Bijgewerkt t/m nr. 11 (2e NvW d.d. 10 april 2024)
Intrekking van de Archiefwet 1995 en vervanging door een nieuwe Archiefwet (Archiefwet 20..)
Bijgewerkte tekst
Nummer: 2024D14467, datum: 2024-04-10, bijgewerkt: 2024-04-10 17:19, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2021Z20832:
- Indiener: A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
- Volgcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Digitale Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2021-11-23 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-11-25 10:15: Procedurevergadering (hybride) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2021-12-09 10:00: Procedurevergadering (hybride) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2021-12-16 14:00: Procedurevergadering (hybride) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2022-01-20 10:00: Procedurevergadering (hybride) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2022-02-23 14:00: Archiefwet 2021 (Rondetafelgesprek), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2022-02-24 10:15: Procedurevergadering (hybride) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2022-04-07 10:00: Intrekking van de Archiefwet 1995 en vervanging door de Archiefwet 2021 (Archiefwet 2021) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2023-09-06 11:30: Extra procedurevergadering commissie OCW (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2023-09-12 15:05: Stemmingen (Stemmingen), TK
- 2023-09-28 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2023-10-10 10:00: Convocatie inbreng nader verslag (wetsvoorstel) Intrekking van de Archiefwet 1995 en vervanging door de Archiefwet 2021 (Archiefwet 2021) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2024-04-18 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2024-05-23 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2024-05-23 17:58: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-09-05 11:00: Ambtelijke technische briefing over de Archiefwet (GEANNULEERD) (Technische briefing), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2025-01-13 00:00: Intrekking van de Archiefwet 1995 en vervanging door de Archiefwet 2021 (Archiefwet 2021) (35968) (Plenair debat (wetgeving)), TK
Preview document (đ origineel)
Bijgewerkt t/m nr. 11 (2e NvW d.d. 10 april 2024) | |
35 968 | Intrekking van de Archiefwet 1995 en vervanging door een nieuwe Archiefwet (Archiefwet 20..). |
Nr. 2 | VOORSTEL VAN WET |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de regels uit de Archiefwet 1995 te moderniseren en van een nieuwe indeling te voorzien, om die regels aan te passen aan de praktijk van het digitale informatiebeheer en in verband daarmee de overbrengingstermijn te verkorten, en dat het daarom wenselijk is een nieuwe Archiefwet vast te stellen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.1 Begripsbepalingen
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Algemene verordening gegevensbescherming: Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PbEU 2016, L 119);
archiefdienst: Nationaal Archief of decentrale archiefdienst;
archivaris: archivaris als bedoeld in artikel 6.2, tweede lid;
decentrale archiefdienst: decentrale archiefdienst als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid;
document: schriftelijk stuk of ander geheel van vastgelegde gegevens dat:
a. door een overheidsorgaan is opgemaakt of ontvangen en dat naar zijn aard verband houdt met de publieke taak van dat overheidsorgaan;
b. is opgemaakt of ontvangen door instellingen of personen, waarvan of van wie de rechten of functies op een overheidsorgaan zijn overgegaan; of
c. ingevolge artikel 9.4 voor blijvende bewaring is opgenomen door een archiefdienst;
gemeenschappelijke regeling: regeling als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen;
hoofdinspecteur: hoofdinspecteur als bedoeld in artikel 10.1, eerste lid;
milieu-informatie: milieu-informatie als bedoeld in artikel 19.1a van de Wet milieubeheer;
Nationaal Archief: Nationaal Archief als bedoeld in artikel 6.1;
Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
overbrenging: voor blijvende bewaring onder beheer brengen van documenten bij een archiefdienst;
overheidsorgaan:
a. orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld; of
b. ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed;
rijksarchivaris: rijksarchivaris als bedoeld in artikel 6.1, derde lid;
selectiebesluit: selectiebesluit als bedoeld in artikel 5.1;
verantwoordelijk overheidsorgaan: verantwoordelijk overheidsorgaan als bedoeld in hoofdstuk 2;
vervreemding: eigendomsoverdracht van documenten anders dan in het kader van de overbrenging van documenten;
verwerking: verwerking als bedoeld in artikel 4, onderdeel 2, van de Algemene verordening gegevensbescherming.
Artikel 1.2 Afbakening met andere wetten
1. De Wet hergebruik van overheidsinformatie en de Wet open overheid zijn niet van toepassing op overgebrachte documenten, tenzij bij deze wet anders is bepaald.
2. Bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf 3.1 onderscheidenlijk paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming kunnen worden verwerkt, indien de verwerking verband houdt met:
a. de vervanging van documenten, bedoeld in artikel 4.3;
b. de overbrenging van documenten;
c. het beheer van overgebrachte documenten, met uitzondering van:
1°. het verlenen van toegang tot documenten, bedoeld in de artikelen 8.2, 8.3 en 8.6, eerste lid;
2°. het verstrekken of openbaar maken van informatie in andere vorm, bedoeld in artikel 8.4; en
3°. het uitlenen van documenten, bedoeld in de artikelen 8.5 en 8.6, tweede lid; of
d. het opnemen van documenten door een archiefdienst, bedoeld in artikel 9.4.
3. Een bij of krachtens enige andere wet opgelegde geheimhoudingsverplichting is niet van toepassing ten aanzien van de overbrenging van documenten naar een archiefdienst, met dien verstande dat dit de toepassing van artikel 7.2 onverlet laat.
Artikel 1.3 Belang van documenten
Een overheidsorgaan houdt bij de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden die voortvloeien uit het bepaalde bij of krachtens deze wet rekening met het belang van documenten:
a. voor de uitvoering van de publieke taken van het betreffende overheidsorgaan of de publieke taken van andere overheidsorganen, alsook voor het afleggen van verantwoording daarover;
b. voor eenieder bij het kennisnemen van en het uitoefenen van rechten en plichten;
c. voor onderzoek; en
d. als onderdeel van het cultureel erfgoed.
HOOFDSTUK 2. VERANTWOORDELIJKE OVERHEIDSORGANEN
Artikel 2.1 Verantwoordelijke overheidsorganen van de Staat
1. Verantwoordelijke overheidsorganen voor de documenten van de Staat zijn, ieder voor zijn organisatie:
a. de Eerste Kamer der Staten-Generaal;
b. de Tweede Kamer der Staten-Generaal;
c. de verenigde vergadering der Staten-Generaal;
d. het Kabinet van de Koning;
e. de Raad van State;
f. de Algemene Rekenkamer;
g. de Nationale ombudsman;
h. Onze Ministers die met de leiding van een ministerie zijn belast;
i. de Kabinetten van de Gouverneurs van Aruba, Curaçao en St. Maarten;
j. de Hoge Raad van Adel;
k. de Kanselarij der Nederlandse Orden, het Kapittel van de Militaire Willems-Orde en het Kapittel voor de Civiele Orden;
l. de commissarissen van de Koning in de provincie, voor de documenten die verband houden met de taken, bedoeld in artikel 182, eerste en tweede lid, van de Provinciewet;
m. de onafhankelijke bij wet ingestelde organen die met de rechtspraak zijn belast, alsmede de Raad voor de rechtspraak en het College van afgevaardigden, bedoeld in de Wet op de rechterlijke organisatie; en
n. de zelfstandige bestuursorganen, bedoeld in artikel 1 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, die deel uitmaken van de Staat;
o. de vaste colleges van advies, bedoeld in artikel 79 van de Grondwet, die deel uitmaken van de Staat; en
p. de openbare lichamen, bedoeld in artikel 134 van de Grondwet, die deel uitmaken van de Staat.
2. Voor de documenten van andere overheidsorganen van de Staat dan in het eerste lid bedoeld zijn Onze Ministers wie het aangaat als bedoeld in het eerste lid, onderdeel h, verantwoordelijk.
Artikel 2.2 Verantwoordelijke overheidsorganen van een provincie, gemeente of waterschap
1. Verantwoordelijk overheidsorgaan voor de documenten van een provincie zijn gedeputeerde staten, overeenkomstig een door provinciale staten vast te stellen verordening.
2. Verantwoordelijk overheidsorgaan voor de documenten van een gemeente is het college van burgemeester en wethouders, overeenkomstig een door de gemeenteraad vast te stellen verordening.
3. Verantwoordelijk overheidsorgaan voor de documenten van een waterschap is het dagelijks bestuur, overeenkomstig een door het algemeen bestuur vast te stellen verordening.
Artikel 2.3 Verantwoordelijke overheidsorganen bij gemeenschappelijke regelingen
1. Verantwoordelijk overheidsorgaan voor de documenten van een krachtens gemeenschappelijke regeling ingesteld openbaar lichaam is het dagelijks bestuur, overeenkomstig een door het algemeen bestuur vast te stellen verordening.
2. Verantwoordelijk overheidsorgaan voor de documenten van een krachtens gemeenschappelijke regeling ingestelde bedrijfsvoeringsorganisatie is het bestuur.
3. Voor de documenten van een krachtens gemeenschappelijke regeling ingesteld gemeenschappelijk orgaan zijn de verantwoordelijke overheidsorganen van de deelnemers gezamenlijk verantwoordelijk.
Artikel 2.4 Verantwoordelijke overheidsorganen van andere publiekrechtelijke rechtspersonen
Voor de documenten van een andere rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld dan bedoeld in de artikelen 2.1 tot en met 2.3, is het verantwoordelijke overheidsorgaan het orgaan dat met het dagelijks bestuur van de rechtspersoon is belast.
Artikel 2.5 Privaatrechtelijke verantwoordelijke overheidsorganen
Voor de documenten van een ander persoon of college dan bedoeld in de artikelen 2.1 tot en met 2.4, met enig openbaar gezag bekleed, is die persoon of dat college het verantwoordelijke overheidsorgaan.
Artikel 2.6 Verantwoordelijkheid na overbrenging
1. Onze Minister is het verantwoordelijke overheidsorgaan voor de documenten die naar het Nationaal Archief zijn overgebracht.
2. Voor de overgebrachte documenten van een krachtens gemeenschappelijke regeling ingesteld openbaar lichaam, gemeenschappelijk orgaan of ingestelde bedrijfsvoeringsorganisatie wordt in de gemeenschappelijke regeling een verantwoordelijk overheidsorgaan aangewezen, met dien verstande dat:
a. het aangewezen verantwoordelijke overheidsorgaan eveneens verantwoordelijk is voor de niet-overgebrachte documenten van ten minste Ă©Ă©n van de deelnemers in de gemeenschappelijke regeling; en
b. uitsluitend Onze Minister of een verantwoordelijk overheidsorgaan als bedoeld in artikel 2.2 als verantwoordelijk overheidsorgaan kan worden aangewezen.
HOOFDSTUK 3. BIJZONDERE BEPALINGEN VERANTWOORDELIJKHEID
Artikel 3.1 Overdracht verantwoordelijkheid Onze Minister
1. Bij besluit kan Onze Minister zijn taken en bevoegdheden die voortvloeien uit artikel 2.6, eerste lid, voor bepaalde in het besluit omschreven documenten overdragen aan:
a. het dagelijks bestuur van een openbaar lichaam als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen, dat blijkens de gemeenschappelijke regeling archiefbeheer ten doel heeft;
b. het bestuur van een bedrijfsvoeringsorganisatie als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen, die blijkens de gemeenschappelijke regeling archiefbeheer ten doel heeft; of
c. gedeputeerde staten of een college van burgemeester en wethouders.
2. In het besluit kan Onze Minister bovendien bepalen dat taken en bevoegdheden die de rijksarchivaris ten aanzien van de documenten heeft, worden overgedragen aan een persoon die onder de verantwoordelijkheid van het desbetreffende bestuursorgaan werkzaam is. De rijksarchivaris kan ten aanzien van zijn overgedragen taken en bevoegdheden beleidsregels vaststellen.
3. Ten aanzien van de persoon, bedoeld in het tweede lid, is artikel 6.3, vierde lid, van overeenkomstige toepassing.
4. Het besluit kan niet de delegatie inhouden van de bevoegdheid van Onze Minister om bij ministeriële regeling nadere regels te stellen en leidt niet tot eigendomsoverdracht van de desbetreffende documenten.
5. Het besluit geldt voor onbepaalde tijd.
Artikel 3.2 Specifieke uitkering
1. Voor de uitoefening van de overgedragen taken en bevoegdheden, bedoeld in artikel 3.1, eerste en tweede lid, verstrekt Onze Minister een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 15a van de Financiële-verhoudingswet aan het desbetreffende openbaar lichaam of de desbetreffende bedrijfsvoeringsorganisatie, provincie of gemeente.
2. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de specifieke uitkering.
Artikel 3.3 Intrekking besluit verantwoordelijkheidsoverdracht
1. Onze Minister kan een besluit als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, intrekken:
a. op verzoek van het desbetreffende bestuursorgaan, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid;
b. indien de duurzame toegankelijkheid van de documenten door gebrekkig beheer in gevaar komt, of indien het desbetreffende bestuursorgaan anderszins aanmerkelijk tekortschiet in de uitoefening van de aan hem overgedragen taken en verplichtingen; of
c. indien een beleidsmatige heroverweging daartoe aanleiding geeft.
2. Bij toepassing van het eerste lid, aanhef en onderdeel c, treedt het besluit tot intrekking niet eerder in werking dan vijf jaren na dagtekening van het besluit.
Artikel 3.4 Samenwerkingsverbanden
1. In dit artikel wordt verstaan onder samenwerkingsverband: duurzame onderlinge samenwerking tussen meerdere overheidsorganen en al dan niet Ă©Ă©n of meer andere partijen, in welk kader onder de verantwoordelijkheid van meerdere verantwoordelijke overheidsorganen documenten worden opgemaakt of ontvangen.
2. De verantwoordelijke overheidsorganen onder wier verantwoordelijkheid binnen een samenwerkingsverband documenten worden opgemaakt of ontvangen, treffen gezamenlijk een regeling voor deze documenten.
3. In een regeling wordt in ieder geval opgenomen:
a. op welke wijze de verantwoordelijke overheidsorganen gezamenlijk invulling geven aan hun taken en bevoegdheden ten aanzien van de documenten op grond van het bepaalde bij of krachtens deze wet;
b. naar welke archiefdienst of archiefdiensten van de betrokken verantwoordelijke overheidsorganen de blijvend te bewaren documenten van het samenwerkingsverband worden overgebracht;
c. op welke wijze het toezicht ten aanzien van de documenten plaatsvindt; en
d. een regeling voor het beheer van de documenten.
4. In een regeling kunnen de betrokken verantwoordelijke overheidsorganen bepalen dat hun gezamenlijke taken en bevoegdheden ten aanzien van de documenten bij Ă©Ă©n van hen worden belegd.
Artikel 3.5 Organisatorische wijzigingen
1. Een regeling waarbij overheidsorganen worden opgeheven, samengevoegd of gesplitst, dan wel waarbij een of meer taken van een overheidsorgaan worden overgedragen aan een ander overheidsorgaan, houdt een voorziening in omtrent hun documenten.
2. Een regeling waarbij een tijdelijk overheidsorgaan wordt ingesteld houdt een voorziening in omtrent de bewaring van zijn documenten na zijn opheffing.
3. Een regeling waarbij taken van een overheidsorgaan geheel of gedeeltelijk worden overgedragen aan een niet-overheidsorgaan kan een voorziening inhouden omtrent de tijdelijke terbeschikkingstelling aan dat niet-overheidsorgaan van de op die taken betrekking hebbende documenten, voor zover deze documenten niet zijn overgebracht. In de voorziening wordt in ieder geval bepaald:
a. welke documenten aan het niet-overheidsorgaan ter beschikking worden gesteld;
b. gedurende welke periode de documenten aan het niet-overheidsorgaan ter beschikking worden gesteld, met dien verstande dat daarbij, behoudens onder overeenkomstige toepassing van artikel 5.5, tweede lid, niet kan worden afgeweken van de overbrengingstermijn, bedoeld in artikel 5.4, eerste lid; en
c. op welke wijze het toezicht ten aanzien van de documenten plaatsvindt, overeenkomstig het bij of krachtens deze wet bepaalde.
HOOFDSTUK 4. DUURZAME TOEGANKELIJKHEID EN BEHEERHANDELINGEN
Artikel 4.1 Duurzame toegankelijkheid
1. Verantwoordelijke overheidsorganen treffen passende maatregelen om hun documenten duurzaam toegankelijk te maken en te houden.
2. Een passende maatregel kan er niet toe strekken dat deze wet of de daarop berustende bepalingen ten aanzien van de desbetreffende documenten buiten toepassing worden gelaten.
3. Indien documenten ten onrechte berusten onder een ander overheidsorgaan dan dat waaronder zij behoren te berusten, zorgen de verantwoordelijke overheidsorganen ervoor dat de documenten bij het juiste overheidsorgaan terechtkomen.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over het op passende wijze duurzaam toegankelijk maken en houden van documenten.
5. Onze Minister kan, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en in aanvulling op hetgeen bij of krachtens de in het vierde lid bedoelde algemene maatregel van bestuur wordt bepaald, ten behoeve van de verantwoordelijke overheidsorganen, bedoeld in artikel 2.1, 2.4 en 2.5, normen vaststellen ter bevordering van de eenheid, de kwaliteit of de doelmatigheid van de duurzame toegankelijkheid van documenten. Van deze normen kan uitsluitend gemotiveerd door een verantwoordelijk overheidsorgaan worden afgeweken.
6. Onze Minister kan, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de in het vijfde lid bedoelde bevoegdheid mandateren aan de rijksarchivaris.
Artikel 4.2 Beheerregels
1. Een verantwoordelijk overheidsorgaan stelt regels vast voor het beheer van de niet-overgebrachte documenten waarvoor het verantwoordelijk is.
2. In de beheerregels wordt ten minste beschreven:
a. welke overheidsorganen of dienstonderdelen zijn belast met het feitelijke beheer van de documenten;
b. per categorie documenten, een omschrijving van de passende maatregelen die het verantwoordelijke overheidsorgaan neemt om de documenten duurzaam toegankelijk te maken en te houden en in voorkomend geval ingevolge artikel 5.3 te vernietigen; en
c. op welke wijze het beheer periodiek wordt onderzocht, geëvalueerd en indien nodig bijgesteld, in het bijzonder wat betreft de maatregelen ten behoeve van de duurzame toegankelijkheid van documenten.
3. Het verantwoordelijke overheidsorgaan maakt de door hem vastgestelde beheerregels openbaar.
Artikel 4.3 Vervanging
1. Een verantwoordelijk overheidsorgaan kan documenten vervangen door reproducties, teneinde de vervangen documenten te vernietigen.
2. De reproducties worden na de vervanging als de originele documenten aangemerkt.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de vervanging van documenten.
Artikel 4.4 Vervreemding
1. Een verantwoordelijk overheidsorgaan kan documenten slechts vervreemden na machtiging van Onze Minister.
2. Een machtiging is niet vereist indien de vervreemding noodzakelijk is ter uitvoering van een in enige wet neergelegd voorschrift.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de vervreemding van documenten.
Artikel 4.5 Tijdelijke invordering
1. Eenieder die documenten onder zich heeft is verplicht deze binnen vier weken, nadat hij van het verantwoordelijke overheidsorgaan een daartoe strekkende kennisgeving heeft ontvangen, aan hem af te staan, zodat het verantwoordelijke overheidsorgaan van die documenten een reproductie kan maken.
2. Het verantwoordelijke overheidsorgaan geeft de documenten binnen vier weken na ontvangst terug aan degene die ze heeft afgestaan, ongeacht de eventuele andere rechten die het verantwoordelijke overheidsorgaan op die documenten kan doen gelden.
HOOFDSTUK 5. SELECTIE, VERNIETIGING EN OVERBRENGING
Artikel 5.1 Selectiebesluiten
1. Een verantwoordelijk overheidsorgaan ontwerpt een of meer selectiebesluiten voor de documenten waarvoor het verantwoordelijk is en past de selectiebesluiten toe die voor deze documenten zijn vastgesteld.
2. Een selectiebesluit bevat ten minste:
a. een beschrijving van de categorieën documenten waarop het besluit betrekking heeft; en
b. een opgave van de categorieën documenten die blijvend worden bewaard en de categorieën documenten die tijdelijk worden bewaard gedurende een in het selectiebesluit op te nemen bewaartermijn.
3. Een selectiebesluit wordt vastgesteld door Onze Minister in overeenstemming met het verantwoordelijke overheidsorgaan.
4. In een selectiebesluit kan voor categorieën tijdelijk te bewaren documenten worden bepaald dat zij op elk moment kunnen worden vernietigd.
5. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over:
a. de procedure van het ontwerpen van selectiebesluiten;
b. de inhoud van selectiebesluiten; en
c. de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder van een selectiebesluit kan worden afgeweken, met dien verstande dat een dergelijke afwijking in ieder geval niet ten gevolge kan hebben dat documenten die op grond van een selectiebesluit blijvend worden bewaard, worden vernietigd.
Artikel 5.2 Groepsselectiebesluiten
1. Onze Minister kan een groepsselectiebesluit vaststellen ten behoeve van een specifieke groep verantwoordelijke overheidsorganen als bedoeld in artikel 2.5.
2. Onze Minister gaat alleen over tot vaststelling van een groepsselectiebesluit op basis van een ontwerp dat daartoe door een representatieve organisatie bij hem is ingediend.
3. Een vastgesteld groepsselectiebesluit wordt toegepast door alle verantwoordelijke overheidsorganen waarop het besluit betrekking heeft, voor zover voor de desbetreffende verantwoordelijke overheidsorganen geen selectiebesluiten als bedoeld in artikel 5.1 zijn vastgesteld.
4. Artikel 5.1, tweede en vijfde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 5.3 Vernietiging
1. Het verantwoordelijke overheidsorgaan treft passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de documenten waarvan de bewaartermijn, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onderdeel b, is verstreken en die niet op grond van artikel 5.1, vijfde lid, onderdeel c, van vernietiging zijn uitgezonderd, worden vernietigd.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de vernietiging van documenten.
3. Onze Minister-President kan regels stellen op grond waarvan in buitengewone omstandigheden kan worden afgeweken van hetgeen in deze wet is bepaald met betrekking tot de vernietiging van documenten.
Artikel 5.4 Overbrenging en overbrengingstermijn
1. Het verantwoordelijke overheidsorgaan brengt documenten die ouder zijn dan tien jaar en die op grond van een selectiebesluit voor blijvende bewaring in aanmerking komen over naar de archiefdienst die met de blijvende bewaring van die documenten is belast.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van documenten die onder toepassing van het bepaalde krachtens artikel 5.1, vijfde lid, aanhef en onderdeel c, in afwijking van een selectiebesluit blijvend worden bewaard.
3. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de overbrenging.
Artikel 5.5 Afwijking overbrengingstermijn
1. In afwijking van artikel 5.4, eerste lid, kunnen documenten die op grond van een selectiebesluit voor blijvende bewaring in aanmerking komen eerder dan na tien jaar worden overgebracht in overeenstemming met:
a. de archivaris van de decentrale archiefdienst, waarnaar de documenten worden overgebracht; of
b. de rijksarchivaris, indien het documenten betreft die naar het Nationaal Archief worden overgebracht.
2. Indien documenten na de termijn, bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, nog veelvuldig door een overheidsorgaan worden gebruikt of geraadpleegd, kan het verantwoordelijke overheidsorgaan de overbrenging opschorten met machtiging van:
a. gedeputeerde staten; of
b. Onze Minister, indien het documenten betreft die naar het Nationaal Archief of een daartoe door gedeputeerde staten aangewezen decentrale archiefdienst worden overgebracht.
3. Een machtiging wordt verleend voor een periode van ten hoogste tien jaar. Indien de desbetreffende documenten na deze periode nog steeds veelvuldig worden gebruikt of geraadpleegd, kan een verleende machtiging worden verlengd, telkens met een periode van ten hoogste tien jaar.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de procedure voor het aanvragen van een machtiging en worden voorwaarden vastgesteld die aan een machtiging verbonden zijn.
Artikel 5.6 Ontheffing overbrengingsverplichting
1. Een verantwoordelijk overheidsorgaan kan ontheffing worden verleend van de verplichting om documenten naar een archiefdienst over te brengen. Een ontheffing kan worden verleend door:
a. gedeputeerde staten; of
b. Onze Minister, indien het documenten betreft die naar het Nationaal Archief of een daartoe door gedeputeerde staten aangewezen decentrale archiefdienst worden overgebracht.
2. Een ontheffing kan alleen worden verleend, indien:
a. de documenten deel uitmaken van een omvangrijke en samenhangende verzameling;
b. overbrenging van de documenten naar het oordeel van gedeputeerde staten, onderscheidenlijk Onze Minister ernstig afbreuk zou doen aan de integriteit van de verzameling dan wel aan de uitvoering van de wettelijke taak van het betreffende overheidsorgaan; en
c. het verantwoordelijke overheidsorgaan adequate voorzieningen heeft getroffen voor de blijvende bewaring en beschikbaarstelling van de documenten.
3. Een verleende ontheffing kan door gedeputeerde staten, onderscheidenlijk Onze Minister worden ingetrokken, indien:
a. de overbrenging van de desbetreffende documenten niet langer afbreuk zou doen aan de integriteit van de verzameling of aan de uitvoering van de wettelijke taak van het desbetreffende overheidsorgaan; of
b. het verantwoordelijke overheidsorgaan niet langer voldoet aan het bepaalde in het tweede lid, onderdeel c.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over:
a. de procedure voor het aanvragen van een ontheffing;
b. de bekendmaking van een ontheffingsbesluit; en
c. de door het verantwoordelijke overheidsorgaan te treffen adequate voorzieningen.
HOOFDSTUK 6. ARCHIEFDIENSTEN EN ARCHIVARISSEN
Artikel 6.1 Het Nationaal Archief
1. Er is een Nationaal Archief, dat ressorteert onder Onze Minister.
2. Het Nationaal Archief is belast met de bewaring en beschikbaarstelling van blijvend te bewaren documenten van:
a. overheidsorganen van de Staat;
b. overheidsorganen als bedoeld in artikel 2.3, waarvoor Onze Minister na overbrenging het verantwoordelijke overheidsorgaan is;
c. overheidsorganen als bedoeld in de artikelen 2.4 en 2.5;
d. de voormalige provinciale en departementale besturen; en
e. andere overheidsorganen of van particuliere rechtspersonen of natuurlijke personen, die ingevolge vervreemding, door toepassing van artikel 9.4, of uit anderen hoofde voor blijvende bewaring onder het Nationaal Archief zijn komen te berusten.
3. Het Nationaal Archief heeft een rijksarchivaris, die verantwoordelijk is voor het beheer van de documenten die blijvend door het Nationaal Archief worden bewaard.
4. Onze Minister kan het Nationaal Archief bij ministeriële regeling aanvullende taken opdragen.
Artikel 6.2 Decentrale archiefdiensten
1. Gedeputeerde staten, het college van burgemeester en wethouders, onderscheidenlijk het dagelijks bestuur van een waterschap voorzien in een decentrale archiefdienst die is belast met de bewaring en beschikbaarstelling van:
a. de blijvend te bewaren documenten van de overheidsorganen van de provincie, de gemeente, onderscheidenlijk het waterschap;
b. de blijvend te bewaren documenten van overheidsorganen als bedoeld in artikel 2.3, waarvoor gedeputeerde staten, het college van burgemeester en wethouders, onderscheidenlijk het dagelijks bestuur van het waterschap na overbrenging het verantwoordelijke overheidsorgaan is; en
c. andere overheidsorganen of van particuliere rechtspersonen of natuurlijke personen, die ingevolge vervreemding, door toepassing van artikel 9.4, of uit anderen hoofde onder de decentrale archiefdienst zijn komen te berusten.
2. Elke decentrale archiefdienst heeft een archivaris, die verantwoordelijk is voor het beheer van de documenten die blijvend door de dienst worden bewaard.
Artikel 6.3 Aanwijzing rijksarchivaris en archivaris decentrale archiefdienst
1. De rijksarchivaris wordt aangewezen door Onze Minister, gehoord het gevoelen van de ministerraad.
2. Een archivaris wordt aangewezen door gedeputeerde staten, het college van burgemeester en wethouders, of het dagelijks bestuur van een waterschap.
3. Een aanwijzing eindigt van rechtswege met ingang van de datum dat de uitoefening van de functie van rijksarchivaris, onderscheidenlijk archivaris geen onderdeel meer uitmaakt van de werkzaamheden van de betreffende ambtenaar.
4. De rijksarchivaris of een archivaris wordt aangewezen in elk geval op grond van zijn professionele kwaliteiten, in het bijzonder zijn deskundigheid op het gebied van de wetgeving en de praktijk inzake archivistiek, alsmede zijn vermogen de taken te vervullen die voortvloeien uit het bepaalde bij of krachtens deze wet.
HOOFDSTUK 7. OPENBAARHEID EN OPENBAARHEIDSBEPERKING
Artikel 7.1 Openbaarheid
1. Na overbrenging zijn documenten openbaar.
2. Het is eenieder toegestaan op verzoek overgebrachte documenten kosteloos te raadplegen en daarvan kopieën, afschriften, uittreksels of bewerkingen te maken.
3. Voor het doen maken van kopieën, afschriften, uittreksels of bewerkingen van overgebrachte documenten kan volgens door het verantwoordelijke overheidsorgaan te stellen regels een vergoeding worden gevraagd.
4. Op de vergoeding is artikel 9, eerste en vierde lid, van de Wet hergebruik van overheidsinformatie van overeenkomstige toepassing.
5. Een archivaris of de rijksarchivaris kan uit eigen beweging kopieën, afschriften, uittreksels of bewerkingen publiceren van de openbare documenten die blijvend door de dienst worden bewaard.
Artikel 7.2 Openbaarheidsbeperking
1. Het verantwoordelijke overheidsorgaan beperkt de openbaarheid van documenten bij de overbrenging, indien zij informatie bevatten die:
a. de eenheid van de Kroon in gevaar zou kunnen brengen;
b. de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden;
c. bedrijfs- en fabricagegegevens betreft die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn medegedeeld;
d. persoonsgegevens betreft als bedoeld in paragraaf 3.1 onderscheidenlijk paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, tenzij de betrokkene uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven voor de openbaarmaking van deze persoonsgegevens of deze persoonsgegevens kennelijk door de betrokkene openbaar zijn gemaakt; of
e. nummers betreft die dienen ter identificatie van personen die bij wet of algemene maatregel van bestuur zijn voorgeschreven als bedoeld in artikel 46 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, tenzij de verstrekking kennelijk geen inbreuk op de levenssfeer maakt.
2. Het verantwoordelijke overheidsorgaan beperkt de openbaarheid van documenten bij de overbrenging voorts, indien het belang van de openbaarheid van de in de documenten opgenomen informatie niet opweegt tegen de volgende belangen:
a. de betrekkingen van Nederland met andere landen en staten en met internationale organisaties;
b. de economische of financiële belangen van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen, in geval van milieu-informatie slechts voor zover de informatie betrekking heeft op handelingen met een vertrouwelijk karakter;
c. de opsporing en vervolging van strafbare feiten;
d. inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen;
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
f. de bescherming van andere dan in het eerste lid, onderdeel c, genoemde concurrentiegevoelige bedrijfs- en fabricagegegevens;
g. de bescherming van het milieu waarop deze informatie betrekking heeft;
h. de beveiliging van personen en bedrijven en het voorkomen van sabotage;
i. het goed functioneren van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen.
3. In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, wordt de openbaarheid van documenten die milieu-informatie bevatten eveneens beperkt voor zover door de openbaarmaking van die informatie het in het eerste lid, onderdeel c, genoemde belang ernstig zou worden geschaad, en het algemeen belang van openbaarheid van informatie niet opweegt tegen deze schade.
4. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op milieu-informatie die betrekking heeft op emissies in het milieu.
Artikel 7.3 Advisering en motivering besluit beperking openbaarheid
1. Het verantwoordelijke overheidsorgaan vraagt over een voorgenomen besluit tot openbaarheidsbeperking advies aan:
a. de archivaris van de decentrale archiefdienst, waarnaar de documenten worden overgebracht; of
b. de rijksarchivaris, indien het documenten betreft die naar het Nationaal Archief worden overgebracht.
2. Het verantwoordelijke overheidsorgaan motiveert een besluit tot openbaarheidsbeperking aan de hand van de gronden, bedoeld in artikel 7.2, die zich, ondanks het tijdsverloop, tegen openbaarmaking van de documenten verzetten.
Artikel 7.4 Beperkingstermijnen
1. De beperkingsgronden, bedoeld in artikel 7.2, eerste lid, onderdelen a en b, en tweede lid, onderdeel a, zijn niet van toepassing op overgebrachte documenten die ouder zijn dan 75 jaar.
2. De beperkingsgronden, bedoeld in artikel 7.2, eerste lid, onderdelen d en e, en tweede lid, onderdeel e, zijn niet van toepassing op overgebrachte documenten die ouder zijn dan 110 jaar.
3. De andere beperkingsgronden, bedoeld in artikel 7.2, zijn niet van toepassing op overgebrachte documenten die ouder zijn dan twintig jaar.
4. In afwijking van het eerste tot en met derde lid kan in een besluit tot openbaarheidsbeperking voor bepaalde documenten aan een beperkingsgrond een langere geldingsduur worden toegekend. In een dergelijk geval kan een besluit tot openbaarheidsbeperking enkel worden genomen met instemming van:
a. gedeputeerde staten; of
b. Onze Minister, indien het documenten betreft die naar het Nationaal Archief of een daartoe door gedeputeerde staten aangewezen decentrale archiefdienst worden overgebracht.
Artikel 7.5 Openbaarheidsbeperking na overbrenging
Na overbrenging kan het verantwoordelijke overheidsorgaan de openbaarheid van documenten niet alsnog beperken, tenzij de voortdurende openbaarheid van die documenten onaanvaardbaar zou zijn gelet op een of meer van de beperkingsgronden, bedoeld in artikel 7.2.
Artikel 7.6 Opheffing openbaarheidsbeperking
1. Het verantwoordelijke overheidsorgaan kan besluiten tot opheffing van de op documenten rustende openbaarheidsbeperkingen, indien de beperkingsgronden, bedoeld in artikel 7.2, zich niet langer tegen openbaarmaking verzetten.
2. Indien het documenten betreft waarvoor Onze Minister ingevolge artikel 2.6, eerste lid, het verantwoordelijke overheidsorgaan is, kan hij enkel tot opheffing besluiten:
a. gehoord het verantwoordelijke overheidsorgaan dat de documenten heeft overgebracht; of
b. in overeenstemming met het verantwoordelijke overheidsorgaan dat de documenten heeft overgebracht, indien het documenten betreft waarvan de openbaarheid mede of uitsluitend is beperkt met het oog op een of meer van de beperkingsgronden, bedoeld in artikel 7.2, eerste lid, onderdelen a en b, en tweede lid, onderdeel a.
HOOFDSTUK 8. TOEGANG TOT OVERGEBRACHT ARCHIEF
Artikel 8.1 Begripsbepaling
In afwijking van artikel 1.1 wordt in dit hoofdstuk verstaan onder archivaris: archivaris of rijksarchivaris van de archiefdienst die de desbetreffende documenten blijvend bewaart.
Artikel 8.2 Toegang openbare documenten
1. De archivaris verleent eenieder op verzoek toegang tot openbare documenten voor raadpleging of gebruik.
2. De archivaris kan weigeren toegang te verlenen tot openbare documenten, indien:
a. de toestand van de documenten zich daar naar zijn oordeel tegen verzet; of
b. de documenten niet veilig aan de verzoeker kunnen worden toevertrouwd.
3. Indien de aard of de mate van raadpleging of gebruik van documenten een ernstige bedreiging vormt voor hun toestand, kan de archivaris een verzoeker toegang verlenen tot kopieën van die documenten.
4. Gebruik als bedoeld in het eerste lid omvat mede hergebruik als bedoeld in de Richtlijn (EG) nr. 2003/98 van het Europees Parlement en de Raad van 17Â november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie (PbEG 2003, LÂ 345).
5. Het verlenen van toegang vindt plaats overeenkomstig de artikelen 5 en 6 van de Wet hergebruik van overheidsinformatie.
Artikel 8.3 Toegang beperkt openbare documenten
1. De archivaris verleent een verzoeker toegang tot beperkt openbare documenten voor raadpleging of gebruik voor zover het belang van de relevante beperkingsgronden, bedoeld in artikel 7.2, niet opweegt tegen het belang van de verzoeker tot raadpleging of gebruik van de documenten.
2. Artikel 8.2, tweede tot en met vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3. Indien het verzoek betrekking heeft op documenten die ingevolge artikel 9.4 door de archiefdienst zijn opgenomen, vindt het verlenen van toegang in voorkomend geval plaats met inachtneming van de voorwaarden, bedoeld in artikel 9.4, tweede lid.
4. De archivaris kan aan het verlenen van toegang tot beperkt openbare documenten voorwaarden verbinden. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden worden vastgesteld die in ieder geval door de archivaris aan het verlenen van toegang worden verbonden.
5. Indien een verzoek betrekking heeft op documenten waarvan de openbaarheid is beperkt op basis van of mede op basis van Ă©Ă©n van de beperkingsgronden, bedoeld in artikel 7.2, eerste lid, onderdelen a en b, en tweede lid, onderdeel a, wordt op dat verzoek beslist door het verantwoordelijke overheidsorgaan dat de documenten heeft overgebracht. Ten aanzien van deze documenten zijn het eerste tot en met vierde lid niet van toepassing, maar gelden de regelingen inzake het recht op informatie die zouden gelden indien de documenten niet naar een archiefdienst zouden zijn overgebracht.
Artikel 8.4 Verstrekken van informatie in andere vorm
1. De archivaris verstrekt naar aanleiding van een verzoek informatie in andere vorm, indien:
a. de verzoeker onder toepassing van de artikelen 8.2 en 8.3 geen toegang kan worden verleend tot de desbetreffende documenten; en
b. de verstrekking van de archivaris een inspanning vergt die niet onevenredig is in verhouding tot het belang van de verzoeker bij de raadpleging van de informatie.
2. In andere gevallen kan de archivaris een verzoeker in andere vorm dan door het verlenen van toegang informatie verstrekken uit openbare of beperkt openbare documenten.
3. De archivaris kan naar aanleiding van een of meerdere verzoeken informatie uit beperkt openbare documenten voor eenieder openbaar maken.
4. Bij de verstrekking of openbaarmaking van informatie uit beperkt openbare documenten aan een verzoeker is artikel 8.3, eerste, derde en vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 8.5 Uitlening
1. De archivaris kan documenten voor een bepaalde tijd uitlenen aan een verzoeker, mits deskundig beheer en veilige bewaring naar zijn oordeel voldoende zijn gewaarborgd.
2. De artikelen 8.2, tweede lid, en 8.3, eerste, derde en vijfde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
3. De kosten van de uitlening kunnen volgens door het verantwoordelijke overheidsorgaan te stellen regels bij de verzoeker in rekening worden gebracht. Ten aanzien van deze kosten is artikel 9, eerste en vierde lid, van de Wet hergebruik van overheidsinformatie van overeenkomstige toepassing.
Artikel 8.6 Toegang of uitlening verantwoordelijk overheidsorgaan
1. De archivaris verleent een verantwoordelijk overheidsorgaan op verzoek toegang tot de documenten die het heeft overgebracht en leent die documenten op verzoek aan hem uit.
2. De archivaris kan een verzoek weigeren indien de toestand van de documenten zich naar het oordeel van de archivaris tegen het verlenen van toegang of tegen uitlening verzet. In dat geval stelt de archivaris het verantwoordelijke overheidsorgaan zo mogelijk kopieën ter beschikking.
Artikel 8.7 Verzoek om toegang of uitlening
1. Een verzoek als bedoeld in artikel 8.2 kan mondeling of schriftelijk worden gedaan en kan elektronisch worden verzonden op de door de archivaris aangegeven wijze.
2. Een verzoek als bedoeld in de artikel 8.3 en 8.5 wordt schriftelijk gedaan en kan elektronisch worden verzonden op de door het verantwoordelijke overheidsorgaan aangegeven wijze.
3. De verzoeker geeft bij zijn verzoek aan op welke documenten het verzoek betrekking heeft.
4. Indien een verzoek betrekking heeft op beperkt openbare documenten kan de archivaris:
a. nadere eisen stellen aan het verzoek, teneinde te kunnen beoordelen of de verzoeker met inachtneming van artikel 7.2 toegang kan worden verleend tot de betreffende documenten; of
b. de verzoeker om nadere specificering vragen van het onderwerp waarover hij informatie wenst te ontvangen, teneinde te kunnen beoordelen of een verzoeker in andere vorm informatie uit beperkt openbare documenten kan worden verstrekt.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over:
a. het verzoek met betrekking tot beperkt openbare documenten; en
b. de wijze waarop de archivaris aan de hand van een dergelijk verzoek beoordeelt of de verzoeker met inachtneming van artikel 7.2 toegang kan worden verleend tot beperkt openbare documenten, hetzij of aan hem in andere vorm informatie kan worden verstrekt.
HOOFDSTUK 9. BIJZONDERE BEPALINGEN BEHEER OVERGEBRACHT ARCHIEF
Artikel 9.1 Vervreemding door Onze Minister na overbrenging
1. Onze Minister kan overgebrachte documenten waarvoor hij ingevolge artikel 2.6, eerste lid, het verantwoordelijke overheidsorgaan is, slechts vervreemden na machtiging van het verantwoordelijke overheidsorgaan dat de documenten heeft overgebracht.
2. Een machtiging is niet vereist, indien de vervreemding geschiedt ter uitvoering van een in enige wet neergelegd voorschrift.
Artikel 9.2 Vernietiging na overbrenging
Onze Minister kan overgebrachte documenten waarvoor hij ingevolge artikel 2.6, eerste lid, het verantwoordelijke overheidsorgaan is, slechts vernietigen na machtiging van het verantwoordelijke overheidsorgaan dat de documenten heeft overgebracht.
Artikel 9.3 Afschriften van een authentieke akte
De archivaris of de rijksarchivaris kan afschriften afgeven van bij de archiefdienst berustende authentieke akten.
Artikel 9.4 Het opnemen van bescheiden door een archiefdienst
1. Onze Minister of een verantwoordelijk overheidsorgaan als bedoeld in artikel 2.2 kan met het oog op de belangen, bedoeld in artikel 1.3, schriftelijke stukken of andere gehelen van vastgelegde gegevens die daartoe door een rechtspersoon of natuurlijke persoon beschikbaar worden gesteld in bewaring doen nemen of voor blijvende bewaring doen opnemen door het Nationaal Archief, onderscheidenlijk de door hem aangewezen decentrale archiefdienst. Onze Minister of het verantwoordelijke overheidsorgaan kan daartoe met de betreffende persoon een overeenkomst sluiten.
2. Op de ingevolge het eerste lid door een archiefdienst opgenomen documenten is artikel 7.1 van overeenkomstige toepassing.
3. Bij het opnemen van schriftelijke stukken of andere gehelen van vastgelegde gegevens kan Onze Minister of het verantwoordelijke overheidsorgaan besluiten de openbaarheid daarvan voor bepaalde tijd te beperken. Indien de overeenkomst daartoe aanleiding geeft, kunnen daarbij bijzondere voorwaarden worden vastgesteld waaronder daartoe toegang kan worden verleend of waaronder daaruit informatie in andere vorm kan worden verstrekt.
HOOFDSTUK 10. TOEZICHT EN HANDHAVING
Artikel 10.1 Toezicht centrale overheid
1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde door de verantwoordelijke overheidsorganen, bedoeld in artikel 2.1, 2.4 en 2.5, zijn belast de bij besluit van Onze Minister als hoofdinspecteur en inspecteurs aangewezen ambtenaren.
2. Ten aanzien van de aanwijzing van de hoofdinspecteur is artikel 6.3, vierde lid, van overeenkomstige toepassing.
3. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
4. De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheid, genoemd in artikel 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
5. Indien een toezichthouder met toepassing van artikel 5:15 van de Algemene wet bestuursrecht een ruimte betreedt, waarin documenten worden bewaard van overheidsorganen als bedoeld in het eerste lid, of met toepassing van artikel 5:18 van de Algemene wet bestuursrecht inzage vordert in zulke documenten, neemt hij de voorschriften ten aanzien van de beveiliging van geheimen in acht.
6. De hoofdinspecteur doet aan het verantwoordelijk overheidsorgaan mededeling van de bevindingen van het toezicht en van de voorzieningen die naar zijn oordeel dienen te worden getroffen.
7. Jaarlijks brengt de hoofdinspecteur aan Onze Minister schriftelijk verslag uit van zijn bevindingen van het toezicht. Onze Minister zendt dit verslag, vergezeld van zijn standpunt, aan de Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal.
Artikel 10.2 Meldplicht incidenten
1. Een verantwoordelijk overheidsorgaan als bedoeld in de artikelen 2.1, 2.4 of 2.5 doet onverwijld melding aan de hoofdinspecteur van:
a. de beschadiging, vermissing, het verlies of anderszins ontoegankelijk worden, anders dan ingevolge vernietiging of vervreemding in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens deze wet, van een of meer documenten waaraan ingevolge artikel 1.3 een aanmerkelijk belang moet worden toegekend, alsook de dreiging daarvan; of
b. een calamiteit die heeft geleid of dreigt te leiden tot de beschadiging, vermissing, het verlies of anderszins ontoegankelijk worden van een groot aantal documenten.
2. Onze Minister kan nadere regels stellen over de wijze waarop een melding wordt gedaan.
Artikel 10.3 Handhaving centrale overheid
1. Indien een verantwoordelijk overheidsorgaan als bedoeld in artikel 2.1, 2.4 of 2.5, niet voldoet aan het bepaalde bij of krachtens deze wet, kan Onze Minister hem een aanwijzing geven.
2. In de aanwijzing geeft Onze Minister met redenen omkleed aan op welke punten het verantwoordelijk overheidsorgaan in de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet tekortschiet, alsmede de in verband daarmee te nemen maatregelen.
3. Onze Minister kan een verantwoordelijk overheidsorgaan een last onder bestuursdwang opleggen, indien het overheidsorgaan de gegeven aanwijzing niet opvolgt. Deze bevoegdheid heeft Onze Minister niet ten aanzien van een verantwoordelijk overheidsorgaan als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdelen a tot en met g.
4. Onze Minister maakt van de bevoegdheid tot het geven van een aanwijzing of het opleggen van een last onder bestuursdwang geen gebruik dan na overleg met het betreffende overheidsorgaan.
Artikel 10.4 Toezicht decentrale overheden
1. De archivaris van de door gedeputeerde staten, het college van burgemeester en wethouders of het dagelijks bestuur van een waterschap aangewezen decentrale archiefdienst is belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet door de overheidsorganen van de provincie, de gemeente, onderscheidenlijk het waterschap.
2. De archivaris rapporteert rechtstreeks aan gedeputeerde staten, het college van burgemeester en wethouders, onderscheidenlijk het dagelijks bestuur van het waterschap, over de bevindingen van het toezicht.
3. Over het toezicht door de archivaris wordt door provinciale staten, de gemeenteraad, onderscheidenlijk het algemeen bestuur van het waterschap een verordening vastgesteld. In de verordening wordt in ieder geval een regeling opgenomen over de periodieke verslaglegging, ten minste tweejaarlijks, van de bevindingen van het toezicht door gedeputeerde staten, het college van burgemeester en wethouders, of het dagelijks bestuur van het waterschap aan provinciale staten, de gemeenteraad, onderscheidenlijk het algemeen bestuur van het waterschap.
4. Met betrekking tot de uitvoering van deze wet door het dagelijks bestuur van een waterschap zijn de artikelen 124, 124a, 124c tot en met 124h, alsmede hoofdstuk XVII van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
Artikel 10.5 Toezicht gemeenschappelijke regelingen
1. De archivaris van de door het verantwoordelijke overheidsorgaan, bedoeld in artikel 2.6, tweede lid, aangewezen decentrale archiefdienst is belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet door een krachtens gemeenschappelijke regeling ingesteld openbaar lichaam, gemeenschappelijk orgaan, of ingestelde bedrijfsvoeringsorganisatie.
2. Indien Onze Minister dat verantwoordelijke overheidsorgaan is, geschiedt het toezicht door de als hoofdinspecteur en inspecteurs aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 10.1, eerste lid, en zijn de artikelen 10.2 en 10.3 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 10.6 Last onder bestuursdwang
Het verantwoordelijke overheidsorgaan kan degene die niet voldoet aan de in artikel 4.5, eerste lid, gestelde verplichting een last onder bestuursdwang opleggen.
HOOFDSTUK 11. WIJZIGING ANDERE WETGEVING
Artikel 11.1 Algemene wet bestuursrecht
De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
In bijlage 1 wordt âArchiefwet 1995: artikel 38â vervangen door âArchiefwet 20..: artikel 10.4, vierde lidâ.
B
Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In artikel 1 wordt in de zinsnede met betrekking tot de Archiefwet 1995 âArchiefwet 1995â vervangen door âArchiefwet 20..â en wordt âartikel 38â telkens vervangen door âartikel 10.4, vierde lidâ.
2. In artikel 2 wordt âArchiefwet 1995: artikel 38â vervangen door âArchiefwet 20..: artikel 10.4, vierde lidâ.
Artikel 11.2 Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek
Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 17a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De registers van de burgerlijke stand worden in het gemeentehuis bewaard totdat zij worden overgebracht naar de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen decentrale archiefdienst, bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de Archiefwet 20...
2. In het tweede lid wordt âgemeentelijke archiefbewaarplaatsâ vervangen door âdecentrale archiefdienstâ.
B
In artikel 17b wordt âbeheerder van een archiefbewaarplaatsâ vervangen door âarchivaris van een decentrale archiefdienstâ.
Artikel 11.3 Erfgoedwet
In artikel 5.9, vierde lid, van de Erfgoedwet wordt âArchiefwet 1995â vervangen door âArchiefwet 20..â.
Artikel 11.4 Jeugdwet
Artikel 12.3a van de Jeugdwet wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid vervalt, onder vernummering van het tweede en derde lid tot eerste en tweede lid.
2. Het eerste lid (nieuw) komt te luiden:
1. Voor zover documenten als bedoeld in artikel 1.1 van de Archiefwet 20.. zorg betreffen waarvoor op de datum van inwerkingtreding van artikel 11.7 een indicatiebesluit als bedoeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten was afgegeven, is het CIZ, genoemd in artikel 7.1.1 van de Wet langdurige zorg, het verantwoordelijke overheidsorgaan, bedoeld in artikel 1.1 van de Archiefwet 20.., voor zover de documenten niet overeenkomstig die wet of overeenkomstig de Archiefwet 1995, zoals die wet luidde voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Archiefwet 20.., naar een archiefdienst, onderscheidenlijk een archiefbewaarplaats zijn overgebracht.
3. In het tweede lid (nieuw) wordt âHet indicatieorgaan, bedoeld in het tweede lid,â vervangen door âHet CIZâ, wordt âarchiefbescheidenâ telkens vervangen door âdocumentenâ, en wordt âbescheidenâ vervangen door âdocumentenâ.
Artikel 11.5 Machtigingswet oprichting Invest-NL
Artikel 15 van de Machtigingswet oprichting Invest-NL wordt als volgt
gewijzigd:
1. Het opschrift komt te luiden:
Artikel 15. Terbeschikkingstelling documenten en overdracht documenten bij ontbinding.
2. Het eerste lid komt te luiden:
1. De Archiefwet 20.. is van toepassing op het beheer van en het toezicht op de documenten, bedoeld in artikel 1.1 van die wet, die aan Invest-NL of een rechtspersoon als bedoeld in artikel 2, derde lid, ten behoeve van de uitoefening van de taken, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen c en d, ter beschikking zijn of worden gesteld.
2. In het tweede lid wordt âwordt het beheer van en de zorg voor de archiefbescheidenâ vervangen door âworden de schriftelijke stukken of andere gehelen van vastgelegde gegevensâ.
4. Het derde lid komt te luiden:
3. Met het toezicht op de naleving overeenkomstig de Archiefwet 20.. van het beheer van de documenten, bedoeld in het eerste lid, zijn de krachtens artikel 10.1, eerste lid, van die wet aangewezen ambtenaren belast.
Artikel 11.5a Machtigingswet oprichting Invest International
Artikel 13 van de Machtigingswet oprichting Invest International wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift komt te luiden:
Artikel 13. Terbeschikkingstelling documenten en overdracht documenten bij ontbinding.
2. Het eerste lid komt te luiden:
1. De Archiefwet 20.. is van toepassing op het beheer van en het toezicht op documenten, bedoeld in artikel 1.1 van die wet, die aan Invest International of een rechtspersoon als bedoeld in artikel 2, derde lid, ten behoeve van de uitoefening van taken, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen c en d, ter beschikking zijn of worden gesteld.
3. In het tweede lid wordt âwordt het beheer van en de zorg voor de archiefbescheidenâ vervangen door âworden de schriftelijke stukken of andere gehelen van vastgelegde gegevensâ.
4. Het derde lid komt te luiden:
3. Met het toezicht op de naleving overeenkomstig de Archiefwet 20.. van het beheer van de documenten, bedoeld in het eerste lid, zijn de krachtens artikel 10.1, eerste lid, van die wet aangewezen ambtenaren belast.
Artikel 11.6 Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming
Artikel 45 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Bij de verwerking van persoonsgegevens die deel uitmaken van documenten als bedoeld in artikel 1.1 van de Archiefwet 20.., die berusten bij een archiefdienst als bedoeld in artikel 1.1 van die wet, zijn de artikelen 15, 16, 18, eerste lid, onderdeel a, en 20 van de verordening niet van toepassing.
2. In het tweede en derde lid wordt âarchiefbescheidenâ telkens vervangen door âdocumentenâ.
Artikel 11.7 Uitvoeringswet EGTS-verordening
In artikel 8, onderdeel b, van de Uitvoeringswet EGTS-verordening wordt âartikel 1, onderdeel b, van de Archiefwet 1995â vervangen door âartikel 1.1 van de Archiefwet 20..â.
Artikel 11.8 Visserijwet 1963
Artikel 75 van de Visserijwet 1963 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Onze Minister is het verantwoordelijke overheidsorgaan, bedoeld in artikel 1.1 van de Archiefwet 20.., voor de documenten, bedoeld in artikel 1.1 van die wet, van de bij de wet van 6 september 2006 tot wijziging van de Visserijwet 1963 (Stb. 2006, 476) opgeheven Organisatie ter verbetering van de binnenvisserij.
2. In het tweede lid wordt âarchiefbescheidenâ vervangen door âdocumentenâ en wordt âeen rijksarchiefbewaarplaatsâ vervangen door âhet Nationaal Archiefâ.
3. In het derde lid wordt âarchiefbescheidenâ vervangen door âdocumentenâ.
4. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de eerste volzin wordt âarchiefbescheidenâ vervangen door âdocumentenâ.
b. De tweede volzin komt te luiden: Het toezicht ten aanzien van de documenten, bedoeld in artikel 10.1 van de Archiefwet 20.., blijft op de krachtens het tweede lid ter beschikking gestelde documenten van toepassing.
5. In het vijfde en zesde lid wordt âarchiefbescheidenâ telkens vervangen door âdocumentenâ.
6. Het zevende lid komt te luiden:
7. De overbrenging van de in het eerste lid bedoelde documenten naar het Nationaal Archief geschiedt door Onze Minister met inachtneming van de artikelen 12.3 en 5.4 van de Archiefwet 20...
Artikel 11.9 Wet algemene regels herindeling
Artikel 70 van de Wet algemene regels herindeling wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âarchiefbescheidenâ vervangen door âdocumenten, bedoeld in artikel 1.1 van de Archiefwet 20..,â.
2. In het tweede lid worden âarchiefbescheidenâ en âbescheidenâ telkens vervangen door âdocumentenâ, wordt âartikel 12 van de Archiefwet 1995â vervangen door âartikel 5.4 van de Archiefwet 20..â en wordt âartikel 9â vervangen door âartikel 4.4, derde lid,â.
3. In het derde en vierde lid wordt âarchiefbescheidenâ telkens vervangen door âdocumentenâ.
Artikel 11.10 Wet basisregistratie personen
In artikel 4.18 van de Wet basisregistratie personen wordt âartikel 12, eerste lid, van de Archiefwet 1995â vervangen door âartikel 5.4, eerste lid, van de Archiefwet 20..,â.
Artikel 11.11 Wet gebruik Friese taal
Artikel 23 van de Wet gebruik Friese taal wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin wordt âbescheidenâ vervangen door âdocumenten, bedoeld in artikel 1.1 van de Archiefwet 20..,â en wordt âArchiefwet 1995â vervangen door âArchiefwet 20..â.
2. In de tweede volzin wordt âbescheidenâ vervangen door âdocumentenâ.
Artikel 11.12 Wet gemeentelijke indeling zuidelijk deel IJsselmeer behorende bij Flevoland
In artikel 5, tweede lid, van de Wet gemeentelijke indeling zuidelijk deel IJsselmeer behorende bij Flevoland wordt âde archiefbescheidenâ vervangen door âde documenten, bedoeld in artikel 1.1 van de Archiefwet 20..,â en wordt âdie archiefbescheidenâ vervangen door âdie documentenâ.
Artikel 11.13 Wet instelling gemeente Lelystad
In artikel 28, tweede lid, van de Wet instelling gemeente Lelystad wordt âde archiefbescheidenâ vervangen door âde documenten, bedoeld in artikel 1.1 van de Archiefwet 20..,â en wordt âdie archiefbescheidenâ vervangen door âdie documentenâ.
Artikel 11.14 Wet instelling provincie Flevoland
De Wet instelling provincie Flevoland wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 37, derde lid, wordt âarchiefbescheidenâ vervangen door âdocumenten, bedoeld in artikel 1.1 van de Archiefwet 20..â.
B
Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt âarchiefbescheidenâ vervangen door âdocumenten als bedoeld in artikel 1.1 van de Archiefwet 20..â.
2. In het vierde lid wordt âarchiefbescheidenâ vervangen door âarchiefbescheiden of documentenâ.
3. In het vijfde lid wordt âarchiefbescheidenâ vervangen door âdocumentenâ.
Artikel 11.15 Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017
De Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. In afwijking van artikel 5.4, eerste lid, van de Archiefwet 20.., worden slechts die documenten, bedoeld in artikel 1.1 van die wet, naar een archiefdienst overgebracht die ouder zijn dan tien jaar en waarvan door Onze betrokken Minister, na advies van de archivaris of rijksarchivaris van de archiefdienst, is vastgesteld dat daaraan geen beperkingen aan de openbaarheid dienen te worden gesteld met het oog op Ă©Ă©n of meer van de beperkingsgronden, bedoeld in artikel 7.2, eerste lid, onderdelen a en b, en tweede lid, onderdeel a, van die wet.
2. In het tweede lid wordt âarchiefbescheidenâ vervangen door âdocumentenâ.
B
Artikel 22, derde lid, komt te luiden:
3. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onderscheidenlijk Onze Minister van Defensie is het verantwoordelijke overheidsorgaan, bedoeld in artikel 1.1 van de Archiefwet 20.., voor documenten als bedoeld in artikel 1.1 van die wet, die verband houden met de gegevensverwerking ten behoeve van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst onderscheidenlijk de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst door de ambtenaren, bedoeld in artikel 91 onderscheidenlijk artikel 92, voor zover deze documenten niet zijn overgebracht naar het Nationaal Archief.
C
In artikel 133, derde lid, wordt âarchiefbescheidenâ vervangen door âdocumenten, bedoeld in artikel 1.1 van de Archiefwet 20..,â.
D
Artikel 146 komt te luiden:
Artikel 146. Overgangsbepaling overbrengingstermijn Archiefwet 20..
In afwijking van artikel 21 van de wet worden van de documenten als bedoeld in artikel 1.1 van de Archiefwet 20.., die zijn opgemaakt of ontvangen voorafgaand aan het moment van inwerkingtreding van die wet, slechts die documenten naar een archiefdienst overgebracht die ouder zijn dan twintig jaar en waarvan door Onze betrokken Minister, na advies van de archivaris of rijksarchivaris van de archiefdienst, is vastgesteld dat daaraan geen beperkingen aan de openbaarheid dienen te worden gesteld met het oog op één of meer van de beperkingsgronden, bedoeld in artikel 7.2, eerste lid, onderdelen a en b, en tweede lid, onderdeel a, van die wet.
Artikel 11.16 Wet op het notarisambt
De Wet op het notarisambt wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 41, tweede lid, wordt âartikel 21, eerste lid, van de Archiefwet 1995â vervangen door âartikel 4.1, vierde lid, van de Archiefwet 20..â.
B
In artikel 57 komt het vierde lid te luiden:
4. In afwijking van artikel 2.5 van de Archiefwet 20.. is Onze Minister het verantwoordelijke overheidsorgaan voor de zich in de algemene bewaarplaats bevindende documenten, bedoeld in artikel 1.1 van die wet, voor zover deze niet zijn overgebracht naar het Nationaal Archief.
C
Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âartikel 12 van de Archiefwet 1995â vervangen door âartikel 5.4 van de Archiefwet 20..â, wordt âde bij of krachtens die wet voor de bewaring daarvan aangewezen rijksarchiefbewaarplaatsâ vervangen door âhet Nationaal Archiefâ, en wordt âde rijksarchiefbewaarplaatsâ vervangen door âhet Nationaal Archiefâ.
2. In het tweede lid wordt âde in die wet bedoelde rijksarchiefbewaarplaatsenâ vervangen door âhet Nationaal Archiefâ.
Artikel 11.17 Wet open overheid
Artikel 2.4, eerste lid, van de Wet open overheid komt te luiden:
1. Een bestuursorgaan treft passende maatregelen om de documenten die het ontvangt, vervaardigt of anderszins onder zich heeft, in duurzaam toegankelijke staat te brengen en te houden.
Artikel 11.18 Wet opheffing bedrijfslichamen
Artikel LV van de Wet opheffing bedrijfslichamen wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt âArchiefwet 1995â telkens vervangen door âArchiefwet 20..â en wordt âarchiefbewaarplaatsâ vervangen door âarchiefdienst als bedoeld in artikel 1.1 van die wetâ.
2. In het derde lid wordt âzorgdragerâ vervangen door âhet verantwoordelijke overheidsorgaan, bedoeld in artikel 1.1 van de Archiefwet 20..â en wordt âarchiefbescheidenâ vervangen door âdocumenten, bedoeld in artikel 1.1 van die wetâ.
Artikel 11.19 Wet opheffing openbaar lichaam Rijnmond
Om artikel 12, zevende lid, wordt âarchiefbescheidenâ vervangen door âdocumenten, bedoeld in artikel 1.1 van de Archiefwet 20..,â.
Artikel 11.20 Wet politiegegevens
Artikel 14, vierde lid, van de Wet politiegegevens wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin wordt âde waarde van de archiefbescheidenâ vervangen door âhet belang van de betreffende documenten, bedoeld in artikel 1.1 van de Archiefwet 20..,â.
2. In de tweede volzin wordt âeen archiefbewaarplaatsâ vervangen door âde archiefdienst, die ingevolge die wet met de blijvende bewaring van de documenten is belastâ en wordt âartikel 15 van de Archiefwet 1995â vervangen door âartikel 7.2 van die wetâ.
Artikel 11.21 Wet stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen
De Wet stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 8a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âOnze Minister is belast met het beheer van en de zorg voor archiefbescheidenâ vervangen door âOnze Minister is het verantwoordelijke overheidsorgaan, bedoeld in artikel 1.1 van de Archiefwet 20.., voor de documenten, bedoeld in artikel 1.1 van die wet,â.
2. In het tweede lid wordt âarchiefbescheidenâ vervangen door âdocumentenâ.
B
Artikel 8b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âArchiefwet 1995â vervangen door âArchiefwet 20..â en wordt âarchiefbescheidenâ vervangen door âdocumenten, bedoeld in artikel 1.1 van die wetâ.
2. In het tweede lid wordt âhet beheer van en de zorg voor de archiefbescheidenâ vervangen door âde verantwoordelijkheid voor de documenten, bedoeld in artikel 1.1 van de Archiefwet 20..,â.
Artikel 11.22 Wet tot gemeentelijke indeling van de Waddenzee
In artikel 7, tweede lid, van de Wet gemeentelijke indeling van de Waddenzee wordt âde archiefbescheidenâ vervangen door âde documenten, bedoeld in artikel 1.1 van de Archiefwet 20..,â en wordt âdie archiefbescheidenâ vervangen door âdie documentenâ.
Artikel 11.23 Wet tot instelling gemeenten Almere en Zeewolde
Artikel 32 van de Wet tot instelling gemeenten Almere en Zeewolde wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt âde archiefbescheidenâ telkens vervangen door âde documenten, bedoeld in artikel 1.1 van de Archiefwet 20..,â en wordt âdie archiefbescheidenâ vervangen door âdie documentenâ.
2. In het derde lid wordt âarchiefbescheidenâ telkens vervangen door âarchiefbescheiden of documentenâ.
Artikel 11.24 Wet tot intrekking van de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank en wijziging van diverse wetten in verband met de oprichting van de Dienst Uitvoering Onderwijs
In artikel XXIII van de Wet van 15 oktober 2009 tot intrekking van de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank en wijziging van diverse wetten in verband met de oprichting van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) (Stb. 2009, 492) wordt âde zorgdrager, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Archiefwet 1995â vervangen door âhet verantwoordelijke overheidsorgaan, bedoeld in artikel 1.1 van de Archiefwet 20..â en wordt âarchiefbescheidenâ vervangen door âdocumenten, bedoeld in artikel 1.1 van die wet,â.
Artikel 11.25 Wijzigingswet financiële markten 2014
Artikel VI, derde lid, komt te luiden:
3. Artikel 10, tweede lid, van de Postbankwet, zoals dat luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit artikel, blijft van toepassing op de in dat artikel bedoelde archiefbescheiden, met dien verstande dat voor âArchiefwet 1995 (Stb. 276)â wordt gelezen âArchiefwet 20..â, dat voor âarchiefbescheidenâ wordt gelezen âdocumenten als bedoeld in artikel 1.1 van de Archiefwet 20..â en dat voor âde algemene rijksarchiefbewaarplaatsâ wordt gelezen âhet Nationaal Archiefâ.
Artikel 11.26 Verwerking definitieve citeertitel
Op het moment dat hoofdstuk 11 van deze wet in werking treedt, wordt de aanduiding â20..â in hoofdstuk 11 telkens vervangen door het jaartal van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.
HOOFDSTUK 12. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 12.1 Overgangsbepaling gemeenschappelijke regelingen
Gemeenschappelijke regelingen op grond waarvan een openbaar lichaam, een bedrijfsvoeringsorganisatie of een gemeenschappelijk orgaan zijn ingesteld, worden zo nodig uiterlijk binnen twee jaar na het moment van inwerkingtreding van deze wet met het bepaalde in de artikelen 2.3, 2.6 en 10.5 in overeenstemming gebracht.
Artikel 12.2 Overgangsbepaling selectielijsten
Selectielijsten die zijn vastgesteld op grond van artikel 5 van de Archiefwet 1995, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, worden geacht als selectiebesluiten te zijn vastgesteld op grond van artikel 5.1 van deze wet.
Artikel 12.3 Overgangsbepalingen overbrenging
1. In afwijking van artikel 5.3, eerste lid, hoeft een verantwoordelijk overheidsorgaan documenten die voor blijvende bewaring in aanmerking komen en die zijn opgemaakt of ontvangen voorafgaand aan het moment van inwerkingtreding van deze wet, niet eerder over te brengen dan het moment waarop die documenten de leeftijd van twintig jaar hebben bereikt.
2. Machtigingen die zijn gegeven op grond van artikel 13, vierde lid, van de Archiefwet 1995, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, worden geacht te zijn gegeven op grond van artikel 5.5, tweede lid, van deze wet, met dien verstande dat de voor deze machtigingen geldende werkingsduur onverkort van toepassing blijft.
Artikel 12.4 Overgangsbepalingen archiefbewaarplaatsen
1. Een archiefbewaarplaats die op grond van artikel 28, 31, of 36 van de Archiefwet 1995, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, is aangewezen door gedeputeerde staten, een college van burgemeester en wethouders, onderscheidenlijk een bestuur van een waterschap, wordt geacht op grond van artikel 6.1, eerste lid, van deze wet, te zijn aangewezen als de decentrale archiefdienst van de desbetreffende provincie, gemeente of het desbetreffende waterschap.
2. Archiefbescheiden die op grond van de Archiefwet 1995, zoals die luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, blijvend worden bewaard door een door gedeputeerde staten, een college van burgemeester en wethouders, of een bestuur van een waterschap aangewezen archiefbewaarplaats, worden geacht op grond van deze wet blijvend te worden bewaard door de door gedeputeerde staten, het college van burgemeester en wethouders, onderscheidenlijk het dagelijks bestuur van een waterschap aangewezen decentrale archiefdienst.
Artikel 12.5 Overgangsbepaling rijksarchiefbewaarplaatsen
Archiefbescheiden die op grond van de Archiefwet 1995, zoals die luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, blijvend worden bewaard door de rijksarchiefbewaarplaatsen en de algemene rijksarchiefbewaarplaats als bedoeld in artikel 26, eerste lid, onderscheidenlijk tweede lid, van die wet, worden geacht op grond van deze wet blijvend te worden bewaard door het Nationaal Archief.
Artikel 12.6 Overgangsbepalingen archivarissen
1. Een archivaris die is aangewezen op grond van artikel 29, derde lid, 32, derde lid, of 37, derde lid, van de Archiefwet 1995, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, wordt geacht te zijn aangewezen op grond van artikel 6.3, tweede lid, van deze wet.
2. Voor de provincies, gemeenten en waterschappen die op het moment van inwerkingtreding van deze wet niet beschikken over een archivaris, wordt door gedeputeerde staten, het college van burgemeester en wethouders, onderscheidenlijk het dagelijks bestuur van een waterschap binnen twee jaar na het moment van inwerkingtreding van deze wet een archivaris aangewezen.
Artikel 12.7 Overgangsbepalingen rijksarchivaris
1. De algemene rijksarchivaris die is aangewezen op grond van de Archiefwet 1995, zoals die luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, wordt geacht als rijksarchivaris te zijn aangewezen op grond van artikel 6.3, eerste lid, van deze wet.
2. De publiekrechtelijke rechten en verplichtingen van de rijksarchivarissen, bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de Archiefwet 1995, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, gaan met ingang van het moment van inwerkingtreding van deze wet over op de rijksarchivaris.
3. Bezwaarschriften die aanhangig zijn bij een rijksarchivaris als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de Archiefwet 1995, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, gaan met ingang van het moment van inwerkingtreding van deze wet, in de stand waarin zij zich bevinden, over op de rijksarchivaris.
4. In bestuursrechtelijke gedingen waarin een rijksarchivaris als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de Archiefwet 1995, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, partij is, treedt de rijksarchivaris met ingang van het moment van inwerkingtreding van deze wet in zijn plaats, zonder dat daarvoor een betekening nodig is en met overneming van de aanwijzing van een gemachtigde.
Artikel 12.8 Overgangsbepaling openbaarheidsbeperkingen
Een op grond van artikel 15 of 16 van de Archiefwet 1995, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, aan de openbaarheid gestelde beperking blijft na de inwerkingtreding van deze wet van kracht, met dien verstande dat hoofdstuk 8 ten aanzien de desbetreffende documenten van overeenkomstige toepassing is.
Artikel 12.9 Overgangsbepaling hoofdinspecteur en inspecteurs
De op grond van artikel 25a, eerste lid, van de Archiefwet 1995, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, als hoofdinspecteur en inspecteurs aangewezen ambtenaren, worden geacht te zijn aangewezen op grond van artikel 10.1, eerste lid, van deze wet.
Artikel 12.10 Overgangsbepalingen artikel 46 Archiefwet 1995
1. De archiefbescheiden die op grond van een regeling als bedoeld in artikel 46, tweede lid, van de Archiefwet 1995, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, aan een gemeente in bewaring zijn gegeven, worden, voor zover zij niet reeds eerder zijn vervreemd, geacht aan de desbetreffende gemeente te zijn vervreemd met ingang van met het moment van inwerkingtreding van deze wet.
2. Onze Minister vervreemdt de archiefbescheiden, bedoeld in artikel 46, derde lid, van de Archiefwet 1995, zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, op diens verzoek aan de desbetreffende gemeente.
Artikel 12.11 Evaluatie
Onze Minister zendt binnen vijf jaar, alsmede binnen vijftien jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Artikel 12.12 Intrekking Archiefwet 1995
De Archiefwet 1995 wordt ingetrokken.
Artikel 12.13 Citeertitel
Deze wet wordt aangehaald als Archiefwet met vermelding van het jaartal van het Staatsblad waarin zij zal worden geplaatst.
Artikel 12.14 Inwerkingtreding
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,