Geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofinraad 11 en 12 april 2024
Raad voor Economische en Financiële Zaken
Brief regering
Nummer: 2024D12228, datum: 2024-03-28, bijgewerkt: 2024-06-17 16:36, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-07-2025).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.P.R.A. van Weyenberg, minister van Financiën (Ooit D66 kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 07-2025 Raad voor Economische en Financiële Zaken.
Onderdeel van zaak 2024Z05284:
- Indiener: S.P.R.A. van Weyenberg, minister van Financiën
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2024-04-02 15:45: Regeling van Werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-04-03 13:00: Eurogroep/Ecofinraad (Commissiedebat), vaste commissie voor Financiën
- 2024-04-11 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2024-04-11 13:25: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken
Nr. 2025 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 maart 2024
Hierbij zend ik u de geannoteerde agenda van de vergaderingen van de Eurogroep en Ecofinraad van 11 en 12 april a.s. Ik ben zelf niet in de gelegenheid om deel te nemen aan beide vergaderingen. Nederland zal vertegenwoordigd worden door de Thesaurier Generaal en de Permanent Vertegenwoordiger van Nederland bij de Europese Unie.
Naast de onderwerpen die op de agenda voor de Eurogroep en Ecofinraad staan, wordt u ook geïnformeerd over de administratieve lasten van de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit (HVF), conform een toezegging aan uw Kamer van 7 maart j.l. Ook wordt u geïnformeerd over de diepteonderzoeken van de Europese Commissie in het kader van de macro-economische onevenwichtighedenprocedure.
Het is mogelijk dat nog punten worden toegevoegd aan de agenda of dat bepaalde onderwerpen worden afgevoerd of worden uitgesteld tot de volgende vergadering. Een onderwerp dat hoogstwaarschijnlijk nog wordt toegevoegd is besluitvorming over het voorstel voor macro-financiële bijstand aan Egypte, waarover uw Kamer volgende week een separate kabinetsappreciatie ontvangt.
De Minister van Financiën,
S.P.R.A. van Weyenberg
Geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofinraad 11 en 12 april 2024
Eurogroep
Voorbereiding op internationale bijeenkomsten: wisselkoers en inflatieontwikkelingen
Document: op dit moment nog niet beschikbaar
Aard bespreking: gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: n.v.t.
Toelichting:
De ministers wisselen van gedachten over de inflatieontwikkelingen in de eurozone. De inflatie in de eurozone bedroeg in februari 2,6% jaar-op-jaar, een verdere daling ten opzichte van januari (2,8%). Daarmee houdt de inflatiedaling richting de ECB-doelstelling aan en daalt de inflatie ook wat sneller dan de ECB in december nog verwachtte. De ECB heeft haar inflatieraming voor de eurozone dan ook wat naar beneden bijgesteld, naar 2,3% in 2024 en 2,0% in 2025. Dat is iets optimistischer wat betreft daling dan de inflatieverwachting van de Europese Commissie (de Commissie) uit de winterraming.
Uitgesplitst naar de onderliggende prijscategorieën valt op dat de energie-inflatie negatief blijft. Tegelijkertijd blijft de kerninflatie – de inflatie geschoond voor meer volatiele energie-, en voedselinflatie – wat weerbarstiger, met 3,1% in februari. De belangrijkste oorzaak hiervan is de nog relatief sterke diensteninflatie. Deze inflatiecomponent wordt grotendeels gedreven door het feit dat arbeidsmarkten in de eurozone relatief krap zijn en de loonontwikkeling, een belangrijke determinant voor de kosten per eenheid product in met name de dienstensector, door inhaalgroei en arbeidsmarktkrapte nog relatief sterk is.
De ontwikkeling van de lonen vormen daarmee ook een risico voor het voltooien van de laatste stappen om de inflatie terug naar de doelstelling te krijgen. De ECB is daarbij van mening dat indien de huidige beleidsrentes lang genoeg worden aangehouden op het huidige niveau, dit er substantieel aan bijdraagt dat de inflatie op middellange termijn terugkeert naar de 2%. Om deze reden heeft de ECB de depositorente tijdens de bijeenkomst van de van 7 maart jl. in dit stadium ongemoeid gelaten op 4,0%, waarbij de ECB er op wees dat zij nog op zoek zijn naar meer bewijs dat de huidige disinflatie daadwerkelijk doorzet richting de 2% en zij met name kijkt naar de loongroei en de prijsontwikkelingen in de dienstensector.
Concurrentievermogen van de eurozone: handelsresultaten en risico’s van handelsfragmentatie
Document: Commission Note to the Eurogroup: Euro area competitiveness: trade performance and risks of trade fragmentation
Aard bespreking: gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: n.v.t.
Toelichting:
De ministers zullen van gedachten wisselen over het concurrentievermogen van de eurozone en de EU en de risico’s van handelsfragmentatie. In de voorbereidende notitie, opgesteld door de Europese Commissie, worden een aantal trends ten aanzien van concurrentievermogen van de EU en handelsfragmentatie uiteengezet.
De EU is de meest open economie van de grote economieën. Dit draagt bij aan welvaart en weerbaarheid, maar maakt de EU extra kwetsbaar voor een groei in (handels-)barrières en fragmentatie. De Commissie laat zien dat er eerste tekenen zijn van toenemende fragmentatie, waaronder handel die steeds vaker langs de lijnen van «geopolitieke nabijheid» plaatsvindt.
Verder wordt geschetst dat het Europese concurrentievermogen onder druk kan komen te staan door energieprijzen die structureel relatief hoog liggen. De Europese Commissie stelt daarbij dat de hogere energiekosten de reeds bestaande uitdagingen op het gebied van concurrentievermogen en productiviteit versterken, en met name voor uitdagingen van de energie-intensieve industrie zorgt.
De Commissie stipt een aantal oplossingsrichtingen aan. Meer handel door verdieping van de interne markt en de kapitaalmarktunie zou kunnen zorgen dat een deel van de kosten van geo-economische fragmentatie gecompenseerd kunnen worden. De beleidsinspanningen van lidstaten zouden zich moeten richten op zogenaamde «non-cost factors», met name door het aanjagen van private investeringen en innovatie en het versterken van het ondernemingsklimaat. De Commissie stelt verder dat de EU een balans moet vinden tussen het bevorderen van efficiëntie aan de ene kant en economische veiligheid aan de andere kant, met een nadruk op het garanderen van open markten en een op regels gebaseerde vrijhandel, o.a. door het versterken van internationale partnerschappen.
In de notitie zijn drie vragen opgesteld, over maatregelen die lidstaten kunnen nemen om de concurrentiekracht te versterken ten tijden van relatief hoge energieprijzen, wat de economische impact van handelsfragmentatie is en hoe die te mitigeren, en hoe de EU haar economische veiligheid kan versterken en tegelijkertijd een open handelssysteem kan bevorderen.
Nederland herkent zich op hoofdlijnen in het beeld dat in de notitie geschetst wordt. Nederland kan zich kan vinden in de geschetste concurrentievermogen bevorderende oplossingsrichtingen. Het concurrentievermogen, de economische veiligheid en de weerbaarheid van de Unie kunnen worden versterkt door het verdiepen en eerlijker maken van markten (interne markt, energiemarkten, kapitaalmarktunie) en het aangaan van nieuwe samenwerkingsverbanden. Tevens is er een belangrijke rol weggelegd voor lidstaten om groeibevorderende hervormingen door te voeren. Beide oplossingsrichtingen dragen bij aan het bevorderen van (private) investeringen en verbetering van het ondernemingsklimaat. Nederland zal op basis hiervan deelnemen aan de gedachtewisseling.
Eurogroep in inclusieve samenstelling
Digitale euro: stand van zaken in de context van de internationale ontwikkelingen op het gebied van Central Bank Digital Currencies
Document: op dit moment nog niet beschikbaar
Aard bespreking: gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: n.v.t.
Toelichting:
De Eurogroep zal van gedachten wisselen over de digitale euro in de context van de internationale ontwikkelingen op het gebied van Central Bank Digital Currencies (hierna: CBDCs). Deze discussie zal waarschijnlijk plaatsvinden op basis van een inventarisatie van de ontwikkelingen van CBDCs in landen buiten het eurogebied (derde landen). Het is van belang een goed beeld te krijgen van deze internationale ontwikkelingen. In haar voorstel voor een digitale euro noemt de Europese Commissie (de Commissie) namelijk dat de digitale euro onder andere tegenwicht kan bieden aan CBDCs uit landen buiten de EU. Als Europese burgers in grote mate CBDCs uit landen buiten de EU gebruiken, kan dit het gebruik en behoud van de euro namelijk onder druk zetten. In haar BNC-fiche voor dit voorstel heeft het kabinet aangegeven dit belang te onderschrijven.1 Dit is onderdeel van de mogelijke toegevoegde waarde van de digitale euro in een geopolitieke context. Nederland zal de discussie op dit punt aanhoren.
Het zwaartepunt van het voorstel van de Europese Commissie ligt op de voorwaarden voor de ontwikkeling en gebruik van de digitale euro in de eurozone. Daarnaast is er aandacht voor de mogelijke gevolgen voor niet-euro lidstaten. In de Raadsonderhandelingen lijken de meeste lidstaten deze prioritering te delen. Het kabinet noemt in haar BNC-fiche dat zij de Commissie steunt in haar voorstellen om primair te richten op het gebruik en betalingen binnen de eurozone, maar dat zij het belangrijk vindt dat de mogelijkheden voor internationaal gebruik worden meegenomen in de wetgeving en in het ontwerp van een digitale euro. Hierdoor is de wetgeving voor een mogelijke digitale euro toekomstbestendig. Wanneer het gaat om de mogelijke inwisselbaarheid van de digitale euro tegen andere munteenheden, noemt het kabinet in het BNC-fiche in het bijzonder de kapitaalvlucht uit landen buiten de eurozone en de gevolgen voor de wisselkoersstabiliteit van kwetsbare landen als aandachtspunten. Nederland zal hier in de discussie aandacht voor vragen. Dit is ook onderdeel van de kabinetsinzet voor de geopolitieke strategie achter de ontwikkeling van een mogelijke digitale euro. Het kabinet zet zich, in lijn met de motie Dassen, in voor meer aandacht voor deze strategie.2
Ecofinraad
Tussentijdse evaluatie van de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit (HVF)
Document: https://commission.europa.eu/document/download/17c82840-518c-4c3d-ba98-7dae436b3a70_en?filename=SWD_2024_70_1_EN_autre_document_travail_service_part1_v4.pdf
Aard bespreking: Gedachtewisseling + aanname Raadsconclusies
Besluitvormingsprocedure: consensus
Toelichting:
De Ecofinraad zal de tussentijdse evaluatie (hierna: evaluatie) van de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit (HVF) bespreken, die op 21 februari jl. door de Europese Commissie (hierna: Commissie) is gepubliceerd. Naar verwachting zal de Raad ook Raadsconclusies aannemen over de evaluatie. De evaluatie van de HVF volgt uit de HVF-verordening, waarin is opgenomen dat de Commissie uiterlijk 20 februari 2024 een onafhankelijk evaluatieverslag over de uitvoering van de HVF publiceert. In de HVF-verordening is ook opgenomen dat de Commissie uiterlijk 31 december 2028 een onafhankelijke eindevaluatie moet publiceren. De evaluatie bestaat uit een mededeling en staff working document, en is gebaseerd op een onafhankelijke externe analyse.
Samenvatting evaluatie
De HVF, onderdeel van het Europese herstelfonds NextGenerationEU, is in februari 2021 opgericht als tijdelijk instrument in reactie op de coronapandemie. De HVF heeft momenteel nog een totale omvang van € 724 miljard in lopende prijzen en een looptijd tot eind 2026.3 De HVF heeft een tweeledig doel: lidstaten ondersteunen in hun economisch herstel van de pandemie en de economische weerbaarheid van lidstaten versterken. Om lidstaten hierin te stimuleren is een nieuwe werkwijze toegepast; de HVF heeft een zogenaamd performance-based karakter. Lidstaten krijgen hierbij middelen uitgekeerd bij het behalen van mijlpalen en doelstellingen op gebied van zowel investeringen als hervormingen.
De Commissie merkt op dat drie jaar na de oprichting van het instrument ongeveer € 225 miljard is uitgekeerd aan lidstaten, waarvan circa € 67 miljard aan voorfinanciering en circa € 157 miljard op basis van behaalde mijlpalen en doelstellingen. Van de uitgekeerde € 225 miljard is € 144 miljard uitbetaald in de vorm van een subsidie en € 80 miljard als lening. Verder geeft de Commissie aan dat op 1 februari jl. 1153 van de in totaal 6266 mijlpalen en doelstellingen succesvol zijn ingevuld. Ongeveer 75% van de mijlpalen en doelstellingen die volgens de planning van de herstel- en veerkrachtplannen op dit moment ingevuld hadden moeten zijn, zijn positief beoordeeld door de Commissie of als ingevuld gerapporteerd door lidstaten. De implementatie ligt daarmee achter op schema. De implementatie van de HVF heeft volgens de Commissie tot tastbare resultaten in lidstaten geleid, waarbij de Commissie diverse voorbeelden noemt.
Volgens de Commissie hebben lidstaten hun herstelplannen succesvol aangepast aan gewijzigde omstandigheden zoals de energiecrisis en hoge inflatie, zonder in te leveren op ambitie. Dit laat volgens de Commissie de flexibiliteit van het instrument zien. De HVF zal volgens de Commissie samen met REPowerEU de groene transitie versnellen; in totaal wordt € 275 miljard besteed aan klimaatdoelen. Verder verwacht de Commissie een versnelling in de implementatie en uitbetalingen van de HVF. De aanpassingen van de plannen in 2023 zou deze versnelling mogelijk moeten maken.
De Commissie benoemt dat het nog te vroeg is om de volledige impact van de HVF te beoordelen. Wel geeft zij aan dat de HVF een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan het herstel na de coronapandemie. De oprichting van de HVF gaf volgens de Commissie een sterk signaal af van Europese eenheid, wat vertrouwen en rust uitstraalde richting de financiële markten. De uitgekeerde voorfinanciering zorgde voor een lagere financieringsbehoefte van lidstaten in een crisisperiode. De Commissie stelt dat ongeveer 27% van de totale HVF-enveloppe is uitgekeerd tussen 2021 en 2022. Daarnaast vinden positieve spillovers plaats tussen lidstaten door gelijktijdige implementatie van herstelplannen. De Commissie verwacht dat door de HVF het reële bbp van de EU in 2026 1,4% hoger kan uitvallen in vergelijking met een scenario zonder HVF.4 Tot slot profiteren kwetsbare lidstaten die relatief hard zijn getroffen door de pandemie volgens de Commissie het meest profiteren van de HVF, waardoor divergentie binnen de EU wordt tegengegaan. De omvang van de economieën van Griekenland en Spanje kan volgens de Commissie 4,5% resp. 3,5% groter zijn in 2026 in vergelijking met een scenario zonder HVF. De Commissie benoemt ook dat de publieke investeringen in de EU als percentage van het bbp gedurende de coronapandemie constant zijn gebleven op ongeveer 3%. In 2025 zullen deze verder toenemen tot 3,5% van het EU bbp. Ongeveer de helft hiervan zal volgens de Commissie gefinancierd worden met EU-middelen, waaronder de HVF.
Volgens de Commissie is de prikkel tot het doorvoeren van hervormingen één van de grote successen van de HVF. Zij ziet dit onder andere terug in de implementatie van de landspecifieke aanbevelingen (LSA’s) uit 2019 en 2020. Het percentage aanbevelingen waar «enige vooruitgang» is geboekt, is na 2021 met 17%-punt toegenomen van 52% tot 69%. Ook dragen de investeringen en hervormingen in het kader van de HVF bij aan EU-doelen zoals de groene- en digitale transitie, sociale convergentie en de implementatie van de Europese pilaar van sociale rechten.
De Commissie ziet de combinatie van investeringen en hervormingen binnen één plan voor de middellange termijn als een effectief aspect van de HVF. Door eerst hervormingen te plannen wordt de impact van de investeringen vergroot. Daarnaast stelt de Commissie dat het feit dat lidstaten zelf verantwoordelijk waren voor het opstellen van hun plan, eigenaarschap heeft gecreëerd en heeft bijgedragen aan de implementatie. De Commissie erkent dat de rol van belanghebbenden bij het opstellen en de uitvoering van een plan daarbij verbeterd kan worden. Over haar eigen functioneren zegt de Commissie dat zij snel gehandeld heeft; na oproepen van het Europees Parlement en de Europese Rekenkamer zijn snel aanvullende richtlijnen en documenten gedeeld om de transparantie te verbeteren. De Commissie geeft ook aan dat lidstaten meer flexibiliteit willen bij de implementatie van de plannen. Lidstaten ervaren het wijzigen van plannen als tijd- en energierovend, maar dit kan volgens de Commissie ook zeer efficiënt gaan. Ook vindt de Commissie dat lidstaten hun eigen administratieve capaciteit moeten uitbreiden. Verder ziet de Commissie de zogenaamde performance-based werkwijze als belangrijke reden van het succes van de HVF. Deze werkwijze geeft de Commissie de mogelijkheid om voortgang effectief te monitoren. Wel merkt de Commissie op dat de vooraf vastgestelde koppeling van mijlpalen en doelstellingen aan een specifiek betaalverzoek in sommige gevallen tot vertraging leidt.
De vereisten om de financiële belangen van de Unie te waarborgen hebben volgens de Commissie geleid tot een veelomvattend audit and control raamwerk gebaseerd op kosten. Dit komt bovenop de verantwoording van de mijlpalen en doelstellingen. Dit heeft volgens de Commissie een negatief effect op de snelheid van implementatie, en geleid tot een minder eenvoudig systeem dan vooraf door lidstaten was voorzien. De Commissie geeft aan dat de administratieve lasten en de noodzaak de financiële belangen van de Unie te bewaken in balans moet zijn.
Concluderend stelt de Commissie dat de HVF een effectieve reactie vormt op de economische en sociale impact van covid-19 pandemie. De HVF-werkwijze biedt volgens de Commissie een meer holistische benadering voor het uitvoeren van EU-programma’s en de Commissie ziet het performance-based karakter van de HVF als een referentiepunt voor toekomstige discussies over de invulling van programma’s binnen het nieuwe Meerjarig Financieel Kader.
Kabinetsappreciatie
Het kabinet kan de analyse van de Commissie over de werking van de HVF in grote lijnen volgen. De koppeling met hervormingen uit het Europees Semester, en de uitbetaling op basis van concrete mijlpalen en doelstellingen waren eigenschappen van de HVF waar Nederland bij de totstandkoming sterk aan hechtte. Dat de Commissie hier in haar evaluatie voorlopig positief over oordeelt, is daarmee positief. Ook is het kabinet positief over het gecreëerde nationale eigenaarschap in de HVF. Wel vindt het kabinet een aantal nuanceringen bij de evaluatie op zijn plaats.
Het is volgens het kabinet te vroeg om definitieve conclusies te verbinden aan het instrument aangezien het een tussentijdse evaluatie is. Het overgrote deel van de mijlpalen en doelstellingen zal de komende drie jaar nog ingevuld moeten worden. Het kabinet zal dit op de voet blijven volgen. Verder valt op dat de Commissie voornamelijk reeds behaalde mijlpalen en doelstellingen en uitgekeerde middelen als indicator voor succes aanhaalt. Dit heeft volgens het kabinet echter meer betrekking op de voortgang dan de daadwerkelijke impact van de maatregelen. Ook de Europese Rekenkamer heeft dit eerder opgemerkt.5 Het kabinet is van mening dat de Commissie zich meer rekenschap van deze tekortkomingen van de analyse had mogen geven in de evaluatie. Daarnaast is de economische impact van de HVF-investeringen met 1,4% in 2026 bbp lager dan eerder voorzien.
Het kabinet vindt het positief dat de Commissie aangeeft dat de HVF lidstaten aanzet tot het doorvoeren van structurele hervormingen. Indien hervormingen goed worden vormgegeven en geïmplementeerd, komen deze ten goede aan de schokbestendigheid en het groeipotentieel van lidstaten. Daarnaast is het kabinet positief over de wijze waarop het HVF kan bijdragen aan het bevorderen van rechtsstatelijke hervormingen in lidstaten. Het is volgens het kabinet echter niet duidelijk of het toegenomen percentage LSA’s dat wordt geadresseerd volledig toe te schrijven is aan de HVF. Ook in het verleden nam dit percentage toe naarmate de tijd vorderde. Ook is van belang om te benoemen dat de LSA’s van 2020 veelal toezagen op het stimuleren van de economie en het beschermen van de werkgelegenheid in de context van de Covid-19 pandemie en in veel mindere mate op structurele hervormingen zoals tot dan toe gebruikelijk was. Het opvolgen van deze LSA’s vormde daardoor een geringere uitdaging. Het kabinet is net als de Commissie positief over het centraal stellen van investeringen in de groene en digitale transitie in de HVF. Het kabinet vindt het echter nog te vroeg om te concluderen in welke mate de HVF een duurzame impact gaat hebben op deze transities.
Het kabinet verwelkomt dat de Commissie de hoge administratieve lasten benoemt die voortvloeien uit de implementatie van de HVF. Ook Nederland ervaart hoge administratieve lasten bij de verantwoording. Het kabinet mist in de mededeling een bespiegeling op de rol van de Commissie hierin. Ook had het kabinet mogelijke oplossingen gewaardeerd om lidstaten hierin tegemoet te komen, zonder afbreuk te doen aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie.
Het kabinet begrijpt dat elementen van de HVF-werkwijze, zoals de link met hervormingen uit het Europees Semester, een mogelijk referentiepunt kunnen vormen voor toekomstige gesprekken over de invulling van programma’s binnen het volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK). Het is van belang dat daarbij lessen worden getrokken uit de werking van de HVF. Daarbij wenst het kabinet op te merken dat nog niet vooruitgelopen moet worden op een volgend MFK en dat de Nederlandse positiebepaling hierop aan een volgend kabinet is.
Raadsconclusies
In de voorliggende Raadsconclusies over de evaluatie wordt gesteld dat de HVF centraal stond in de reactie van de Unie op de Covid-19 pandemie. De positieve bijdrage van de HVF aan de groene- en digitale transitie wordt erkend samen met de prikkel van de HVF om landspecifieke aanbevelingen te adresseren. De conclusies benoemen dat het voor veel onderdelen nog te vroeg is om een definitief oordeel te vellen over de effectiviteit van de HVF. Daarnaast worden de uitdagingen op het gebied van de absorptiecapaciteit voor lidstaten erkend. Ook wordt er in de Raadsconclusies stilgestaan bij de aanzienlijke administratieve lasten gerelateerd aan de HVF en de Commissie wordt uitgenodigd om manieren te identificeren om deze lasten te beperken. De innovatieve aard van de HVF als een performance-based instrument wordt door de Raad benoemd. Daarbij wordt de Commissie uitgenodigd om lering te blijven trekken uit de implementatie van de HVF. De grondige multilaterale beoordeling bij de aanname van de plannen en de beoordeling van de betaalverzoeken wordt door de Raad erkend en de Commissie wordt uitgenodigd om te zoeken naar manieren om beter gebruik te maken van de flexibiliteit in de HVF-verordening en de uitvoeringsbesluiten van de Raad. Ook worden de vereisten op het gebied van audit en controle in de Raadsconclusies erkend maar worden de relevante autoriteiten opgeroepen tot het toepassen van proportionaliteit in de controles en het voorkomen van onnodige overlap. Tot slot wordt in de Raadsconclusies onderschreven dat het volbrengen van de voorgenomen investeringen en hervormingen belangrijk is voor de volledige implementatie van de HVF en vooruit gekeken naar de finale evaluatie in 2028.
Het kabinet kan zich vinden in de opgestelde Raadsconclusies en is voornemens om er mee in te stemmen.
Economische en financiële impact van de Russische agressieoorlog tegen Oekraïne
Document: n.v.t.
Aard bespreking: gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: n.v.t.
Toelichting:
De Ecofinraad zal van gedachten wisselen over de economische en financiële impact van de Russische agressie tegen Oekraïne en over Europese steunmaatregelen aan Oekraïne. De aanhoudende oorlog blijft in toenemende mate zijn tol eisen van de Oekraïense samenleving en economie. De behoeften blijven onverminderd groot, onder meer op het gebied van humanitaire hulp, watervoorziening, gezondheidszorg en herstel van infrastructuur. De financiële steun aan Oekraïne is in 2022 en 2023 verstrekt via de EU-begroting en Macro-financiële Bijstand (MFB). In 2023 is er in totaal EUR 18 miljard beschikbaar gesteld voor MFB.
De Russische invasie heeft in Oekraïne grote financiële noden gecreëerd: de Oekraïense overheidsuitgaven zijn gestegen, de belastinginkomsten zijn gedaald en het land heeft geen toegang meer tot internationale kapitaalmarkten. In de meest recente raming schat de Wereldbank (in samenwerking met de Europese Commissie, de Verenigde Naties en Oekraïense autoriteiten) de totale herstel- en wederopbouwnoden op USD 486 miljard voor de komende tien jaar.6 Het resulterend extern financieringstekort wordt door het IMF op USD 121,8 miljard geraamd over de periode van 2023 tot 2027.7 De EU-Oekraïne-faciliteit van EUR 50 miljard voor de periode 2024–20278 , 9 en het IMF programma zijn belangrijke onderdelen van de internationale inzet om deze tekorten en noden (deels) te dekken. Kabinetsbeleid is dat Nederland haar «fair share» bijdraagt aan de internationale steuninzet – zowel bilateraal als via de EU en overige multilaterale kanalen – en wij moedigen andere landen aan om dit ook te doen. Het kabinet is dan ook verheugd dat de Commissie op 20 maart jl. 4,5 miljard euro aan brugfinanciering heeft uitgekeerd via de Oekraïnefaciliteit. Het kabinet ondersteunt een snelle beoordeling door de Commissie van het Oekraïneplan, dat zich richt op structurele hervormingen, investeringen en maatregelen om de convergentie met de EU te bevorderen. Het Oekraïneplan zal worden besproken in de Ecofinraad van 14 mei en de Raad Algemene Zaken van 22 mei.
De Commissie en de internationale financiële instellingen zullen naar verwachting in de Ecofinraad een update geven over de situatie in Oekraïne, het afromen van de bevroren Russische tegoeden en de (financieel-economische) ontwikkelingen in de EU. De Europese Commissie heeft op 20 maart een voorstel gepubliceerd over het afromen van rente-inkomsten uit bevroren tegoeden van de Russische centrale bank, die worden aangehouden door centrale effectenbewaarinstellingen. Dit als vervolg op de eerdere stap om de rente-inkomsten apart te zetten. De Minister van Buitenlandse Zaken zal uw Kamer verder informeren over het voorstel en de stand van de discussie in het verslag van de Europese Raad van 21 en 22 maart en het verslag van de Raad van Buitenlandse Zaken van 22 april.
Het kabinet zal het belang van sancties blijven uitdragen en zich inzetten voor steun aan Oekraïne op het gebied van humanitaire noden, het eerste herstel en uiteindelijk ook bij wederopbouw. Indien opportuun zal Nederland dit in de gedachtewisseling inbrengen. Verder zal Nederland de update van de Commissie en de andere instellingen aanhoren.
Voorbereiding van de bijeenkomst van de Ministers van Financiën en de presidenten van de centrale banken van de G20 op 18 april 2024 en de jaarvergaderingen van het IMF
Document: nog niet beschikbaar
Aard bespreking: aanname verklaring en terms of reference
Besluitvormingsprocedure: consensus
Toelichting:
De Raad zal spreken over de Europese inzet voor de voorjaarsvergadering van het IMF, die van 15 tot 19 april 2024 plaatsvindt in Washington D.C. Specifiek zal de Raad van gedachten wisselen over de Europese verklaring voor het International Monetary and Financial Committee (IMFC) en de Europese terms of reference voor de bijeenkomst van G20 Ministers van Financiën en centralebankpresidenten (FMCBG).
Tijdens de voorjaarsvergadering zal vermoedelijk de spanning tussen begrotingsdiscipline en de noodzaak om te investeren in lange termijnuitdagingen, zoals het verhogen van de productiviteitsgroei en het adresseren van klimaatverandering, een centraal thema zijn. Voor kwetsbare landen met hoge schulden is deze spanning extra relevant. Risico’s zoals het te vroeg uitroepen van de overwinning op inflatie en geo-economische fragmentatie, onder andere veroorzaakt door de economische impact van de voortdurende Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne en van het conflict tussen Israël en Hamas zullen ook hoog op de agenda staan. De Kamer wordt hier apart over geïnformeerd middels de geannoteerde agenda’s voor de inzet van het Koninkrijk tijdens de voorjaarsvergadering van het IMF en de Wereldbank.
In de verklaring en terms of reference wordt door de Europese Unie het mondiale financieel-economische beeld geschetst, waarbij aandacht uitgaat naar de verschillende conflicten en oorlogen, en worden de prioriteiten van de EU voor de G20 en IMF gedeeld. Deze prioriteiten zijn in lijn met de Nederlandse inzet, het kabinet is daarom voornemens om in te stemmen met de voorliggende verklaring en terms of reference.
Overig
Toezegging: De Minister zegt toe om in de geannoteerde agenda voor de Ecofinraad van april nader in te gaan op de administratieve lasten van het HVF en het spanningsveld tussen verantwoording en uitvoerbaarheid.
Toezeggingsnummer: TZ202403-038
Tijdens het Commissiedebat Eurogroep/Ecofinraad van 7 maart jl. heeft de Minister toegezegd om in de geannoteerde agenda voor de Ecofinraad van april nader in te gaan op de administratieve lasten van het HVF en het spanningsveld tussen verantwoording en uitvoerbaarheid. Het spanningsveld is als volgt. De verantwoordingseisen die gelden in het kader van de HVF zijn vastgelegd in de HVF-verordening. Ze zijn daarin, veelal op aandringen van Nederland, opgenomen met oog op een effectieve en verantwoorde besteding van de middelen uit het Europese herstelfonds. De verantwoordingseisen zien enerzijds op het behalen van de mijlpalen en doelstellingen en anderzijds op het beschermen van de financiële belangen van de Unie. Bij de uitvoering van het Herstel- en Veerkrachtplan (HVP) is gebleken dat de Europese verantwoordingsvereisten niet goed aansluiten op de nationale vereisten en dat deze hoog zijn. Deze lasten komen terecht bij de departementen en de (private) organisaties die de maatregelen uitvoeren. De realiteit is dat de implementatie en verantwoording per HVP-maatregel verschillend is en maatwerk vereist: het HVP is een rijksbreed programma, samengesteld uit reeds bestaand en begroot beleid, waardoor het inpassen van de HVP-vereisten aanvullend en in veel gevallen met terugwerkende kracht dient plaats te vinden. Daarnaast bevat de HVF-verordening ook nog additionele rapportageverplichtingen die bijdragen aan de administratieve lasten zoals verplichte rapportages over de gemeenschappelijke indicatoren en de 100 grootste eindontvangers. Daarnaast zorgen veranderende maatschappelijke omstandigheden (inflatie, arbeidsmarktkrapte, complexe wetgevingstrajecten) voor de noodzaak om de inhoud en de uitvoering van het HVP regelmatig tussentijds aan te passen. Deze uitvoeringspraktijk verhoudt zich slecht met de strikte opzet van de HVF en het strikte toezicht dat door de Europese Commissie en audit-instanties wordt toegepast.
Diepteonderzoeken van de Europese Commissie in het kader van de macro-economische onevenwichtigheden procedure
De Europese Commissie heeft voor Nederland, Cyprus, Spanje, Roemenië, Zweden en Slowakije10 de jaarlijkse macroeconomische diepteonderzoeken onder de macroeconomische onevenwichtighedenprocedure (MEOP) opgesteld11, volgend op het Alert Mechanism Report van november jl.12 Dit betreft alleen de Commissieanalyse van (mogelijke) macroeconomische kwetsbaarheden in de economieën van lidstaten. De daadwerkelijke vaststelling van mogelijke (buitensporige) macroeconomische onevenwichtigheden onder de MEOP volgt in juni bij publicatie van het lentepakket van het Europees Semester. De Commissie analyseert de ontwikkeling van kwetsbaarheden in Nederland gerelateerd aan hoge private schulden en het overschot op de lopende rekening, in een context van afnemende binnenlandse vraag en krappere financieringscondities.
Het overschot op de lopende rekening was in 2023 9,2% van bbp (2022: 9,3%). Volgens de Commissieramingen blijft het saldo rond dit niveau in 2024–25. Volgens de Commissie wordt het overschot in belangrijke mate gedreven door lage binnenlandse investeringen. Dit wordt o.a. veroorzaakt door arbeidsmarkttekorten, netcongestie, investeringsbelemmeringen door excessieve stikstofdepositie, en relatief weinig investeringen door MKB, aldus de Commissie. Het is onwaarschijnlijk dat deze obstakels op korte termijn geadresseerd worden en de Commissie beschrijft de recente beleidsvoortgang op deze terreinen als «beperkt». Ook het Nederlandse pensioensysteem (relatief hoog pensioensparen die via de pensioenfondsen met name in het buitenland worden geïnvesteerd) en de aanwezigheid van relatief veel multinationals drijven het Nederlandse spaaroverschot. Beleid was tot nu met name gericht op het beperken van de prikkel voor multinationals om winsten vast te houden. Specifiek t.a.v. het MKB wijst de Commissie op fiscale prikkels om winsten vast te houden en beperkingen in toegang tot financiering (het Nederlandse MKB maakt relatief weinig gebruik van externe financiering, en als het dat doet hebben ze met hogere rentekosten te maken in vergelijking met andere EU-landen). Het kabinet herkent veel van genoemde uitdagingen en investeringsbelemmeringen in Nederland, zoals omtrent arbeidsmarkttekorten, netcongestie of stikstof, en heeft hiervoor verschillende maatregelen genomen. Gelet op het feit dat het overschot op de lopende rekening in belangrijke mate wordt veroorzaakt door structurele kenmerken van de Nederlandse economie, voert Nederland geen expliciet beleid ten aanzien van de lopende rekening. De Commissie, net als het IMF, adviseert Nederland ook niet om beleidsmatig te sturen op het overschot op de lopende rekening. Daarnaast dient te worden opgemerkt dat het Nederlandse saldo op de lopende rekening niet direct impliceert dat andere landen nadeel ondervinden. Desondanks is het wel verstandig om verstoringen die mogelijk ten grondslag liggen aan het overschot te adresseren13. Het is aan een volgend kabinet om op de genoemde uitdagingen verdere maatregelen te nemen.
De private schuldquote daalden sterk tussen 2022 en 2023 (van 210% bbp naar 193% bbp) en zitten op een verder dalend pad, maar blijven desondanks hoog en volgens de Commissie boven het niveau dat verklaard kan worden door fundamenten. De Commissie ziet in mindere mate macroeconomische risico’s van schulden van niet-financiële bedrijven, aangezien dit voor een groot deel intra-groepschulden van multinationals zijn en door een laag niet-renderende leningen-ratio. De huishoudschulden (waarvan 90% hypotheekschulden) zijn in het afgelopen decennium gedaald, o.a. door een verlaagde hypotheekrenteaftrek en striktere regels omtrent hypotheken, maar blijven hoog (87% van bbp in 2023; 2022: 92%). De macroeconomische risico’s worden op korte termijn gedempt door het relatief hoge percentage van lang vastgezette hypotheekrenten en sterk stijgende nominale lonen. Recentelijk is de beleidsactie beperkter volgens de Commissie en blijven er aanzienlijke verstoringen op de woningmarkt, in bijzonder significante subsidies in het belastingsysteem voor schuldgefinancierd woningbezit. Een nog steeds genereuze hypotheekrenteaftrek en hoge loan-to-value (LTV) ratio en relatief gunstige fiscale behandeling van de eigen woning in een context van significante aanbodtekorten zorgen voor een schuldenbias op de huizenmarkt en hogere huizenprijzen. Beleidsopties die de Commissie voorstelt zijn dan ook het verlagen van fiscale prikkels voor schuldgefinancierd woningbezit, striktere LTV-ratio’s voor nieuwe hypotheken, meer financiële steun voor woningbouw, de beschikbaarheid van betaalbare locaties voor woningbouw vergroten (ook buiten de bebouwde kom), de private huurmarkt verder ontwikkelen en het elektriciteitsnet uitbreiden. Het kabinet erkent dat de private schulden in Nederland relatief hoog zijn. Het is aan een volgend kabinet om maatregelen te nemen die de Nederlandse macro-economische onevenwichtigheden, indien vastgesteld in juni, verder beperken.
Kamerstukken II, 2022–2023, 22 112, nr. 3747.↩︎
Kamerstukken II, 2022–2023, 27 863, nr. 126.↩︎
Dit bedrag betreft de totale omvang van de HVF in lopende prijzen; 338 miljard euro aan subsidies en 385 miljard euro aan leningen. Van de beschikbare leningen is uiteindelijk 292,6 miljard euro aangevraagd.↩︎
De Commissie gaat in de berekening ervan uit dat 100% van de door subsidies gefinancierde investeringen additioneel zijn, en dat 50% van de door leningen gefinancierde investeringen additioneel zijn.↩︎
Speciaal verslag 2023–26 van de Europese Rekenkamer: Het prestatiemonitoringkader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (RRF) – Voortgang van de uitvoering gemeten, maar ontoereikend voor het vastleggen van de prestaties. Link: https://www.eca.europa.eu/ECAPublications/SR-2023-26/SR-2023-26_NL.pdf.↩︎
Ukraine – Third Rapid Damage and Needs Assessment (RDNA3) February 2022 – December 2023 (worldbank.org).↩︎
Ukraine: Third Review of the Extended Arrangement Under the Extended Fund Facility (imf.org).↩︎
file (overheid.nl).↩︎
Zie onder andere de Incidentele Suppletoire Begroting (ISB) Oekraïne-faciliteit van 9 februari 2024 (Kamerstuk 36 499).↩︎
Dit is de eerste batch. In april komen de diepteonderzoeken van Griekeland, Portugal, Italië, Frankrijk, Hongarije en Duitsland.↩︎
economy-finance.ec.europa.eu/document/download/1ec6be97-481e-4340-833c-ae4cbf1f617e_en?filename=ip274_en.pdf.↩︎
Kamerbrief met kabinetsreactie op herfstpakket Europees Semester 2024 | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl (Kamerstuk 21 501-20, nr. 2006).↩︎
Voor een verdere toelichting op het Nederlandse saldo op de lopende rekeningen verwijs ik u ook naar: Kamerbrief over opvolging plenair debat toekomst euro van 9 maart 2023 | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1943) en Kamerbrief over het Nederlands saldo op de lopende rekening | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl (Kamerstuk 35 925 IX, nr. 13).↩︎