[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Geannoteerde agenda formele OJCS-Raad 13 en 14 mei 2024, Informeel werkdiner van Europese Cultuurministers, 13 mei 2024

Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Brief regering

Nummer: 2024D16603, datum: 2024-04-22, bijgewerkt: 2024-05-03 12:48, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-34-418).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 34-418 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport .

Onderdeel van zaak 2024Z07234:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Nr. 418 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 april 2024

Hierbij zend ik u, mede namens de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de geannoteerde agenda van een Informeel werkdiner van de Ministers van Cultuur op 13 mei in Antwerpen en de Onderwijs-, Jeugd, Cultuur- en Sportraad (OJCS-Raad) van 13 en 14 mei in Brussel.

Het onderwijsdeel van de Raad staat gepland voor 13 mei. Ik zal hieraan deelnemen. Het cultuurdeel van de Raad staat gepland voor 14 mei, hier zal de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan deelnemen.

Tijdens de Onderwijsraad staat een beleidsdebat over AI en onderwijs gepland. Verder worden de Raadsaanbeveling Europa in beweging, leermobiliteitsmogelijkheden voor iedereen en de Raadsconclusies over het promoten van evidence-informed beleid in onderwijs en training voor de Europese Onderwijsruimte aangenomen.

Tijdens een informeel werkdiner van de Ministers van Cultuur van 13 mei in Antwerpen staat een beleidsdebat gepland over de manier waarop cultuur en identiteit kunnen helpen om geopolitieke spanningen te adresseren. De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal hieraan deelnemen.

Tijdens de Cultuurraad van 14 mei vindt een beleidsdebat over AI en de culturele en creatieve sectoren plaats. Daarnaast staan de Raadsconclusies over het versterken van de culturele en creatieve sectoren door datagedreven publieksontwikkeling en de Raadsconclusies over steun aan influencers als onlinecontentmakers ter vaststelling op de agenda.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf

GEANNOTEERDE AGENDA OJCS-RAAD 13 en 14 mei 2024

Onderwijs – maandag 13 mei 2024

Voor de Onderwijsraad staan de volgende stukken ter vaststelling geagendeerd:

• Raadsaanbeveling Europa in beweging, leermobiliteitsmogelijkheden voor iedereen1

• Raadsconclusies over het bevorderen van evidence-informed beleid in onderwijs en training voor de Europese Onderwijsruimte

Tijdens het onderwijsdeel zal beleidsdebat gaan over:

• Lerarentekort (lunchdebat)

• AI in het onderwijs

Op het moment van schrijven is er nog geen officiële agenda voor de OJCS-Raad bekend gemaakt. Deze geannoteerde agenda zal zich daarom beperken tot de punten die tot dusverre bekend zijn.

Raadsaanbeveling Europa in beweging, leermobiliteitsmogelijkheden voor iedereen

Inhoud

Op 15 november jl. heeft de Europese Commissie (de Commissie) een aanbeveling over leermobiliteit (Europa in Beweging – leermobiliteitsmogelijkheden voor iedereen) gepubliceerd. Dit voorstel is onderdeel van een breder Vaardigheden en Talent Mobiliteitspakket waarmee de Commissie meer mobiliteit van talent binnen en buiten de EU wil stimuleren. Met deze aanbeveling wil de Commissie leermobiliteit een integraal onderdeel van alle onderwijs- en opleidingstrajecten maken en het aandeel van mobiliteitsmogelijkheden voor mensen met minder leermogelijkheden vergroten.

De voorstellen voor EU streefcijfers in het hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs, en het middelbaar beroepsonderwijs zijn vastgesteld op respectievelijk 23% en 12%. Er is ook overeengekomen dat de Commissie, in nauwe samenwerking met lidstaten, een nieuwe methodologie zal uitwerken om mobiliteit in het hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs te meten. Er is geen EU streefcijfer vastgesteld voor een aandeel onderwijsdeelnemers die profiteren van de leermobiliteit in het buitenland dat ondernomen zou moeten worden door mensen met minder leermogelijkheden. Hoewel het essentieel is dat leermobiliteitskansen voor iedereen toegankelijk, werd er door lidstaten overeengekomen dat de huidige definitie en methoden voor dataverzameling niet robuust genoeg waren om een streefcijfer vast te stellen. De Commissie, in nauwe samenwerking met de Standing Group on Indicators and Benchmarks (SGIB) zal een methodologie uitwerken en tegen 2026 aan lidstaten presenteren. De Europese Raad kan vervolgens beslissen om een streefcijfer vast te stellen voor 2030.

De voorgestelde definitie van leermobiliteit bevat alle vormen van fysieke mobiliteit. Kortdurende plaatsingen, groepsmobiliteit, diplomamobiliteit en blended mobiliteit vallen allemaal onder de definitie. Virtuele mobiliteit wordt meerdere malen benoemd als mobiliteitsvorm, maar wordt niet meegeteld om de streefcijfers te behalen.

De negatieve gevolgen van disbalans worden genoemd in de Raadsaanbeveling. Hierin wordt benadrukt dat er negatieve gevolgen zijn voor landen met hoge aantallen inkomende diploma mobiliteit (zoals Nederland) en landen met veel uitgaande mobiliteit (met een «brain drain»).

Lidstaten zijn overeengekomen dat lidstaten actief kennis zullen delen om internationalisering- en mobiliteitsstrategieën of benaderingen vorm te geven2. Deze strategieën of benaderingen zullen tegen eind 2026 met de Commissie worden gecommuniceerd. Het kabinet vindt dat dit een goede manier is om lidstaten actief te stimuleren om strategische benaderingen uit te werken om gebalanceerde mobiliteit te bevorderen.

Inbreng Nederland

Conform de afspraken die zijn gemaakt met de Tweede Kamer is het Nederlandse kabinetsstandpunt, vastgelegd in de vorm van een BNC-fiche3, tijdens de onderhandelingen het onderwijscomité van de Raad van de Europese Unie uitgedragen. De onderhandelingen zijn op 12 april 2024 in het onderwijscomité afgerond en zullen tijdens de OJCS-Raad zal de Raadsaanbeveling door de Onderwijsministers worden aangenomen. Tijdens het onderhandelingsproces debatteerden lidstaten voornamelijk over de voorgestelde streefcijfers, de definitie van leermobiliteit en de vormgeving van de actieplannen. Het kabinet is positief over de uitkomsten van de onderhandelingen en de Raadsaanbeveling.

In de onderhandelingen is aangestuurd op het breder definiëren van leermobiliteit. Ook gaf Nederland aan dat de EU streefcijfers realistisch moesten zijn en dat deze alleen vastgesteld konden worden als er een zuivere methodologische aanpak was uitgewerkt om data te verzamelen. Nederland had ook een positieve appreciatie van het opstellen van actieplannen of strategieën om lidstaten zodat lidstaten kritisch reflecteren op de voornaamste kansen en belemmeringen om gebalanceerde mobiliteit te realiseren. De negatieve gevolgen van disbalans in de mobiliteitsstromen zijn, op verzoek van Nederland en explicieter benoemd in de tekst.

Indicatie krachtenveld

De Raadsaanbeveling werd positief door lidstaten ontvangen, sommige lidstaten hebben dezelfde aandachtspunten als Nederland m.b.t. de streefcijfers, de definitie van leermobiliteit en het belang van meer aandacht voor (de gevolgen van) gebalanceerde mobiliteit.

Raadsconclusies over het bevorderen van evidence-informed beleid in onderwijs en training voor de Europese Onderwijsruimte

Inhoud

Om kwalitatief hoogstaand en inclusief onderwijs(beleid) te garanderen roepen deze Raadsconclusies de EU en de lidstaten op een beroep te doen op onderzoek en wetenschap in het veld van onderwijs en training. Ook analyses van uitdagingen op economisch, onderwijs en maatschappelijk kunnen hierin een belangrijke bijdrage leveren. Deze «evidence-informed» kennis kan voortkomen uit verschillende vormen van onderzoek, zoals monitoring, (systematische) evaluatie, kwantitatieve en kwalitatieve gevalideerde data en experts. Hierbij wordt benadrukt dat dit bewijs, hoewel van vitaal belang, niet de enige factor van belang is in beleidsvorming, maar ook zaken als professionele ervaring, waarden, normen, praktijksituatie en nationale context van belang zijn.

De Raadsconclusies formuleren vier prioriteiten. Ten eerste moeten onderwijsactoren een positieve grondhouding aannemen ten opzichte van onderzoek in onderwijs. Ten tweede moeten deze actoren de capaciteit hebben om dit bewijs ook daadwerkelijk te gebruiken in de onderwijspraktijk. Ten derde moet gebruik van toegankelijke en herbruikbare data gestimuleerd worden. Ten vierde moet het «Learning Lab on Investing in Quality Education and Training»4 verder ontwikkeld worden.

Inbreng Nederland

Nederland heeft een positieve grondhouding ten opzichte van deze Raadsconclusies, die in lijn liggen met wat Nederland al doet om evidence-informed onderwijs(beleid) te stimuleren. In de onderhandelingen is aangestuurd op het verder definiëren van vormen van «bewijs». Ook is op verzoek van Nederland de Standing Group on Indicators and Benchmarks in Education, als voornaam forum op dit gebied, prominenter genoemd in de tekst, hetzelfde geldt voor de Education and Training Monitor.

Indicatie krachtenveld

Deze Raadsconclusies van het Belgische voorzitterschap werden, net als door Nederland, positief ontvangen door de andere lidstaten.

Beleidsdebat AI en onderwijs

Inhoud

Het Voorzitterschap heeft, in het kader van hun prioriteit digitaal onderwijs, een beleidsdebat over de gevolgen van kunstmatige intelligentie (AI) op het onderwijs(beleid) op de agenda van deze Raad gezet. Daarbij wordt gewezen op de gevolgen voor vaardigheden van leerkrachten en lerenden, leven lang ontwikkelen, de rol van leerkrachten en maatschappelijke ethische aspecten. Het doel van het debat is allereerst om na te gaan hoe nationale onderwijsstelsels voorbereid kunnen worden op de uitdagingen en kansen van AI en welke mogelijke maatregelen op Europees niveau kunnen worden genomen om AI in onderwijs en opleiding optimaal in te zetten, zonder de kwaliteit van onderwijs te verlagen. Het debat volgt op een eerder beleidsdebat over dit thema5.

In de EU en internationaal opzicht is de laatste jaren veel aandacht voor AI en de gevolgen voor het onderwijs. De Europese Commissie publiceerde in het kader van het EU Actieplan digitaal onderwijs 2021–20276 in 2022 ethische richtsnoeren voor leerkrachten over hoe om te gaan met AI en data. Nieuwe uitdagingen voor het onderwijs vormen de komst van generatieve AI toepassingen zoals Chat GPT en het uitvoering geven aan de recent vastgestelde Europese AI-verordening. Het doel van de verordening is om innovatie en economische ontwikkelingen de ruimte te geven terwijl publieke, fundamentele waarden worden beschermd. In de verordening worden eisen aan AI-systemen gesteld op basis van vier risicocategorieën (onacceptabel, hoog, beperkt, laag/geen). Bepaalde toepassingen van AI in het onderwijs zijn als hoog-risico aangemerkt, waardoor eisen worden gesteld aan de inzet van die toepassingen in het onderwijs.7 Deze AI-systemen mogen gebruikt blijven worden, mits aan een aantal eisen uit de verordening wordt voldaan. Gezien de verplichtingen voor zowel ontwikkelaars en aanbieders van AI-toepassingen als gebruikers, zullen de Ministers van OCW in de komende periode in gesprek gaan met het onderwijsveld om hen op de komst van de AI-verordening voor te bereiden.

Het kabinetsbeleid op dit gebied is aangegeven in reactie op adviezen van het Rathenau instituut en de Onderwijsraad8, de brief Aandachtig Digitaliseren9 en de overheidsbrede visie op generatieve AI10. Onderwijsinstellingen in Nederland worden in het omgaan met AI gefaciliteerd door de organisaties Kennisnet, SURF en MBO Digitaal. In de werkgroep onderwijs van de Nederlandse AI coalitie wisselen onderwijsprofessionals hun kennis en ervaringen op dit gebied uit. Daarnaast zijn op het gebied van AI in het onderwijs recent ook programma’s gestart in het kader van het Nationaal Groeifonds. Het Nationaal Onderwijslab AI (NOLAI) ontwikkelt – door middel van co-creatieprojecten met leraren, academici en bedrijven – intelligente technologie om de kwaliteit van het funderend onderwijs te verbeteren. In de wetenschappelijke lijn onderzoekt NOLAI de maatschappelijke, pedagogische en sociale gevolgen van nieuwe AI-technologieën in het funderend onderwijs. Het Npuls programma investeert o.a. in de inrichting van pilots en transformatiehubs, waarbij op AI-gebied de focus ligt op het aanbieden van handvatten voor de verantwoorde adoptie van AI in het onderwijs door middel van het formuleren van een gezamenlijke visie (mbo, hbo en wo) op AI.

Inzet Nederland

Gezien de actuele en complexe vragen die op het onderwijs afkomen verwelkomt Nederland dit beleidsdebat. Nederland zal pleiten voor een gebalanceerde benadering met betrekking tot de kansen en risico’s van AI voor het onderwijs, en zal wijzen op de recent in Nederland gestarte programma’s die experimentatie en verantwoorde adoptie op dit gebied ondersteunen. Ook zal Nederland het belang van een goede voorbereiding op de uitvoering van de Europese wetgeving benoemen. Het is ook van belang dat het onderwijscurriculum en de opleiding en professionalisering van leerkrachten op de komst van AI inspelen11. In Nederland kunnen de nieuwe (concept)kerndoelen digitale geletterdheid voor het PO en VO bijdragen aan het vergroten van AI-geletterdheid, AI is hierin ook een apart kerndoel12.

Nederland zal wat betreft maatregelen op EU-niveau in relatie tot de tussentijdse evaluatie van het EU-Actieplan digitaal onderwijs 2021–2027 aangeven dat de gevolgen van AI ook in de komende jaren op EU niveau aandacht moeten blijven krijgen. Aandachtspunten daarbij zijn een ethische en verantwoorde toepassing van AI-systemen, als mede interoperabiliteit en standaardisatie van toepassingen en het werken naar een Europees innovatie-ecosysteem gericht op het onderwijs. Voorkomen moet dat door de opkomst van AI de al bestaande dominantie van Big Tech ondernemingen in digitaal onderwijs verder toeneemt en publieke waarden in het gedragen komen. Naast kennisuitwisseling tussen lidstaten hierover, blijft ondersteuning van onderwijsministeries en -instellingen vanuit het Erasmus+ programma 2021–2027 en andere EU-programma hiervoor van belang.

Indicatie krachtenveld

Lidstaten zullen de kansen en risico’s van AI onderkennen. Tussen lidstaten zijn er echter grote verschillen in de beoordeling hiervan en in de mate van AI-paraatheid in hun onderwijsstelsels. Nederland kan met de genoemde Nationaal Groeifonds projecten waardevolle best practices met andere lidstaten delen.

Informeel werkdiner van de Ministers van Cultuur – maandag 13 mei

Beleidsdebat:

Het werkdiner zal bestaan uit een beleidsdebat over:

• De rol van cultuur en cultureel erfgoed bij het bevorderen van de Europese identiteit in diversiteit: hoe cultuur kan helpen om geopolitieke uitdagingen te adresseren.

Achtergrond

Het Belgische voorzitterschap geeft in zijn voorbereidende notitie aan dat de oorsprong van de Europese kernwaarden, democratie, rechtsstatelijkheid, en vrijheid hun oorsprong hebben in de Europese culturele geschiedenis. De EU dient volgens het voorzitterschap als een platform voor culturele uitwisseling waarmee wederzijds begrip, tolerantie en diversiteit worden bevorderd. Tijdens het debat stelt het voorzitterschap daarom de vraag centraal hoe cultuur kan helpen om geopolitieke uitdagingen te adresseren.

Het voorzitterschap vraagt naar de ideeën voor het versterken van de Europese identiteit in de context van de huidige geopolitieke uitdagingen waarbij de diversiteit in Europa behouden blijft, en vraagt hoe cultuurbeleid en culturele instituties hieraan kunnen bijdragen.

Nederlandse inzet

Het Belgische voorzitterschap heeft aangegeven graag een open gesprek tussen de bewindspersonen te willen faciliteren. Dit betekent dat er niet zoals gebruikelijk een spreekschets per lidstaat voorzien is, maar dat de inbreng afhankelijk is van het verloop van het gesprek. Nederland is wel voornemens om, indien opportuun, het belang van het Europees Erfgoed Label voor het zichtbaar maken van de Europese geschiedenis en daarmee samenhangende kernwaarden, cultuur in de regio en Europese samenwerking en solidariteit op het gebied van cultuur naar voren te brengen.

Cultuur – dinsdag 14 mei 2024

Voor deze Raad staan de volgende stukken ter vaststelling geagendeerd:

• Raadsconclusies over het versterken van de culturele en creatieve sectoren door datagedreven publieksontwikkeling

• Raadsconclusies over steun aan influencers als onlinecontentmakers

Het beleidsdebat tijdens deze Raad zal het gaan over:

• Het toekomstbestendig maken van de culturele en creatieve sectoren in het tijdperk van AI

Raadsconclusies over het versterken van de culturele en creatieve sectoren door datagedreven publieksontwikkeling

Achtergrond

Het Belgisch voorzitterschap stelt in de Raadsconclusies over het versterken van de culturele en creatieve sectoren door datagedreven publieksontwikkeling dat publieksontwikkeling de mogelijkheid biedt om betekenisvolle en interactieve relaties op te bouwen met een divers publiek en om de gebruikerservaring te verbeteren. Het voorzitterschap geeft aan dat de culturele en creatieve sectoren innovatieve hulpmiddelen en richtlijnen voor het verzamelen en beheren van gegevens over doelgroepen onderzoeken om zo betere en meer gebruikersgerichte diensten te ontwikkelen, maar dat er nog verdere collectieve inspanningen nodig zijn. Daarom stelt het voorzitterschap via de Raadsconclusies voor dat lidstaten o.a. beleidskaders ontwikkelen en voorwaarden creëren die een datagedreven aanpak in de CCS bevorderen en aanmoedigen, dat zij organisaties aanmoedigen om een strategie voor datagedreven oplossingen te ontwikkelen als onderdeel van hun publieksontwikkelingsbeleid, en dat zij organisaties ondersteunen bij het slimmer en ethisch delen en gebruiken van doelgroepgegevens.

Verder stellen de Raadsconclusies voor dat de Europese Commissie o.a. de toegang voor de culturele en creatieve sectoren tot Europese subsidieprogramma’s die relevant zijn voor digitale transformatie en innovatie ondersteunt en dat zij bekijkt hoe initiatieven op het gebied van datatransparantie verder aangemoedigd kunnen worden.

Nederlandse inzet

De eerste aanzet voor de Raadsconclusies was inhoudelijk sterk. De punten waren opportuun en realistisch en lieten ruimte voor eigen invulling vanuit de lidstaten. Wel merkten we op dat sommige paragrafen veel verschillende acties en ideeën behelsden. Daarom is aan het voorzitterschap gevraagd om de paragrafen op te knippen en bepaalde ideeën bij andere paragrafen onder te brengen. Het voorzitterschap heeft gehoor gegeven aan deze oproep. Verder viel op dat in sommige paragrafen acties werden toegeschreven aan doelgroepen die niet in staat zouden zijn om deze acties op zich te nemen, bijvoorbeeld het idee dat het publiek de vindbaarheid van Europese inhoud zou kunnen bevorderen. Dit is gecorrigeerd en de tekst is op die punten inmiddels helder. Tenslotte viel ons op dat een groot deel van de acties aan zowel de lidstaten als de Europese Commissie was gericht. Een dergelijke indeling van de tekst maakte de verwachte rolverdeling tussen de lidstaten en de Europese Commissie minder helder. Inmiddels heeft het Belgische voorzitterschap verduidelijkt welke aanbevelingen enkel voor de lidstaten gelden.

Gezien de realistische aanbevelingen, de ruimte die aan lidstaten wordt gelaten en de suggesties vanuit Nederland die zijn overgenomen is Nederland voornemens om in te stemmen met de Raadsconclusies.

Indicatie krachtenveld

Deze Raadsconclusies werden ook door de andere lidstaten positief ontvangen. De verwachting is dat ze unaniem zullen worden aangenomen.

Raadsconclusies over steun aan influencers als onlinecontentmakers

Achtergrond

Influencers zijn onderdeel van het wereldwijde media-ecosysteem en hebben een toenemende impact op de online inhoud en informatie die Europeanen tot zich nemen. Voor een veiliger onlinemedialandschap is het van belang dat influencers zich bewust zijn van hun impact en dat zij de relevante wettelijke verplichtingen en hun rechten begrijpen.

De Raadsconclusies sommen de reeds van toepassing zijnde rechten en plichten op. Lidstaten worden onder meer opgeroepen om een beleidsdialoog met influencers en, waar van toepassing, vertegenwoordigende organisaties te faciliteren om er voor te zorgen dat influencers op de hoogte zijn van toepasselijke regelgeving en zich daar aan houden.

Daarnaast wordt aan lidstaten aanbevolen om een samenhangende aanpak ter verbetering van mediageletterdheid te ontwikkelen en het verantwoordelijke gedrag van influencers te ondersteunen door middel van bijvoorbeeld opleidingsprogramma's, bewustmakingscampagnes en initiatieven die het analytische en kritische denkvermogen van influencers versterken.

De conclusies nodigen daarnaast de Europese Commissie uit om na te denken over een coherente aanpak van influencers op alle relevante beleidsterreinen, met de nadruk op hun verantwoordelijke gedrag. Lidstaten en de Europese Commissie worden gezamenlijk uitgenodigd om beleid en instrumenten te ontwikkelen om verantwoordelijk gedrag van influencers te bevorderen en het ontwikkelen van zelfregulering aan te moedigen en influencers daar bij te betrekken. Verder wordt in overweging gegeven na te denken over de effecten van het toegenomen gebruik van AI en de implementatie van etiketteringsvereisten volgens de AI-wet.

Nederlandse inzet

Nederland ondersteunt het onderwerp van de Raadsconclusies en heeft tijdens behandeling in de Raadswerkgroep vooral gevraagd om verduidelijking van de tekst, om het doel en de aanpak helder te maken. Het Belgische voorzitterschap heeft gehoor gegeven aan deze oproep en gezien de verduidelijkingen in de tekst en de ruimte die de Raadsconclusies aan lidstaten laten, zal Nederland instemmen met de Raadsconclusies.

Indicatie krachtenveld

Deze Raadsconclusies van het Belgische voorzitterschap werden, net als door Nederland, positief ontvangen door de andere lidstaten. De verwachting is dat ze unaniem zullen worden aangenomen.

Beleidsdebat over het toekomstbestendig maken van de culturele en creatieve sectoren in het tijdperk van AI

Achtergrond

Het Belgisch voorzitterschap stelt in zijn achtergrondnotitie dat geavanceerde technologieën zoals kunstmatige intelligentie (AI) zich in rap tempo hebben ontwikkeld en steeds belangrijker zijn geworden in verschillende aspecten van ons leven. De belangstelling voor het gebruik van AI-technologieën in verschillende sectoren, waaronder de culturele en creatieve sectoren, is toegenomen en daarmee hebben ze ook in deze sectoren transformatief potentieel.

Gezien dit potentieel stelt het voorzitterschap de vraag hoe lidstaten de culturele en creatieve sectoren ondersteunen bij het ontwikkelen en gebruiken van AI-technologieën en welke lessen hieruit getrokken kunnen worden. Daarnaast vraagt het voorzitterschap hoe EU-beleid tegemoet komen aan de behoeften van de culturele en creatieve sectoren op het gebied van AI.

Nederlandse inzet

Nederland zal aangeven dat het voor de ontwikkeling van vaardigheden binnen de culturele en creatieve sectoren en samenwerking binnen deze sectoren in de eerste plaats van belang is om te beseffen dat de mogelijkheden, en daarmee ook de (kennis)behoeften, op het gebied van AI, ten dele disciplinespecifiek zijn. Zo zullen bijvoorbeeld kunstenaars en creatieve makers op een andere manier gebruik kunnen maken van AI dan medewerkers van musea of archieven. Daarmee verschilt ook hun kennisbehoefte.

Daarnaast zal Nederland een korte toelichting geven op het Nederlandse beleid gericht op het beter toerusten van de culturele en creatieve sectoren voor de digitale transformatie die zij door moeten maken, om ook in de toekomst hun publiek te kunnen blijven bedienen. Het op diverse manieren stimuleren van de ontwikkeling van vaardigheden die nodig zijn voor een adequaat gebruik van AI past goed binnen dit beleid.

DEN, kennisinstituut cultuur en digitale transformatie is de bovensectorale ondersteunende instelling in de BIS die organisaties en werkenden in de culturele en creatieve sectoren ondersteunt in hun digitale transformatie. DEN draagt bij aan kennisdeling en professionalisering, onder andere via de DEN Academie. Specifiek op het gebied van AI heeft DEN een verkenning uitgevoerd naar de stand van zaken, de toekomstverwachting en de ondersteuningsbehoefte ten aanzien van AI in de culturele sector. Doel van deze verkenning is om beter invulling te kunnen geven aan de benodigde ondersteuning. Dit initiatief kan voor andere lidstaten inspirerend zijn.

De achtergrondnotitie van het Belgische voorzitterschap kaart ook de barrières aan die werkenden in de culturele sector ervaren op het moment dat ze meer kennis willen opdoen van de kansen die AI hen biedt. In dit verband zal Nederland de scholingsregeling op het gebied van digitale transformatie noemen, uitgevoerd door het Platform Arbeidsmarkt Culturele en Creatieve Toekomst (Platform ACCT). Deze regeling neemt zeker nog niet alle in de notitie genoemde barrières weg, maar helpt organisaties wel om de financiële drempels te slechten voor het bijscholen van hun personeel op digitaal gebied.

Verder zal Nederland de datawerkplaatsen voor cultureel erfgoed noemen die doorheen het land opgezet worden door het Netwerk Digitaal Erfgoed. In de werkplaatsen kunnen medewerkers van erfgoedinstellingen samenwerken aan de kwaliteit van hun erfgoedinformatie, en de daartoe noodzakelijke kennis met elkaar delen. Daarbij verkennen ze ook de mogelijkheden van innovatieve technologie – waarbij ook AI tot de mogelijkheden behoort. Deze samenwerkingsvorm heeft als voordeel dat erfgoedbetrokkenen (professionals en vrijwilligers) er in kleine «communities of practice» samenwerken vanuit concrete (disciplinespecifieke) behoeften.

Als reactie op de tweede vraag, hoe het EU-beleid beter kan voorzien in de behoeften van de sectoren op het gebied van AI, zal Nederland opperen dat het werken in dergelijke «communities of practice» ook bij kan dragen aan de vraagarticulatie die nodig is, opdat organisaties en werkenden in de culturele en creatieve sectoren echt van de samenwerking met technologiebedrijven zouden kunnen profiteren. Wellicht zou de Europese Commissie de oprichting van een soort sectorale «AI-werkplaatsen» kunnen faciliteren, ten behoeve van (internationale) kennisuitwisseling, maar ook vraagarticulatie richting ontwikkelaars van technologie.


  1. BNC Fiche 2: aanbeveling leermobiliteitsmogelijkheden, Kamerstuk 22 112, nr. 3857.↩︎

  2. Er is ook overeengekomen dat de Commissie een studie zal uitvoeren naar de kansen, uitdagingen en impact van gebalanceerde mobiliteit (incl. diploma mobiliteit) in de EU. Deze studie zal tegen 2025 afgerond worden, en zal fungeren als een goede basis voor de internationaliserings- en/of mobiliteitsstrategieën van lidstaten en de verdere discussies rondom gebalanceerde mobiliteit.↩︎

  3. Kamerstuk 22 112, nr. 3857↩︎

  4. Learning Lab on Investing in Quality Education and Training, Europese Onderwijsruimte. Link.↩︎

  5. Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, 21 501-34, nr. 321↩︎

  6. Tweede Kamer, vergaderjaar 2020–2021, 22 112, nr. 2966↩︎

  7. Hierbij gaat het onder meer om AI-systemen die worden gebruikt voor het bepalen van toegang en toewijzing aan onderwijsinstellingen of -programma’s; AI-systemen die gebruikt worden voor het evalueren van leerresultaten; AI-systemen voor het bepalen van het passende onderwijsniveau van een lerende; AI-systemen voor het monitoren en detecteren van ongeoorloofd gedrag van studenten tijdens toetsen.↩︎

  8. Tweede Kamer, vergaderjaar 2022–2023, 36 200 VIII, nr. 207↩︎

  9. Tweede Kamer, vergaderjaar 2022–2023, 36 200 VIII, nr. 251↩︎

  10. Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 26 643, nr. 1125↩︎

  11. Zoals recent ook aanbevolen in de Rapportage AI- & algoritmerisico's Nederland (RAN) – najaar 2023 | Autoriteit Persoonsgegevens↩︎

  12. https://www.slo.nl/publicaties/@23474/conceptkerndoelen-digitale-geletterdheid/↩︎