[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op de moties en amendementen ingediend tijdens de begrotingsbehandeling van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 16 en 18 januari 2024

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2024

Brief regering

Nummer: 2024D15617, datum: 2024-04-17, bijgewerkt: 2024-04-25 15:22, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36410-VIII-126).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36410 VIII-126 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2024.

Onderdeel van zaak 2024Z06755:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

36 410 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2024

Nr. 126 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 april 2024

Op 16 en 18 januari 2024 vond de behandeling van de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap plaats. Tijdens de begrotingsbehandeling is een aantal moties en amendementen op het terrein van funderend onderwijs ingediend. Over de uitvoering van diverse aangenomen moties bent u reeds met separate brieven geïnformeerd. Met deze brief geef ik voor de volledigheid een overzicht van de uitvoering van alle moties en amendementen op het gebied van funderend onderwijs die door uw Kamer bij de begrotingbehandeling zijn aangenomen.

Moties

Kamerstuk 36 410 VIII, nr. 61

Motie van de leden Pijpelink (GroenLinks-PvdA), Beckerman (SP) en Paternotte (D66).

verzoekt de regering dit onderzoek naar de juridische haalbaarheid van het afschaffen dan wel limiteren van de vrijwillige ouderbijdrage in het po en vo snel uit te voeren, zodat de Kamer stappen kan nemen in besluitvorming hierover.

Reactie:

Zoals vermeld in de brief «Kamerbrief met reactie op motie Pijpelink en motie Van Zanten»1 van 14 februari 2024 wordt de analyse van de juridische haalbaarheid van het limiteren dan wel afschaffen van de vrijwillige ouderbijdrage zo snel mogelijk uitgevoerd. Zodra de analyse gereed is, wordt deze met uw Kamer gedeeld. Naar verwachting zal dit voor Prinsjesdag 2024 zijn.

Kamerstuk 36 410 VIII, nr. 70

Motie van de leden Paternotte (D66) en Stoffer (SGP).

verzoekt de regering vooruitlopend op de curriculumherziening de focus van het leesonderwijs te verleggen door scholen nadrukkelijk in staat te stellen bewezen effectief leesonderwijs te geven met kennisrijke teksten in combinatie met andere vakgebieden.

Reactie:

Uw Kamer is met de brief «Reactie op motie-Paternotte c.s. over effectief leesonderwijs»2 van 14 februari 2024 over de uitvoering van deze motie geïnformeerd.

Kamerstuk 36 410 VIII, nr. 71

Motie van het lid Paternotte (D66).

verzoekt de regering om in overleg te treden met de sociale partners in het primair en voortgezet onderwijs om te onderzoeken wat er nodig is om een sectorale stagevergoedingsregeling te krijgen, en de Kamer hierover terug te rapporteren.

Reactie:

Het belang van een stagevergoeding onderstreep ik. Bij de sociale partners in het funderend onderwijs heb ik er nogmaals op aangedrongen om onderling tot goede afspraken hierover te komen en deze afspraken te betrekken bij de totstandkoming van de komende CAO in het primair onderwijs (hierna: po) en het voortgezet onderwijs (vo). Het Ministerie van OCW is met de sociale partners in overleg om te onderzoeken wat er nodig is om tot een sectorale stagevergoedingsregeling te komen.

Kamerstuk 36 410 VIII, nr. 73

Motie van het lid Soepboer (NSC).

verzoekt de regering in de herijking sturing funderend onderwijs een concreet onderzoek naar een normeringspercentage onderwijsgeld in de lumpsum dat naar het primaire proces moet, mee te nemen.

Reactie:

Op 5 april jl. heeft uw Kamer een brief over de herijking van de sturing in het funderend onderwijs ontvangen3. Met deze brief is uw Kamer ook over de uitvoering van deze motie geïnformeerd.

Kamerstuk 36 410 VIII, nr. 75

Motie van de leden Krul (CDA), Stoffer (SGP), Paternotte (D66), Ceder (CU) en Van Zanten (BBB).

verzoekt het kabinet om met een wetenschappelijke onderbouwde handreiking te komen voor scholen over hoe ze door het inzetten van papieren schoolboeken de beheersing van de basisvaardigheden kunnen verbeteren.

Reactie:

Met het Masterplan Basisvaardigheden wil het Ministerie van OCW scholen ondersteunen bij het verbeteren van de resultaten van leerlingen, met name op het gebied van taal en rekenen. Dit vraagt om goed gebruik van effectieve leermiddelen door scholen en leraren. Daarom voert het ministerie een onderzoeksprogramma uit gericht op het bevorderen van het evidence-informed gebruik van leermiddelen via een kwaliteitskader. Het kwaliteitskader zal scholen en leraren ook een handreiking bieden om effectieve keuzes te maken tussen digitaal en papieren lesmateriaal, afhankelijk van de specifieke behoeften van leerlingen en van de leerdoelen. Na de zomer van 2024 zal uw Kamer geïnformeerd worden over de eerste resultaten van dit onderzoek en over de wijze waarop de motie wordt uitgevoerd.

Kamerstuk 36 410 VIII, nr. 76

Motie van het lid Krul (CDA).

verzoekt de regering om met een ambitieus plan te komen om de negatieve spiraal rondom de schoolvakken Frans en Duits te doorbreken en daar de grensregio's en organisaties rondom buurtalen actief bij te betrekken.

Reactie:

Uw Kamer is met de brief «Reactie op de brieven Visiegroep Buurtalen en uitvoering motie lid Krul c.s. (Kamerstuk 31 288, nr. 1045) landelijke campagne talenopleidingen»4 van 6 maart 2024 over de uitvoering van deze motie geïnformeerd.

Kamerstuk 36 410 VIII, nr. 77

Motie van de leden Krul (CDA), Stoffer (SGP) en Van Zanten (BBB).

verzoekt de regering om in lijn met bovenstaande punten met een plan te komen voor hoe onderwijs in de regio's dicht bij huis kan worden versterkt.

Reactie:

Voor het mbo en hbo heeft het kabinet voor het in stand houden van een opleidingsaanbod dat van belang is voor de vitaliteit van de regio eenmalig een bedrag van in totaal € 180 miljoen beschikbaar gesteld. Op dit moment werkt de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) samen met de sector en regio’s aan een regeling om dit budget voor het mbo op een goede manier in te zetten. In het hbo is uit het beschikbare bedrag in 2023 al een bedrag van € 45 miljoen toegekend. De Minister van OCW heeft de Vereniging Hogescholen gevraagd om in het voorjaar 2025 met een plan te komen voor de besteding van de resterende middelen voor het hoger beroepsonderwijs. Het kabinet zal de Kamer naar verwachting volgend jaar voor de zomer kunnen informeren over deze plannen en maatregelen om het vervolgonderwijs in de (krimp)regio’s in de komende jaren te versterken.

Verder verkent het kabinet hoe het onderwijs in de regio verder kan worden versterkt. De Toekomstverkenning «Vandaag is het 2040» voor mbo, hoger onderwijs en wetenschap waar de Minister van OCW uw Kamer eind 2023 over informeerde, biedt hiervoor belangrijke aanknopingspunten.5 Het regionale perspectief is een belangrijk uitgangspunt geweest bij de gehele Toekomstverkenning. Ook is er een brief bekostiging hoger onderwijs6 aan de Kamer gezonden over alternatieve bekostigingswijzen voor het hbo en wo in de regio. Modellen die daarbij worden onderzocht zijn onder meer regio- en missiebekostiging. Ook in het mbo wordt als vervolg op het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (hierna: IBO) toekomstbestendig mbo7 nagedacht over een aanpassing van de mbo-bekostiging die op de lange termijn moet zorgen voor toegankelijk mbo in alle regio’s. Besluitvorming hierover is aan een volgend kabinet.

Het kabinet is niet voornemens een uniforme norm voor maximale reisafstand te hanteren. Een groot deel van de instellingen kent een bovenregionale functie. Hierbij past geen uniform vastgelegde reisafstand. Het vervolgonderwijs kent daarnaast het studentenreisproduct voor de waarborging van de toegankelijkheid en de bereikbaarheid van het onderwijs. Verder blijkt uit het IBO toekomstbestendig mbo dat lange reisafstand slechts voor een beperkt deel van de mbo-studenten een probleem is (studenten in de entreeopleiding en op niveau 2).

Voor scholen voor po en vo geldt dat het functioneren van de kleinescholentoeslag en het geheel van opheffingsnormen en uitzonderingsgronden momenteel wordt geanalyseerd door mijn ministerie. In mijn brief van 20 maart jl. «Toelichting op reikwijdte voorgenomen wetsvoorstel toezicht op informeel onderwijs en opheffingsnormen en discretionaire bevoegdheid in primair onderwijs»8 is een toelichting gegeven op de huidige gedifferentieerde normen en uitzonderingsgronden in het po. Daarbij heb ik aangegeven dat een belangrijk uitgangspunt ook in de toekomst is dat funderend onderwijs in de regio beschikbaar blijft. Uw Kamer wordt voor de zomer van 2024 geïnformeerd over de eerste uitkomsten van de analyse. Deze analyse omvat, in lijn met het IBO «Koersen op kwaliteit en kansengelijkheid», mogelijke verbeteringen aan de kleinescholentoeslag in het po.9 Over het vervolg van het IBO is uw Kamer met de brief over de herijking van de sturing in het funderend onderwijs van 5 april jl. geïnformeerd.10

Naast de gedifferentieerde normen in het po, waardoor onderwijs in de regio lang in stand kan worden gehouden, is er € 25 miljoen aan incidentele middelen leerlingendaling vo (IML) beschikbaar gesteld waarmee ca. 40 regio’s in het land aan de slag zijn gegaan. Ook zijn er vanuit OCW regiocoördinatoren actief die besturen in het vo bewegen tot samenwerking om het onderwijsaanbod kwalitatief, gevarieerd en nabij te houden. Tenslotte is er een garantiefunctie openbaar onderwijs, die bepaalt dat als er geen (ander) aanbod is in een straal van 10 km de openbare school open moet blijven én als er geen openbaar onderwijs bestaat ouders de gemeente kunnen verzoeken een openbare school te stichten.

Kamerstuk 36 410 VIII, nr. 78

Motie van de leden Krul (CDA en Van Zanten (BBB).

verzoekt de regering om ditmaal wel echt in gesprek te gaan met leerkrachten en ouders op scholen met een continurooster, en met voorstellen te komen voor hoe zij rustig pauze kunnen hebben, geen filmpjes hoeven te kijken en tijd hebben om hun lunch op te eten.

Reactie:

Naar aanleiding van een eerdere motie over dit onderwerp, heb ik gesproken met mensen uit het onderwijsveld over de manier waarop zij het continurooster vormgeven. Informatie over hoe scholen dat precies doen, is beschikbaar via de site van de Rijksoverheid11. Via de sectorraden en de Academie & Vakvereniging Schoolleiders (hierna: AVS) is deze informatie onder de aandacht gebracht bij schoolleiders en bij schoolbesturen. Naar aanleiding van onderhavige motie worden de gesprekken over dit onderwerp voortgezet en zullen mijn ambtenaren op een twintigtal scholen met ouders en leraren spreken. Uw Kamer wordt hier voor de zomer van 2024 over geïnformeerd.

Kamerstuk 36 410 VIII, nr. 79

Motie van de leden Van Zanten (BBB), Stoffer (SGP), Ceder (CU), De Kort (VVD) en Krul (CDA).

verzoekt de regering om bij elk nieuw onderwijsbeleid en de invoering van nieuwe onderwijsregels een «krimpcheck» uit te voeren, waarbij wordt gecheckt wat de gevolgen zijn voor scholen op het platteland en in kleinere kernen.

Reactie:

Het is belangrijk dat er ook in de regio en in kleinere kernen kwalitatief en goed bereikbaar onderwijs is. Momenteel is het geheel van normen, uitzonderingsgronden en toeslagen onderwerp van analyse op mijn ministerie. Daarbij zijn zowel bereikbaarheid als kwaliteit leidende principes. Bij de analyse zal daarom ook, in lijn met uw motie, expliciet aandacht zijn voor de gevolgen van mogelijke wijzigingen van het beleid op kleinere kernen. Uw Kamer wordt naar verwachting voor de zomer van 2024 geïnformeerd over de eerste uitkomsten van de analyse.

Kamerstuk 36 410 VIII, nr. 80

Motie van de leden Van Zanten (BBB) en Stoffer (SGP).

spreekt uit dat een heroverweging van een deel van het huidige budget voor kansengelijkheid binnen het onderwijs wenselijk is, spreekt uit dat het vrijgekomen budget ingezet moet worden ter verbetering van de onderwijskwaliteit en het tegengaan van analfabetisme.

Reactie:

Uw Kamer heeft in de brief «Kamerbrief met reactie op motie Pijpelink en motie Van Zanten»12 van 14 februari 2024 mijn reactie op deze motie ontvangen, waarin ik toelicht dat ik het verbeteren van de onderwijskwaliteit, het tegengaan van analfabetisme en het bevorderen van kansengelijkheid in het onderwijs niet los van elkaar kan zien. In de brief is globaal inzicht gegeven in de huidige bestemming van de middelen voor kansengelijkheid

Kamerstuk 36 410 VIII, nr. 83

Motie van de leden Ceder (CU), Westerveld (GroenLinks-PvdA) en Van Zanten (BBB).

verzoekt de regering om in beeld te brengen welke leerlingen in het regulier onderwijs baat hebben bij de mogelijkheid van het halen van vakcertificaten en de wet- en regelgeving hierop aan te passen, mits dit uitvoerbaar is, en hierover de Kamer te informeren.

Reactie:

Uw Kamer is met de Kamerbrief «Staatsexamens vo en normering centrale examens 2024»13 van 2 april 2024 geïnformeerd over deze motie.

Kamerstuk 36 410 VIII, nr. 84

Motie van de leden Ceder (CU), Stoffer (SGP), De Kort (VVD) en Van Zanten (BBB).

verzoekt de regering om in overleg met scholen, joodse organisaties en andere experts een handreiking te ontwikkelen en deze bij scholen onder de aandacht te brengen, waarbij in ieder geval aandacht wordt besteed aan de verantwoordelijkheid van scholen bij, concrete handvatten voor de omgang met, en het melden van antisemitische incidenten.

Reactie:

Ik onderschrijf het belang en de noodzaak van deze handreiking, omdat ik het onacceptabel vind dat joodse leerlingen worden gepest, bedreigd of zich onveilig voelen om wie zij zijn. Daarom wil ik deze motie zo snel mogelijk uitvoeren. Mijn ministerie heeft inmiddels gesprekken gevoerd over inhoud, vorm en verspreiding van deze handreiking en een eerste concept voor de handreiking is reeds opgesteld. Ik werk ernaar toe om in april een definitieve versie te hebben, die vervolgens zo snel als mogelijk zal worden verspreid in het onderwijsveld.

Kamerstuk 36 410 VIII, nr. 85

De leden Ceder (CU), De Kort (VVD) en Van Zanten (BBB).

verzoekt de regering om een wetstraject in gang te zetten om de techniekhavo als volwaardig profiel wettelijk te verankeren, waarbij in ieder geval de curriculumeisen en de bekostiging worden meegenomen.

Reactie:

Zoals gemeld aan de leden Ceder (CU), De Kort (VVD) en Van Zanten (BBB) tijdens de begrotingsbehandeling ga ik ervan uit dat het in het verzoek gaat om de juridische verankering van de praktijkgerichte vakken Technologie en Maatschappij voor het havo14 en dat we dit kunnen interpreteren als de uitwerking van het traject rond de praktijkgerichte havo. Dat traject zal resulteren in veranderende regelgeving om de beide programma’s structureel te verankeren als volwaardige schoolexamenvakken binnen het reguliere havo, inclusief de bijbehorende aanvullende bekostiging voor havoleerlingen.

De verwachting is dat de curriculumeisen worden gehandhaafd zoals die in het doorontwikkeltraject worden gesteld.15 Dat wil zeggen dat naar verwachting Technologie vanaf 2027 in het havo aangeboden kan worden als profielkeuzevak in de profielen Natuur en Techniek en Natuur en Gezondheid. Maatschappij kan dan in het havo aangeboden worden als profielkeuzevak in de profielen Cultuur en Maatschappij en Economie en Maatschappij. De vakken kunnen desgewenst in het vrije deel van elk van de profielen worden aangeboden. Daarnaast zullen havo-scholen de mogelijkheid krijgen om de praktijkgerichte programma’s als extra schoolexamenvak in een kleine variant van 120 studielasturen aan te bieden. In dat geval is het de bedoeling dat het bevoegd gezag de kleine variant van het praktijkgerichte programma aan het combinatiecijfer «kan» toevoegen. Leerlingen hebben dan een extra onderdeel dat meetelt voor het combinatiecijfer en in de slaag- zakregeling wordt verwerkt.

Zoals op 11 mei 2023 in de brief over praktijkgerichte programma’s aan uw Kamer is gemeld en tijdens de behandeling van de onderwijsbegroting herhaald, is het daarbij tevens de intentie dat scholen met een praktijkgerichte havo vanaf 2027 structureel een hogere bekostiging krijgen.16 De middelen voor een hogere bekostiging van havoleerlingen zijn beschikbaar op de OCW-begroting vanaf 2027.

Voor de zomer van 2024 zal duidelijk zijn hoe het wetgevingstraject eruit komt te zien en wordt uw Kamer hierover geïnformeerd. Ik zal dan verder ingaan op de ervaringen van de scholen in het doorontwikkeltraject.

Kamerstuk 36 410 VIII, nr. 88

Motie van het lid Beckerman (SP).

verzoekt het kabinet om het CvTE de opdracht te geven de resultaten van de schriftelijke examens van zowel staatsexamenkandidaten als overige kandidaten gelijktijdig bekend te maken.

Reactie:

Uw Kamer is met de brief «Staatsexamens vo en normering centrale examens 2024»17 van 2 april 2024 over deze motie geïnformeerd.

Kamerstuk 36 410 VIII, nr. 90

Motie van het lid Ergin (DENK).

verzoekt de regering om een effectenverkenning uit te voeren van het oormerken van onderwijshuisvestingsmiddelen gericht naar de impact op de landelijke verbeteropgave onderwijshuisvesting.

Reactie:

Uw Kamer wordt dit voorjaar met de periodieke Kamerbrief onderwijshuisvesting geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

Kamerstuk 36 410 VIII, nr. 90

Motie van het lid Ergin (DENK).

verzoekt de regering te verkennen of het mogelijk maken van een second opinion werkbaar, effectief en uitvoerbaar is.

Reactie:

Uw Kamer is met de Kamerbrief «schooladvisering, doorstroomtoetsen en overgang po-vo 2024»18 van 4 maart 2024 geïnformeerd over de uitvoering van deze motie.

Kamerstuk 36 410 VIII, nr. 60

Motie van het lid Pijpelink (GroenLinks-PvdA).

verzoekt de regering om deze problematiek het hoofd te bieden met een plan tegen het lerarentekort, kwalitatief en kwantitatief, voor de duur van minstens vijftien jaren.

Reactie:

Zoals eerder gecommuniceerd aan uw Kamer19, gaat de uitvoering van de lerarenstrategie en het werkplan «Samen voor het beste onderwijs» op volle kracht door. Dat is een meerjarige, integrale aanpak met de sectororganisaties, de lerarenopleidingen en de vak- en beroepsorganisaties. Samen rollen we de acties verder uit, monitoren we de ontwikkelingen en verkennen de ruimte voor verbredende en intensiverende vervolgstappen. De aanpak van het lerarentekort vraagt van iedereen een lange adem.

Amendementen

Kamerstuk 36 410 VIII, nr. 39

Amendement ingediend door het lid Westerveld (GroenLinks-PvdA).

een overbruggingsregeling voor de tegemoetkoming in de reiskosten.

Reactie:

De middelen die vrijkomen door dit amendement zullen worden ingezet voor een subsidieregeling voor scholen in het praktijkonderwijs, zodat zij vervolgens reiskostenvergoeding kunnen bieden aan de leerlingen die de entreeopleiding volgen binnen het praktijkonderwijs. Over de mogelijke vorm van die regeling is de Kamer eerder geïnformeerd in de Kamerbrief Tegemoetkomen reiskosten praktijkonderwijs.20 Deze subsidieregeling gaat zo snel mogelijk in. Waarschijnlijk ontvangen de scholen de middelen voor schooljaar 2024 – 2025 op zijn vroegst in het najaar van 2024.

Kamerstuk 36 410 VIII, nr. 53

Amendement ingediend door de leden Ceder (CU) en Paternotte (D66).

ondersteuning bij het bespreekbaar maken van gevoelige maatschappelijke thema’s.

Reactie:

Ondanks dat er al meerdere handvatten zijn om gevoelige maatschappelijke thema’s bespreekbaar te maken, onderschrijf ik het belang om extra in te zetten op het beschikbaar maken van laagdrempelige ondersteuning voor scholen. Op dit moment wordt bekeken op welke manier het vrijgemaakte bedrag ingezet kan worden zodat het daadwerkelijk bijdraagt aan ondersteuning van leraren in het funderend- en middelbaar beroepsonderwijs bij het omgaan met gevoelige maatschappelijke thema’s in de klas.

Ik werk ernaar toe om zo snel als mogelijk deze extra ondersteuning voor het onderwijsveld te realiseren. Uw Kamer wordt hier voor de zomer van 2024 verder over geïnformeerd.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,
M.L.J. Paul


  1. Kamerstukken II 2023/24, 36 410 VIII, nr. 111↩︎

  2. Kamerstukken II 2023/24, 31 293, nr. 719↩︎

  3. Kamerstukken II 2023/24, 31 293, nr. 727↩︎

  4. Kamerstukken II 2023/24, 31 288 nr. 1106↩︎

  5. Kamerstukken II 2022/23, 31 288, nr. 1072↩︎

  6. Kamerstukken II 2023/24, 31 288, nr. 1096; momenteel loopt er ook een Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) op het terrein van het Hoger Onderwijs.↩︎

  7. Kamerstukken II, 2022/23, 31 524, nr. 590↩︎

  8. Kamerstukken II 2023/24, 29 614, nr. 172, p. 3–4↩︎

  9. Kamerstukken II 2023/24, 31 293, nr. 669, p.12 en beleidsoptie 10 uit Rapport Koersen op kwaliteit en kansengelijkheid IBO Sturing op kwaliteit van onderwijs | Rapport | Rijksoverheid.nl, p. 74↩︎

  10. Kamerstukken II 2023/24, 31 293, nr. 727↩︎

  11. Kan mijn kind tussen de middag overblijven op de basisschool? | Rijksoverheid.nl↩︎

  12. Kamerstukken II 2023/24, 36 410 VIII, nr. 111↩︎

  13. Kamerstukken II 2023/24, 31 289, nr. 585↩︎

  14. Er is in 2021 een inventarisatie uitgevoerd naar de wensen in het onderwijsveld voor de invulling van het praktijkgerichte havo. Dit heeft geresulteerd in een breed gedragen startnotitie van SLO (onderschreven door o.a. de VO-raad en Vereniging Hogescholen), waaruit naar voren komt dat er twee brede interdisiplinaire vakken moeten worden ontwikkeld: pgp-Technologie en pgp-Maatschappij. Startnotitie: https://www.slo.nl/publish/pages/17624/startnotitie_pgp_havo_september_2021.pdf↩︎

  15. In de komende jaren worden de programma’s doorontwikkeld. Momenteel maken zo’n 160 scholen deel uit van de pilotgroep: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2023-14832.pdf↩︎

  16. Kamerstukken II 2022/23, 31 289, nr. 548↩︎

  17. Kamerstukken II 2023/24, 31 289, nr. 585↩︎

  18. Kamerstukken II 2023/24, 31 293, nr. 720↩︎

  19. Kamerstukken II 2023/24, 27 923, nr. 462 en Kamerstukken II 2023/24, 27 923, nr. 464↩︎

  20. Kamerstukken II 2023/24, 31 497, nr. 473↩︎