Reactie op verzoek commissie over de negende voortgangsrapportage natuur in relatie tot natuurdoelanalyse en beleidsdoorlichting
Natuurbeleid
Brief regering
Nummer: 2024D13993, datum: 2024-04-09, bijgewerkt: 2024-04-12 15:07, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-33576-371).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C. van der Wal, minister voor Natuur en Stikstof
Onderdeel van kamerstukdossier 33576 -371 Natuurbeleid.
Onderdeel van zaak 2024Z06026:
- Indiener: C. van der Wal, minister voor Natuur en Stikstof
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2024-04-10 13:50: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-04-17 10:00: Stikstof, NPLG en natuur (Commissiedebat), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2024-04-18 14:35: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-04-24 11:15: Procedurevergadering commissie LNV (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2024-05-16 10:00: Procedurevergadering commissie Rijksuitgaven (Klompézaal) (Procedurevergadering), commissie voor de Rijksuitgaven
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
33 576 Natuurbeleid
Nr. 371 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR NATUUR EN STIKSTOF
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 april 2024
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) van uw Kamer heeft mij gevraagd om nader in te gaan op het onderdeel natuurkwaliteit in de negende Voortgangsrapportage Natuur, en deze te relateren aan zowel de natuurdoelanalyses als de beleidsdoorlichting natuur uit 2021 (brief van 18 januari 2024 met kenmerk 33576-362/2024D01247). Hierbij voldoe ik aan dit verzoek.
Voortgangsrapportage Natuur
Bij de aanbieding van de negende Voortgangsrapportage Natuur (Kamerstuk 33 576, nr. 362) heb ik benadrukt dat het beeld van de natuurkwaliteit in Nederland onverminderd zorgelijk is. Ongeveer 75% van de habitatrichtlijnsoorten en 90% van de habitattypen verkeren in een ongunstige staat. Van de Nederlandse soorten die onder de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn vallen blijven de aantallen ongeveer gelijk, of nemen de aantallen licht toe (zie indicator 3 in de rapportage). De andere in de Voortgangsrapportage Natuur opgenomen indicatoren (zie hoofdstuk 5.2 van de rapportage) geven weer dat ook in bredere zin de natuur in Nederland blijvend onder grote druk staat en dat de noodzakelijke positieve trend nog niet is ingezet. Zo werd in 2022 bijna 39% van de 1771 bekeken soorten bedreigd in hun voortbestaan.
Natuurdoelanalyses
De natuurdoelanalyses die zijn opgesteld door de Natura 2000-voortouwnemers (provincies en ministeries van Defensie en Infrastructuur en Waterstaat) bevestigen het beeld uit de Voortgangsrapportage op hoofdlijnen. De natuurdoelanalyses laten per stikstofgevoelig Natura 2000-gebied zien of de natuurdoelen met de huidige vastgestelde maatregelen kunnen worden behaald, of dat aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. Provincies gebruiken de natuurdoelanalyses onder andere bij het opstellen van hun gebiedsprogramma’s in het kader van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG).
Recent heeft de Ecologische Autoriteit het rapport «Doen wat moet én kan» uitgebracht, met daarin een tussentijds oordeel op basis van toetsing van 70 van de 132 uitgevoerde natuurdoelanalyses1. De Ecologische Autoriteit concludeert daaruit dat het slecht gaat met de stikstofgevoelige natuur. In veel gebieden heeft sinds de aanwijzing als Natura 2000-gebied verslechtering plaatsgevonden, of kan verslechtering niet worden uitgesloten. Uit de natuurdoelanalyses blijkt volgens de Ecologische Autoriteit dat snel verbetering noodzakelijk is en dat hierbij verder moet worden gekeken dan alleen naar de natuurgebieden zelf. Ingrepen in de omgeving van natuurgebieden zijn volgens het rapport nodig voor zowel het verminderen van de stikstofdepositie als het verbeteren van de waterhuishouding. Het is primair aan de provincies om zich rekenschap te geven van de adviezen van de Ecologische Autoriteit.
Beleidsdoorlichting natuur
De beleidsdoorlichting «Natuur en biodiversiteit 2015–2019» heeft mijn voorganger u in 2021 toegestuurd, vergezeld van haar reactie en het oordeel van de onafhankelijke deskundige, hoogleraar milieukunde mevrouw Visseren-Hamakers (Kamerstuk 31 104, nr. 11). Deze beleidsdoorlichting is geen inhoudelijk ecologisch onderzoek naar de stand van de natuur (zoals de natuurdoelanalyse) of een feitelijke voortgangsrapportage (zoals de Voortgangsrapportage Natuur), maar een synthese-onderzoek naar reeds uitgevoerde afzonderlijke beleidsevaluaties, waar nodig aangevuld voor «witte vlekken».
De hoofdboodschap van de beleidsdoorlichting was dat de kwaliteit van beleidsevaluaties aanmerkelijk kan verbeteren en dat – in samenhang hiermee – de integraliteit van het ruimtelijke beleid, waarvan het natuurbeleid onderdeel uitmaakt, moet worden versterkt.
De onafhankelijke deskundige legde in haar advies onder andere de nadruk op het belang van een natuurinclusieve aanpak, omdat een sectorale aanpak niet effectief bijdraagt aan het behalen van (internationale) doelstellingen op het gebied van natuur en biodiversiteit. In dat opzicht stelde zij ook de beperkte meerwaarde van de uitgevoerde beleidsdoorlichting aan de orde, die naar de aard der zaak alleen betrekking had op de beleidsinstrumenten op de LNV (EZ)-begroting gedurende de periode 2015–2019. Daardoor bleef niet alleen het beleid van andere ministeries, maar ook het naar de provincies gedecentraliseerde natuurbeleid buiten beschouwing.
Samenhang en hoofdconclusie
De hoofdconclusie uit de hierboven beschreven rapporten is dat het gemiddeld genomen niet goed gaat met de natuur in Nederland en dat veel inzet op verschillende beleidsterreinen nodig is om te zorgen voor het duurzaam versterken van natuur en biodiversiteit. Andere recente rapporten, zoals het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Biodiversiteit (Kamerstuk 26 407, nr. 149) en de Balans voor de Leefomgeving 2023 van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)2 bevestigen deze hoofdconclusie.
In de beleidsdoorlichting natuur werd vooral ingezoomd op de effectiviteit van het beleidsinstrumentarium en de kwaliteit van de uitgevoerde beleidsevaluaties en werd een grotere integraliteit van zowel het beleid als het evaluatie-instrumentarium bepleit. Ook deze conclusies zijn herkenbaar en in lijn met andere adviezen, zoals dat van de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (RLI), «Nederland Natuurinclusief».3
Kabinetsbeleid
Het kabinet heeft belangrijke stappen gezet ten aanzien van de conclusies en aanbevelingen uit de drie door uw vaste Kamercommissie aangeduide rapporten.
Zo behelst het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) een integrale aanpak van de grote uitdagingen op het gebied van natuur (en stikstof), water en klimaat. In het ontwerpNPLG zijn concrete doelstellingen opgenomen, op grond waarvan provincies gebiedsprogramma’s opstellen. Het NPLG wordt opgesteld met inbreng van alle relevante overheden en biedt ruimte voor de inbreng van alle maatschappelijke actoren (Kamerstuk 34 682, nr. 183).
Ook financieel heeft dit kabinet via het voorstel voor de Tijdelijke wet transitiefonds landelijk gebied en natuur belangrijke eerste stappen gezet. Recent heeft uw Kamer bovendien ingestemd met de gewijzigde LNV-begroting 2024, waarin onder meer € 1,28 miljard is gereserveerd voor de eerste maatregelenpakketten van provincies waarvoor een goede onderbouwing is aangeleverd.
Bij de uitvoering van het NPLG en ook voor wat betreft de natuurmaatregelen in het kader van Programma Natuur houden we de vinger aan de pols, waardoor we indien nodig tijdig kunnen bijsturen. Hierbij benutten we onder andere de ex ante evaluatie van het NPLG (Kamerstuk 34 682, nr. 186) en de rapportages in het kader van het programma Stikstofreductie en natuurverbetering (Kamerstuk 33 576, nr. 291).
Ook heeft dit kabinet stappen in de beoogde verbreding van het natuurbeleid en bij het versterken van de integraliteit van het natuurbeleid. Een mooi voorbeeld hiervan is de Agenda Natuurinclusief. Dit is een mede door mij ondersteund maatschappelijk initiatief, dat beoogt – via publiek-private samenwerking – op alle relevante domeinen betekenisvolle stappen te zetten in de transitie naar een natuurinclusieve samenleving. Recent heb ik uw Kamer de kabinetsreactie op de Agenda Natuurinclusief 2.0 toegestuurd (Kamerstuk 33 576, nr. 368). Ook met het Programma Mooi Nederland en de voorbereiding op de nieuwe Nota Ruimte, waarbij natuur wordt geïntegreerd in de ruimtelijke opgave, werkt het kabinet aan het versterken van de integrale aanpak van het ruimtelijke beleid.
Ten slotte werkt het kabinet – rijksbreed – ook aan het verbeteren van beleidsevaluaties. Uitkomsten van uitgevoerde beleidsdoorlichtingen worden hierin meegenomen. Zo is sinds 2021 in de begroting van ieder departement een Strategische Evaluatie Agenda (SEA) opgenomen, die moet bevorderen dat relevante informatie over doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid tijdig beschikbaar komt.
Ik realiseer mij terdege dat het eerste stappen betreft in een langjarige aanpak. Er moet, blijkens onder meer de genoemde evaluaties, op allerlei fronten nog veel gebeuren om de natuur te versterken en de neerwaartse lijn in biodiversiteit om te buigen in een positieve. Het is aan het volgende kabinet om hierover, samen met andere betrokken partijen, nadere besluiten te nemen.
De Minister voor Natuur en Stikstof,
Ch. van der Wal-Zeggelink