[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag

Wijziging van de Warenwet en de Tabaks- en rookwarenwet in verband met aanpassingen overwegend ter verbetering van toezicht en handhaving en aanpassingen van technische aard

Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader)

Nummer: 2024D12075, datum: 2024-03-27, bijgewerkt: 2024-06-05 15:06, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36503-5).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36503 -5 Wijziging van de Warenwet en de Tabaks- en rookwarenwet in verband met aanpassingen overwegend ter verbetering van toezicht en handhaving en aanpassingen van technische aard.

Onderdeel van zaak 2024Z02614:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

36 503 Wijziging van de Warenwet en de Tabaks- en rookwarenwet in verband met aanpassingen overwegend ter verbetering van toezicht en handhaving en aanpassingen van technische aard

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 27 maart 2024

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

I. Algemeen deel

1. Inleiding

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de Wijziging van de Warenwet en de Tabaks- en rookwarenwet in verband met aanpassingen overwegend ter verbetering van toezicht en handhaving en aanpassingen van technische aard en hebben daarover nog enkele opmerkingen en vragen.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie staan positief tegenover de wijziging van het voorliggende wetsvoorstel. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn ervan overtuigd dat de wijziging betreft de bevoegdheid van een dwangbevel voor de Minister en de uitbreiding van de grondslag voor het verbieden van de verkoop op afstand van tabaksproducten de handhaving van tabaksregelgeving ten goede zullen komen.

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele vragen over de regelgeving rondom rauwe melk en over de verruiming van het aanprijzingsverbod rondom piercers en tatoeëerders.

De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben daarbij nog enkele vragen.

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben nog een aantal vragen over de memorie van toelichting.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en hebben daarover nog enkele vragen. Zij maken van de gelegenheid gebruik om te verwijzen naar de aangenomen motie-Kuik/Van Esch (Kamerstuk 32 793, nr. 658) en de aangenomen motie-Krul (Kamerstuk 36 410 XVI, nr. 63) over manieren om het aantal verkooppunten van tabak terug te dringen. Deze leden vragen de regering wat de status is van het onderzoek naar een afstandscriterium voor verkooppunten van tabak en vapes op plaatsen waar vaak jongeren komen. Deze leden zijn nog steeds van mening dat een vergunningenstelsel voor gemeenten de beste oplossing is, maar constateren dat de regering deze beslissing vooruitschuift. Deze leden lezen in de betreffende brief hierover van de regering (Kamerstuk 32 011, nr. 107) dat hij het naar voren halen van het jaar waarin alleen nog verkoop van rookwaren door tabaksspeciaalzaken als alternatief noemt. Deze leden vragen of de regering bereid is om deze optie uit te voeren of tenminste verder te verkennen en deze leden hierover te informeren.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en zij hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.

2. Gevolgen voor regeldruk en financiële gevolgen

De regering geeft aan dat het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) het dossier niet geselecteerd heeft voor een formeel advies, omdat het geen gevolgen voor de regeldruk van burgers en bedrijven heeft. De leden van de PVV-fractie merken op dat zodra een dergelijke meldplicht bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld dit voor de betreffende bedrijven wel regeldruk en financiële gevolgen met zich mee zal brengen. Kan de regering een indicatie geven van de te verwachten regeldruk voor de betreffende bedrijven die rauwe melk of rauwe room produceren en (rechtstreeks) aan de consument leveren? Kan de regering een ruwe schatting geven van het aantal bedrijven dat deze producten produceert? Zo nee, waarom niet?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de regering of er geen extra fte’s nodig zijn bij de handhaving van verkoop op afstand van tabaksproducten? Zo ja, wordt hier financiële ruimte voor gemaakt?

De leden van de BBB-fractie lezen dat zodra een dergelijke meldplicht bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld dit voor de betreffende bedrijven regeldruk en financiële gevolgen met zich zal meebrengen. De levering van rauwe melk aan consumenten, bijvoorbeeld direct uit de melktank of via melkautomaten waaruit consumenten zelf melk kunnen tappen is juist geïntroduceerd met de gedachte om lokale productie en verkoop daarvan te bevorderen. De regering geeft aan dat er zal worden gezocht naar de minst belastende optie.

Kan de regering de leden van de BBB-fractie garanderen dat deze algemene maatregel van bestuur boeren geen disproportionele regeldruk zal geven waardoor het boeren zal demotiveren om lokale tappunten op te zetten?

3. Consultatie

Geen opmerkingen of vragen van de fracties.

4. Handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat «Gelet op de voedselveiligheidsrisico’s en het advies van bureau is het wenselijk om een meldplicht in te voeren voor bedrijven die rauwe melk of rauwe room produceren en aan de consument leveren» en dat er zo meer risicogericht toezicht kan worden gehouden. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen hoe dit toezicht er in de praktijk uit gaat zien? Gaat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) regelmatiger toezicht houden bij bedrijven die rauwe melk of rauwe room produceren en zodoende minder bij de overige zuivelindustrie?

5. Notificatie

Geen opmerkingen of vragen van de fracties.

II. Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

De leden van de PVV-fractie willen weten hoe vaak een voedselinfectie voorkomt na inname van rauwe melk of rauwe room? Wat verandert de meldplicht aan voedselveiligheidrisico’s?

De leden van de VVD-fractie lezen dat in de praktijk blijkt dat aan de verplichting om de consument te informeren over het voor consumptie koken van rauwe melk veelal niet wordt voldaan. Is bekend wat de oorzaken of redenen daarvan zijn? Is er handhavend opgetreden in gevallen deze plicht niet nageleefd is? En als deze informatie wel wordt gegeven, op welke wijze wordt dat meestal gedaan?

Ook lezen de leden van de VVD-fractie dat levering van rauwe melk aan consumenten lijkt toe te nemen en dat dit extra voedselveiligheidsrisico’s oplevert. De leden zijn benieuwd wat de bron is van deze toch wat vage zin in de memorie van toelichting. En is bekend of wordt onderzocht of en hoe rauwmelklevering en -consumptie toeneemt en hoe dit verklaard kan worden?

Deze leden vragen verder hoe het komt dat bedrijven die rauwe melk en room produceren onvoldoende in beeld zijn bij het toezicht, zeker gezien de risico’s die hieromtrent bestaan. Zij ondersteunen dat er een grondslag komt om een meldplicht te kunnen invoeren voor deze bedrijven. Deze leden vragen wel hoe het toezicht op het naleven van deze meldplicht eruit komt te zien. Hoe wordt voorkomen dat aan deze meldplicht in de praktijk niet wordt voldaan zoals dat ook te zien is bij de verplichting om de consument te informeren over het voor consumptie koken van rauwe melk?

De leden van de NSC-fractie lezen dat de praktijk leert dat de consument veelal niet wordt geïnformeerd dat rauwe melk voor consumptie gekookt moet worden. Heeft de regering zicht op het percentage verkopers dat dit ondanks de verplichting niet doet? Weet de regering de redenen waarom dit niet door de verkopers wordt gedaan? Zij zijn benieuwd waarom het toezicht op de verplichting om de consument te informeren over de risico’s van het consumeren van rauwe melk onvoldoende is. De regering geeft aan dat de levering van rauwe melk aan consumenten lijkt toe te nemen. De leden van de NSC-fractie vermoeden dat er geen gegevens geregistreerd over de productie en verkoop van rauwe melk omdat bureau Risicobeoordeling & onderzoek van de NVWA adviseert hier inzicht in te krijgen. Kan de regering dit bevestigen? Kan de regering aangeven waarom niet eerder is geprobeerd hier inzicht in te krijgen aangezien het gaat om een «risicovolle activiteit»? Kan de regering toelichten hoe risicovol deze activiteit precies is? Hoe vaak komen voedselinfecties door rauwe melk voor en wat is de trend hierin? Wat is de exacte, urgente aanleiding om nu wel te investeren in inzicht in deze activiteit? De regering geeft aan dat een meldplicht het mogelijk maakt om het toezicht binnen de zuivelketen meer risicogericht in te richten. Kan de regering toelichten hoe risicogericht toezicht eruitziet of eruit gaat zien? Aangegeven wordt in de memorie van toelichting dat deze wet geen nieuwe regeldruk voor de boer oplevert. Kan de regering toelichten welke extra regels en welke extra kosten voor de boer nodig zijn om te voldoen aan deze wet?

De leden van de CDA-fractie lezen dat wordt voorgesteld om een grondslag te creëren voor een meldplicht voor (agrarische) bedrijven die rauwe melk direct verkopen aan particulieren. Deze leden delen het standpunt dat aan het verkopen van rauwe melk eisen worden gesteld met betrekking tot de hygiëne. Het bevreemdt deze leden echter dat wordt geconstateerd dat uit het voorstel geen regeldruk volgt voor het bedrijfsleven. Het creëren van een grondslag voor een meldplicht is bedoeld om uiteindelijk een meldplicht in te voeren, zo vragen deze leden aan de regering, en zal dus tot regeldruk leiden. Deze leden vragen of de regering deze constatering deelt. De redenering dat dit wetsvoorstel slechts de grondslag creëert voor een meldplicht en niet de meldplicht zelf is voor deze leden onvoldoende. Deze leden vinden het noodzakelijk om eerst een deugdelijke regeldruktoets ontvangen voordat dit voorstel verder kan worden behandeld en vragen de regering hierop een serieuze toets te doen.

Artikel I, onderdelen C, onder 1, en H, onder 1

De leden van de NSC-fractie lezen dat betaling van de kosten door middel van de dwangbevelbevoegdheid zonder tussenkomst van de rechter kan worden afgedwongen. Hiermee vereenvoudigt de dwangbevelbevoegdheid de invordering van verschuldigde kosten. Kan de regering toelichten waarom dit niet eerder zonder tussenkomst van de rechter is geregeld? Zij vragen welke consequenties er verbonden zijn aan de nieuwe voorgestelde procedure voor degenen bij wie de kosten die gemaakt worden voor keuring- en controlewerkzaamheden worden gevorderd?

De leden van de D66-fractie begrijpen dat het hier gaat om slechts een wijziging ten behoeve van het verduidelijken van de wettekst, maar vragen of er meer uitgeweid kan worden over het omslagstelsel. Is er nu sprake van goed afgebakende en geïdentificeerde groep rechtspersonen? Of zijn er groepen die wel geïdentificeerd en afgebakend zijn, en andere niet? Hoeveel kosten zijn hiermee gemoeid voor een gemiddelde exploitant van een levensmiddelenbedrijf? In welke sectoren wordt er op dit moment gebruik gemaakt van het omslagstelsel, vragen de leden van de D66-fractie.

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering enkele voorbeelden kan geven waarin het omslagstelsel is gebruikt of gebruikt zou kunnen worden en of ook voorbeelden gegeven kunnen worden van situaties waarin het «profijtbeginsel» geldt of waarin het «veroorzaker betaalt-beginsel» geldt.

De leden van de BBB-fractie lezen dat alle kosten die samenhangen met keuringen, controles of maatregelen die worden voorgeschreven door een bindend besluit van de Europese Unie, doorberekend kunnen worden. Op basis hiervan kunnen bij ministeriële regeling bedragen opgenomen worden ter vergoeding van kosten voor maatregelen die voortvloeien uit maatregelen die genomen moeten worden indien de bevoegde autoriteiten een niet-naleving hebben vastgesteld. Zij vragen hoe dit bedrag wordt bepaald en hoe de regering dit doorrekent.

Artikel I, onderdelen C, onder 2, en H, onder 2, en artikel II, onderdeel B

De leden van de PVV-fractie vragen waarom het nodig is dat onderhavige wijziging regelt dat de Minister deze bedragen (nadat de gestelde termijn voor betaling is verstreken) bij dwangbevel kan invorderen. De Minister kan de betreffende bedragen verhoogd met de wettelijke rente en de invorderingskosten, invorderen bij dwangbevel. Hoe vaak komt dit voor?

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering nader wil toelichten wat de meerwaarde is van een aparte dwangbevelbevoegdheid in deze wet, ten opzichte van de bestaande bevoegdheid in de Awb. Deze leden vragen ook waarom de regering het noodzakelijk acht om ook zonder tussenkomst van de rechter betaling van de kosten af te dwingen. Deze leden vragen of hier vanuit de praktijk of signalen uit de praktijk aanleiding toe bestaat.

De leden van de SP-fractie lezen dat deze wijziging het mogelijk maakt «dat de Minister deze bedragen (nadat de gestelde termijn voor betaling is verstreken) bij dwangbevel kan invorderen.» Zij vragen de regering of zij in duidelijke taal kunnen uitleggen hoe dit momenteel geregeld is, wat deze wijziging daaraan wijzigt en welke effecten dit naar verwachting heeft.

Artikel I, onderdeel D

De leden van de NSC-fractie lezen dat er op dit moment geen Europees geharmoniseerde norm is voor onder andere productgroepen (bijvoorbeeld contactdozen en -stekkers) die ernstige risico’s kunnen opleveren, zoals elektrocutie en woningbranden, indien zij niet voldoen aan een voldoende beschermingsniveau. Kan de regering aangeven in hoeverre vanuit het ministerie proactief achter Europese normen aan wordt gegaan? Vooral wat betreft normen voor productgroepen met ernstige risico’s lijkt het de leden van de NSC-fractie wenselijk dat er zo snel mogelijk Europees geharmoniseerde normen zijn. Ook lezen zij dat, op het moment dat een Europese norm wordt gepubliceerd, uitsluitend de in het Publicatieblad van de EU bekendgemaakt norm wordt aangewezen en gehanteerd en de aanwijzing van de nationale norm op grond van het derde lid van artikel 18a wordt ingetrokken. De leden vragen hoe vaak dit zal gebeuren en wat de gevolgen van de wisseling van norm betekent voor ondernemers en toezichthouders.

De leden van de CDA-fractie steunen het voornemen om nationale normen te stellen aan de veiligheid van producten als er geen geharmoniseerde EU-norm bestaat. Deze leden lezen dat hiertoe aanleiding is vanuit de praktijk en vragen of de regering hier nader op wil ingaan. Deze leden vragen of er naast het voorbeeld van stekker- en contactdozen nog andere (belangrijke) producten of productgroepen zijn waarvoor geen EU-norm beschikbaar is. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering ernaar streeft om ook voor die productgroepen te komen tot Europese normen en zo ja, welke stappen de regering hiertoe zet.

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering wil toelichten hoe het stellen van nationale normen vorm krijgt. Deze leden vragen of ondernemers hierbij worden betrokken en of ook gekeken wordt naar nationale normen in omringende landen. Deze leden vragen hoe de afweging wordt gemaakt tussen het bevorderen van productveiligheid en het bewaken van een gelijk speelveld tussen lidstaten

Artikel I, onderdeel E, onder 1

De leden van de VVD-fractie vinden het goed dat alle personen die tatoeëren een opleiding hebben gevolgd op het gebied van onder andere hygiëne en infectiepreventie, zeker gezien de handelingen die zijn verrichten. De leden lezen dat het de bedoeling is dat deze eis op termijn wordt verbonden aan de vergunningverlening en dat de organisatie van deze opleidingen in voorbereiding is. Kan hier een duidelijk tijdspad van worden gegeven. Wat wordt bedoeld met op termijn en wanneer wordt verwacht dat de organisatie van deze opleidingen rond is?

Onder dit artikel moeten alle personen die tatoeëren een opleiding hebben gevolgd op het gebied van onder andere hygiëne, microbiologie, infectiepreventie, anatomie van de huid en eerste hulp. De leden van de NSC-fractie vragen hoeveel procent van de personen die tatoeëren op dit moment al een dergelijke opleiding hebben gevolgd. Kan de regering aangeven wat de exacte aanleiding is voor het organiseren van deze opleidingen? Wat is het doel van deze opleiding? En welke kosten zijn er verbonden aan de opleiding voor personen die (willen) tatoeëren? Zij vragen of de opleiding toegankelijk is (zowel qua prijs als qua inhoud) voor iedereen die wil tatoeëren. Welk instapniveau is voor deze opleiding gewenst? En weet de regering hoeveel procent van de personen die tatoeëren voldoen aan deze gewenste vooropleiding?

De leden van de NSC- fractie kunnen zich vinden in het verruimen van het aanprijzingsverbod. Zij vermoeden echter dat door tatoeëerders zonder vergunning veel klandizie wordt verkregen via mond op mondreclame. Zij vragen welke andere mogelijkheden de regering in gedachten heeft voor het toezicht op de vergunningplicht en het handhavend kunnen optreden tegen ondernemers (tatoeëerders) die actief zijn zonder vergunning. Kan de regering aangeven hoeveel procent van de tatoeëerders naar schatting geen vergunning heeft? Heeft de regering ook zicht op de negatieve effecten voor de gezondheid van personen die zich bij tatoeëerders zonder vergunning laten tatoeëren (in vergelijking met tatoeëerders met vergunning)? Weet de regering ook de reden waarom tatoeëerders geen vergunning aanvragen, zo vragen de leden van de NSC-fractie. En weet de regering hoe vaak het voorkomt dat tatoeëerders geen vergunning van de GGD krijgen en wat de redenen hiervoor zijn?

De leden van de CDA-fractie lezen dat de organisatie van opleidingen voor tatoeëerders op het gebied van onder andere hygiëne, microbiologie, infectiepreventie, anatomie van de huid en eerste hulp in voorbereiding is. Deze leden vragen of de regering wil toelichten hoe het hiermee staat. Deze leden vragen ook op welke termijn de regering verwacht dat deze eis kan worden verbonden aan de vergunningverlening.

Artikel I, onderdeel E, onder 2

Kan de regering inschatten hoe vaak er het afgelopen jaar niet handhavend opgetreden kon worden tegen ondernemers die actief waren zonder vergunning, omdat deze werkte vanuit een thuissituatie, zo vragen de leden van de PVV-fractie.

De leden van de CDA-fractie steunen het voornemen om het aanprijzingsverbod voor tatoeëren en piercen te verruimen. Deze leden vragen of de NVWA met deze wijziging voldoende instrumenten heeft om op te kunnen treden tegen illegale activiteiten op het gebied van tatoeëren. Deze leden vragen of de NVWA behoefte heeft aan meer of andere instrumenten en zo ja, welke instrumenten dit zijn.

Artikel I, onderdeel F

De leden van de NSC-fractie kunnen zich vinden in het voorstel om ook bij andersoortige overtredingen van de Warenwet, het opleggen van een last onder bestuursdwang of dwangsom als stok achter de deur kan fungeren. Als voorbeeld noemt de regering etiketteringsvoorschriften; de leden van de NSC-fractie zijn het met de regering eens dat handhaving hierop recht doet aan eerlijkheid in handel en goede voorlichting omtrent waren. Zij zijn benieuwd welke andere voorbeelden (van andersoortige overtredingen van de Warenwet) de regering kan geven waarop deze sanctie van toepassing zal zijn.

De leden van de SP-fractie lezen dat «Gebleken is dat ook bij andersoortige overtredingen van de Warenwet het opleggen van een last onder bestuursdwang of dwangsom geboden kan zijn. De NVWA geeft aan dat de wens bestaat om het instrumentarium in te zetten bij overtredingen van bijvoorbeeld etiketteringsvoorschriften.» Zij vragen de regering om welke reden de NVWA deze wens heeft. Welke problemen bestaan er momenteel doordat de NVWA deze mogelijkheid momenteel niet heeft?

Artikel I, onderdeel G

De leden van de CDA-fractie lezen dat bij een opzettelijke of roekeloze overtreding die een direct gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de mens tot gevolg heeft, de bestuurlijke boete en de strafrechtelijke boete via de Wet op de Economische Delicten wordt gelijkgetrokken. Deze leden lezen ook dat strafrechtelijke handhaving in dit geval is voorgeschreven, gezien de ernst van de overtreding. Deze leden vragen of de regering dit nader wil toelichten en of «voorgeschreven» in dit geval betekent dat altijd strafrechtelijk moet worden gehandhaafd. Deze leden vragen of hierin ook wordt afgewogen wat in de praktijk de meest effectieve route is, bijvoorbeeld in de situatie dat een overtreding sneller kan worden aangepakt via de bestuursrechtelijke route.

Artikel II, onderdeel A

De leden van de NSC-fractie zijn verheugd te lezen dat niet alleen de daadwerkelijke aankoop van tabaksproducten en aanverwante producten een overtreding geconstateerd kan worden, maar dat door de wetswijziging ook het voor verkoop op afstand aanbieden van tabaksproducten of aanverwante producten reeds een overtreding inhoudt.

Wat betreft de wijzigingen in de tabaks- en rookwarenwet, lezen de leden van de BBB-fractie dat er een volledig verbod komt op de verkoop op afstand. Dit was vroeger niet het geval. Daarom vragen zij hoeveel inkomsten Nederland in de toekomst zal mislopen door dit verbod.

De leden van de CDA-fractie steunen het voornemen om de handhaving op het gebied van de verkoop van tabaksproducten aan te scherpen. Deze leden vragen of de regering wil toelichten welke praktijksituaties met deze aanscherping beter kunnen worden aangepakt.

De fungerend voorzitter van de vaste commissie,
Agema

De griffier van de vaste commissie,
Esmeijer