Inbreng verslag schriftelijk overleg over de informele Raad Algemene Zaken van 29 en 30 april 2024 (o.a. Kamerstuk 21501-02-2887)
Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2024D16780, datum: 2024-04-23, bijgewerkt: 2024-04-30 12:48, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2024D16780).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: L. Bromet, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken (GroenLinks-PvdA)
- Mede ondertekenaar: E. Hoedemaker, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2024Z07061:
- Indiener: H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- 2024-04-23 14:00: Informele Raad Algemene Zaken d.d. 29 en 30 april 2024 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Europese Zaken
- 2024-04-23 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-05-15 11:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Europese Zaken
- 2024-05-30 11:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Europese Zaken
- 2024-06-20 10:00: Raad Algemene Zaken d.d. 25 juni 2024 - omgezet naar schriftelijk overleg (Commissiedebat), vaste commissie voor Europese Zaken
- 2024-06-20 10:00: Raad Algemene Zaken d.d. 25 juni 2024 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Europese Zaken
Preview document (🔗 origineel)
2024D16780 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Europese Zaken hebben enkele fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen over de brieven van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 19 april 2024 inzake geannoteerde agenda van de informele Raad Algemene Zaken d.d. 29 en 30 april 2024 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2887) en d.d. 2 april 2024 inzake Verslag van de Raad Algemene Zaken d.d. 19 maart 2024 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2865).
De fungerend voorzitter van de commissie,
Bromet
Adjunct-griffier van de commissie,
Hoedemaker
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
• Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
• Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
• Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
• Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
• Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
• Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
• Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
• Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
II Reactie van de Minister van Buitenlandse Zaken
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de informele Raad Algemene Zaken van 29 en 30 april 2024. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de PVV-fractie maken zich zorgen over de positie van het kabinet ten aanzien van het Europese Unie (EU)-perspectief van de potentiële kandidaat-lidstaten en de uitspraak dat deze landen horen bij de «Europese familie». Wordt met deze stellingname juist niet vooruitgelopen op de benodigde hervormingen die doorgevoerd moeten worden alvorens een lidstaat toe kan treden tot de EU? De aan het woord zijnde leden vragen tevens of deze stellingname recht doet aan het proces tot ratificatie van een eventuele toetreding van een kandidaat-lidstaat dat in de nationale parlementen dient plaats te vinden.
De voornoemde leden vragen opheldering over de onderkenning van het kabinet dat toekomstige uitbreiding van de EU geopolitiek relevant is en zouden graag een uitgebreide onderbouwing zien van deze appreciatie.
De leden van de PVV-fractie steunen de vraag om verduidelijking van het kabinet over wat de Europese Commissie beoogt met het tegen het licht houden van subsidiariteit en proportionaliteit en vragen zich af of de Minister de mening deelt dat er niet getornd mag worden aan deze toetsstenen voor EU-beleid.
Tenslotte vragen deze leden zich af of het belang van draagvlak in de samenleving voor uitbreiding van de EU, wat de Minister onderschrijft, ook zou kunnen betekenen dat een gebrek aan draagvlak in de samenleving voor toetreding gevolgen heeft voor de kansen van toetreding voor een kandidaat-lidstaat.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de informele Raad Algemene Zaken van 29 en 30 april 2024. Zij hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen bij.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de Raad stil zal staan bij de versterking van de rechtsstaat in het kader van het uitbreidingsproces en dat het kabinet kandidaat-lidstaten wil steunen op hun pad richting de EU. Is de Minister van mening dat kandidaat-lidstaten op dit moment voldoende gesteund worden in het werken aan het functioneren van de rechtsstaat en het respecteren van grondrechten? De Minister noemt een aantal aspecten waarop de EU zich zal moeten richten in het voorbereidende werk. Welke instrumenten kunnen nog bijdragen aan het ondersteunen van de kandidaat-lidstaten op deze aspecten?
Oekraïne staat ook nog voor een aantal uitdagingen wat betreft hervormingen, met name als het gaat over corruptie. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie moedigen het kabinet aan om Oekraïne hierin specifiek te ondersteunen. Ziet de Minister hier kansen toe? Op welke manier wil de Minister hieraan bijdragen?
Georgië kreeg in december 2023 de status van kandidaat-lidstaat, mits het land de nodige stappen onderneemt die de Commissie aanbeveelt. Hierin worden bijvoorbeeld de rechtsstaat en vrijheid van meningsuiting genoemd. Vorige week heeft het Georgische parlement bij een eerste lezing ingestemd met het voorstel voor een «foreign agents law». Wat de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie betreft druist deze regelrecht tegen de Europese waarden in. Wat zijn de consequenties van het aannemen van deze wet voor het toetredingsproces van Georgië? Deelt de Minister de mening dat deze wet indruist tegen de waarden van de EU? De gelijkenis met een wet die eerder in Rusland is ingevoerd in 2012 is groot. Die wet heeft grote gevolgen gehad voor media en het maatschappelijk middenveld in Rusland. Op welke manier gaat de Minister in Europees verband het maatschappelijk middenveld in Georgië ondersteunen? Welke consequenties voor de media en vrijheid van meningsuiting verwacht de Minister? Heeft de Minister zich al uitgesproken tegen deze wet?
De Minister noemt in de geannoteerde agenda de EU-doelstellingen op het terrein van klimaat, energie en milieu in relatie tot EU-uitbreiding. De voornoemde leden onderschrijven het belang van deze doelstellingen en zijn van mening dat, om af te sturen op zo min mogelijk verstoring van het behalen van deze doelen door uitbreiding, zoals het kabinet in de geannoteerde agenda beschrijft, het in eerste instantie noodzakelijk is om als EU zelf ambitieus te zijn op deze doelstellingen en ze een prioriteit te maken. Het verbaast deze leden daarom dat de klimaat- en milieudoelen niet op de nieuwe concept-strategische agenda staan. Wat betreft energie staan er een aantal belangrijke punten opgenomen, maar klimaat en milieudoelstellingen missen nadrukkelijk. Het afzwakken van de Europese Green Deal nu en in de toekomst is zeer schadelijk voor de EU en Nederland, aangezien deze juist kansen biedt als nieuwe groeistrategie van Europa. Het niet opnemen van deze doelen zorgt voor versnippering in Europa wat betreft klimaat-en milieustandaarden. Deelt de Minister de mening dat het opnemen van deze doelen noodzakelijk is voor geharmoniseerd beleid op klimaat en milieu? Gaat de Minister zich inzetten om deze doelen alsnog op de strategische agenda te krijgen? Kan de Minister toezeggen dat Nederland niet akkoord gaat met een strategische agenda waarin klimaatambities, milieustandaarden en klimaatrechtvaardigheid als kernprioriteiten ontbreken?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Informele Raad Algemene zaken van 29 en 30 april 2024. Deze leden hebben daarbij nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat er tijdens een informeel ontbijt stil zal worden gestaan bij rechtsstaathervormingen in het uitbreidingsproces. Deze leden zijn vergenoegd met het feit dat de rechtsstaat, conform de geldende uitbreidingsmethodologie, voor het kabinet centraal blijft staan, evenals het steunen van hervormingen bij kandidaat-lidstaten. Deelt de Minister de mening dat het een verkeerd signaal is dat een lidstaat als Georgië een paar maanden na het verkrijgen van kandidaat-lidstatus mogelijk een anti-rechtsstatelijke wet invoert? Wat zegt dit volgens het kabinet over de inzet van de Georgische regering en hoe dient hier volgens de Minister mee om te worden gegaan door Nederland en de Europese Commissie? Wat is de algemene inzet van Nederland met betrekking tot kandidaat-lidstaten die, als ze eenmaal een voetje binnen de deur hebben, een beweging inzetten die indruist tegen onze waarden van rechtsstatelijkheid? Hoe moet de Europese Commissie volgens de Minister omgaan met kandidaat-lidstaten die blijven hangen in bepaalde fases van het uitbreidingsproces en zelfs rechtsstatelijk erop achteruitgaan, zoals bijvoorbeeld ook Servië?
De aan het woord zijnde leden lezen daarnaast in de geannoteerde agenda dat het Belgisch voorzitterschap een discussiestuk zal delen over het EU-rechtsstaatinstrumentarium. Deze leden benadrukken het belang van het toezien op de naleving van de waarden van de EU en zijn het eens met de inzet van het kabinet om eventuele terugval bij lidstaten te voorkomen. In dat licht zouden deze leden de Minister willen vragen naar hervormingen van één van de EU-rechtsstaatinstrumenten, de artikel 7-procedure. Deze leden zien namelijk het belang in van het kunnen inzetten van een onder lidstaten breed gedragen artikel 7-procedure, als een ander lidstaat overduidelijk een anti-rechtstatelijke beweging maakt. Deelt de Minister de mening dat, gezien de beweging in Slowakije in navolging op een eerdere beweging in Hongarije, de slagkracht van een artikel 7-procedure in het geding kan komen, aangezien de procedures tot het starten van deze procedure rigide kunnen zijn als meerdere landen deze beweging gaan maken? Is de Minister daarom voornemens om met andere lidstaten te bezien of het starten van een artikel 7-procedure aan hervorming toe is en kan daarbij bezien worden of eenparigheid van stemmen gesupprimeerd dient te worden om zo toekomstige patstellingen te voorkomen?
In dit licht vragen de voornoemde leden zicht af of de Minister de mening deelt dat rechtsstatelijkheid en het bevorderen daarvan, direct raken aan de Europese kernwaarden van veiligheid, vrijheid en het bevorderen van welvaart? Wat is daarom de inzet van Nederland tijdens deze informele Raad Algemene Zaken op het punt van de ontwikkelingen in zowel kandidaat-lidstaten als Georgië, alsmede ook huidige lidstaten als Slowakije, waar een antirechtstatelijke beweging tractie lijkt te krijgen, en deze landen daarmee wellicht de deur openzetten voor Russische inmengingen? Deelt de Minister de mening van de leden van de VVD-fractie dat er alles aan gelegen is om de Europese kernwaarden van veiligheid, vrijheid en welvaart te waarborgen en buitenlandse inmenging, zoals door agressor Poetin, tegen te gaan?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Informele Raad Algemene Zaken van 29 en 30 april 2024. Deze leden hebben enkele vragen en opmerkingen over de inzet van de Minister gedurende deze informele Raad Algemene Zaken.
De aan het woord zijnde leden zien een noodzakelijk belang in Europese samenwerking, door de spanningen die op dit moment in de wereld de boventoon voeren. Alleen gezamenlijk kan de EU een tegenwicht bieden tegen de agressie van grootmachten als Rusland. Tevens is de bescherming van de economische belangen een groot goed, met het oog op het economisch patriotisme van de Verenigde Staten en de Chinese drang om marktposities te verwerven. Maar dit moet volgens deze leden wel met behoud van nationale soevereiniteit gebeuren, en ter voorkoming van een Europese transferunie.
De voornoemde leden zijn bezorgd om de conclusies van de Europese Rekenkamer over de ontwikkeling ten aanzien van het conditionaliteitsmechanisme, nadat de effectiviteit ter discussie is komen te staan door het vrijgeven van 10 miljard euro aan lidstaat Hongarije in december 2023. Hoe ziet de Minister de gebrekkige effectiviteit van de conditionaliteitsverordening?
De leden van de NSC-fractie kunnen zich niet verenigen met de oproep van de Europese Commissie om de unanimiteitsbesluitvorming voor EU-uitbreiding (en eventuele andere terreinen) te wijzigen naar een gekwalificeerde meerderheid (QMV) in de Raad. De leden zien eenparigheid van stemmen als een van de belangrijkste pijlers binnen de EU. In de appreciatie geeft het kabinet aan – op dit moment – geen voorstander te zijn voor QMV-besluitvorming in de Raad op belastingen en onderdelen van sociaal beleid. Kan de Minister aangeven waarom dit standpunt niet het gehele EU-buitenlandbeleid behelst?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie nemen kennis van de geannoteerde agenda van de informele Raad Algemene Zaken van 29 en 30 april 2024. Zij hebben enkele vragen en opmerkingen.
Deze leden delen de mening van het Nederlandse kabinet dat kandidaat-lidstaten eerst werk moeten verzetten, willen ze later toetreden tot de EU. Zij voegen hieraan toe dat EU-uitbreiding geen doel op zich moet zijn voor Nederland. Deelt de Minister deze mening?
De Minister noemt een set van keiharde criteria waaraan kandidaat-lidstaten moeten voldoen. Dit zijn technische overwegingen. Hiernaast is er ook de politieke werkelijkheid of Nederlandse burgers zitten te wachten op nieuwe lidstaten bij de EU, met alle gevolgen die gepaard gaan met EU-uitbreiding: toename van arbeidsmigratie en druk op de Nederlandse huizenmarkt, dumping van goedkope producten, braindrain in nieuwe lidstaten, en verdere druk op Nederland om extra bij te dragen aan een nog duurder Meerjarig Financieel Kader (MFK) en minder cohesie- en landbouwfondsen voor Nederland. Gelet op de geannoteerde agenda over social dumping en braindrain, vragen de aan het woord zijnde leden zich af in hoeverre bovenstaande negatieve gevolgen van EU-uitbreiding werkelijk bijdragen aan een eventueel akkoord van Nederland op EU-uitbreiding?
De Minister «erkent dat de huidige uitbreidingsmethodologie ruimte biedt voor een dynamischer proces, waarbij hervormingsresultaten kunnen leiden tot versnelling in het toetredingsproces». Kan de Minister verder toelichting geven wat zij hiermee bedoelt? Betekent een «dynamischer proces» en «versnelling in het toetredingsproces» dat Nederland wil dat Oekraïne versneld toetreedt tot de EU? Of andere kandidaat-lidstaten?
De leden van de BBB-fractie vragen graag aandacht van de Minister voor de motie van de leden Tuinman (BBB) en Van Campen (VVD) over geen onderhandelingsgesprekken openen indien Bosnië en Herzegovina niet voldoet aan de in december 2023 opgestelde acht criteria (Kamerstuk 21 501-20, nr. 2055). Gelet op het gegeven dat er door de Minister ruimte geboden wordt voor versnelling in het toetredingsproces, hoe wordt de motie Tuinman-Van Campen uitgevoerd die juist toeziet op strikt beleid op toetredingen?
De Minister schrijft in de geannoteerde agenda: «toetreding van nieuwe lidstaten tot de EU betekent ook uitbreiding van de interne markt en een grotere afzetmarkt voor intra-Europese handel en grotere EU-marktmacht mondiaal, wat gunstig kan zijn voor de geopolitieke positie van de EU als economische speler. Mogelijke economische groei kan uiteindelijk bijdragen aan meer koopkracht in toegetreden lidstaten.»
Heeft de Minister ook oog voor de negatieve effecten van toetreding zoals braindrain en vergrijzing in toegetreden lidstaten, zoals bij eerdere kandidaat-lidstaten gebeurde?1 De Minister is positief dat de Europese Commissie aandacht geeft aan negatieve effecten, zoals social dumping of braindrain, maar de Minister noch de Commissie geeft enige vorm van beleid om dit negatieve effect ook mogelijk tegen te gaan. Aandacht hebben voor iets, helpt braindrain niet verdwijnen. Het lijkt er volgens deze leden op dat de Minister enkel de positieve effecten van EU-uitbreiding belicht. Klopt deze analyse? Zo nee, wat voor beleid geeft de Minister mee aan de Europese Commissie om braindrain effectief, betaalbaar en aantoonbaar tegen te gaan en heeft de Minister ook onderzoeken die aantonen dat braindrain met Europees beleid ook tegen kan worden gegaan?
De leden van de BBB-fractie zijn ontstemd dat «het kabinet voorstander [is] van een overstap naar QMV op deelgebieden van het Gemeenschappelijk Buitenland- en Veiligheidsbeleid (sancties, mensenrechtenverklaringen in internationale fora en civiele missies),» zoals is te lezen in de geannoteerde agenda. Buitenlandbeleid is een nationale aangelegenheid van de lidstaten. Ons «vetorecht» geeft Nederland kracht binnen de Raad. Kan de Minister momenten noemen waarin Nederland zijn vetorecht binnen de Raad succesvol heeft ingezet? Zo nee, waarom doet Nederland dit te weinig? En heeft de Minister het idee dat voor een overstap naar QMV (opgeven van vetorecht) politiek en democratisch draagvlak is? Zo ja, welk draagvlak? Zo nee, waarom wordt er zonder draagvlak zulk ingrijpend Europees beleid gevoerd?
De voornoemde leden zijn tevreden dat Nederland niet «te ver» meegaat in de financiële veranderingen die de Commissie voorstelt op de begroting van de EU. Het roept de vraag op: waarom zet Nederland zijn financiële positie niet sterker in om juist een verdragswijziging aan te moedigen om voor Nederland opt-outs binnen andere beleidsterreinen te bedingen?
Gelet ook op de motie van de leden Heinen en Grinwis (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1927), over niet instemmen met nieuwe structurele Europese fondsen gefinancierd door nieuwe gezamenlijke schulduitgiften en meer nationale garanties, hoe wordt deze kritische houding ten opzichte van gezamenlijke leningen voldoende neergezet in de Nederlandse appreciatie richting de begroting van de EU? Zou een expliciete uitspraak van Nederland tegen gezamenlijke leningen binnen deze appreciatie geen goede toevoeging zijn die recht doet aan de eerder ingediende motie van de leden Heinen en Grinwis?
Tijdens het werkbezoek van de Tweede Kamercommissies voor Buitenlandse Zaken en Europese Zaken aan Oekraïne viel het één van de leden van de BBB-fractie op dat het verwachtingspatroon van Oekraïne is om binnen afzienbare tijd (binnen twee jaar) lid van de EU te kunnen worden. Ook viel het één van deze leden op dat Oekraïne verwacht dat lidmaatschap van de EU en NAVO parallel aan elkaar lopen. Heeft de Minister hetzelfde idee wat betreft de signalen die ontvangen worden vanuit (de regering van) Zelensky, en deelt de Minister de mening dat dit verwachtingspatroon (binnen twee jaar lid worden én NAVO/EU-lidmaatschap onlosmakelijk verbinden met elkaar), niet gestoeld is op realisme? Hoe kunnen wij Oekraïne een realistisch verwachtingspatroon bieden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de informele Raad Algemene Zaken van 29 en 30 april 2024 en de appreciatie van de Commissiemededeling «pre-toetredingshervormingen en -beleidsevaluaties» en hebben daarover nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Europese Commissie in zijn mededeling op een aantal deelgebieden voorstelt om over te stappen op besluitvorming op basis van QMV in plaats van unanimiteit. Deze leden vragen of de Minister een algemene appreciatie wil geven van de beweging naar meer besluitvorming op basis van QMV. Deze leden constateren dat het kabinet hier op sommige onderdelen wel voorstander van is, maar op andere onderdelen niet. De aan het woord zijnde leden vragen of de Minister een overzicht wil geven bij welke onderwerpen zij hier wel voor is en bij welke niet en wat bij elk onderwerp de afwegingen zijn.
De voornoemde leden lezen dat de Minister geïnteresseerd is in strategische partnerschappen met kandidaat-lidstaten, bijvoorbeeld op het gebied van grondstoffen. Deze leden vragen of de Minister wil toelichten hoe zij deze samenwerking voor zich ziet en om welke kandidaat-lidstaten en welke grondstoffen het bijvoorbeeld gaat. Deze leden vragen in dit kader ook naar strategische partnerschappen op het gebied van de defensie-industrie. Zij vragen of dit volgens de Minister ook onderdeel kan zijn van geleidelijke toetreding en zo ja, hoe het kabinet hier in Europees verband vorm aan geeft.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister voorstander is van het moderniseren van het cohesiebeleid en dat de Europese Commissie heeft voorgesteld om het cohesiebeleid meer vorm te geven op basis van conditionaliteit. Deze leden signaleren een bredere beweging in Europa waarin budget wordt gekoppeld aan prestaties. Deze leden vragen of het kabinet deze beweging herkent en hebben hierover de volgende vragen. Wat zijn de gevolgen van deze beweging voor de machtsverhouding tussen de lidstaten en de Europese Commissie? Wat zijn de specifieke gevolgen voor Nederland? Wat zijn de voor- en nadelen van meer conditionaliteit met betrekking tot EU-budgetten? In hoeverre leidt meer conditionaliteit tot meer regeldruk in de vorm van rapportages en audits van lidstaten over de prestaties? Hoe zorgt het kabinet ervoor dat de Kamer voldoende zeggenschap houdt over afspraken over condities aan EU-budgetten en wat is daar volgens het kabinet voor nodig?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben de stukken ten behoeve van de informele Raad Algemene Zaken van 29 en 30 april met belangstelling gelezen en hebben daarover enkele vragen en opmerkingen.
Nederland benadrukt het onmiddellijk humanitair staakt-het-vuren. Wat is het humanitair staakt-het-vuren dat een ander staakt het vuren niet is, zo vragen de leden van de SGP-fractie. En hoe wil de Minister voorkomen dat een eventueel staakt-het-vuren een adempauze en herbewapening voor Hamas betekent?
De aan het woord zijnde leden vragen zich af hoe reëel het EU-lidmaatschapsperspectief voor Turkije is, en hoe dit functioneert als drijfveer voor hervormingen?
De voornoemde leden vragen wat de Minister voor gevolgen voor draagvlak verwacht indien er in het GBVB per gekwalificeerde meerderheid wordt besloten?
De leden van de SGP-fractie vragen zich bovendien af of de Minister ergens ziet dat handelingsvermogen en legitimiteit van de EU tegen elkaar worden afgewogen?
Tenslotte vragen de aan het woord zijnde leden of er een verdragsbepaling is die gedeeltelijke QMV-besluitvorming op een terrein toestaat? Is er een voorziening dat dit echt afgebakend kan blijven, of is dat nu alles of niets?
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
De leden van de Volt-fractie nemen kennis van de geannoteerde agenda van de informele Raad Algemene Zaken van 29 en 30 april 2024. Zij hebben enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de Volt-fractie lezen dat tijdens de informele Raad Algemene zal worden gesproken over de rol van de rechtsstaat in het uitbreidingsproces, het instrumentarium van de EU in het licht van uitbreiding en de toekomst van Europa. Deze leden lezen ook dat de versterking van de rechtsstaat, in overeenstemming met de huidige uitbreidingsmethodologie, een belangrijk onderdeel blijft van het uitbreidingsproces voor Nederland. Hierbij aansluitend lezen deze leden dat Nederland kandidaat-lidstaten blijft ondersteunen bij het implementeren van nodige hervormingen. Aan welke hervormingen wordt er gedacht? Waar ziet Nederland kansen voor verdere versterking van steun? Op welke manier ondersteunt Nederland de hervormingen? Ziet de Minister mogelijkheden tot uitbreiding of versterking? Welke resultaten zijn er tot nu toe geboekt?
De aan het woord zijnde leden lezen dat ook het EU-rechtsstaatinstrumentarium in de context van uitbreiding op de agenda van de informele Raad Algemene Zaken staat. Deze leden lezen dat waarborging en bescherming van de rechtsstaat en grondrechten fundamenteel is voor een sterke en legitieme EU. Zij onderschrijven dit volledig. Voldoet het EU-rechtstaatinstrumentarium aan de behoeften van kandidaat-lidstaten? Op welke manier kan het CERV-programma gebruikt worden voor kandidaat-lidstaten?
De voornoemde leden lezen dat tijdens de voorbereiding van de Europese Raad van 21 en 22 maart jongstleden, Nederland verklaarde dat zij Oekraïne zal blijven ondersteunen zo lang nodig is. Zo was Nederland een van de vele lidstaten die een uitgebreid veertiende sanctiepakket steunde, waaronder sectorale maatregelen en maatregelen tegen omzeiling van sancties vielen. Wat voor maatregelen tegen omzeiling van sancties betreft het veertiende sanctiepakket? Welke maatregelen liggen er momenteel om de Russische schaduwvloot aan banden te leggen? Kan de Minister aangeven hoe Nederland sanctiepakketten monitort en er toezicht op houdt? Hoe wordt voorkomen dat LNG uit Rusland de EU binnenkomt? Zal dit ook worden betrokken in het veertiende sanctiepakket?
Verder stond het Midden-Oosten op de agenda van de voorbereiding van de Europese Raad van 21 en 22 maart. Hierbij heeft Nederland opgeroepen tot het komen tot nieuwe conclusies over het conflict tussen Israël en Hamas en de situatie in Gaza en de Westelijke Jordaanoever. Welke conclusies kunnen er momenteel getrokken worden met betrekking tot het conflict tussen Israël en Hamas en de situatie in Gaza en de Westelijke Jordaanoever? Ook onderstreepte Nederland het belang van een onmiddellijk humanitair staakt-het-vuren, wat uiteindelijk moet leiden tot een duurzame staking van de gewelddadigheden. Wat is momenteel de status van de onderhandelingen tussen Israël en Hamas? Wordt er op korte termijn een staakt-het-vuren verwacht? De leden van de Volt-fractie lezen ook dat een grootschalig grondoffensief in Rafah voorkomen moet worden. Hoe kijkt de Minister naar de herhaaldelijke luchtaanvallen op Rafah, die meerdere mensen, voornamelijk kinderen, het leven heeft gekost? Wanneer spreekt de Minister van een grootschalig grondoffensief? Wat is de eerste reactie van de Minister over het rapport van Colonna over UNRWA?
II Reactie van de Minister van Buitenlandse Zaken
Euractiv, 14 april 2017, «Recent EU enlargement led to brain drain in new members» (https://www.euractiv.com/section/enlargement/news/recent-eu-enlargement-led-to-brain-drain-in-new-members/)↩︎