[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Van der Plas over noodkreet van gemeenten over doorontwikkeling verwijsindex februari 2024

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2024D14174, datum: 2024-04-09, bijgewerkt: 2024-04-10 12:01, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20232024-1458).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2024Z03478:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1458

Vragen van het lid Van der Plas (BBB) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over noodkreet van gemeenten over doorontwikkeling verwijsindex februari 2024 (ingezonden 5 maart 2024).

Antwoord van Staatssecretaris Van Ooijen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 9 april 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1317.

Vraag 1

Klopt het dat u voornemens bent om de Verwijsindex af te schaffen zonder dat er een alternatief beschikbaar is? Zo ja, hoe rechtvaardigt u het afschaffen van een essentieel samenwerkingsinstrument zonder de garantie van een adequate vervanging?

Antwoord 1

Uw Kamer heeft vervolgens in december 2021 via de aangenomen motie Westerveld en Peters1 verzocht de VIR als wettelijke verplichting uit de Jeugdwet2 te schrappen en indien gemeenten en regio’s er nog wel gebruik van willen maken de privacy van de jeugdige bij het gebruik wettelijk te waarborgen. In mijn antwoord op vraag 2 ga ik nader in op de opvolging van de motie.

Het klopt dat ik voornemens ben om de motie uit te voeren en zodoende de grondslag voor de Verwijsindex Risicojongeren (hierna: VIR) te schrappen uit de Jeugdwet. Uit evaluaties3 en gesprekken met meldingsbevoegde professionals en gemeenten is gebleken dat het gebruik en het draagvlak onvoldoende is. Er is geen sprake van de beoogde landelijke dekking om ook na verhuizing van een gezin in contact te kunnen komen met professionals uit andere regio’s. Ook blijkt het doelbereik beperkt: dat wordt niet in alle gevallen en zeker niet overal bereikt. Door deze knelpunten staat de legitimiteit van de VIR, waarin persoonsgegevens worden bewaard, onder druk.

Tegelijkertijd vind ik het van groot belang dat we blijvend inzetten op de doelen die zowel liggen onder de VIR, als de brede Jeugdwet: vroegsignalering, informatie-uitwisseling en het komen tot tijdige en passende ondersteuning. Als het gaat om deze doelen dan is binnen het werkveld van organisaties die jeugdigen ondersteunen en gemeenten in de afgelopen jaren stelselbreed al veel geïnvesteerd om tot meer integrale samenwerking te komen om tijdige en passende hulp te bieden. Deze samenwerking versterk ik verder via de programma’s Kansrijke Start, de Hervormingsagenda Jeugd en het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming. Daarnaast is de afgelopen jaren geïnvesteerd in de verplichte «Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling». De meldcode stelt professionals in staat om slachtoffers van huiselijk geweld en kindermishandeling beter en eerder in beeld te krijgen, sneller te kunnen helpen en de veiligheid beter te kunnen monitoren over langere tijd. De meldcode biedt ook de mogelijkheid informatie uit verschillende meldingen (ook bovenregionaal) bij Veilig Thuis te combineren en gezamenlijk te kijken welke hulp het meest effectief is.

Vraag 2

Bent u bekend met het feit dat de Verwijsindex bijdraagt aan vroegtijdig contact tussen professionals en het bieden van passende hulp aan jeugdigen? Waarom wordt er dan geen alternatief geboden voordat de Verwijsindex wordt afgeschaft?

Antwoord 2

In de beantwoording van vraag 4 zal ik nader ingaan op de mate waarin de VIR de eigen doelen behaalt en bijdraagt aan vroegtijdig contact en het bieden van passende hulp.

Om uw vraag zo volledig mogelijke te beantwoorden ga ik hieronder nader in op de opvolging van de motie Westerveld en Peters4 en het plan van aanpak om de VIR af te bouwen.

De aangenomen motie Westerveld en Peters verzoekt de regering om de VIR als wettelijke verplichting uit de Jeugdwet te schrappen en indien gemeenten en regio’s er nog wel gebruik van willen maken de privacy van de jeugdige bij het gebruik wettelijk te waarborgen.

Aan uw Kamer is aangegeven dat enkel het eerste deel van de motie ter hand kan worden genomen5. Het schrappen van de wettelijke verplichting én het tegelijkertijd in stand houden van een wettelijke mogelijkheid voor regio’s die nog wel gebruik maken van de VIR, is niet te rechtvaardigen. Bij het schrappen van de verplichting, vervalt ook de grondslag voor het delen van gegevens van een jeugdige ten behoeve van matching van professionals op lokaal of regionaal niveau. Met een melding in de VIR worden persoonsgegevens bewaard en bij een match gedeeld, zodat professionals van elkaar weten wie betrokken is bij een jeugdige zodat zij kunnen komen tot vroegtijdige signalering, informatie-uitwisseling en tijdige hulp, zorg of bijsturing. De rechtvaardiging voor de grondslag ligt zowel in de regionale als de bovenregionale werking. Daarbij is van belang dat de benodigde gegevensverwerking proportioneel en daarmee ook effectief is. Als met het schrappen van de wettelijke verplichting de bovenregionale functie afneemt en de effectiviteit van onder andere de bovenregionale functies zoals de gezinsmatch, bovenregionale matching en het signaleren van verhuisbewegingen terugloopt, is de belangrijkste rechtvaardiging voor die grondslag verdwenen. Uit de verschillende gesprekken die ik vervolgens heb gevoerd met gemeenten, professionals, client- en ouderorganisaties en andere stakeholders blijkt dat het draagvlak voor de VIR onvoldoende is om (alsnog) te komen tot de noodzakelijke landelijke dekking. Om tot een zorgvuldige afbouw van de VIR te komen, is een plan van aanpak opgesteld. Hierover bent u in de Jeugdbrief van november 2022 geïnformeerd.6

Het gaat hierbij om de volgende acties:

Het ordentelijk afbouwen uit de Jeugdwet van de wettelijke verplichting.

Een handreiking voor gemeenten, professionals, ouders en jeugdigen met in kaart gebrachte werkwijzen die blijvend bijdragen aan de doelstellingen, zoals een gedegen onderlinge samenwerkingsstructuur tussen professionals en het nauwer in contact staan met ouders. Hierin is ook informatie opgenomen over belangrijke stappen in de overgangsfase.

De uitnodiging aan regio’s een plan op te stellen ten aanzien van een mogelijk vervangend systeem.

Bij het proces van afbouw van de VIR wordt door middel van een projectgroep en klankbordgroep vanuit diverse gemeenten, aanbieders en koepelorganisaties actief meegedacht.

Vraag 3

Heeft u kennisgenomen van het feit dat jeugdigen zelf positief staan tegenover de Verwijsindex, omdat het hen helpt om hun netwerk in kaart te houden? Waarom wordt er geen rekening gehouden met de behoeften en wensen van de jeugdigen?

Antwoord 3

De VIR is geen instrument dat jeugdigen de mogelijkheid biedt om zelf het netwerk in beeld te krijgen. Het is een instrument voor meldingsbevoegde professionals. Deze professionals krijgen na een melding in de VIR een signaal als ook een andere professional via de VIR zijn of haar betrokkenheid kenbaar heeft gemaakt bij dezelfde jeugdige of hetzelfde gezin. Met toestemming van jeugdige en/of ouder(s) kunnen de professionals vervolgens onderling contact zoeken om informatie uit te wisselen. Naar mijn weten is er geen uitvoerig onderzoek gedaan naar de beleving van jeugdigen rond de VIR. Een knelpunt dat vanuit jongeren- en oudervertegenwoordigers wel wordt benoemd, zijn de zorgen over de informatiepositie van jeugdigen7.

Als het gaat om rekening houden met de jeugdigen, zie ik hiervoor de sleutel in het directe contact van de professional(s) met de jeugdigen en het gezin zelf en vanuit een goed beeld van het betrokken netwerk en de onderliggende behoeftes om tot passende ondersteuning te komen.

Vraag 4 en 5

Kunt u bevestigen dat de Verwijsindex in meerdere regio's in Nederland heeft bijgedragen aan vroegtijdig contact tussen professionals en het bijsturen van plannen? Zo ja, waarom wordt een dergelijk effectief instrument afgeschaft zonder een passend alternatief?

Bent u op de hoogte van het feit dat het afschaffen van de Verwijsindex kan leiden tot het missen van domein- en regio-overstijgende signalen, met een verhoogd risico op langdurige trajecten en escalatie tot gevolg? Waarom wordt dit risico genomen zonder een adequaat alternatief?

Antwoord 4 en 5

Het klopt dat uit het verdiepend onderzoek in 20208 blijkt dat het doelbereik ten aanzien van meer inzicht, vroegtijdig afstemmen, inzetten en bijstellen van hulpplannen van de VIR hoger ligt in de gebieden waar aandacht wordt besteed aan een goed functioneren van de VIR dan in gebieden waarin dat niet gebeurt.

Echter, zoals in de beantwoording van vraag 1 en 2 is aangegeven, blijkt uit de aangehaalde evaluaties en gesprekken met gemeenten en betrokken organisaties uit het veld dat de mate van doelbereik, gebruik en draagvlak sterk per regio en per beroepsgroep verschilt. Hierdoor ontbreekt het aan de beoogde noodzakelijke landelijke dekking voor het bestaansrecht van de VIR. In de beantwoording van vraag 2 is aangegeven hoe ik vormgeef aan een zorgvuldig afbouwproces, waarin ruimte is voor de regio’s te komen met een verzoek voor een alternatief dat past binnen de wettelijke kaders en ontwikkelingen van de Hervormingsagenda Jeugd en Toekomstscenario Kind- en gezinsbescherming. Voorts zet ik mij met de Hervormingsagenda Jeugd en het Toekomstscenario Kind- en gezinsbescherming in op de verbeteringen van het jeugdstelsel en het verder versterken van het wijkgericht werken waar hulp en ondersteuning integraal wordt aangeboden aan kind én gezin. In situaties waarin zorgen over onveiligheid zijn, blijf ik mij inzetten op het steeds verder verstevigen van gebruik van de «Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling».


  1. Kamerstukken II 2021/2022, 35 925 XVI, nr. 128.↩︎

  2. Art. 7.1.3.1 Jeugdwet.↩︎

  3. «De VIR: een tussenstand. Tussenevaluatie van het gebruik van de landelijke verwijsindex risicojongeren», DSP-groep, https://open.overheid.nl/documenten/ronl-archief-fb1edeb3-35e6-4f39-9066-e4b18051263f/pdf(2012); «Evaluatie verwijsindex risicojongeren. Onderzoek naar het gebruik, het nut en de noodzaak van de verwijsindex risicojongeren: de VIR», DSP-groep, https://www.eerstekamer.nl/overig/20150615/evaluatie_verwijsindex/document (2015); «Eerste evaluatie Jeugdwet. Na de transitie nu de transformatie», ZonMw, https://www.tweedekamer.nl/downloads/document?id=2018D02819 (2018); «Tweede evaluatie Wet Verwijsindex risicojongeren», ZonMw, https://open.overheid.nl/documenten/ronl-1a56a621-c8a9-43f5-b373-ec456d7b62c8/pdf (2020); «De VIR in beeld. Onderzoek naar doelbereik en mogelijkheden voor doorontwikkeling en alternatieven van de verwijsindex risicojongeren», DSP-groep, https://open.overheid.nl/documenten/ronl-5691319d-2bd9-4731-af06-469696b79ab0/pdf (2021).↩︎

  4. Kamerstukken II 2021/2022, 35 925 XVI, nr. 128.↩︎

  5. Kamerstukken II 2021/2022, 31 839, nr. 853 en Kamerstukken II, 2022/2023, 28 345, nr. 259 .↩︎

  6. Kamerstukken II, 2022/2023, 31 839, nr. 914.↩︎

  7. «De VIR in beeld. Onderzoek naar doelbereik en mogelijkheden voor doorontwikkeling en alternatieven van de verwijsindex risicojongeren», DSP-groep, https://open.overheid.nl/documenten/ronl-5691319d-2bd9-4731-af06-469696b79ab0/pdf (2021).↩︎

  8. «Tweede evaluatie Wet Verwijsindex risicojongeren», ZonMw, https://open.overheid.nl/documenten/ronl-1a56a621-c8a9-43f5-b373-ec456d7b62c8/pdf (2020).↩︎