Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het rapport “Dit is mijn verhaal” en reactie op de motie van het lid Grinwis c.s. over onderzoek naar de oorzaak en achtergrond van de sterke stijging van het aantal abortussen (Kamerstuk 32279-247)
Zorg rond zwangerschap en geboorte
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2024D15251, datum: 2024-04-15, bijgewerkt: 2024-04-22 13:11, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2024D15251).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M. Agema, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ooit PVV kamerlid)
- Mede ondertekenaar: E.Y. Abma-Mom, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2024Z04333:
- Indiener: P.A. Dijkstra, minister voor Medische Zorg
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- : Zwangerschap en geboorte (Commissiedebat), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2024-03-19 16:30: Regeling van Werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-03-27 10:15: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2024-04-10 14:00: Rapport “Dit is mijn verhaal” en reactie op de motie van het lid Grinwis c.s. over onderzoek naar de oorzaak en achtergrond van de sterke stijging van het aantal abortussen (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2024-07-03 10:00: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2024-11-13 10:00: Medische ethiek/orgaandonatie (tot nader order uitgesteld) (Commissiedebat), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2025-01-15 14:00: Medische ethiek/orgaandonatie (Commissiedebat), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Preview document (🔗 origineel)
2024D15251 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister voor Medische Zorg over de brief van 14 maart 2024 over het Rapport «Dit is mijn verhaal» en reactie op de motie van het lid Grinwis c.s. over onderzoek naar de oorzaak en achtergrond van de sterke stijging van het aantal abortussen (Kamerstuk 32 279, nr. 247) – 32 279, nr. 252.
De fungerend voorzitter van de commissie,
Agema
Adjunct-griffier van de commissie,
Abma-Mom
Inhoudsopgave
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de FVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
II. Reactie van de Minister
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het Rapport «Dit is mijn verhaal» en de reactie op de motie van het lid Grinwis c.s. over onderzoek naar de oorzaak en achtergrond van de sterke stijging van het aantal abortussen en hebben hierover nog enkele vragen.
Wat neemt de Minister exact mee uit de onderzoeksresultaten om te komen tot het streven van dit kabinet om het aantal te doen dalen?
Er wordt in het rapport gesteld dat er op basis van de literatuurstudie geen waarde gehecht kan worden aan de volgorde van de genoemde motieven en dat veelal dezelfde elementen een rol spelen in het besluitvormingsproces die telkens anders wordt ingevuld. Er wordt geconcludeerd dat motieven altijd in samenspel met elkaar en in de context gezien moeten worden en dat deze er telkens weer anders uitzien. Het besluitvormingsproces en de rol van omstandigheden is hierdoor een complex onderzoeksobject gebleken, omdat het onmogelijk los te zien is van de sociale, maatschappelijke en culturele context waarin de keuze tot abortus of uitdragen gemaakt is. Heeft dit onderzoek de Minister nieuwe inzichten opgeleverd?
Wat vindt de Minister van de suggestie die wordt gedaan door de onderzoekers dat in het politieke en publieke debat de focus op het waarom iemand een bepaalde keuze maakt, daarom verlegd zou moeten worden naar de vraag hoe iemand dat proces beleeft en ervaart, en waar hierin eventueel wel of geen behoefte aan is?
Neemt de Minister dit in overweging en zo ja, hoe is hij voornemens hier dan gehoor aan te geven?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de Minister en het onderliggende rapport. De reden om de tweede deelstudie, het onderliggende rapport, nu al met de Kamer te delen was om het mogelijk te maken, zo nodig, beleid bij te sturen om het aantal abortussen te verminderen. Kan de Minister aangeven of het onderliggende rapport aanleiding biedt om beleid aan te scherpen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie onderschrijven de conclusies van het onderliggende rapport. Zij begrijpen dat de keuze voor een zwangerschapsafbreking vaak uit verschillende facetten bestaat, dat het moeilijk is om redenen te classificeren en dat het al helemaal ondoenlijk is om doorslaggevende redenen te identificeren. Ook delen zij het standpunt van de Minister dat het onwenselijk is om redenen voor het besluit te gaan registreren. De reden die de Minister aangeeft hiervoor, en ook wordt onderschreven door voornoemde leden, is dat het opgeven van rijtjes kan leiden tot vooroordelen en stereotypering. Kan de Minister nader toelichting hoe de ervaren stigmatisering tot stand komt als vrouwen worden verplicht een reden te geven voor hun keuze?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie begrijpen ook niet zo goed hoe het inzicht krijgen in de redenen voor abortus of registratie kan helpen om het aantal abortussen te verminderen. Een abortus is een mogelijke keus die gemaakt wordt nadat iemand onbedoeld zwanger is geworden. Daarna kan blijken dat de zwangerschap gewenst of ongewenst is en kan dat tot een keus voor een zwangerschapsafbreking leiden. Met andere woorden, als je echt iets aan het aantal abortussen wil doen, dan is het vooral zaak om te voorkomen dat vrouwen voor de keus komen te staan bij een onbedoelde zwangerschap. Hoe ziet de Minister dat?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in het rapport dat wetenschappers waarschuwen voor het effect van registreren van rijtjes redenen bij abortus. Genoemde leden nemen deze waarschuwing van de wetenschap serieus. Zij vragen de Minister hoe in de medische wereld naar het registreren van redenen naar abortussen wordt gekeken? Delen huisartsen en abortusartsen de zorgen van de wetenschappers als het gaat om het registreren van redenen voor abortus?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de Minister of het politieke debat en de aandacht die er is voor de «redenen voor abortus» niet eenzelfde soort effect stigmatiserend kan hebben. En of zij het met de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie eens is dat het politieke debat zich beter kan focussen op het voorkomen van onbedoelde zwangerschappen en verbeteren van de toegang en de kwaliteit van de abortuszorg? Met betrekking tot het voorkomen van onbedoelde zwangerschappen hebben genoemde leden ook nog een vraag. Zij lezen in de brief dat tweeduizend scholen gebruik hebben gemaakt van het lesprogramma over gezonde relaties en seksualiteit. Dit gaat om zowel po, vo als mbo. Kan de Minister aangeven hoe de verhouding ligt van het soort scholen die gebruik hebben gemaakt van het lespakket en wat er wordt gedaan om scholen te bereiken die (nog) niet van dit lespakket gebruik maken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het rapport. Zij danken de onderzoekers voor de zorgvuldigheid waarmee zij dit rapport hebben opgesteld. Genoemde leden hebben een aantal vragen over de inhoud van het rapport.
Dit rapport is het eerste deel van een tweeluik, zo lezen deze leden. In het tweede deel van dit tweeluik staan de omstandigheden die bijdragen aan een onbedoelde zwangerschap en ervaringen met zorg en hulpverlening centraal. Kan de Minister al iets zeggen over de scope van het tweede onderzoek en welke thema’s dit zal omvatten? Genoemde leden vinden het belangrijk dat het onderzoek bijdraagt aan het tegengaan van misvattingen over onbedoelde zwangerschap en abortus. Wil en kan de Minister ervoor zorgen dat de inhoud van dit onderzoek betrokken wordt in de informatievoorziening richting de samenleving over abortus en onbedoelde zwangerschappen, zo vragen de leden? Hoe kan de inhoud van het onderzoek op een toegankelijke manier beschikbaar worden gesteld?
De onderzoekers concluderen dat de besluitvorming bij onbedoelde zwangerschap een veelvormig, individueel proces is waarbij gevoelens, intuïties en waarden en normen een rol spelen. Zij waarschuwen ervoor dat de uitkomsten van dit soort onderzoek niet mogen leiden tot «rijtjes» van redenen die onveranderlijk of objectief zouden zijn. De leden van de VVD-fractie zijn het hiermee eens. Zij zijn geen voorstander van het uitvragen van redenen voor abortus, juist omdat bepaalde motieven voor verschillende personen verschillende waarden of betekenissen kunnen hebben. Die complexiteit en nuancering in afwegingen van verschillende redenen kan wat de leden van de VVD-fractie betreft niet gereduceerd worden tot een eenvoudig zwart-wit motief.
Kent de Minister voorbeelden uit andere landen waarbij redenen voor abortus wel uitgevraagd worden? En zo ja, welke landen zijn dit, en hoe is de abortuszorg in deze landen georganiseerd?
De Minister schrijft in de Kamerbrief dat uit onderzoek blijkt dat bij de keuze voor een abortus vaak een combinatie van persoonlijke redenen en factoren een rol speelt, maar dat een causaal verband, ook wanneer er onderzoek gedaan wordt naar associaties tussen abortuscijfers en dergelijke factoren, niet kan worden aangetoond. Is de Minister het met de leden van de VVD-fractie eens dat naast dat het onwenselijk is om «rijtjes» van redenen op te stellen, het vanwege bovenstaande reden ook onwenselijk is om beleid op basis van dergelijke «rijtjes» te maken, omdat dit voorbij gaat aan de complexiteit die ten grondslag kan liggen aan het keuzeproces?
De leden van de VVD-fractie lezen dat onder het hoofdthema «gezinsplanning» actieve vermelding van het gebruik van anticonceptie is gecodeerd. Genoemde leden vragen de Minister of er onder dit hoofdthema ook iets te zeggen valt over het gebruik van natuurlijke anticonceptiemethoden, of dat dit een thema is dat in het tweede rapport belicht wordt. Kan de Minister een reactie geven op de ontwikkelingen rondom anticonceptiegebruik in Nederland zoals uiteengezet in de monitor seksuele gezondheid 2023?1
De leden van de VVD-fractie lezen dat in bijna al het gebruikte onderzoek gevraagd is naar «redenen» voor het afbreken of uitdragen van de zwangerschap. Deze manier van uitvragen kan leiden tot meer cognitief en normatief gekleurde antwoorden, dan wanneer gevraagd wordt naar de ervaring of gevoelens van de zwangere persoon ten aanzien van de zwangerschap, zo stellen de onderzoekers. De leden van de VVD-fractie vinden dat de focus op het «waarom» verlegd zou moeten worden naar «wat heeft iemand nodig». Hoe iemand het proces beleeft en waar wel of geen behoefte aan is draagt naar de mening van genoemde leden ook veel meer bij aan het kunnen verbeteren van abortuszorgverlening. In het rapport wordt dit ook in de aanbevelingen onderstreept. Deelt de Minister deze mening met de onderzoekers en de leden van de VVD-fractie? Genoemde leden vragen over de aanbevelingen in het algemeen of deze onderdeel zullen uitmaken van het tweede rapport dat in deze tweeluik gepubliceerd zal worden. Zo nee, hoe is de Minister voornemens de aanbevelingen op te volgen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van NSC-fractie hebben met aandacht het rapport gelezen.
De leden van de NSC-fractie staan pal voor een abortuspraktijk, die veilig, legaal, toegankelijk, maar tegelijkertijd wel zeldzaam is. In een maatschappij waarin vrouwen goede toegang hebben tot zorg, een stevig sociaal maatschappelijk netwerk, bestaanszekerheid met een toereikend inkomen en huisvesting, kiezen minder vrouwen voor abortus. Afbreking van de zwangerschap blijft bijzondere zorg en moet een uitzondering blijven.
Het valt deze leden op dat bestaanszekerheid, zowel qua huisvesting als financieel toereikend inkomen een belangrijke overweging is bij het uitdragen dan wel afbreken van een zwangerschap. Hoe beziet de Minister dit? Is dit een belangrijke factor in de toename van abortussen?
Met betrekking tot zicht op abortus: de Minister schrijft dat de noodzakelijke gegevens ontbreken. Het structureel uitvragen van de redenen van abortus is geen goed idee, maar steekproefsgewijs zou volgens deze leden wel een belangrijke aanvulling kunnen bieden. Hoe ziet de Minister dit? Welke mogelijkheden zijn er om dit in te vullen?
Het is aannemelijk dat de stijging van abortus niet alleen gepaard gaat met sociaal maatschappelijke en economische factoren zoals huisvesting en besteedbaar inkomen, maar ook met de toename van onbeschermde seks en de achteruitgang van het gebruik van (hormonale) anticonceptie. Dit gaat overigens gepaard met een afname van condoomgebruik, dat correspondeert met de toename van seksueel overdraagbare aandoeningen (soa)’s onder jongeren zoals gonorroe.
Er is veel beschikbare literatuur wereldwijd over anticonceptie. Een handvol initiatieven zijn nu verspreid over een aantal organisaties om het gebruik van anticonceptie te bevorderen. Welke acht de Minister het meest effectief om anticonceptie gebruik te bevorderen? Welke maatregelen gaat de Minister verder inzetten om anticonceptie te bevorderen en de toename van ongewenste zwangerschappen en soa’s te keren?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse het rapport en de reactie van de Minister gelezen. Daartoe hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie zijn het ten zeerste met de Minister eens dat het vragen naar redenen voor een abortus indruist tegen het recht dat vrouwen, zoals ook in de wet staat, zelf bepalen of en zo ja, waarom zij voor een zwangerschapsafbreking kiezen. Deze leden vinden dat daar geen verdere stappen in moeten worden gezet; het onderzoeken op individueel niveau doet afbreuk aan dit recht. Hoe ziet de Minister dit, zo vragen deze leden.
Voorts vragen de leden van de D66-fractie of en zo ja, hoe de Minister het advies uit het rapport volgt om de vraag te verleggen van waarom iemand een bepaalde keuze maakt naar hoe iemand het proces beleeft en ervaart.
De leden van de D66-fractie vinden dat er veel meer moet worden ingezet op het voorkomen van onbedoelde of ongewenste zwangerschappen. Deze leden vragen daarom of de Minister kan aangeven of zij het eens is met de leden van de D66-fractie dat het breed beschikbaar stellen van anticonceptie en het voorkomen van desinformatie over anticonceptie hieraan kan bijdragen. Kan de Minister voorts aangeven op welke wijze hierop wordt ingezet, zo vragen deze leden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB hebben kennisgenomen van het rapport Rapport «Dit is mijn verhaal» en reactie op de motie van het lid Grinwis c.s. over onderzoek naar de oorzaak en achtergrond van de sterke stijging van het aantal abortussen. Deze leden hebben de volgende vragen aan de Minister.
In het rapport wordt vermeld dat er verschillende motieven werden genoemd door mensen die vóór het uitdragen kozen (waarden en normen) en door mensen die vóór abortus kozen (timing). Het opvallende is dat er ook veel overlapping bestaat in de genoemde omstandigheden en motieven. Interessant is dat eerder Nederlands onderzoek van Brauer et al. (2012; 2019) heeft aangetoond dat de profielen van vrouwen die twijfelen over hun besluit zeer vergelijkbaar zijn, ongeacht de uiteindelijke keuze die ze maken. Bovendien staan beide groepen evenzeer achter hun besluit, ongeacht de uitkomst van de zwangerschap. De motieven die genoemd worden voor abortus of uitdragen hebben dus niet zozeer te maken met verschillende «omstandigheden», maar meer met de waarde en interpretatie die eraan gegeven wordt. Deze beperking is ook informatief: we weten nu beter wat we wel en niet kunnen vragen en welke kennis dit oplevert.
Aangezien uit het rapport blijkt dat we nu beter weten wat we wel en niet kunnen vragen en welke kennis dit oplevert, willen genoemde leden graag van de Minister meer informatie over de vraag of deze resultaten kunnen bijdragen aan een beter gesprek tussen arts en patiënt bij gesprekken over abortus, en hoe deze resultaten daaraan kunnen bijdragen.
Genoemde leden lezen ook dat er een mogelijke stijging van abortuscijfers is als gevolg van de toenemende verspreiding van des- en misinformatie over anticonceptie op sociale media, en de groeiende populariteit van zogenaamde «natuurlijke» anticonceptiemethoden, samen met mogelijke andere ontwikkelingen. Het kabinetsbeleid is gericht op het streven naar minder (herhaalde) abortussen, maar blijft onverminderd inzetten op het voorkomen van onbedoelde en ongewenste zwangerschappen. Er zijn verschillende maatregelen die het kabinet neemt om dit te bevorderen, maar om effectief beleid te voeren is het belangrijk om de oorzaak te kennen.
Daarom vragen de leden de Minister of er momenteel onderzoek wordt gedaan naar de mogelijke samenhang tussen de stijging van abortuscijfers en de toenemende verspreiding van des- en misinformatie over anticonceptie op sociale media en de groeiende populariteit van «natuurlijke» anticonceptiemethoden, samen met mogelijke andere ontwikkelingen? Als er een onderzoek gaande is, willen zij graag weten wanneer dit onderzoek naar de Kamer wordt gestuurd? Als er geen onderzoek gaande is, is de Minister dan bereid om hier onderzoek naar te doen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de FVD-fractie
De leden van de FVD-fractie hebben kennisgenomen van het onderzoek «Dit is mijn verhaal» en de reactie van de Minister op de motie Grinwis c.s. over het onderzoek naar de oorzaak en achtergrond van de sterke stijging van het aantal abortussen in 2022. Zij hebben hierover de nodige vragen.
Op basis van welke abortuscijfers is het onderzoek verricht? Met andere woorden, zijn de abortuscijfers gedifferentieerd naar spontane abortus (dat wil zeggen een spontane, ongewilde afbreking van een zwangerschap tot zestien weken) en abortus provocatus (dat wil zeggen opzettelijke zwangerschapsafbreking), zodat voor het onderzoek mogelijk was om, ter beantwoording van de onderzoeksvraag, enkel de cijfers van de abortus provocatus in ogenschouw te nemen?
Welke conclusies mogen uit het rapport – dat het resultaat is van de eerste deelstudie waarbij specifiek onderzocht moest worden welke omstandigheden bijdragen aan het uitdragen dan wel afbreken van een onbedoelde zwangerschap – getrokken worden, gegeven het feit dat in de methodologische evaluatie van het rapport (p.6) gewag gemaakt wordt van «kwaliteitsproblemen (die) verband hielden met het gebrek aan informatie over hoe er gevraagd is naar de motieven voor het besluit tot abortus of uitdragen van de zwangerschap»?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het onderzoek «Dit is mijn verhaal» en de reactie van de Minister op de motie Grinwis c.s. over het onderzoek naar de oorzaak en achtergrond van de sterke stijging van het aantal abortussen in 2022. Zij hebben hierover de nodige vragen.
AVOZ-deelstudie «Dit is mijn verhaal»
De leden van de SGP-fractie vinden het van groot belang dat het inzicht in de motieven van vrouwen voor abortus wordt verbeterd. Zij juichen het dan ook toe dat de Minister hier onderzoek naar laat verrichten. De leden van de SGP-fractie willen graag benadrukken dat het hen er niet om gaat dat vrouwen verantwoording zouden moeten afleggen of een bepaald stigma opgelegd krijgen. Het gaat de leden van de SGP-fractie erom dat de best mogelijke hulp en ondersteuning wordt geboden aan de vrouw en haar ongeboren kind. Door het inzicht te vergroten in motieven van vrouwen om voor abortus te kiezen of om de zwangerschap uit te dragen, hopen de leden van de SGP-fractie de hulp en steun voor vrouwen te verbeteren en de bescherming van het ongeboren leven te versterken.
De leden van de SGP-fractie constateren dat de meeste geselecteerde studies in het literatuuronderzoek van «Dit is mijn verhaal» zich richten op het besluit tot abortus. Slechts vier van de twintig geselecteerde studies onderzoeken daarnaast óók deelnemers die kozen voor het uitdragen van een onbedoelde zwangerschap. De leden van de SGP-fractie vragen de Minister of zij de mening deelt dat meer inzicht in motieven voor het uitdragen van de zwangerschap het overheidsbeleid om het aantal ongewenste en onbedoelde zwangerschappen en (herhaalde) abortussen te doen afnemen kan bevorderen. Is zij bereid om extra onderzoek te initiëren naar vrouwen die kiezen voor het uitdragen van de zwangerschap?
De leden van de SGP-fractie constateren dat de onderzoekers geen doorslaggevende motieven kunnen noemen die leiden tot het besluit tot abortus of het uitdragen van een zwangerschap. De besluitvorming bij onbedoelde zwangerschap is volgens de onderzoekers een individueel proces dat er telkens anders uitziet. De onderzoekers stellen tevens dat het terugbrengen tot «rijtjes motieven» geen recht doet aan de complexiteit van het onderwerp. De leden van de SGP-fractie kunnen zich daarbij iets voorstellen. Volgens de onderzoekers zitten er zoveel methodologische haken en ogen aan de beschikbare data dat er geen algemene conclusies kunnen worden getrokken. Op basis van dit onderzoek kunnen geen doorslaggevende motieven genoemd worden die leiden tot het besluit om een onbedoelde zwangerschap juist wel of niet uit te dragen. Dat vinden de leden van de SGP-fractie teleurstellend. Deelt de Minister de opvatting dat het onderzoek wel degelijk aanknopingspunten biedt om vrouwen beter te ondersteunen?
De leden van de SGP-fractie zien dat de Minister de onderzoeksresultaten keurig samenvat. Zij constateren dat de Minister de conclusies van het onderzoek onderschrijft. Genoemde leden missen echter een nadere reflectie op de onderzoeksresultaten in het licht van de insteek van het onderzoek, namelijk het kabinetsdoel om het aantal ongewenste en onbedoelde zwangerschappen en (herhaalde) abortussen te verminderen.
De leden van de SGP-fractie vragen de Minister te reflecteren op de kritiek van de onderzoekers op de term «redenen» voor abortus. De onderzoekers gebruiken in plaats van «redenen» het begrip «motieven». De onderzoekers stellen dat het ontwarren van alle mogelijke motieven of omstandigheden geen zin heeft als je wilt begrijpen wat er aan een besluit tot abortus of uitdragen van een onbedoelde zwangerschap vooraf gaat. De onderzoekers benadrukken dat ook gevoel en intuïtie meespelen bij een besluit over abortus. De leden van de SGP-fractie vragen de Minister wat zij van deze opvatting vindt. Hoe verhoudt dit zich tot het beeld van de «autonome vrouw» die een weloverwogen «keuze» maakt voor abortus? Impliceert de term «keuze» ook niet een zekere rationaliteit in de afwegingen rondom abortus? Hoe zouden artsen het «gevoel» en de «intuïtie» van de vrouwen moeten laten meewegen in het besluitvormingsproces? Kan de Minister hierop reageren, mede gelet op de door de wetgever geformuleerde zorgvuldigheidseisen?
De leden van de SGP-fractie lezen dat veelvoorkomende motieven die genoemd waren bij een besluit tot afbreken van een zwangerschap zijn: gezinsplanning of geen kinderwens hebben, woonruimte of financiën, leefomstandigheden zoals een drukke baan, en de partnerrelatie. De leden van de SGP-fractie vinden zij het belangrijk om vast te stellen dat heel praktische omstandigheden zoals woonruimte of financiën een rol spelen bij de overwegingen voor abortus, vrijwel altijd in combinatie met andere overwegingen. De leden van de SGP-fractie vragen de Minister of zij de mening deelt dat financiële of sociaaleconomische overwegingen nooit een motief voor abortus zou moeten zijn. Erkent de Minister dat de keuzevrijheid van vrouwen wordt vergroot op het moment dat zij financieel en materieel in staat worden gesteld om de zwangerschap uit te dragen en hun kind groot te brengen?
De onderzoekers benadrukken dat het onmogelijk is om vast te stellen welke motieven doorslaggevend zijn voor het beëindigen of uitdragen van een onbedoelde zwangerschap. Zij willen vanwege allerlei methodologische beperkingen hierover geen conclusies formuleren. De leden van de SGP-fractie vragen de Minister of zij het ermee eens dat dit noopt tot aanvullend onderzoek. Is zij bereid om dat aanvullende onderzoek te initiëren?
Het onderzoek laat zien dat er geen specifieke omstandigheden zijn die leiden tot de keuze om de zwangerschap uit te dragen of juist af te breken. Er is daarom geen goed onderscheid te maken tussen degenen die kiezen voor het uitdragen van een zwangerschap en degenen die kiezen voor het afbreken van een zwangerschap. Waar de één in een bepaalde situatie voor abortus kiest, zou een ander in exact dezelfde situatie een ander besluit nemen. De leden van de SGP-fractie vinden dit een interessante observatie. Deelt de Minister de opvatting dat als het blijkbaar zo dicht bij elkaar kan liggen het nuttig kan zijn om nader te onderzoeken hoe vrouwen dan tot een keuze komen, mede gelet op het kabinetsdoel om het aantal (herhaal)abortussen te verminderen?
De leden van de SGP-fractie constateren verder dat de partnerrelatie op uiteenlopende manieren een cruciale rol speelt bij de motieven voor het beëindigen of uitdragen van een onbedoelde zwangerschap. Dit kan bijvoorbeeld een afwezige partner zijn, druk vanuit de partner om voor abortus te kiezen of een partner die de vrouw steunt, wat een belangrijk motief kan zijn om de zwangerschap uit te dragen. De leden van de SGP-fractie vragen de Minister om hierop te reflecteren. Hoe zou de rol en verantwoordelijkheid van de partner méér kunnen worden benut of aangesproken bij het kabinetsstreven om het aantal onbedoelde zwangerschappen en (herhaalde) abortussen te verminderen? Hoe zou de positie en het belang van de partner meer recht kunnen worden gedaan in wetgeving en beleid?
De leden van de SGP-fractie verwonderen zich sterk over de kritiek van de onderzoekers op het discours «gebaseerd op het idee dat een onbedoelde zwangerschap een ongewenste uitkomst is die moet worden voorkomen.»2 Hoe verhoudt dit zich tot het kabinetsbeleid, zo vragen de leden van de SGP-fractie zich af. De onderzoekers stellen dat het uiteindelijk niet uitmaakt «welke motieven men heeft, zolang iemand een eigen en weloverwogen keuze heeft kunnen maken. Het is geheel en al aan de zwangere in kwestie, welke keuze die maakt. Er is hiervoor dan ook geen verantwoording nodig.»3 Deelt de Minister de mening dat de onderzoekers zich hier in politiek vaarwater terecht dreigen te komen? De leden van de SGP-fractie hebben de indruk dat de onderzoekers eigenlijk tegen de opzet van hun eigen onderzoek waren. Klopt die observatie?
Reactie motie Grinwis c.s. over de stijging van het aantal abortussen
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de Minister op de motie-Grinwis c.s. waarin wordt gevraagd om onderzoek te verrichten naar de stijging van het aantal abortussen in 2022. Zij vinden de reactie van de Minister zeer teleurstellend. De leden van de SGP-fractie lezen dat het vanwege een gebrek aan gegevens niet mogelijk is om goed onderzoek uit te voeren naar de stijging. Zij lezen echter ook dat de Minister van mening is dat het niet nodig is om meer gegevens te gaan registreren om dat onderzoek wél te kunnen verrichten.
De leden van de SGP-fractie vragen de Minister of zij erkent dat het niet kunnen verrichten van onderzoek naar de stijging meer te maken heeft met politieke onwil, dan dat het wetenschappelijk onmogelijk zou zijn? Erkent de Minister dat zij hier mee bewust blind wil blijven voor een verklaring van de stijging? De leden van de SGP-fractie vragen hoe de Minister, nu zij niet bereid blijkt te zijn om meer gegevens te laten registreren en dus meer inzicht te ontwikkelen ten aanzien van motieven voor abortus, van plan is om dan effectief beleid te ontwikkelen gericht op het voorkomen van onbedoelde en ongewenste zwangerschappen?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Minister die het belangrijk vindt om goed zicht te houden op ontwikkelingen die mogelijk samenhangen met veranderingen in abortuscijfers. Ze noemt hierbij concreet de verspreiding van des- en misinformatie over anticonceptie op sociale media en aan de toenemende populariteit van zogenaamde «natuurlijke» anticonceptiemethoden, en mogelijke andere ontwikkelingen. De leden van de SGP-fractie vragen of de Minister kan toelichten wat zij bedoelt met «mogelijke andere ontwikkelingen». Ook vragen zij waarom de Minister wel deze specifieke voorbeelden noemt, maar verder niet kan onderbouwen óf en zo ja, in hoeverre deze ontwikkelingen van invloed zijn op de stijging van het aantal abortussen. Toont dit juist niet aan waarom het relevant is juist wel meer gegevens te laten registreren en verdiepend onderzoek te laten verrichten naar de oorzaken van de stijging?
De leden van de SGP-fractie vragen de Minister om te verduidelijken welke informatie er wél door artsen (of andere zorgverleners) wordt geregistreerd, maar níét hoeft te worden gerapporteerd aan de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). De leden van de SGP-fractie vragen de Minister hoe kan worden beoordeeld of de wet goed wordt uitgevoerd, als niet alle relevante informatie die door artsen wordt geregistreerd (geabstraheerd en geanonimiseerd) met de IGJ wordt gedeeld ten behoeve van de jaarrapportage.
De leden van de SGP-fractie vragen de Minister of alle informatie die conform artikel 11, eerste lid van de Wet afbreking zwangerschap (Wafz) moet worden gedeeld met IGJ ook door de IGJ ook daadwerkelijk geanonimiseerd publiek wordt gemaakt. Zij wijzen bijvoorbeeld op het bepaalde in artikel 11, eerste lid, onderdeel a, dat stelt dat de klinieken de plicht hebben om ten aanzien van het aantal abortussen ook verplicht is «de eventueel daarbij opgetreden bijzonderheden» te vermelden. Gebeurt het weleens, zo vragen de leden van de SGP-fractie de Minister, dat klinieken dergelijke bijzonderheden vermelden en toelichten? Is bijvoorbeeld de stijging van het aantal abortussen met 15% in 2022 toegelicht door de klinieken?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse het rapport «Dit is mijn verhaal» gelezen. Het geeft meer diepte aan de redenen die spelen bij vrouwen met een ongewenste zwangerschap. Deze leden merken wel op dat de literatuurstudie voornamelijk gaat over vrouwen uit andere landen en dat de DAMHS-studie data gebruikt die tien jaar oud is. Deze leden vragen de Minister of zij vindt dat met deze studie voldoende inzicht wordt geboden in de omstandigheden en redenen van Nederlandse vrouwen de afgelopen jaren. En op basis waarvan neemt zij aan dat resultaten van vrouwen uit andere landen en van jaren geleden ook zullen gelden voor Nederlandse vrouwen nu?
Dat er vaak meerdere redenen spelen bij het kiezen voor een abortus of juist voor het uitdragen van een zwangerschap komt in het onderzoek helder naar voren. De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de onderzoekers ervoor waarschuwen om «lijstjes» te maken van enkelvoudige redenen, om zo een abortus te kunnen verklaren. Is er in het onderzoek zicht gekomen op de manier waarop verschillende redenen invloed op elkaar hebben of met elkaar samenhangen, vragen deze leden. Zij zien dit deels in de BluePrInt studie terug, namelijk of en hoe vaak verschillende thema’s samen worden genoemd door vrouwen. Kan dit nog verder worden uitgediept? Daarnaast merken de leden van de ChristenUnie-fractie op dat de categorie «timing» erg breed is, van de status van de relatie (pril of bijna uit elkaar) tot combinatie met studie, onzekerheid over baan of te snel na geboorte van een eerder kind. Is deze categorie niet te breed om hier beleid op te voeren?
De onderzoekers concluderen dat in plaats van lijstjes er vooral ruimte moet zijn voor het gesprek met de vrouw als ze de keuze maakt. De leden van de ChristenUnie-fractie vinden dat te vrijblijvend. Dat de situatie en de afwegingen per vrouw verschillen betekent niet dat er geen hulp kan worden geboden om een keuze over de onbedoelde zwangerschap te veranderen. Deze leden zijn namelijk van mening dat als de vrouw bijvoorbeeld onder andere materiële redenen heeft voor een abortus, deze vrouw geholpen kan zijn met materiële ondersteuning. Zij heeft er dan vrij weinig aan als er slechts goed geluisterd wordt naar haar redenen. Welke verantwoordelijkheid ziet de Minister voor de hulpverlener bij wie de vrouw komt met haar onbedoelde zwangerschap om hulp aan te bieden om redenen voor een abortus weg te nemen? Ziet zij ook dat alleen luisteren niet altijd voldoende is? Wil zij, met de leden van de ChristenUnie-fractie, ook de keuzemogelijkheden voor vrouwen vergroten om de zwangerschap uit te dragen?
Onderschrijft de Minister de conclusie van de onderzoekers dat het bij het begeleiden van vrouwen bij een onbedoelde zwangerschap niet zozeer gaat om de reden voor een abortus maar of vrouwen een keuze in autonomie hebben genomen? Hoe rijmt zij dit met het streven van het kabinet om het aantal abortussen omlaag te brengen?
Waarom stelt de Minister dat het uitvragen van de reden van een abortus bij een abortuskliniek niet wenselijk is omdat het de indruk zou geven dat vrouwen zich moeten verantwoorden, terwijl zij als enige zouden hoeven in te schatten of een abortus een goede keuze is of niet? Is het niet zo dat de noodsituatie van een vrouw nog altijd invoelbaar moet zijn voor de arts die haar ziet? Uit dat gesprek komt toch ook een reden of vaak meerdere redenen naar voren?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Minister geen verklaring heeft voor de stijging van het aantal abortussen in 2022 en deze ook niet zegt te kunnen onderzoeken. Zij grijpt terug op de resultaten uit de AVOZ-studie die omschrijven dat er vaak een combinatie van persoonlijke redenen en factoren een rol spelen bij een abortus. Deze leden merken op dat de AVOZ-studie deel I niet gaat over abortussen in 2022 en de literatuurstudie maar beperkt gaat over de Nederlandse situatie. Verder geeft de Minister aan dat er verder geen gegevens voorhanden zijn om meer inzicht te krijgen en dat zij ook niet van plan is om deze gegevens te verzamelen. De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het echter erg beperkt als het verkrijgen van inzicht in stijgende aantallen abortussen die recent zijn waar te nemen met deze constatering stopt. Deze leden vragen de Minister hoe zij effectief wil sturen op het omlaag brengen van het aantal abortussen als er geen inzicht is in de oorzaken van de recente stijging. Komen in het andere deel van de AVOZ-studie meer recente cijfers en gesprekken met vrouwen terug die wellicht meer inzicht gaan bieden in de omstandigheden en oorzaken van ongewenste zwangerschappen? Zo nee, is de Minister bereid nieuw onderzoek te initiëren die dit wel kan bereiken?