[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

36264, bijgewerkt t/m nr. 7 (NvW, 19 maart 2024)

Wijziging van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming en enkele andere wetten in verband met het stroomlijnen en actualiseren van het gegevensbeschermingsrecht (Verzamelwet gegevensbescherming)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2024D15455, datum: 2024-03-19, bijgewerkt: 2024-04-16 15:20, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2022Z24019:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 7 (NvW, d.d. 19 maart 2024)



	36 264	Wijziging van de Uitvoeringswet Algemene verordening
gegevensbescherming en enkele andere wetten in verband met het
stroomlijnen en actualiseren van het gegevensbeschermingsrecht
(Verzamelwet gegevensbescherming)







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is te voorzien
in een aanvulling op en wijziging van een aantal wettelijke regels ter
bescherming van persoonsgegevens; Gelet op de Algemene verordening
gegevensbescherming en artikel 10, tweede en derde lid, van de Grondwet;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. UITVOERINGSWET ALGEMENE VERORDENING GEGEVENSBESCHERMING

De Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming wordt als
volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 in de definitie van persoonsgegevens van strafrechtelijke
aard vervalt ‘, alsmede persoonsgegevens betreffende een door de
rechter opgelegd verbod naar aanleiding van onrechtmatig of hinderlijk
gedrag’.

B

In artikel 2, tweede lid, wordt ‘Wet basisregistratie personen, de
Kieswet of de Wet raadgevend referendum’ vervangen door ‘Wet
basisregistratie personen of de Kieswet’.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, onderdeel a, wordt na het woord ‘daartoe’
ingevoegd ‘bij besluit of bij ministeriĂ«le regeling’.

2. Onder vernummering van het vierde tot vijfde lid wordt een lid
ingevoegd, luidende:

4. In een besluit of ministeriële regeling als bedoeld in het derde
lid, onderdeel a, kunnen beperkingen en voorschriften worden gegeven.

3. In het vijfde lid (nieuw), wordt na het woord ‘besluit’ ingevoegd
‘of ministeriĂ«le regeling’. 

D

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Indien artikel 8 van de verordening niet van toepassing is en sprake
is van toestemming als bedoeld in artikel 4, onderdeel elf, van de
verordening en de betrokkene heeft de leeftijd van zestien jaren nog
niet bereikt, is in plaats van toestemming van de betrokkene, de
toestemming van zijn wettelijk vertegenwoordiger vereist. 

2. Het tweede lid komt te luiden: 

2. Indien de betrokkene onder curatele is gesteld, dan wel ten behoeve
van de betrokkene

een bewind of mentorschap is ingesteld, geldt voor iedere toestemming
als bedoeld in artikel 4, onderdeel elf, van de verordening dat, in de
plaats van de toestemming van de betrokkene, die van zijn wettelijk
vertegenwoordiger is vereist, voor zover het een aangelegenheid betreft
waarvoor de betrokkene onbekwaam dan wel onbevoegd is.

3. Het derde lid komt te luiden:

3. Toestemming kan te allen tijde worden ingetrokken door:

a. de wettelijk vertegenwoordiger;

b. de betrokkene die de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt, en

c. de wettelijk vertegenwoordiger, indien de betrokkene onder curatele
is gesteld, dan wel

ten behoeve van de betrokkene een bewind of mentorschap is ingesteld,
voor zover het een aangelegenheid betreft waarvoor de betrokkene
onbekwaam dan wel onbevoegd is.	

4. Het vierde lid komt te luiden:

4. Ten aanzien van de rechten van de betrokkene, bedoeld in hoofdstuk
III van de verordening, geldt het volgende:

a. indien de betrokkene de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft
bereikt, worden deze rechten uitgeoefend door diens wettelijke
vertegenwoordiger;

b. indien de betrokkene de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die
van zestien jaren heeft bereikt, kunnen deze rechten, behalve door de
betrokkene ook uitgeoefend worden door diens wettelijk
vertegenwoordiger,

c. indien de betrokkene onder curatele is gesteld of ten behoeve van hem
een bewind of mentorschap is ingesteld, worden deze rechten uitgeoefend
door diens wettelijk vertegenwoordiger, voor zover het een
aangelegenheid betreft waarvoor de betrokkene onbekwaam dan wel
onbevoegd is.

5. In het vijfde lid, wordt na ‘onder curatele gestelde’ ingevoegd
‘of een persoon ten behoeve van wie een bewind of mentorschap is
ingesteld’. 

6. Na het vijfde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

7. Het eerste tot en met vierde lid zijn niet van toepassing voor zover
een bijzondere regeling geldt op grond van Afdeling 5, titel 7, van Boek
7 van het Burgerlijk Wetboek.

E

In artikel 7 wordt, onder vernummering van het vijfde tot en met negende
lid tot zesde tot en met tiende lid, een lid ingevoegd, luidende:

5. Bij ministeriële regeling worden voorwaarden gesteld en vereiste
kwalificaties benoemd waaraan een kandidaat dient te voldoen
respectievelijk waarover deze dient te beschikken, om benoemd te kunnen
worden als lid van de Autoriteit persoonsgegevens, alsmede regels ten
aanzien van de procedure die tot een benoeming als bedoeld in het derde
lid leidt. 

F

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

De aanhef komt te luiden:

De artikelen 46c, met uitzondering van onderdeel b, 46ca, met
uitzondering van het eerste lid, onderdeel b, 46d, tweede lid, 46f, 46g,
46i, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, en zesde lid,
46j, 46l, eerste en derde lid, 46m, met uitzondering van onderdeel d,
46n, 46o en 46p van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren zijn
van overeenkomstige toepassing op de voorzitter en de andere leden van
de Autoriteit persoonsgegevens, met dien verstande dat:

2. In onderdeel a wordt ‘artikel 46c, eerste lid,’ vervangen door
‘artikel 46ca, eerste lid, onderdeel a,’.

3. In onderdeel b wordt ‘artikel 46c, eerste lid, onderdeel b,’
vervangen door ‘artikel 46c, onderdeel b,’.

4. In onderdeel c wordt ‘artikel 46c, eerste lid,’ vervangen door
‘artikel 46ca, eerste lid, onderdeel a,’.

G

In artikel 22, tweede lid, onderdeel e, wordt ‘onderbouwing’
vervangen door ‘verdediging’ en ‘rechtsbevoegdheid’ vervangen
door ‘rechtsprekende taken’. 

H

In artikel 23, onderdeel b, wordt na ‘Autoriteit persoonsgegevens’
ingevoegd ‘, het College voor de rechten van de mens’.

I

Na artikel 23 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 23a Uitzondering voor verplichte accountantsopdrachten

1. Gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel g, van de verordening, is
het verbod om bijzondere categorieën van persoonsgegevens te verwerken
niet van toepassing indien de verwerking noodzakelijk is voor een door
een accountant te verrichten bij wettelijk voorschrift voorgeschreven
opdracht. 

2. Op persoonsgegevens waarop de geheimhoudingsplicht, bedoeld in
artikel 457, eerste lid, van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek rust dan
wel heeft gerust, wordt voor aanvang van de verwerking van
persoonsgegevens voor de opdracht, bedoeld in het eerste lid,
pseudonimisering als bedoeld in artikel 4, onderdeel 5, van de
verordening toegepast en vervolgens onafgebroken gecontinueerd.

J

Artikel 28, tweede lid, aanhef, komt te luiden: 

Gelet op artikel 9, vierde lid, van de verordening, is in andere
gevallen dan bedoeld in het eerste lid, het verbod om genetische
gegevens te verwerken uitsluitend niet van toepassing indien:

K

In artikel 29 wordt ‘beveiligingsdoeleinden’ vervangen door
‘omwille van beveiligingsdoeleinden en slechts voor zover dit
noodzakelijk is vanwege een zwaarwegend algemeen belang van rechtmatige
toegang tot bepaalde plaatsen, gebouwen, diensten, producten,
informatiesystemen of werkprocessystemen’ 

L

In artikel 30, derde lid, wordt in de aanhef, na ‘onderdeel’
ingevoegd ‘g en’. 

M 

Na artikel 30 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 30a. Uitzonderingen inzake gegevens over de gezondheid -
overdracht van dossiers door hulpverleners

1. Onder verwerking als bedoeld in artikel 30, derde lid, aanhef en
onder a, worden met het oog op het voldoen aan de bewaarplicht, bedoeld
in artikel 454, derde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, en het
bijbehorende beheer, mede de volgende handelingen verstaan:

a. dossiers als bedoeld in artikel 454, eerste lid, van Boek 7 van het
Burgerlijk Wetboek door de hulpverlener met wie de overeenkomst inzake
geneeskundige behandeling is gesloten overdragen aan een hulpverlener,
instelling of voorziening voor gezondheidszorg of maatschappelijke
dienstverlening die zorg gaat dragen voor het bewaren en beheren van de
dossiers;

b. dossiers als bedoeld in artikel 454, eerste lid, van Boek 7 van het
Burgerlijk Wetboek bewaren en beheren door een andere hulpverlener,
instelling of voorziening voor gezondheidszorg of maatschappelijke
dienstverlening, dan de hulpverlener met wie de overeenkomst inzake
geneeskundige behandeling is gesloten. 

2. In een geval als bedoeld in het eerste lid, onder a, wordt de
betrokkene geĂŻnformeerd over de overdracht en gewezen op de van
toepassing zijnde rechten. Indien het informeren onmogelijk is of
onevenredig veel inspanning vergt of de persoonsgegevens vertrouwelijk
moeten blijven uit hoofde van een beroepsgeheim, wordt in ieder geval
tijdig in algemene bewoordingen brede kenbaarheid gegeven aan de
gegevensverwerking. 

3. Als in een geval als bedoeld in het eerste lid, onder b, de
betrokkene op grond van artikel 14, vijfde lid, onder b of d, van de
verordening niet wordt geĂŻnformeerd, wordt als passende maatregel in
ieder geval tijdig in algemene bewoordingen brede kenbaarheid gegeven
aan de gegevensverwerking. 

4. Bij regeling van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
kunnen nadere regels worden gesteld over de toepassing van het eerste,
tweede of derde lid.

5. In situaties als bedoeld in het eerste lid, mag de overdracht van
dossiers plaatsvinden zonder de toestemming van de patiënt als bedoeld
in artikel 457, eerste lid, eerste volzin, van Boek 7 van het Burgerlijk
Wetboek. 

Artikel 30b. Uitzonderingen inzake gegevens over de gezondheid -
overdracht van dossiers door anderen dan hulpverleners

1. Gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel h, van de verordening, is
het verbod om gegevens over gezondheid te verwerken niet van toepassing
op het overdragen van dossiers als bedoeld in artikel 454, eerste lid,
van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek met het oog op het voldoen aan de
bewaarplicht, bedoeld in artikel 454, derde lid, van Boek 7 van het
Burgerlijk Wetboek, en het bijbehorende beheer door degene die geen
hulpverlener is aan een hulpverlener, instelling of voorziening voor
gezondheidszorg of maatschappelijke dienstverlening, als deze
hulpverlener, instelling of voorziening voor gezondheidszorg of
maatschappelijke dienstverlening zorg gaat dragen voor het bewaren en
beheren van de dossiers.

2. De artikelen 30, vierde lid, en 30a, derde tot en met vijfde lid,
zijn van overeenkomstige toepassing.

N

Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef komt te luiden:

Gelet op artikel 10 van de verordening mogen persoonsgegevens van
strafrechtelijke aard worden verwerkt, indien:

2. In onderdeel d, wordt ‘rechtsbevoegdheid’ vervangen door
‘rechtsprekende taken’.

O

Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, aanhef, komt te luiden:

Gelet op artikel 10 van de verordening mogen persoonsgegevens van
strafrechtelijke aard worden verwerkt, indien:

2. Onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid wordt een lid
ingevoegd, luidende:

5. Persoonsgegevens van strafrechtelijke aard mogen worden verwerkt
indien de verwerking noodzakelijk is voor een door een accountant te
verrichten bij wettelijk voorschrift voorgeschreven opdracht.

P

Het opschrift van hoofdstuk 4 komt te luiden: 

HOOFDSTUK 4. UITZONDERINGEN, BEPERKINGEN EN BIJZONDERE GRONDSLAGEN

Q

In artikel 43, eerste lid, wordt ‘de artikelen 1 tot en met 4’
vervangen door ‘de artikelen 1, 2, 3, 4’.

R

Artikel 45, eerste lid, komt te luiden:

1. De artikelen 15, 16, 18, eerste lid, onderdeel a, en 20 van de
verordening zijn niet van toepassing bij de verwerking van
persoonsgegevens die deel uitmaken van archiefcollecties van blijvende
waarde voor het algemeen belang, die beheerd worden in
archiefbewaarplaatsen als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de
Archiefwet 1995, of die beheerd worden door andere voor het publiek
toegankelijke instellingen die geen winstoogmerk hebben en waarvan de
activiteiten in hoofdzaak uit publieke middelen worden bekostigd, of
waarvan de leden van het bestuursorgaan, het leidinggevend orgaan of het
toezichthoudend orgaan voor meer dan de helft door de staat, zijn
territoriale lichamen of andere publiekrechtelijke instellingen zijn
aangewezen. 

S

Het tweede lid van artikel 46 vervalt alsmede de aanduiding ‘1.’
voor het eerste lid.

T

Na artikel 47 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 47a Tijdelijke commissies en adviescolleges

1. Een commissie als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet
vergoedingen adviescolleges en commissies, dan wel een adviescollege dat
is ingesteld op grond van artikel 5 of 6 van de Kaderwet adviescolleges,
die voor bepaalde tijd wordt ingesteld bij koninklijk of ministerieel
besluit of ministeriele regeling, kan persoonsgegevens verwerken, indien
in de instellingsregeling of het instellingsbesluit is opgenomen:

a. de taak van algemeen belang als bedoeld in artikel 6, onderdeel e van
de verordening en

het doel ten behoeve waarvan de persoonsgegevens worden verwerkt;

 	b. de verwerkingsverantwoordelijke voor de gegevensverwerking; en

 	c. de maximale bewaartermijn.

2. In afwijking van artikel 46 kan in de instellingsregeling of het
instellingsbesluit worden bepaald dat de commissie of het adviescollege
ten behoeve van het in de instellingsregeling of instellingsbesluit
opgenomen doel nummers die dienen ter identificatie als bedoeld in
artikel 46 kan verwerken. In de instellingsregeling worden passende
waarborgen voor de rechten en vrijheden van de betrokkene vastgesteld.

3. Gelet op artikel 9, aanhef en onder g, en artikel 10 van de
verordening is het verbod om bijzondere categorieën van
persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard te
verwerken door een commissie of adviescollege als bedoeld in het eerste
lid niet van toepassing indien:

de verwerking noodzakelijk is in het kader van een taak van zwaarwegend
algemeen

belang, die in de instellingsregeling is opgenomen;

het vragen van uitdrukkelijke toestemming onmogelijk blijkt of een
onevenredige

inspanning vergt; en

c. er in de instellingsregeling of instellingsbesluit voldoende passende
en specifieke waarborgen zijn opgenomen ter bescherming van de
grondrechten en fundamentele belangen van de betrokkene.

4. Indien een commissie of adviescollege als bedoeld in het eerste lid,
bijzondere categorieën van persoonsgegevens of persoonsgegevens van
strafrechtelijke aard verwerkt, stelt de commissie of het adviescollege
voorafgaand aan haar opheffing een verslag op over de wijze waarop deze
persoonsgegevens zijn verwerkt. 

5. Indien een commissie of adviescollege als bedoeld in het eerste lid
gegevens over de gezondheid verwerkt, is artikel 30, vierde lid van
overeenkomstige toepassing.

6. De instellingsregeling of het instellingsbesluit waarin een commissie
als bedoeld in het eerste lid wordt ingestelden waarin een regeling
wordt getroffen met betrekking tot de verwerking van bijzondere
categorieën van persoonsgegevens of strafrechtelijke persoonsgegevens,
wordt onverwijld meegedeeld aan beide kamers der Staten-Generaal. 

U

In artikel 48, tweede lid, vervalt na ‘van rechtswege’ het woord
‘is’. 

V

Na artikel 48a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 48b. Overgangsrecht III

Het tweede lid van artikel 46, zoals dat luidde voor inwerkingtreding
van artikel I, onderdeel T, van de Verzamelwet gegevensbescherming,
blijft van toepassing ten aanzien van die algemene maatregelen van
bestuur die voor deze inwerkingtreding reeds waren gebaseerd op deze
delegatiegrondslag. 

ARTIKEL II. FAILLISSEMENTSWET

A

Na artikel 68 van de Faillissementswet wordt een artikel ingevoegd,
luidende: 

Artikel 68a

De curator kan persoonsgegevens verwerken voor zover dit bij of
krachtens de wet

noodzakelijk is voor het beheer en de vereffening van de boedel, bedoeld
in artikel 68.

Onder noodzakelijk voor de uitvoering van de in het eerste lid genoemde
taak wordt

in ieder geval begrepen gegevensverwerking in het kader van:

de last, bedoeld in de artikelen 14 en 99;

de opzegging van de arbeidsovereenkomst, bedoeld in artikel 40;

het onderzoek naar de oorzaken van het faillissement, alsmede de
handelingen,

bedoeld in artikel 68, tweede lid, met inbegrip van eventuele melding
aan de bevoegde instanties;

het uitbrengen en ter griffie neerleggen van een verslag, bedoeld in de
artikelen 73a,

137 en 137d, alsmede het openbaar maken en gedurende een redelijke
periode openbaar houden van dit verslag;

de verstrekking van inlichtingen aan en de inwinning van advies van de
commissie,

bedoeld in de artikelen 76 en 77;

de bewaring van de boedel en het onder zich nemen van de bescheiden en
andere 

gegevensdragers en overige stukken, bedoeld in artikel 92;

het opmaken en ter griffie neerleggen van de boedelbeschrijving en de
staat, bedoeld

in de artikelen 94, 96 en 97;

de voortzetting van het bedrijf van de gefailleerde, bedoeld in de
artikelen 98 en 173a;

de vervreemding van goederen, bedoeld in artikel 101, alsmede de
voorbereiding van

een verkoop van het bedrijf van de gefailleerde aan derden met inbegrip
van het geven van inzage in gegevens aan derden in het kader van een
mogelijke verkoop, dan wel, in het kader van een ordentelijke
afwikkeling van de bedrijfsactiviteiten;

de vordering, bedoeld in artikel 106a;

de indiening van schuldvorderingen en het opmaken en ter griffie
neerleggen van de

lijsten, bedoeld in de artikelen 110, 112 en 114, alsmede het openbaar
maken van die lijsten;

het toetsen van de ingezonden rekeningen aan de administratie en opgaven
van de

gefailleerde, alsmede het vorderen van ontbrekende stukken en van inzage
in de administratie en oorspronkelijke bewijsstukken, bedoeld in artikel
111;

het opmaken en ter griffie neerleggen van de uitdelingslijst, bedoeld in
de artikelen

137c, 137d, 180 en 183, alsmede het openbaar maken van die
uitdelingslijst;

de advisering over het akkoord, bedoeld in artikel 140; of

bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen handelingen
of taken.

Gelet op de artikelen 9, tweede lid, onder g, en 10 van de Algemene
verordening

gegevensbescherming kan de curator, voor zo ver dit noodzakelijk is voor
de uitoefening van de in het eerste lid genoemde taak, de volgende
gegevens verwerken:

bijzondere categorieën van persoonsgegevens als bedoeld in paragraaf
3.1 van de

Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, voor zover het
verwerken betrekking heeft op de in het tweede lid, onder a, c, f, h en
j, genoemde gespecificeerde taken of de overdracht van de gegevens,
genoemd in het tweede lid, onder f, voor zover dat in het kader van een
dringend maatschappelijk belang is vereist;

persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf 3.2
van de

Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, voor zover het
verwerken betrekking heeft op de in het tweede lid, onder a, c, f, h en
j, genoemde gespecificeerde taken;

nummers die dienen ter identificatie van personen die bij wet zijn
voorgeschreven op

grond van artikel 46 van de Uitvoeringswet Algemene verordening
gegevensbescherming, voor zover het verwerken betrekking heeft op de in
het tweede lid, onder a, c, f, h en j, genoemde gespecificeerde taken.

B

Na artikel 215a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 215b

De bewindvoerder kan persoonsgegevens verwerken voor zover dit bij of
krachtens de

wet noodzakelijk is voor het beheer met de schuldenaar van diens zaken,
bedoeld in artikel 215. 

Onder noodzakelijk voor de uitvoering van de in het eerste lid genoemde
taak wordt in

ieder geval begrepen gegevensverwerking in het kader van: 

het uitbrengen en ter griffie neerleggen van een verslag, bedoeld in de
artikelen 226 en

227, alsmede het openbaar maken en gedurende een redelijke periode
openbaar houden van dit verslag;

het schadeloos houden van de boedel, bedoeld in artikel 228;

het verzoek, bedoeld in artikel 242; 

het toetsen van de ingezonden rekeningen aan de administratie en opgaven
van de

schuldenaar, alsmede het vorderen van ontbrekende stukken en van
raadpleging van de administratie en oorspronkelijke bewijsstukken,
bedoeld in artikel 258;

het opmaken en ter griffie neerleggen van de lijst, bedoeld in de
artikelen 259 en 263,

alsmede het openbaar maken van die lijst; 

het uitbrengen van een schriftelijk verslag, bedoeld in artikel 265; of

bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen handelingen
of taken.

Gelet op de artikelen 9, tweede lid, onder f en g, en 10 van de Algemene
verordening

gegevensbescherming kan de bewindvoerder, voor zo ver dit noodzakelijk
is voor de uitoefening van de in het eerste lid genoemde taak,
verwerken:

bijzondere categorieën van persoonsgegevens als bedoeld in paragraaf
3.1 van de

Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, voor zover het
verwerken betrekking heeft op de in het tweede lid, onder c, genoemde
gespecificeerde taak;

persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf 3.2
van de

Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, voor zover het
verwerken betrekking heeft op de in het tweede lid, onder c, genoemde
gespecificeerde taak.

C

Na artikel 316 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 316a

De bewindvoerder kan persoonsgegevens verwerken voor zover dit bij of
krachtens de

wet noodzakelijk is voor de volgende onderdelen, bedoeld in artikel 316:


het toezicht op de naleving door de schuldenaar van diens verplichtingen
die uit de

schuldsaneringsregeling voortvloeien;

het beheer en de vereffening van de boedel.

Onder noodzakelijk voor de uitvoering van de in het eerste lid genoemde
taken wordt

in ieder geval begrepen gegevenswerking in het kader van: 

de opzegging van de arbeidsovereenkomst, bedoeld in artikel 40;

de indiening van schuldvorderingen en het opmaken en ter griffie
neerleggen van de

lijsten, bedoeld in de artikelen 110, 112 en 114;

het uitbrengen en ter griffie neerleggen van een verslag, bedoeld in de
artikelen 137 en

318;

de last, bedoeld in artikel 287;

het verzoek het bedrag gelijk aan de beslagvrije voet, bedoeld in
artikel 475d van het

Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, te verhogen, bedoeld in artikel
295;

het voeren van een afzonderlijke administratie, bedoeld in artikel 310;

de bewaring van de boedel en het onder zich nemen van de bescheiden en
andere

gegevensdragers en overige stukken, bedoeld in artikel 323;

het opmaken en ter griffie neerleggen van de boedelbeschrijving en de
staat, bedoeld

in de artikelen 94, 96, 324 en 325; 

de vereffening en tegeldemaking van de tot de boedel behorende goederen,
bedoeld in

artikel 347; 

het opmaken en ter griffie neerleggen van de uitdelingslijst, bedoeld in
de artikelen

183 en 349; 

het verzoek, bedoeld in artikel 350;

het opmaken van de slotuitdelingslijst, bedoeld in artikel 356; of

bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen handelingen
of taken.

Gelet op de artikelen 9, tweede lid, onder f en g, en 10 van de Algemene
verordening

gegevensbescherming kan de bewindvoerder, voor zo ver dit noodzakelijk
is voor de uitoefening van de in het eerste lid genoemde taken,
verwerken:

bijzondere categorieën van persoonsgegevens als bedoeld in paragraaf
3.1 van de

Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, voor zover het
verwerken betrekking heeft op de in het tweede lid, onder c, d, g en k,
genoemde gespecificeerde taken of de overdracht van de gegevens, genoemd
in het tweede lid, onder g, voor zover dat in het kader van een dringend
maatschappelijk belang is vereist; 

persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf 3.2
van de

Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, voor zover het
verwerken betrekking heeft op de in het tweede lid, onder c, d, g en k,
genoemde gespecificeerde taken;

nummers die dienen ter identificatie van personen die bij wet zijn
voorgeschreven op

grond van artikel 46 van de Uitvoeringswet Algemene verordening
gegevensbescherming, voor zover het verwerken betrekking heeft op de in
het tweede lid, onder d en g, genoemde gespecificeerde taken.

ARTIKEL III. VREEMDELINGENWET 2000

Artikel 107 van de Vreemdelingenwet 2000 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het vierde lid wordt een zin toegevoegd, luidende:

Bij die verstrekking kan gebruik worden gemaakt van het
vreemdelingennummer, het burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1,
onder b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, en van
andere, bij regeling van Onze Minister aangewezen, nummers.

2. Onder vernummering van het achtste tot en met elfde lid tot tiende
tot en met dertiende lid, worden twee leden ingevoegd:

8. Uit de vreemdelingenadministratie kunnen aan bij ministeriële
regeling aangewezen organisaties of instellingen die werkzaam zijn op
het gebied van begeleiding of ondersteuning van vreemdelingen, niet
zijnde bestuursorganen als bedoeld in het vierde lid, die gegevens en
inlichtingen worden verstrekt die zij behoeven voor de uitvoering van
hun taak, met uitzondering van de gezichtsopnames en vingerafdrukken,
bedoeld in het eerste lid. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van het
vreemdelingennummer.

9. De organisaties en instellingen, bedoeld in het achtste lid, kunnen
bij de verstrekking van gegevens en inlichtingen omtrent een vreemdeling
aan Onze Minister gebruik maken van het vreemdelingennummer.

3. In het tiende lid (nieuw) wordt ‘het vierde tot en met zevende
lid’ vervangen door ‘het vierde tot en met negende lid’.

ARTIKEL IV. WEGENVERKEERSWET 1994

De Wegenverkeerswet 1994 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 181 wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Gelet op artikel 10 van de Algemene verordening gegevensbescherming
kunnen door de eigenaar of houder persoonsgegevens van strafrechtelijke
aard als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene
verordening gegevensbescherming worden verwerkt die betrekking hebben op
de bestuurder, dan wel eigenaar of houder van het motorrijtuig, voor
zover die verwerking noodzakelijk is voor de uitvoering van dit artikel
en het verhaal van de straf op de bestuurder.

B

Aan artikel 182 wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Gelet op artikel 10 van de Algemene verordening gegevensbescherming
kunnen door de eigenaar of houder van de aanhangwagen persoonsgegevens
van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf 3.2 van de
Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming worden verwerkt
die betrekking hebben op de bestuurder, dan wel de eigenaar of houder
van het motorrijtuig waarmee de aanhangwagen werd voortbewogen, voor
zover die verwerking noodzakelijk is voor de uitvoering van dit artikel
en het verhaal van de straf op de bestuurder.

ARTIKEL V. WET ADMINISTRATIEFRECHTELIJKE HANDHAVING
VERKEERSVOORSCHRIFTEN

De Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften wordt
als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Ten behoeve van het verhaal van de administratieve sanctie op de
bestuurder kunnen door de eigenaar of de houder van het motorrijtuig
persoonsgegevens worden verwerkt van degene op wiens naam het kenteken
in het kentekenregister is ingeschreven of van de bestuurder.

B

Artikel 5a wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Artikel 5, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

C

Aan artikel 5b wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Artikel 5, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL VI. WET JUSTITIËLE EN STRAFVORDERLIJKE GEGEVENS

De wet justitiële en strafvorderlijke gegevens wordt als volgt
gewijzigd:

A

In artikel 16, tweede lid, wordt ‘politiegegevens’ vervangen door
‘justitiĂ«le gegevens’.

B

In artikel 36, eerste lid, wordt ‘artikel 21, eerste lid, onderdeel
e,’ vervangen door ‘artikel 21, tweede lid, onderdeel e,’.

ARTIKEL VII. WET MARKTORDENING GEZONDHEIDSZORG

A

In artikel 60, vierde lid, vervalt na gegevensbescherming ‘en
persoonsgegevens betreffende onrechtmatig of hinderlijk gedrag in
verband met een opgelegd verbod naar aanleiding van dat gedrag.’

B

In artikel 70, tweede lid, wordt ‘het College bescherming
Persoonsgegevens’ vervangen door ‘de Autoriteit persoonsgegevens’

C

In artikel 70a wordt ‘de Wet bescherming persoonsgegevens’ vervangen
door ‘artikel 4, onderdeel 1, van de Algemene verordening
gegevensbescherming’

ARTIKEL VIII. WET OP DE RECHTSBIJSTAND

De Wet op de rechtsbijstand wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:

- burgerservicenummer: het burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1,
onder b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer;

B

Na artikel 8a worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 9

1. Gelet op de artikelen 9, tweede lid, onder g, en 10 van de Algemene
verordening gegevensbescherming, kan het bestuur, voor zover dit
noodzakelijk is voor de uitvoering van zijn taken en bevoegdheden op
grond van deze wet, bijzondere categorieën van persoonsgegevens en
persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf 3.1
onderscheidenlijk paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene
verordening gegevensbescherming, verwerken, alsmede vreemdelingennummers
als bedoeld in artikel 107, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 en
andere nummers ter identificatie van personen die bij wet zijn
voorgeschreven op grond van artikel 46 van de Uitvoeringswet Algemene
verordening gegevensbescherming. Het bestuur is
verwerkingsverantwoordelijke. 

2. Voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van deze wet of een
overeenkomst met het bestuur ter uitvoering van diens taken, kunnen
persoonsgegevens als bedoeld in het eerste lid onder
verantwoordelijkheid van het bestuur worden verwerkt door voorzieningen,
commissies als bedoeld in artikel 8, eerste lid, verleners van
rechtsbijstand, mediators en derden die, anders dan op grond van deze
wet, rechtskundige of maatschappelijke hulp of bemiddeling verlenen en
waarmee het bestuur een overeenkomst ter uitvoering van zijn taken heeft
gesloten.

Artikel 10 

De personen en instanties, bedoeld in artikel 9, tweede lid, zijn
bevoegd het burgerservicenummer van de rechtzoekende of gewezen
rechtzoekende en voor zover van toepassing van anderen als bedoeld in
artikel 34, derde lid, voor gegevensuitwisseling met het bestuur te
gebruiken met het doel te waarborgen dat de in het kader van de
uitvoering van deze wet te verwerken persoonsgegevens op die persoon of
personen betrekking hebben. Indien geen burgerservicenummer beschikbaar
is, gebruiken zij hiervoor, indien beschikbaar, het vreemdelingennummer,
bedoeld in artikel 107, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000.

ARTIKEL IX. WET OP HET ACCOUNTANTSBEROEP

In de Wet op het accountantsberoep komt paragraaf 8.2 als volgt te
luiden:

Paragraaf 8.2 Verwerking persoonsgegevens:

Artikel 57

Gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel g, van de Algemene verordening
gegevensbescherming is het verbod om bijzondere categorieën van
persoonsgegevens als bedoeld in paragraaf 3.1 van de Uitvoeringswet
Algemene verordening gegevensbescherming, te verwerken niet van
toepassing indien de verwerking van de persoonsgegevens noodzakelijk is
voor de uitvoering van deze wet en het bevorderen van een goede
beroepsuitoefening door accountants en het een situatie betreft waarop
het verbod om bijzondere categorieën persoonsgegevens te verwerken op
grond van artikel 23a van de Uitvoeringswet Algemene verordening
gegevensbescherming niet van toepassing is.

ARTIKEL X. WET OP HET FINANCIEEL TOEZICHT

Aan artikel 3:17 van de Wet op het financieel toezicht worden twee leden
toegevoegd, luidende:

9. Ter uitvoering van het bepaalde in het eerste lid beschikt een bank
of betaalinstelling als bedoeld in dat lid over procedures en
maatregelen met betrekking tot het monitoren en analyseren van
betalingstransacties van cliënten. Een bank of betaalinstelling kan in
dat kader geautomatiseerd besluiten om betalingstransacties die zijn
gekoppeld aan een financieel product te blokkeren of op te schorten,
indien:

a. het blokkeren of opschorten plaatsvindt op basis van afwijkende
individuele transactiepatronen ten opzichte van het gebruik van het
individuele financieel product van cliënten;

b. de bank of betaalinstelling de betalingstransacties na het blokkeren
of opschorten onverwijld door menselijke tussenkomst onderzoekt; en

c. cliënten hun standpunt omtrent het blokkeren of opschorten van de
betalingstransactie kenbaar kunnen maken.

10. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over
passende maatregelen ter bescherming van de rechten en vrijheden en
gerechtvaardigde belangen van cliënten in geval van het blokkeren of
opschorten van betalingstransacties, bedoeld in het negende lid, die in
ieder geval betrekking hebben op:

a. gegevensanalyse

b. beveiliging en integriteit.

ARTIKEL XI WET POLITIEGEGEVENS

A 

In artikel 23a, tweede lid, van de Wet politiegegevens wordt ‘de
artikelen 91 en 94 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
2017’ vervangen door ‘de artikelen 91, 92 en 94 van de Wet op de
inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017’.

B 

Aan artikel 35 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. De Autoriteit persoonsgegevens is het nationaal controleorgaan,
bedoeld in artikel 42, eerste lid, van Verordening (EU) 2016/794 van het
Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Agentschap
van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van
rechtshandhaving (Europol) en tot vervanging en intrekking van de
Besluiten 2009/371/JBZ, 2009/934/JBZ, 2009/935/JBZ, 2009/936/JBZ en
2009/968/JBZ van de Raad.

ARTIKEL XII. WET TOEZICHT ACCOUNTANTSORGANISATIES

De Wet toezicht accountantsorganisaties wordt als volgt gewijzigd: 

A

Het opschrift van hoofdstuk 5A komt te luiden: 

HOOFDSTUK 5A. GEHEIMHOUDINGSPLICHT EN BIJZONDERE PERSOONSGEGEVENS

B

na artikel 63a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 63aa

Gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel g, van de Algemene verordening
gegevensbescherming is het verbod om bijzondere categorieën van
persoonsgegevens als bedoeld in paragraaf 3.1 van de Uitvoeringswet
Algemene verordening gegevensbescherming, te verwerken niet van
toepassing indien de verwerking van de persoonsgegevens noodzakelijk is
voor:

a. het voldoen aan het bij of krachtens deze wet bepaalde; 

b. het voldoen aan de Verordening (EU) nr. 537/2014 van het Europees
Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende specifieke eisen voor
de wettelijke controles van financiële overzichten van organisaties van
openbaar belang en tot intrekking van Besluit 2005/909/EG van de
Commissie (PbEU 2014, L 158);

c. het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet of de
verordening, bedoeld in onderdeel b, bepaalde.

ARTIKEL XIII. SAMENLOOP

Indien het bij koninklijke boodschap van 17 november 2021 ingediende
voorstel van wet tot intrekking van de Archiefwet 1995 en vervanging
door de Archiefwet 2021 (Archiefwet 2021), Kamerstukken II 2021/22, 35
968, nr. 2, tot wet is of wordt verheven en artikel 1.1 van die wet: 

a. eerder in werking treedt of is getreden dan artikel I, onderdeel R,
van deze wet, wordt in artikel I, onderdeel R, van deze wet ‘die
beheerd worden in archiefbewaarplaatsen als bedoeld in artikel 1,
onderdeel f, van de Archiefwet 1995’ vervangen door ‘die voor
blijvende bewaring berusten bij een archiefdienst als bedoeld in artikel
1.1 van de Archiefwet 2021’;

b. later in werking treedt dan artikel I, onderdeel R, van deze wet,
komt artikel 11.6, onderdeel 1, van die wet te luiden:

1. In het eerste lid wordt ‘die beheerd worden in
archiefbewaarplaatsen als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de
Archiefwet 1995’ vervangen door ‘die voor blijvende bewaring
berusten bij een archiefdienst als bedoeld in artikel 1.1 van de
Archiefwet 2021.’

ARTIKEL XIV. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld. 

ARTIKEL XV. CITEERTITEL

Deze wet wordt aangehaald als: Verzamelwet gegevensbescherming.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister voor Rechtsbescherming,

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

 

 

 PAGE    

 PAGE   1