Memorie van toelichting
Jaarverslag en slotwet Ministerie van Buitenlandse Zaken 2023
Memorie van toelichting
Nummer: 2024D16412, datum: 2024-05-15, bijgewerkt: 2024-05-15 10:52, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36560-V-4).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 36560 V-4 Jaarverslag en slotwet Ministerie van Buitenlandse Zaken 2023 .
Onderdeel van zaak 2024Z07166:
- Indiener: H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2024-05-16 12:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2024-05-16 14:10: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-05-23 14:00: Slotwet Ministerie van Buitenlandse Zaken 2023 (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2024-07-04 23:00: Einde vergadering: STEMMINGEN (over moties ingediend bij het debat over de regeringsverklaring en over moties ingediend bij het tweeminutendebat Mestbeleid) (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023–204 |
36 560V | Jaarverslag en slotwet van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) 2023 |
Nr. 4 |
|
A Artikelgewijze toelichting bij het wetsvoorstel
Wetsartikelen 1 tot en met 3
De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 afzonderlijk bij wet vastgesteld en ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2023 wijzigingen aan te brengen in de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.G.J. Bruins Slot
B Artikelgewijze toelichting bij de begrotingsartikelen (slotverschillen)
1 Leeswijzer
De beleidsmatige mutaties en technische mutaties groter of gelijk aan de ondergrenzen in onderstaande staffel worden op het niveau van de financiële instrumenten (en eventueel artikelonderdeel) toegelicht.
< 50 | 1 | 2 |
=> 50 en < 200 | 2 | 4 |
=> 200 < 1000 | 5 | 10 |
=> 1000 | 10 | 20 |
2 Beleidsartikelen
2.1 Artikel 1 Versterkte internationale rechtsorde
Toelichting
Verplichtingen
De verplichtingenrealisatie op artikel 1 Versterkte internationale
rechtsorde valt ca. EUR 15 miljoen lager uit ten opzichte van de
tweede suppletoire begroting. Deze daling houdt voornamelijk verband met
een neerwaartse bijstelling van het verplichtingenritme voor de
jaarlijkse bijdrage aan de OESO, de vertraging van de renovatie van het
Vredespaleis en het aangaan van minder meerjarige verplichtingen binnen
het Mensenrechtenfonds vanwege bezuinigingen op het fonds welke zijn
doorgevoerd na de eerste suppletoire begroting 2023 en die samenhangen
met de ODA-toerekening van de uitgaven voor eerstejaars asielopvang.
Uitgaven
Geen toelichting nodig.
2.2 Artikel 2 Veiligheid en stabiliteit
Toelichting
Verplichtingen
De verplichtingenrealisatie op artikel 2 Veiligheid en
Stabiliteit valt ten opzichte van de tweede suppletoire begroting
EUR 43 miljoen lager uit. Op het Matra-budget is voor de opdracht aan de
RVO de meerjarig aangegane verplichting gecorrigeerd, omdat de aangegane
verplichtingen jaarlijks gelijk zijn aan de uitgaven. Dit leidt tot een
lagere verplichtingenrealisatie. Daarnaast heeft voor het programma
Training buitenlandse diplomaten een no-cost verlenging plaatsgevonden,
waardoor de huidige overeenkomst t/m het eerste kwartaal van 2024 loopt.
Nieuwe meerjarige verplichtingen voor dit programma worden dan ook pas
in 2024 aangegaan. Tot slot worden voor een aantal activiteiten binnen
het Stabiliteitsfonds waarvoor de verplichtingen in 2023 aangegaan
zouden worden, deze verplichtingen pas in 2024 aangegaan.
Uitgaven
Geen toelichting nodig.
Ontvangsten
Geen toelichting nodig
2.3 Artikel 3 Effectieve Europese Samenwerking
Toelichting
Verplichtingen
De mutaties in de verplichtingen op artikelonderdeel 3.1 Afdrachten aan
de Europese Unie zijn gelijk aan de mutaties op de uitgaven die
hieronder worden toegelicht
Uitgaven
De realisatie van de Europese afdrachten (artikelonderdeel 3.1) is in
totaal EUR 151,3 miljoen hoger dan verwacht bij de tweede suppletoire
begroting. Dit is het gevolg van onderstaande mutaties:
Bni-afdracht
De bni-afdracht is in totaal EUR 154,2 miljoen hoger uitgevallen dan
waarmee rekening werd gehouden in de raming bij de tweede suppletoire
begroting. Toen is de raming neerwaarts bijgesteld onder andere naar
aanleiding van de vierde aanvullende begroting van de Europese Unie (DAB
4) waarin de EU-betalingen lager waren dan eerder verwacht (in totaal
EUR -478 miljoen, waarvan EUR -192,7 miljoen als gevolg van DAB4). Later
werd duidelijk dat DAB4 door de Europese Commissie pas verwerkt is in
januari 2024 en dat de lagere afdrachten voortkomend uit DAB 4 (EUR –
192,7 miljoen) daarmee in 2024 neerslaan. De EUR 38,5 mln. (verschil
tussen het DAB4-effect en de overschrijding op de bni-afdracht) wordt
veroorzaakt doordat Nederland de EU-afdrachten raamt op het jaarlijkse
uitgavenplafond uit het MFK 2021-2027, inclusief de speciale
instrumenten die boven dit plafond worden gefinancierd. Van dit totale
uitgavenplafond is er minder uitgegeven op EU-niveau dan geraamd. Naar
verwachting worden deze middelen bij de technische aanpassing in juni
2024, conform afspraken in het MFK, toegevoegd aan de plafonds voor
latere jaren. Over de gehele MFK-periode leidt dit echter niet tot een
hogere afdracht van Nederland aan de EU.
Invoerrechten
De invoerrechten zijn EUR 2,9 miljoen lager dan geraamd ten tijde van de
tweede suppletoire begroting.
Ontvangsten
De realisatie van de perceptiekostenvergoeding en overige ontvangsten
(artikelonderdeel 3.10) komt EUR 14,4 miljoen lager uit dan bij de
tweede suppletoire begroting geraamd, op een totale realisatie van
EUR 1,2 miljard. Dit hangt samen met de lagere invoerrechten.
2.4 Artikel 4 Consulaire dienstverlening en uitdragen Nederlandse waarden
Verplichtingen
Geen toelichting nodig.
Uitgaven
Zoals beschreven in de Decemberbrief zijn de uitgaven voor artikel
4 Consulaire dienstverlening en uitdragen Nederlandse waarden hoger dan
verwacht. Op artikelonderdeel 4.1 Consulaire dienstverlening
Nederlanders in het buitenland vallen de uitgaven hoger uit dan gemeld
in de tweede suppletoire begroting 2023. Dit wordt veroorzaakt doordat
de kosten voor de invoering van een nieuw casemanagementsysteem, dat
bijstand biedt aan landgenoten in noodsituaties, hoger uitviel dan
voorzien. Daarnaast wordt een overschrijding van EUR 2,2 miljoen
verwacht door de evacuatie uit Sudan.
Ontvangsten
In 2023 zijn de consulaire ontvangsten hoger uitgevallen dan verwacht.
Dit komt zowel door hogere paspoort als hogere visa ontvangsten. Doordat
de paspoorten vanaf 2014 tien jaar geldig zijn, is er vanaf eind 2023
een stijging in de uitgegeven paspoorten op ambassades. Ook zijn de
reisbewegingen eerder terug op het pre-Covid niveau. Dit zorgt voor
hogere ontvangsten uit Visa.
3 Niet-Beleidsartikelen
3.1 Artikel 7 Apparaat
Toelichting
Verplichtingen
De verplichtingenrealisatie op artikel 7 wordt met
EUR 11 miljoen overschreden ten opzichte van de stand van de tweede
suppletoire begroting. Dit betreft een technische aanpassing in een
boeking van de looptijd van een meerjarige overeenkomst met KPN in
vervolg op de V=K aanpassing als toegelicht in het jaarverslag bij
artikel 7.
Uitgaven
Personeel:
geen toelichting nodig.
Materieel:
Voor huisvesting zijn de uitgaven bijna EUR 20 miljoen lager (waarvan
EUR 7 miljoen wordt meegenomen in de middelenafspraak). Dit komt met
name door vertragingen op een aantal projecten en de te late facturatie
voor de huisvesting in Nederland.
Daarnaast zijn de ICT uitgaven bijna EUR 14 miljoen lager dan verwacht in de tweede suppletoire begroting. Dit komt door uitgestelde uitgaven voor Life Cycle Management ten bedrage van ongeveer EUR 5 miljoen, vanwege vertraagde uitvoering ten opzichte van de verwachting bij tweede suppletoire begroting. Verder zijn de projectuitgaven EUR 7 miljoen lager, onder andere vanwege personele capaciteitsproblemen voor wat betreft specialistische expertise.
Koersverschillen:
De begroting van Buitenlandse Zaken werkt met een vooraf vastgestelde
wisselkoers ten opzichte van buitenlandse valuta (de zgn. corporate
rate). Deze koers wordt gelijktijdig met de presentatie van de
begroting vastgesteld. Omdat bij betalingen in buitenlandse valuta
gedurende het jaar echter een verschil ontstaat als gevolg van de
werkelijk geldende koers, ontstaat er een saldo. In de tweede suppletoire
begroting is EUR 5 miljoen al als koerswinsten opgegeven.