en de frequentie van het toepassen van vrijheidsbeperking zoals vasthouden en fixeren sterk afgenomen. De IGJ sloot het verbetertraject af maar bleef aandacht vragen voor investering in het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen. Sinds dit verbetertraject heeft de IGJ geen actuele signalen over de ZIKOS ontvangen die wezen op een klimaat waarin sprake was van (verbaal) grensoverschrijdende bejegening.

2023–2024

De inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen zoals plaatsing op de kamer is onderwerp van aandacht gebleven voor de inspectie en vraagt hierop verbetering. Zie onder meer de rapporten over af- en ombouw gesloten jeugdzorg die de inspectie dit jaar over publiceerde.37

Voor de ZIKOS van ’t Anker stelt de IGJ onder meer het niet acceptabel te vinden dat jongeren op hun kamer moeten verblijven, omdat er andere jongeren op de groep zijn en niet omdat dit voor hun veiligheid of behandeldoelen nodig is. Dit is wettelijk niet toegestaan. Daarnaast heeft een deel van de jongeren onderliggende psychiatrische problematiek, die binnen ’t Anker niet afdoende behandeld kan worden. Hierop wordt verbetering gevraagd en tegelijkertijd geconstateerd dat ’t Anker hiervoor deels afhankelijk is van andere factoren.

Voor de ZIKOS in Zetten gold dat de jeugdhulpverleners zich zorgen maakten over de implementatie van de veldnormen en de nieuwe wet. Medewerkers vertelden de inspectie dat ze zien dat iedereen wel de wil heeft om de inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen naar beneden te brengen, en echt te werken vanuit het «nee-tenzij» principe en alternatieven in te zetten, maar dat er belemmeringen zijn onder andere door het grote verloop onder de medewerkers, de werkdruk, de groepsgrootte, de (inrichting van de) gebouwen en een gebrek aan scholing en ondersteuning.

In deze neemt ingrijpen op instellingsniveau neemt de geconstateerde knelpunten in het stelsel niet weg. Het ontbreekt dan nog steeds aan veilige passende hulp met voldoende deskundige hulpverleners. Signalen over (verbaal) grensoverschrijdend gedrag waren bij de IGJ ten tijde van dit toezicht niet bekend en zijn hierin niet meegewogen.

In dit toezicht op de gesloten jeugdzorg, waaronder de ZIKOS-afdelingen, sprak de IGJ met veel jeugdigen waaronder ook jeugdigen die op de ZIKOS verbleven. Ter voorbereiding op het toezicht sprak de IGJ met 81 jeugdigen en tijdens het toezicht in het najaar van 2023 met 85 jeugdigen. Dit probeert de IGJ zo goed als mogelijk te doen. We moeten constateren dat er factoren zijn die maken dat de signalen over (verbale) grensoverschrijdende bejegening van deze jeugdigen tijdens deze gesprekken niet boven tafel zijn gekomen. Dit kan bijvoorbeeld komen doordat het moeilijk is voor jeugdigen om zomaar hun verhaal te vertellen terwijl ze in een afhankelijkheidspositie zitten of, zoals Jason zegt, dat jeugdigen eigenlijk pas kunnen vertellen over hun ervaringen, als ze een tijd weg zijn uit een instelling.

Het is waardevol dat Jason de ervaringen van de jeugdigen met wie hij sprak kon en mocht delen met de IGJ. Op basis van deze signalen heeft de IGJ onaangekondigd toezicht uitgevoerd en onderzoek ingesteld naar deze signalen. De signalen waren voor de VNG reden om een opnamestop in te stellen. Naar aanleiding van de eerste terugkoppeling van het toezicht besloot iHUB om één van de twee groepen te sluiten en een team op non-actief te stellen. Ook Pactum ondernam directe acties.

Het toezicht naar de ZIKOS-afdelingen naar aanleiding van recente signalen is nog niet afgerond, daar werkt de IGJ nu hard aan.38 Tot de openbaarmaking van de inspectierapporten kan de IGJ niet verder ingaan op de bevindingen en het toezicht.

De IGJ gaat onderzoeken hoe de informatie van ervaringsdeskundigen beter gebruikt kan worden in het toezicht. De aanbevelingen van het rapport worden hierin meegenomen. De IGJ gaat reflecteren op het eigen toezicht op de ZIKOS-afdelingen. Hier wil de IGJ ook andere stakeholders bij betrekken.

Verder lezen de leden van de BBB-fractie dat voor 2008 kinderen zonder strafblad regelmatig werden opgesloten in de jeugdgevangenis. Toen de overheid daarmee wilde stoppen, is de gesloten jeugdzorg ontstaan. Deze leden vinden net als het onderzoek dat de aanname dat dit personeel geschikt is voor het behandelen van psychiatrische problematiek zeer onterecht is gebleken. De medewerkers vertelden dat zij onvoldoende waren uitgerust om de psychiatrische groep jongeren te behandelen. Dat had enerzijds te maken met een gebrek aan middelen, zoals voldoende personeel. Anderzijds was het personeel niet voldoende specifiek opgeleid om met de complexe doelgroep te werken. Zij legden uit dat medewerkers van ZIKOS initieel veelal uit de gevangenis kwamen. Ook de medewerkers vertelden dat de cultuur zeer repressief was. Er was geen sprake van een open werkklimaat en zij hebben zich niet gesteund gevoeld door de afdelingshoofden en gedragswetenschappers. Het klimaat voelde ook voor medewerkers onveilig. Wat is de visie van de Staatssecretaris hierop? Was het besluit om gevangenispersoneel in te zetten voor de behandeling van kwetsbare jongeren, die liefde en ondersteuning nodig hadden, een verkeerde beslissing?

Alvorens in te gaan op deze vraag merk ik op dat aan het onderzoek slechts drie (oud)medewerkers van ZIKOS meegewerkt hebben. Ik kan daarom niet goed beoordelen hoe representatief hun ervaringen zijn. Verder is het van belang om te realiseren dat de plaatsing in de gesloten jeugdhulp weliswaar nooit op basis van een strafrechtelijke maatregel is, maar dat sluit niet uit dat jongeren in de gesloten jeugdhulp (ooit) verdacht of veroordeeld waren voor een strafbaar delict. Onderzoek over jongeren die in jaren 2015–2018 geplaatst waren in een instelling voor gesloten jeugdhulp wees uit dat ongeveer een kwart in de drie maanden voorafgaand aan plaatsing verdacht werd van een misdrijf.39 Dat laat onverlet dat jongeren in de gesloten jeugdhulp geplaatst worden om te voorkomen dat zij aan de noodzakelijke jeugdhulp onttrokken of onttrokken zouden worden.

Daarnaast lezen de leden van de BBB-fractie dat sommige jongeren aangaven dat zij beter geplaatst hadden kunnen worden in een open voorziening, zoals gezinshuizen, pleeggezinnen, open residentiële jeugdzorg, of de licht verstandelijke beperking (LVB-)zorg. Een aantal jongeren zou ook ambulante behandeling hebben gewild. Daarnaast gaven jongeren aan dat zij behoefte hadden aan een veilige omgeving met liefde en nabijheid. Zij verlangden naar iemand met wie zij gewoon konden praten en van wie zij een knuffel konden krijgen. Kan de Staatssecretaris reageren op deze voorstellen?

Elke jongere heeft recht op liefdevolle en goede zorg en daar moeten we altijd naar streven. Mede daarom ben ik ook bezig met de transformatie van gesloten jeugdhulp. Hierbij zetten Rijk, gemeenten en aanbieders zich in voor de liefdevolle zorg én veiligheid wanneer jeugdigen met complexe en meervoudige problemen dit nodig hebben. Onze ambitie is dat alle gesloten jeugdhulp in 2025 kleinschalig en regionaal georganiseerd is en dat we in 2030 zo dichtbij mogelijk nul gesloten plaatsingen zijn. Voor dat laatste is het noodzakelijk dat we alternatieven voor gesloten jeugdhulp gaan ontwikkelen, opzetten en versterken.

En hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat deze jongeren in de toekomst meer inspraak krijgen? Is het een idee om een adviesorgaan op te richten met jongeren uit de jeugdzorg, die een duidelijke visie hebben op communicatie binnen de jeugdzorg?

Ik vind het belangrijk dat jongeren worden betrokken bij het beleid dat over hen gaat. Jongeren en ervaringsdeskundigen sluiten steeds vaker structureel aan bij overleggen binnen het ministerie en er wordt samengewerkt met jongerenpanels. Zo wordt de Nationale Jeugdraad structureel gefinancierd voor hun projecten, waaronder de projecten die zich richten op de (gesloten) jeugdhulp. Ook stichting ExpEx wordt meerjarig gefinancierd om ervaringsdeskundige jongeren te kunnen blijven betrekken. Specifiek rondom het Uitvoeringsplan Af- en ombouw gesloten jeugdhulp en opbouw alternatieven40 zijn we momenteel met Expex en het Jeugdwelzijnsberaad via Generation Youthcare in gesprek hoe de inzet van ervaringsdeskundigheid verder kan worden versterkt. Daarnaast is ervaringsdeskundigenperspectief betrokken bij het Consortium Kleinschaligheid en binnen het project «Ik laat je niet alleen» over het verminderen van gedwongen afzondering in de gesloten jeugdhulp.

Momenteel werk ik ook aan een voorstel om jongerenparticipatie structureel vorm te geven binnen landelijk beleid, middels een nationale jeugdstrategie. Een nationale jeugdstrategie heeft als doel dat jongeren duurzaam en structureel kunnen participeren op thema’s die voor hen belangrijk zijn. Met een nationale jeugdstrategie wordt vastgelegd hoe jongeren participeren op beleid (versterken inspraak) en wordt vastgelegd op welke thema’s gerichte actie moet komen vanuit het kabinet. In de Jeugdbrief van december 2023 heb ik aangekondigd dat ik voornemens ben een nationale jeugdstrategie te gaan ontwikkelen en naar verwachting kan begin Q2 een procesvoorstel met uw Kamer gedeeld worden.

Daarnaast vind ik het heel belangrijk dat in de jeugdzorg duidelijk naar de jongeren die het betreft en de professionals gecommuniceerd wordt wat de rechten van deze jongeren zijn. Het is daarbij van belang dat de communicatie voldoende begrijpelijk is. Jeugdstem heeft een «ken je rechten»-boekje uitgegeven. Bovendien ben ik voornemens om een kindvriendelijke versie van de Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp te laten opstellen.

Tenslotte is het cruciaal dat de instelling jongeren (en hun familie) betrekt voor zorg op maat. De instelling moet jongeren (en hun familie) inspraak geven in hun behandeling. Het hulpverleningsplan moet samen met de jeugdige worden opgesteld. De jeugdhulpverantwoordelijke moet bij het opstellen en wijzigen van het hulpverleningsplan zoveel als mogelijk rekening houden met de wensen en voorkeuren van de jeugdige.

Tot slot zijn de leden van de BBB-fractie van mening dat deze jongeren los gezien hadden moeten worden van het label dat de maatschappij hen heeft opgelegd. Alle jongeren hebben kwaliteiten die gezien moeten worden. Deze leden zijn erg geschrokken van dit rapport, ook al waren veel van de bevindingen al eerder naar voren gekomen in andere onderzoeken. Daarom vragen deze leden de Staatssecretaris om de zeven aanbevelingen uit het rapport samen met de jeugdzorg-jongeren te bespreken en te overwegen. Is de Staatssecretaris bereid om dit te doen?

Ja. Hieronder vindt u mijn reactie op de zeven aanbevelingen.

1. Ga over tot sluiten van ZIKOS

Op dit moment geldt een cliëntenstop. Het valt nu nog niet te zeggen voor hoe lang dat het geval is. Dat betekent dat instellingen die nu een jongere zouden willen aanmelden voor een ZIKOS- plaatsing hiervoor een alternatief moeten vinden. Om dat mogelijk te maken heb ik middelen beschikbaar gesteld voor de VNG om OZJ in te zetten. Hun inzet is dat jongeren die verwezen worden naar ZIKOS of daar nu nog verblijven een passende vervolgplek krijgen. Hiervoor heeft OZJ een brief gestuurd naar alle jongeren die op dat moment nog binnen ZIKOS verbleven. Om een passende vervolgplek te organiseren betrekt OZJ ook de regionale expertteams, bovenregionale expertisenetwerken, gecertificeerde instellingen en betreffende zorgorganisatie. Er wordt samen met ouders en jongeren en betrokken zorgverleners een verklarende analyse gemaakt. Tegelijkertijd wordt gekeken of (tijdelijk) overbruggingszorg georganiseerd moet worden, of dat een jongere kan blijven op de huidige plek met de toevoeging van extra behandeling, begeleiding of kennis. Hierbij wordt elke keer, in nauw overleg met jongeren en hun ouders, gekeken naar de specifieke situatie. De VNG beziet de komende maanden mede op basis van het eindrapport van de IGJ of het verantwoord is om de ZIKOS-plaatsen definitief te sluiten.

2. Organiseer passende zorg voor jongeren met een ZIKOS-indicatie

Zoals hierboven beschreven zijn we daar druk mee bezig. Voor een structurele oplossing is het noodzakelijk dat de (gesloten) jeugdhulp en de jeugd-ggz beter gaan samenwerken. Alleen dan kunnen deze jongeren de bepleite zorg van hoge kwaliteit krijgen. Samen met de VNG wil ik hierover met deze sectoren afspraken maken.

3. Maak excuus aan kinderen die op een ZIKOS-afdeling zijn geplaatst

Ik ben van mening dat er erkenning moet komen voor het leed dat jongeren hebben ervaren. Dat moeten we zorgvuldig doen. Anders heeft erkenning van leed geen betekenis. Daarom richt ik een proces in om te komen tot erkenning van het leed dat jongeren hebben ervaren. Wij gaan daarom met jongeren in gesprek om van hen persoonlijk te horen wat zij hebben ervaren en waar zij behoefte aan hebben. Ook wordt gesproken met de VNG en aanbieders over hoe we dit vorm geven. De IGJ gaat daarnaast onderzoek doen naar eigen handelen. En de aanbeveling voor onafhankelijk onderzoek uit «Eenzaam gesloten» neem ik over. Ik denk dat dit goed is en zet dit op korte termijn in gang. Deze jongeren verdienen alle zorgvuldigheid en een plan naar de toekomst.

4. Aanspreekpunt en passende hulp voor jongeren en hun naasten die in het verleden op een ZIKOS- afdeling verbleven

Samen met de VNG heb ik OZJ gevraagd een aanspreekpunt te organiseren waar jongeren die op een ZIKOS-afdeling hebben verbleven en hun naasten terecht kunnen.

5. Actief opsporen van geweld

In het verlengde van aanbevelingen van de commissie-De Winter klinkt een pleidooi voor een actief toezicht door de overheid om geweld en repressie op te sporen. Ik heb de IGJ gevraagd in hun toezicht expliciet te vragen naar geweldservaringen.

6. Onderzoek hoe het komt dat er niet eerder is ingegrepen

Deze aanbeveling neem ik over. Dan kan er ook wederhoor zijn bij partijen die nu in het rapport niet of nauwelijks aan het woord komen.

7. Ingrijpende veranderingen bij de inspectie

De IGJ gaat reflecteren op het eigen toezicht op de ZIKOS-afdelingen. Hier wil de IGJ ook andere stakeholders bij betrekken. De IGJ gaat onderzoeken hoe de informatie van ervaringsdeskundigen beter gebruikt kan worden in het toezicht. De aanbevelingen van het rapport worden hierin meegenomen.

En wat is de visie van de Staatssecretaris op het principe van «high trust – high penalty», wat betekent dat bij het overtreden van de wet een opnamestop wordt ingesteld en bij meerdere signalen binnen één jaar tijd de instelling wordt gesloten?

Na een melding kan de IGJ een onderzoek instellen. Afhankelijk van de uitkomsten van dit onderzoek, kan dit leiden tot een (tijdelijke) opnamestop totdat de instelling voldaan heeft aan de gestelde eisen. Op de website van de IGJ wordt uitleg gegeven over de inrichting van het toezicht en de mogelijk in te zetten interventies. Als de IGJ vaststelt dat de kwaliteit van zorgverlening onvoldoende is of de kans op vermijdbare schade groot, grijpen ze in. Het interventiebeleid van de IGJ beschrijft de maatregelen die genomen kunnen worden nadat een normafwijking is geconstateerd en hoe deze interventies worden toegepast.41

Interventies van de IGJ zijn altijd gericht op het opheffen van de geconstateerde normafwijking en daardoor op leren en verbeteren door de aanbieder. De IGJ is dan ook niet de partij om een aanbieder te sluiten. De inkoper kan bijvoorbeeld op basis van bevindingen van de IGJ wel besluiten de zorg niet meer in te kopen of geen jeugdigen meer te plaatsen.

Bij een bevel, een van de zwaarst in te zetten maatregelen van de IGJ, kan overgegaan worden tot verplichte overplaatsing van cliënten. Deze maatregel kan echter maar voor de duur van zeven dagen worden afgegeven. De IGJ moet dan opnieuw toetsen of de geconstateerde normafwijkingen zijn opgeheven en de hulp dus weer voortgang kan krijgen of het bevel verlengd moet worden.

Om een bevel op te kunnen leggen moet de IGJ constateren dat er sprake is van een acuut onveilige situatie voor de jeugdige en dit zo nodig bij een bestuursrechter kunnen aantonen.

Om een bevel op te kunnen leggen moet de IGJ constateren dat er sprake is van een acuut onveilige situatie voor de jeugdige en dit zo nodig bij een bestuursrechter kunnen aantonen. Dit heeft de IGJ in het toezicht tot nu toe niet geconstateerd.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het rapport «Eenzaam gesloten». Deze leden willen allereerst hun waardering uitspreken voor dit rapport. Zij benadrukken dat de ervaringen van de grote groep jongeren die in het rapport worden beschreven zeer schokkend zijn, maar erkennen daarbij wel dat de auteur terecht opmerkt dat er al jarenlang vergelijkbare signalen naar voren zijn gebracht over de ZIKOS-afdelingen. Zij hebben dan ook een aantal kritische vragen en opmerkingen. De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris hoe het kan dat de misstanden die in het rapport worden beschreven nog zo lang door hebben kunnen gaan, ondanks dat er al jarenlang signalen voor die misstanden waren. Daarbij merken deze leden op dat het rapport laat zien dat de ervaringen over tijd stabiel zijn, wat erop wijst dat de situatie in al die tijd dus ook niet of nauwelijks is verbeterd.

Naast het agenderen van knelpunten in de sector heeft de IGJ ook op instellingsniveau toezicht uitgevoerd op de ZIKOS-afdelingen. Hieronder contextinformatie over de gesloten jeugdzorg en de inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen en relevante toezichtsactiviteiten van de laatste vijf jaar:

2019

Naar aanleiding van signalen afgegeven door onder andere belangenvertegenwoordigers, in de pers, dat er sprake was van veel vrijheidsbeperking in de gesloten jeugdzorg startte de IGJ in 2019 een toezichtstraject met de focus op het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen. Op basis van een verkennend toezicht in de gesloten jeugdzorg in dat jaar constateerde de inspectie dat instellingen zelf invloed hadden op een aantal factoren om vrijheidsbeperking minder in te zetten; zoals de organisatiecultuur en de invoering van een bepaalde methodiek. De oplossing voor andere factoren lag deels buiten de instellingen, zoals invloed op de groepsgrootte en de continuïteit van personeel. De IGJ benoemde een gezamenlijke opdracht voor het rijk, de gemeenten, de brancheorganisaties en de instellingen om te werken aan de voorwaarden voor een ontwikkelingsgericht klimaat in de instellingen. De afgelopen jaren heeft de IGJ in haar toezicht consequent aandacht voor het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen.

2021–2022

In de afgelopen jaren heeft de IGJ meerdere bezoeken gebracht aan de ZIKOS-afdelingen. Zo heeft de IGJ in 2021 een onderzoek ingesteld naar een mogelijk repressief klimaat op ’t Anker. Hierop is een verbetertraject ingezet. De IGJ concludeerde in 2022 onder meer dat er maatregelen waren doorgevoerd die de onderliggende oorzaken die het repressieve klimaat in stand hielden aanpakten. De groepsgrootte is in die periode onder meer verkleind waardoor medewerkers meer tijd en aandacht konden besteden aan de jeugdigen. Ook waren het aantal plaatsingen in de isoleercel en de frequentie van het toepassen van vrijheidsbeperking zoals vasthouden en fixeren sterk afgenomen. De IGJ sloot het verbetertraject af maar bleef aandacht vragen voor investering in het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen. Sinds dit verbetertraject heeft de IGJ geen actuele signalen over de ZIKOS ontvangen die wezen op een klimaat waarin sprake was van (verbaal) grensoverschrijdende bejegening.

2023–2024

De inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen zoals plaatsing op de kamer is onderwerp van aandacht gebleven voor de inspectie en vraagt hierop verbetering. Zie onder meer de rapporten over af- en ombouw gesloten jeugdzorg die de inspectie dit jaar over publiceerde.

Voor de ZIKOS van ’t Anker stelt de IGJ onder meer het niet acceptabel te vinden dat jongeren op hun kamer moeten verblijven, omdat er andere jongeren op de groep zijn en niet omdat dit voor hun veiligheid of behandeldoelen nodig is. Dit is wettelijk niet toegestaan. Daarnaast heeft een deel van de jongeren onderliggende psychiatrische problematiek, die binnen ’t Anker niet afdoende behandeld kan worden. Hierop wordt verbetering gevraagd en tegelijkertijd geconstateerd dat ’t Anker hiervoor deels afhankelijk is van andere factoren.

Voor de ZIKOS in Zetten gold dat de jeugdhulpverleners zich zorgen maakten over de implementatie van de veldnormen en de nieuwe wet. Medewerkers vertelden de inspectie dat ze zien dat iedereen wel de wil heeft om de inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen naar beneden te brengen, en echt te werken vanuit het «nee-tenzij» principe en alternatieven in te zetten, maar dat er belemmeringen zijn onder andere door het grote verloop onder de medewerkers, de werkdruk, de groepsgrootte, de (inrichting van de) gebouwen en een gebrek aan scholing en ondersteuning.

In deze neemt ingrijpen op instellingsniveau neemt de geconstateerde knelpunten in het stelsel niet weg. Het ontbreekt dan nog steeds aan veilige passende hulp met voldoende deskundige hulpverleners. Signalen over (verbaal) grensoverschrijdend gedrag waren bij de IGJ ten tijde van dit toezicht niet bekend en zijn hierin niet meegewogen.

In dit toezicht op de gesloten jeugdzorg, waaronder de ZIKOS-afdelingen, sprak de IGJ met veel jeugdigen waaronder ook jeugdigen die op de ZIKOS verbleven. Ter voorbereiding op het toezicht sprak de IGJ met 81 jeugdigen en tijdens het toezicht in het najaar van 2023 met 85 jeugdigen. Dit probeert de IGJ zo goed als mogelijk te doen. We moeten constateren dat er factoren zijn die maken dat de signalen over (verbale) grensoverschrijdende bejegening van deze jeugdigen tijdens deze gesprekken niet boven tafel zijn gekomen. Dit kan bijvoorbeeld komen doordat het moeilijk is voor jeugdigen om zomaar hun verhaal te vertellen terwijl ze in een afhankelijkheidspositie zitten of, zoals Jason zegt, dat jeugdigen eigenlijk pas kunnen vertellen over hun ervaringen, als ze een tijd weg zijn uit een instelling.

Het is waardevol dat Jason de ervaringen van de jeugdigen met wie hij sprak kon en mocht delen met de IGJ. Op basis van deze signalen heeft de IGJ onaangekondigd toezicht uitgevoerd en onderzoek ingesteld naar deze signalen. De signalen waren voor de VNG reden om een opnamestop in te stellen. Naar aanleiding van de eerste terugkoppeling van het toezicht besloot iHUB om één van de twee groepen te sluiten en een team op non-actief te stellen. Ook Pactum ondernam directe acties.

Het toezicht naar de ZIKOS-afdelingen naar aanleiding van recente signalen is nog niet afgerond, daar werkt de IGJ nu hard aan.42 Tot de openbaarmaking van de inspectierapporten kan de IGJ niet verder ingaan op de bevindingen en het toezicht.

De IGJ gaat onderzoeken hoe de informatie van ervaringsdeskundigen beter gebruikt kan worden in het toezicht. De aanbevelingen van Jason worden hierin meegenomen. De IGJ gaat reflecteren op het eigen toezicht op de ZIKOS-afdelingen. Hier wil de IGJ ook andere stakeholders bij betrekken.

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat dit rapport serieus moet worden opgepakt en dat de aanbevelingen moeten worden opgevolgd. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat hij aan de slag gaat met alle aanbevelingen uit het rapport?

Ik deel de ernst van dit rapport. Ik ga aan de slag met alle zeven aanbevelingen uit het rapport.

Is hij ook bereid om excuses aan te bieden aan de jongeren die op de ZIKOS-afdelingen hebben gezeten voor het feit dat er vanuit de overheid zo lang niet is ingegrepen, ondanks alle signalen van misstanden?

Ik ben van mening dat er erkenning moet komen voor het leed dat jongeren hebben ervaren. Dat moeten we zorgvuldig doen. Anders heeft erkenning van leed geen betekenis. Daarom richt ik een proces in om te komen tot erkenning van het leed dat jongeren hebben ervaren. Wij gaan daarom met jongeren in gesprek om van hen persoonlijk te horen wat zij hebben ervaren en waar zij behoefte aan hebben. Ook wordt gesproken met de VNG en aanbieders over hoe we dit vorm geven. De IGJ gaat daarnaast onderzoek doen naar eigen handelen. En de aanbeveling voor onafhankelijk onderzoek uit «Eenzaam gesloten» neem ik over. Ik denk dat dit goed is en zet dit op korte termijn in gang. Deze jongeren verdienen alle zorgvuldigheid en een plan naar de toekomst.

De leden van de SP-fractie lezen in het rapport dat zowel jongeren als (oud-)medewerkers en zelfs de IGJ hebben aangegeven dat het personeel op de ZIKOS-afdelingen onvoldoende was opgeleid om te werken met de doelgroep. Het personeel zou zelfs veelal afkomstig zijn uit het gevangeniswezen. Hoe kan het dat medewerkers die hiervoor niet waren opgeleid toch veel werd ingezet op de ZIKOS- afdelingen? Welke opleidingseisen worden en werden er door de zorginstellingen gesteld aan personeel dat wordt ingezet op de ZIKOS-afdelingen? Welke opleidingseisen worden er vanuit de overheid gesteld aan personeel dat wordt ingezet op de ZIKOS-afdelingen?

Jeugdigen die op ZIKOS-afdelingen worden geplaatst, hebben complexe en meervoudige gedrags- en psychiatrische problemen. Uit het afwegingskader van het Kwaliteitskader Jeugd volgt daarom dat de taken op een ZIKOS-afdeling door of onder verantwoordelijkheid van een SKJ- of Wet BIG-geregistreerde jeugdprofessional worden uitgevoerd.

ZIKOS is één van de landelijke functies waarvoor de VNG namens alle gemeenten afspraken maakt met aanbieders die een essentiële, landelijke functie vervullen in het zorglandschap. Voor ZIKOS heeft de VNG een raamovereenkomst gesloten met de aanbieders iHUB en Pactum. Ten grondslag aan deze overeenkomst ligt een programma van eisen. Als het gaat om specifieke opleidingseisen is daarover opgenomen dat de betrokken professionals (agogisch werker, groepswerker, kinder- en jeugdpsychiater) naast hun initiële opleiding extra vaardigheden dienen te hebben (opgedaan) in de behandeling van jeugdigen met complexe gedrags- en psychiatrische problematiek, in combinatie met suïcidaliteit.

Inmiddels krijgen jeugdigen in de gesloten jeugdhulp een jeugdhulpverantwoordelijke toegewezen. Die moeten voldoen aan de eisen van de Regeling Jeugdwet.

Hoe zit dat bij andere vormen van jeugdzorg die zijn gericht op zeer kwetsbare kinderen? In hoeverre zijn deze opleidingseisen volgens de Staatssecretaris voldoende?

Voor alle vormen van Jeugdzorg geldt dat jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen verantwoorde hulp moeten verlenen. In beginsel dienen jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen de taken door of onder verantwoordelijkheid van SKJ- of Wet BIG-geregistreerde professionals uit te laten voeren. Niet-geregistreerde jeugdprofessionals kunnen alleen worden ingezet indien de jeugdhulpaanbieder aannemelijk kan maken dat de kwaliteit van de uit te voeren taak waardoor niet nadelig wordt beïnvloed. Het veld heeft in het Kwaliteitskader Jeugd nader uitgewerkt dat jeugdhulp voor kinderen met zeer complexe en risicovolle problematiek door of onder de verantwoordelijkheid van een SKJ- of Wet BIG geregistreerde professional moet worden uitgevoerd.

De leden van de SP-fractie benadrukken dat het op dit moment ook zeer belangrijk is om snel een oplossing te vinden voor de groep jongeren die momenteel nog op de ZIKOS-afdelingen zit of die daar zou worden geplaatst als er geen opnamestop zou zijn. Dit rapport maakt duidelijk dat die jongeren er geen baat bij hebben om op de ZIKOS-afdelingen te worden geplaats en daar in veel gevallen zelfs meer schade van ondervinden. Deze jongeren hebben echter nog steeds wel een plek nodig die wel passend en veilig voor hen is, waar ze wel de zorg, aandacht en ondersteuning kunnen krijgen die zij nodig hebben. Hoe kan dit voor deze groep geregeld worden? Waar kunnen zij nu terecht? Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat deze jongeren nu eindelijk wel de zorg, aandacht en ondersteuning kunnen krijgen die zij nodig hebben?

De VNG heeft het OZJ gevraagd om te helpen zodat jongeren (die verwezen worden naar ZIKOS of daar nu nog verblijven) een passende vervolgplek krijgen. Hiervoor heeft OZJ een brief gestuurd naar alle jongeren die op dat moment nog binnen ZIKOS verbleven. Ook verwijzers worden (al dan niet via de zorginstellingen) verwezen naar OZJ. Om een passende vervolgplek te organiseren worden ook de regionaal expertteams, bovenregionale expertisenetwerken, gecertificeerde instellingen en betreffende zorgorganisatie betrokken. Er wordt samen met ouders en jongeren en betrokken zorgverleners een verklarende analyse gemaakt. En indien noodzakelijk een panel van inhoudelijk deskundigen georganiseerd. Tegelijkertijd wordt gekeken of (tijdelijk) overbruggingszorg georganiseerd moet worden, of dat een jongere kan blijven op de huidige plek met de toevoeging van extra behandeling, begeleiding of kennis. Hierbij wordt elke keer, in nauw overleg met jongeren en hun ouders, gekeken naar de specifieke situatie.

Tot slot willen de leden van de SP-fractie onderstrepen dat de huidige crisis in de jeugdzorg niet het moment is voor een bezuinigingsopgave. Het moet in de discussie over de toekomst van de jeugdzorg nu vooral gaan over hoe kwetsbare jongeren de hulp en zorg gegeven kan worden die zij nodig hebben, niet om ombuigingen, taakstellingen en bezuinigingen. Iedere keer dat er gediscussieerd moet worden over geld, kan dat afleiden van de noodzakelijke veranderingen die nodig zijn om jongeren beter te kunnen helpen. Er zijn genoeg plekken in de jeugdzorg waar geld bespaard kan worden door bijvoorbeeld commerciële belangen uit de zorg te slopen, maar van tevoren alvast een bezuiniging inboeken creëert het risico dat dit ten koste gaat van de jongeren en dat is momenteel wel het laatste wat we kunnen gebruiken. Daarom doen deze leden een klemmend beroep op het kabinet om de hervormingsagenda jeugdzorg niet te blijven koppelen aan een bezuinigingsopgave van een miljard euro en de volstrekt onverantwoorde voorgenomen bezuiniging van 511 miljoen euro te schrappen.

In de Hervormingsagenda jeugdzorg heb ik met partijen een uitgebreid pakket aan maatregelen afgesproken dat moet leiden tot een beter en beheersbaar stelsel. Onderdeel van deze agenda zijn ook afspraken met de VNG over het financiële kader, waarin naast afspraken over extra middelen ook afspraken over besparingen zijn opgenomen. Op dit moment wordt hard gewerkt aan de implementatie van de verschillende maatregelen.

Het is aan een nieuw kabinet over de structurele invulling van de besparing van € 511 mln. te besluiten of de besparing te schrappen door middel van het vinden van alternatieve dekking. Indien er op korte termijn geen nieuw kabinet is gevormd, zal het demissionaire kabinet zijn verantwoordelijkheid nemen om een passende oplossing te zoeken voor de ingeboekte besparingen, mede in het licht van de overheidsfinanciën.

Als het Rijk er niet in slaagt om de besparing tijdig in te vullen, dan wordt daar in het voorjaar van het voorafgaande jaar duidelijkheid over gegeven. De besparingsopgave voor 2024 is reeds teruggedraaid. Bij de komende Voorjaarsnota zal de Kamer verder worden geïnformeerd.


  1. Commissie De Winter, 12 juni 2019, «Onvoldoende beschermd. Geweld in de Nederlandse jeugdzorg van 1945 tot heden»↩︎

  2. Kamerstuk 31 839, nr. 634.↩︎

  3. Move professionals, september 2022, «Onderzoeksrapport Behandelcentrum Woodbrookers (BWB)», (https://jeugdhulpfriesland.nl/media/documenten/onderzoeksrapport-woodbrookers/rapport-move-professionals-geanonimiseerd.pdf).↩︎

  4. Move professionals, september 2022, «Onderzoeksrapport Behandelcentrum Woodbrookers (BWB)», (https://jeugdhulpfriesland.nl/media/documenten/onderzoeksrapport-woodbrookers/rapport-move-professionals-geanonimiseerd.pdf), pagina 47: «Geconcludeerd kan worden dat door deze kernoorzaken, binnen de geschetste context, BWB niet was toegerust om in deze complexe casussen, waarbij het gezinssysteem (in een vrijwillig kader) zo'n grote rol speelt, passende zorg en behandeling te bieden». De kernoorzaken worden genoemd in het rapport↩︎

  5. Algemeen Dagblad, 12 maart 2024, «Getuigenissen over misstanden in gesloten jeugdzorg: extreem isolement en vernederingen».↩︎

  6. 2024Z04122↩︎

  7. NOS, 15 maart 2024, «Tegemoetkoming voor 22.500 mensen die in jeugdzorg geweld meemaakten», (https://nos.nl/artikel/2512812-tegemoetkoming-voor-22-500-mensen-die-in-jeugdzorg-geweld-meemaakten).↩︎

  8. IGJ, januari 2021, «De inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen binnen ’t Anker», (https://www.igj.nl/zorgsectoren/jeugd/publicaties/rapporten/2021/02/11/horizon-jeugdzorg-en-onderwijs-locatie-%E2%80%98t-anker-jeugdzorgplus-harreveld).↩︎

  9. IGJ, januari 2022, «Hertoets: De inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen binnen ’t Anker», (Horizon Jeugdzorg en Onderwijs (onderdeel van iHub), locatie ‘t Anker, JeugdzorgPlus, Harreveld | Rapport | Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (igj.nl)).↩︎

  10. IGJ, oktober 2023, «Casusonderzoek SAVE, Pluryn, Yeph en ZIKOS Horizon en reactie SAVE en iHUB», (https://www.igj.nl/zorgsectoren/jeugd/publicaties/rapporten/2023/10/24/casusonderzoek-save-pluryn-yeph-en-zikos-horizon).↩︎

  11. IGJ, juni 2021, «Pactum, locatie Zetten», (https://www.igj.nl/zorgsectoren/jeugd/publicaties/rapporten/2021/07/20/rapport-pactum-locatie-zetten).↩︎

  12. KPMG, december 2023, «Een verkenning naar de kosten van af en ombouw van gesloten jeugdhulp en op te bouwen varianten,» (https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2023/12/14/een-verkenning-naar-de-kosten-van-af-en-ombouw-van-gesloten-jeugdhulp-en-op-te-bouwen-varianten ).↩︎

  13. IGJ, juli 2019, «Samenwerking tussen kinder- en jeugdpsychiatrie, jeugdhulp en gemeenten essentieel,» (https://www.igj.nl/publicaties/rapporten/2019/07/16/onderzoek-naar-aanleiding-van-het-overlijden-van-een-jeugdige).↩︎

  14. IGJ, februari 2019, «casusonderzoek Gelderland- onderzoek na suïcide van een jongere,» (https://www.igj.nl/publicaties/rapporten/2023/10/24/casusonderzoek-save-pluryn-yeph-en-zikos-horizon).

    IGJ, november 2019, «Ottho Gerhard Heldringstichting, Zetten,» (https://www.igj.nl/publicaties/rapporten/2019/11/20/ottho-gerhard-heldringstichting-zetten).↩︎

  15. IGJ, juli 2021, «Rapport Pactum, Locatie Zetten,» (https://www.igj.nl/publicaties/rapporten/2021/07/20/rapport-pactum-locatie-zetten).↩︎

  16. Jeugdzorg Nederland, oktober 2022, «Veldnormen terugdringen vrijheidsbeperkende maatregelen,» (https://www.jeugdzorgnederland.nl/wp-content/uploads/2017/03/JEU-Veldnormen-okt2022-2.pdf).↩︎

  17. IGJ, februari 2024, «Onvoldoende passende hulp in de JeugdzorgPlus: verslag + 15 rapporten,» (https://www.igj.nl/zorgsectoren/jeugd/publicaties/rapporten/2024/02/29/factsheet-onvoldoende-passende-hulp-in-de-jeugdzorgplus).↩︎

  18. Commissie De Winter, 12 juni 2019, «Onvoldoende beschermd. Geweld in de Nederlandse jeugdzorg van 1945 tot heden,» (https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2019/06/12/onvoldoende-beschermd-geweld-in-de-nederlandse-jeugdzorg-van-1945-tot-heden)↩︎

  19. Kamerstukken 2018–2019, 31 839, nr. 634.↩︎

  20. Bijlage bij Kamerstukken 2021–2022, 31 839, nr. 812↩︎

  21. IGJ, oktober 2023, «Casusonderzoek SAVE, Pluryn, Yeph en ZIKOS Horizon en reactie SAVE en iHUB,» (https://www.igj.nl/publicaties/rapporten/2023/10/24/casusonderzoek-save-pluryn-yeph-en-zikos-horizon).↩︎

  22. Kamerstukken 2021–2022, 35 942, nr. 3↩︎

  23. Move professionals, september 2022, «Onderzoeksrapport Behandelcentrum Woodbrookers (BWB),» (https://jeugdhulpfriesland.nl/media/documenten/onderzoeksrapport-woodbrookers/rapport-move-professionals-geanonimiseerd.pdf).↩︎

  24. Move professionals, september 2022, «Onderzoeksrapport Behandelcentrum Woodbrookers (BWB),» (https://jeugdhulpfriesland.nl/media/documenten/onderzoeksrapport-woodbrookers/rapport-move-professionals-geanonimiseerd.pdf), pagina 47: «Geconcludeerd kan worden dat door deze kernoorzaken, binnen de geschetste context, BWB niet was toegerust om in deze complexe casussen, waarbij het gezinssysteem (in een vrijwillig kader) zo'n grote rol speelt, passende zorg en behandeling te bieden». De kernoorzaken worden genoemd in het rapport.↩︎

  25. https://www.ad.nl/binnenland/51-getuigenissen-over-misstanden-in-gesloten-jeugdzorg-extreem-isolement-en-vernederingen~ac628892/↩︎

  26. 2024Z04122↩︎

  27. NOS, 15 maart 2024, «Tegemoetkoming voor 22.500 mensen die in jeugdzorg geweld meemaakten», (https://nos.nl/artikel/2512812-tegemoetkoming-voor-22–500-mensen-die-in-jeugdzorg-geweld-meemaakten). Uit de cijfers van het Schadefonds Geweldsmisdrijven blijkt dat van de 22.409 toewijzingen er 6.806 uit de verblijfsperiode 2010–2019 en 6.830 uit 2000–2009 waren.↩︎

  28. IGJ, januari 2021, «De inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen binnen ’t Anker», (https://www.igj.nl/zorgsectoren/jeugd/publicaties/rapporten/2021/02/11/horizon-jeugdzorg-en-onderwijs-locatie-%E2%80%98t-anker-jeugdzorgplus-harreveld).↩︎

  29. IGJ, januari 2022, «Hertoets: De inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen binnen ’t Anker», (Horizon Jeugdzorg en Onderwijs (onderdeel van iHub), locatie ‘t Anker, JeugdzorgPlus, Harreveld | Rapport | Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (igj.nl)).↩︎

  30. IGJ, oktober 2023, «Casusonderzoek SAVE, Pluryn, Yeph en ZIKOS Horizon en reactie SAVE en iHUB», (https://www.igj.nl/zorgsectoren/jeugd/publicaties/rapporten/2023/10/24/casusonderzoek-save-pluryn-yeph-en-zikos-horizon).↩︎

  31. IGJ, juni 2021, «Pactum, locatie Zetten», (https://www.igj.nl/zorgsectoren/jeugd/publicaties/rapporten/2021/07/20/rapport-pactum-locatie-zetten).↩︎

  32. IGJ, maart 2022 «IGJ Interventiebeleid,» (https://www.igj.nl/onderwerpen/maatregelen/documenten/publicaties/2022/03/17/igj-interventiebeleid)↩︎

  33. IGJ, december 2018, «Leidraad meldingen jeugd,» (https://www.igj.nl/zorgsectoren/jeugd/publicaties/richtlijnen/2015/10/1/leidraad-meldingen-jeugd)↩︎

  34. IGJ, februari 2024, «Onvoldoende passende hulp in de JeugdzorgPlus,» (https://www.igj.nl/publicaties/rapporten/2024/02/29/factsheet-onvoldoende-passende-hulp-in-de-jeugdzorgplus)↩︎

  35. IGJ, februari 2024, «Onvoldoende passende hulp in de JeugdzorgPlus,» (https://www.igj.nl/publicaties/rapporten/2024/02/29/factsheet-onvoldoende-passende-hulp-in-de-jeugdzorgplus)↩︎

  36. IGJ, maart 2023, «Toezicht IGJ op ZIKOS-afdelingen in Harreveld en Zetten,» (https://www.igj.nl/actueel/nieuws/2024/03/06/toezicht-igj-op-zikos-afdelingen-in-harreveld-en-zetten).↩︎

  37. IGJ, februari 2024, «Onvoldoende passende hulp in de JeugdzorgPlus,» (https://www.igj.nl/publicaties/rapporten/2024/02/29/factsheet-onvoldoende-passende-hulp-in-de-jeugdzorgplus↩︎

  38. IGJ, maart 2023, «Toezicht IGJ op ZIKOS-afdelingen in Harreveld en Zetten,» (https://www.igj.nl/actueel/nieuws/2024/03/06/toezicht-igj-op-zikos-afdelingen-in-harreveld-en-zetten).↩︎

  39. Praktikon, 2019 «Eindrapport Jongeren met stafbare feiten in de JeugdzorgPlus,» (https://projecten.zonmw.nl/sites/zonmw/files/typo3-migrated-files/Eindrapport_Jongeren_met_strafbare_feiten_in_de_JeugdzorgPlus_openbaar.pdf)↩︎

  40. Kamerstukken II, 2022–2023, 31 839, nr. 924.↩︎

  41. IGJ, maart 2023, «IGJ Interventiebeleid,» (https://www.igj.nl/onderwerpen/maatregelen/documenten/publicaties/2022/03/17/igj-interventiebeleid).↩︎

  42. IGJ, maart 2023, «Toezicht IGJ op ZIKOS-afdelingen in Harreveld en Zetten,» (https://www.igj.nl/actueel/nieuws/2024/03/06/toezicht-igj-op-zikos-afdelingen-in-harreveld-en-zetten).↩︎