Brief van de commissie voor de Rijksuitgaven over de wijziging van artikel 2.27, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016
Verbetering verantwoording en begroting
Brief commissie
Nummer: 2024D15237, datum: 2024-04-15, bijgewerkt: 2024-04-18 15:42, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31865-245).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.C. Sneller, voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven (D66)
- Mede ondertekenaar: A.H.M. Weeber, griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 31865 -245 Verbetering verantwoording en begroting.
Onderdeel van zaak 2024Z06590:
- Indiener: J.C. Sneller, voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven
- Medeindiener: A.H.M. Weeber, griffier
- Voortouwcommissie: commissie voor de Rijksuitgaven
- 2024-05-16 10:00: Procedurevergadering commissie Rijksuitgaven (Klompézaal) (Procedurevergadering), commissie voor de Rijksuitgaven
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
31 865 Verbetering verantwoording en begroting
Nr. 245 BRIEF VAN DE COMMISSIE VOOR DE RIJKSUITGAVEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 april 2024
Op 6 juli 2023 heeft de Kamer het gewijzigde amendement-Heinen1 aangenomen, dat voorziet in een wijziging van artikel 2.27, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016 (hierna: CW 2016). Het gewijzigde artikel luidt als volgt (cursief is nieuw):
Zolang een voorstel van wet tot wijziging van een begrotingsstaat niet tot wet is verheven en in werking is getreden, wordt nieuw beleid dat ten grondslag ligt aan die wijziging, niet in uitvoering genomen, tenzij uitstel van de uitvoering naar het gemotiveerde oordeel van Onze Minister die het aangaat niet in het belang is van het Rijk en hij de Staten-Generaal daarover naar het onverwijlde oordeel van de Staten-Generaal deugdelijk heeft geïnformeerd. |
De Kamer heeft eerder informatieafspraken vastgelegd waarin is verduidelijkt hoe de bewindspersoon een beroep op dit artikel dient te motiveren.2 De commissie voor de Rijksuitgaven is van oordeel dat deze informatieafspraken, die betrekking hebben op een beroep op zowel artikel 2.25, tweede lid, als artikel 2.27, tweede lid, van de CW 2016, onverkort gehandhaafd kunnen blijven.
Ten aanzien van het nieuw geformuleerde tweede lid van artikel 2.27 CW 2016, dat stelt dat een onverwijld positief oordeel over de deugdelijkheid van de informatie voorwaardelijk is aan het in uitvoering nemen van een voorgenomen wijziging van de lopende begroting, merkt de commissie het volgende op:
1. In het licht van artikel 105 van de Grondwet geniet het de voorkeur dat het parlement in alle gevallen waarin dat redelijkerwijs mogelijk is een begrotingswet behandelt alvorens de regering de daarmee corresponderende uitgaven doet of verplichtingen aangaat.
2. In het recente verleden heeft het parlement meermaals incidentele suppletoire begrotingswetten met grote spoed behandeld. Enkele voorbeelden:
a. Incidentele suppletoire begroting inzake Oekraïne Faciliteit (36 499)
i. Indiening: 09-02-2024 (vooraankondiging 07-02-2024))
ii. Stemming Tweede Kamer: 15-02-2024
iii. Stemming Eerste Kamer: 27-02-2024 (na krokusreces)
b. Derde incidentele suppletoire begroting inzake aandelenemissie Air France-KLM (36 108)
i. Indiening: 24-05-2022 (vertrouwelijk informeren 17-05-2022)
ii. Stemming Tweede Kamer: 31-05-2022
iii. Stemming Eerste Kamer: 31-05-2022
Deze voorbeelden maken duidelijk dat het parlement incidentele suppletoire begrotingswetten binnen één à anderhalve week (recesperiodes uitgezonderd) kan autoriseren. Een dergelijk strak behandelschema vereist wel goede afstemming vooraf met alle betrokken partijen.
3. Uit de wetsgeschiedenis valt af te leiden dat het desbetreffende wetsvoorstel tot wijziging van de begrotingsstaat dient te zijn ingediend bij het parlement alvorens een beroep op artikel 2.27, tweede lid, CW 2016 gestand kan worden gedaan3. Het parlement dient dus kennis te kunnen hebben genomen van de beoogde begrotingswijziging, alvorens een uitgave of verplichting met een beroep op artikel 2.27, tweede lid, CW 2016 kan worden geëffectueerd, en ook dan – conform het amendement-Heinen – niet dan nadat de Staten-Generaal hebben uitgesproken zich deugdelijk geïnformeerd te achten.
Om te bewerkstellingen dat de Tweede Kamer tot een onverwijld oordeel over de deugdelijkheid van de informatievoorziening komt, dient een brief met een beroep op artikel 2.27, tweede lid, CW 2016, terstond op de plenaire agenda te worden geplaatst. Teneinde de Kamer in staat te stellen tot zeer spoedige agendering van de desbetreffende brief te besluiten, dient de betrokken bewindspersoon zo spoedig mogelijk contact te zoeken met de commissievoorzitter die het aangaat, opdat de betrokken commissie een voorstel tot agendering en besluitvorming door de Kamer desgewenst terstond kan initiëren.
Een afschrift van deze brief wordt gedeeld met de Minister van Financiën.
De fungerend voorzitter van de commissie,
Sneller
De waarnemend griffier van de commissie,
Weeber
36 360 IX, nr. 10↩︎
31 865, nr. 222↩︎
Lid 1 en 2 van artikel 2.27 CW 2016 beginnen met de zinsnede «Zolang een voorstel van wet tot wijziging van een begrotingsstaat niet tot wet is verheven en in werking is getreden». Daaruit valt af te leiden dat er sprake moet zijn van een ingediende suppletoire begrotingswet, die nog niet in werking is getreden. De memorie van toelichting bij de Comptabiliteitswet 2016 (Kamerstuk 34 426, nr. 3) ondersteunt deze lezing: «Wijzigingen in lopend beleid kunnen zolang de betrokken suppletoire begrotingsstaten nog niet in werking is getreden met terughoudendheid in gang worden gezet.» Hieruit kan worden afgeleid dat het wetsartikel uitgaat van een reeds ingediende suppletoire begrotingswet.↩︎