Stand van zaken moties en toezeggingen met betrekking tot cultuur en media
Brief regering
Nummer: 2024D12916, datum: 2024-04-02, bijgewerkt: 2024-04-09 15:47, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32820-520).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.Q. Gräper-van Koolwijk, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Beslisnota bij Kamerbrief Stand van zaken moties en toezeggingen met betrekking tot cultuur en media
Onderdeel van kamerstukdossier 32820 -520 Nieuwe visie cultuurbeleid.
Onderdeel van zaak 2024Z05581:
- Indiener: F.Q. Gräper-van Koolwijk, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2024-04-04 12:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-04-11 10:00: Media (Commissiedebat), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2024-04-18 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2024-04-18 14:35: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-10-17 13:00: Erfgoed (Commissiedebat), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2024-11-11 10:00: Cultuur (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
32 820 Nieuwe visie cultuurbeleid
32 827 Toekomst mediabeleid
Nr. 520 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 april 2024
Hierbij informeer ik uw Kamer in aanloop naar het commissiedebat Cultuur en Media van 11 april a.s. over de stand van zaken van een aantal moties en toezeggingen met betrekking tot cultuur en media.
Cultuur
Over het in gesprek gaan met rijksmusea en de RCE over toegankelijkheid en dit meenemen in het kennispunt toegankelijkheid
Tijdens het erfgoeddebat op 4 oktober 2023 heeft voormalig Staatssecretaris Uslu toegezegd in gesprek te gaan met de rijksmusea en de RCE over toegankelijkheid en dit mee te nemen in het kennispunt toegankelijkheid1.
De ontwikkeling van het kennispunt – dat voor de gehele cultuursector bedoeld is – is op dit moment in volle gang. In oktober is fase 1 van de ontwikkeling afgerond. In deze eerste fase was onder andere de RCE lid van het kernteam. Ook zijn er verschillende (rijks)musea aanwezig geweest bij de start- en eindbijeenkomst van deze fase. In fase 2 – die dit voorjaar van start gaat – zal wederom een, of meerdere, bijeenkomst(en) in het kader van de ontwikkeling van het kennispunt en toegankelijkheid in de cultuursector worden georganiseerd. Hier zullen de rijksmusea en de RCE wederom ook voor worden uitgenodigd. Op die manier komt ook toegankelijkheid in (rijks)musea, net als toegankelijkheid in de gehele cultuursector, aan bod.
Over de aanpak van de nulmeting naar de toegankelijkheid en deelname van mensen met een beperking in de cultuursector
Tijdens het commissiedebat op 29 juni 2023 over de Uitgangspuntenbrief culturele basisinfrastructuur 2025–2028 heeft voormalig Staatssecretaris Uslu toegezegd een nulmeting te doen naar de toegankelijkheid en deelname van mensen met een beperking aan de cultuursector en de Kamer over de aanpak te informeren voor de behandeling van de cultuurbegroting.2
Op dit moment wordt nog steeds gewerkt aan de voorbereidingen van een nulmeting, waaronder aan het zekerstellen van de benodigde expertise en het bepalen van de juiste scope van het onderzoek in relatie tot bestaande onderzoeken en monitors, opdat deze op gedegen wijze wordt uitgevoerd en zo doelgericht mogelijk kan bijdragen aan de uitwerking van het beleid.
Over het versterken van het stelsel van openbare bibliotheken
Tijdens de begrotingsbehandeling OCW op 18 januari 2024 heb ik toegezegd3 dat de Tweede Kamer geïnformeerd wordt over de voortgang van het versterken van het stelsel van openbare bibliotheken4, en over het al dan niet beschikbaar komen van extra financiële middelen voor specifieke uitkeringen aan gemeenten ten behoeve van lokale bibliotheekvoorzieningen. Op dit moment wordt uitgewerkt hoe de gewenste versterking van het stelsel vorm kan krijgen, onder andere door een wettelijke zorgplicht te incorporeren in de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen.
Voor de periode tot de invoering van de wettelijke zorgplicht is, zoals in november 2023 aangekondigd5, een overgangsfase voorzien waarin gemeenten via passende financiële afspraken in staat worden gesteld om hiernaartoe te groeien; bij het vormgeven van deze overgangsfase ben ik in gesprek met de VNG, de VOB, het IPO, de KB en de SPN. Bovendien ben ik in het kader van de Voorjaarsnota in gesprek over de vraag of het financieel mogelijk kan worden gemaakt om alle geldige spuk-aanvragen van gemeenten te honoreren. Ik zal uw Kamer hierover in het komend najaar via een brief nader informeren.
Over de inzet van de culturele en creatieve sector bij maatschappelijke opgaven en welke rol andere departementen hierbij hebben
Tijdens het wetgevingsoverleg 14 november 2022 heeft de kamer verzocht een meerjarenagenda6 inzet maatschappelijke opgaven op te stellen.
Ik heb kennisgenomen van de aanbevelingen uit het rapport, «In de schijnwerpers»7, dat eerder in opdracht van de Vaste Commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van de Tweede Kamer is opgesteld. De concrete uitwerking van een agenda – ook in samenhang met het toekomstig cultuurbeleid – laat ik over aan mijn opvolger. Daarbij spreek ik de hoop uit dat ook het volgende kabinet de potentie van de culturele en creatieve sector zal benutten en de samenwerking op dit vlak met andere ministeries en overheden verder versterkt.
De maatschappelijke opgaven waar de samenleving nu voor staat, vereisen een andere aanpak dan waarmee ze tot nu zijn benaderd. Het gaat om grote thema’s van mentale gezondheid, kansengelijkheid tot de energietransitie. Deze opgaven vragen om nieuwe perspectieven, om verbeeldingskracht en creativiteit. Kunstenaars, ontwerpers en creatieve professionals kunnen hierin een essentiële rol vervullen. Deze manier van werken kan een katalysator zijn van verandering.
Eén voorbeeld wil ik kort uitlichten.
Het driejarige programma PONT, de Publieke Ontwerppraktijk8 (2023–2026 zet zich in om de impact van een ontwerpende aanpak op maatschappelijke opgaven te vergroten. Op allerlei plekken in Nederland wordt een ontwerpende aanpak al toegepast om vraagstukken het hoofd te bieden en worden er nieuwe instrumenten, methoden en processen ontwikkeld die de samenwerking tussen de publieke sector en de ontwerpsector verbeteren. Hierbij worden ontwerpers, ambtenaren, onderzoekers en specialisten uit andere relevante disciplines betrokken.
Over de erkenning van nieuwe cultuurregio’s en incidentele middelen cultuurregio’s
Op dit moment kennen we in het cultuurbeleid vijftien cultuurregio’s waarbinnen overheden samenwerken aan een levendig en rijk cultureel klimaat in hun regio. In de afgelopen beleidsperiode hebben vier nieuwe kandidaat-regio’s zich gemeld bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Dit zijn de regio’s Noord-Holland Noord, Midden-Holland, Noord-Limburg en de Achterhoek. Op 18 december 2023 is het principebesluit genomen om deze vier kandidaat-regio’s te erkennen als cultuurregio. De vier nieuwe cultuurregio’s worden middels een brief erkend. Met het erkennen van de nieuwe cultuurregio’s wordt een nieuwe stap gezet in de samenwerking tussen de verschillende overheidslagen en de regionale samenwerking op cultuur gestimuleerd. Verder stel ik in 2024 € 4,85 miljoen euro beschikbaar aan de cultuurregio’s om een impuls te geven aan culturele talentontwikkeling en het versterken en aanjagen van jongerencultuur in de regio.
Media
Over het project «Versterking lokale journalistiek door samenwerking»
Tijdens het Commissiedebat lokale, regionale en streekomroepen van 5 oktober 2023 zegde mijn voorganger toe de Kamer te informeren over het vervolg van het journalistieke samenwerkingstraject van de NOS, RPO en NLPO.9
Ik heb de aanvraag van de NOS, RPO en NLPO voor dit vervolgtraject op 15 maart jl. ontvangen. Zodra ik de aanvraag beoordeeld heb, zal ik de Kamer informeren over mijn reactie hierop.
Vaste zenderpositie regionale publieke omroepen
Op deze plaats wil ik ook graag terugkomen op de motie-Werner/Van Strien10 en de bijbehorende toezegging11 over een vaste zenderpositie voor de regionale publieke omroepen. In de motie werd de regering verzocht om in overleg met distributeurs te zoeken naar een vaste zenderpositie voor de regio die het beste past in de huidige afspraken met de andere partijen in de keten.
In de afgelopen tijd heb ik gesprekken gevoerd met diverse distributeurs. Er is o.a. gesproken met KPN, met VodafoneZiggo en met NLconnect. NLconnect is de branchevereniging voor de glasvezel- en breedbandindustrie waaronder ook distributeurs als Odido, Delta, Kabelnoord en SK Veendam vallen.
Laat ik voorop stellen dat ik het eens ben met de indieners van de motie dat de regionale publieke omroepen een belangrijke rol vervullen als het gaat om informatievoorziening in en over de regio. Vindbaarheid van de content van (regionale) publieke omroepen is een belangrijk thema. Uit de gesprekken die ik heb gevoerd met de distributeurs komt een wisselend beeld naar voren. De regionale publieke omroepen beschikken weliswaar over een vaste zenderpositie maar per distributeur kan verschillen welke positie dat is. De vraag is wat dit betekent voor de vindbaarheid van de regionale publieke omroepen.
Zoals ook wordt aangegeven in het antwoord op Kamervragen van het lid Werner (CDA)12 bevatten de Telecommunicatiewet en de Mediawet wel bepalingen over welke televisiezenders verplicht doorgegeven moeten worden in het zgn. basispakket (ook wel de must carry-verplichting genoemd) maar niet over welke zender op welke positie moet staan. De huidige indeling van de televisiezenders is voor een deel historisch gegroeid, voor een ander deel maakt deze onderdeel uit van (commerciële) onderhandelingen en distributiecontracten tussen omroepen en distributeurs. Dit zijn marktafspraken die per distributiepartij kunnen verschillen. Als Staatssecretaris voor media en cultuur speel ik daar geen rol in.
In het rapport «Validatie begroting landelijke uitrol regionale vensters»13 is door de onderzoekers gekeken naar wat de financiële implicaties voor de NPO, de RPO en vier grote distributeurs zouden zijn van het realiseren van een vaste zenderpositie voor een regionale publieke omroep in een provincie. De onderzoekers schatten een vaste zenderpositie in op zo’n € 20 tot 35 miljoen euro voor drie jaar.
Uit de gesprekken met de distributeurs is verder naar voren gekomen dat het kijken naar televisie – ook naar de regionale zenders – niet meer is te vergelijken met pakweg 10 jaar geleden. De kijkbehoeften van mensen veranderen door het gebruik van streamingdiensten, er wordt minder «live» gekeken door de mogelijkheden van (vooruit- en) terugkijken, en het kijken gebeurt niet alleen meer op het grote televisiescherm maar ook via smartphones, tablets en computers. Daarnaast bieden de nieuwste generatie settopboxen en smart-tv’s steeds meer mogelijkheden voor personalisatie en persoonlijke aanbevelingen. Via voice control kan gemakkelijk een favoriete zender worden opgevraagd. Kortom, het belang van een vaste zenderpositie in het televisieabonnement neemt af. Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd over de motie-Werner/Van Strien.
Regionale programmering in de NPO Start-app
Daarnaast wil ik u graag informeren over de motie-Werner14, zoals ook toegezegd in de brief van 6 juli 2023.15 In deze motie wordt de regering verzocht om in kaart te brengen of regionale zenders opgenomen kunnen worden in de app van de NPO en om de Tweede Kamer hierover te informeren.
Zoals in de brief van 6 juli reeds werd aangegeven, heeft de NPO laten weten dat plannen voor het opnemen van regionale programmering gemaakt kunnen worden na de herziening van NPO Start. Inmiddels is de nieuwe omgeving van NPO Start beschikbaar voor gebruikers. Om het mogelijk te maken dat regionale programmering (mits met voldoende gebruiksrechten en conform technische specificaties) gemakkelijk te plaatsen is in NPO Start, is het ook noodzakelijk dat het onderliggende systeem van NPO Start waarmee programma’s worden aangeleverd, wordt vernieuwd. Deze vernieuwing vindt op dit moment plaats en verwacht wordt dat dit systeem eind 2024 voldoende is vernieuwd om de aanlevering mogelijk te maken. Ik heb van de NPO en de RPO begrepen dat zij afspraken gaan maken over de wijze waarop regionaal aanbod vanaf dat moment aangeleverd kan worden en zo een plek kan krijgen op NPO Start. Met het communiceren van bovenstaande planning met betrekking tot het plaatsen van regionaal aanbod op NPO Start beschouw ik de motie-Werner en de toezegging van 6 juli 2023 als afgedaan.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
F.Q. Gräper-van Koolwijk
Toezegging TZ202310-040, gedaan tijdens Commissiedebat Erfgoed van 4 oktober 2023.↩︎
Toezegging TZ202307-012, gedaan tijdens het Commissiedebat Uitgangspuntenbrief culturele basisinfrastructuur 2025–2028 van 29 juni 2023.↩︎
Toezegging TZ202401053, gedaan tijdens de plenaire behandeling van de OCW-begroting van 18 januari 2024.↩︎
Kamerstukken II, 2022–2023, 33 846, nr. 70.↩︎
Kamerstukken II, 2023–2024, 33 846, nr. 71.↩︎
Toezegging TZ202211-161, gedaan tijdens Wetgevingsoverleg Cultuur van 14 november 2022.↩︎
Berenschot, Het rapport, getiteld «In de schijnwerpers», is medio juni aan de Tweede Kamer aangeboden, ten behoeve van het debat over het cultuurbeleid van de Commissie van 29 juni 2023.↩︎
https://www.depubliekeontwerppraktijk.nl/↩︎
Toezegging TZ202310-020 gedaan tijdens Commissiedebat Lokale, regionale en streekomroepen van 5 oktober 2023.↩︎
Kamerstukken II, 2023–2024, 32 827, nr. 290.↩︎
Toezegging TZ202310-024 gedaan tijdens Commissiedebat Lokale, regionale en streekomroepen van 5 oktober 2023.↩︎
Aanhangsel Handelingen II 2022–2023, nr. 3456.↩︎
Bijlage bij Kamerstukken II, 2019–2020, 32 827, nr. 200.↩︎
Kamerstukken II, 2022–2023, 36 200-VIII, nr. 137.↩︎
Kamerstukken II, 2022–2023, 32 827, nr. 286.↩︎